Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 mei 2020, nr. WJZ/17860769, houdende regels voor subsidieverstrekking over een periode van tien jaren voor iconische rijksmonumenten (Subsidieregeling tienjarige ondersteuning iconische rijksmonumenten)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 7.1 en 7.3, tweede lid, juncto 7.7, tweede lid, en 7.5, eerste lid, van de Erfgoedwet, de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

eigenaar:

eigenaar als bedoeld in artikel 3;

instandhoudingskosten:

kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen en andere kosten die in de Leidraad als subsidiabel zijn aangemerkt, met inbegrip van de werkzaamheden, bedoeld in hoofdstuk 1.3, paragraaf 92, van de Leidraad ten aanzien van een groen monument als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten die in de Leidraad als onderhoud prioriteit 2 of restauratie zijn aangemerkt;

Kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

kosten voor toegankelijkheidsverbetering:

kosten als bedoeld in artikel 4, derde lid;

Leidraad:

Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten, opgenomen als bijlage bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

verduurzamingsadvies:

verduurzamingsadvies dat voldoet aan de eisen die daaraan in bijlage 1 bij deze regeling zijn gesteld;

rijksmonument:

rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;

verduurzamingskosten:

kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen en andere kosten van maatregelen die op grond van bijlage 2 bij deze regeling als subsidiabel zijn aangemerkt;

werkzaamheden:

werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen waarvoor op grond van deze regeling subsidie kan worden verleend.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling. Onderdeel d van de begripsomschrijving van financieel verslag, bedoeld in artikel 1.1 van de Kaderregeling, de artikelen 3.1 en 3.3 tot en met 3.5, 4.3, tweede lid, alsmede hoofdstuk 7 van de Kaderregeling zijn niet van toepassing.

Artikel 3. Subsidieplafonds

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de kalenderjaren 2020 tot en met 2029 voor de genoemde eigenaren ten behoeve van de genoemde rijksmonumenten ten hoogste het genoemde bedrag beschikbaar.

Eigenaar (m.i.v. erfpachters)

Rijksmonument(en)

Beschikbaar bedrag

Stichting tot instandhouding van de Diergaarde van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra

Artis, Amsterdam

€ 4 miljoen

Stichting Koninklijke Rotterdamse Diergaarde

Diergaarde Blijdorp, Rotterdam

€ 4 miljoen

Bisschoppelijk Centrum Rolduc

Abdijcomplex Rolduc, Kerkrade

€ 7 miljoen

Rooms Katholieke Parochie Heilige Johannes evangelist

Kathedrale Basiliek Sint Jan Evangelist, ’s-Hertogenbosch

€ 5 miljoen

Stichting Onroerend Cultureel Erfgoed Portugees-Israëlietische Gemeente

Portugese Synagoge, Amsterdam, begraafplaats Beth Haim, Ouderkerk aan de Amstel

€ 2 miljoen

Stichting Kasteel Amerongen

Kasteel Amerongen, Amerongen

€ 2 miljoen

F.W.F.L. Graf zu Ortenburg

Kasteel Middachten, De Steeg

€ 2 miljoen

Gemeente Rotterdam

Museum Boymans Van Beuningen, Rotterdam

€ 7,5 miljoen

Vereniging Hendrick de Keyser

Museumhuizen van Vereniging Hendrick de Keyser

€ 0,5 miljoen

Stichting Oude Groninger Kerken

Kerken van Stichting Oude Groninger Kerken

€ 0,5 miljoen

Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland

Waterloopbos, Marknesse

€ 0,5 miljoen

Staatsbosbeheer

Buitenplaats Elswout, Overveen

€ 0,5 miljoen

Artikel 4. Te subsidiëren activiteiten en subsidiabele kosten

  • 1. De minister kan aan een eigenaar subsidie verstrekken ten behoeve van:

    • a. de instandhouding, met inbegrip van verduurzaming, van het rijksmonument; of

    • b. de verbetering van de toegankelijkheid van het rijksmonument.

  • 2. Subsidiabel zijn:

    • a. instandhoudingskosten;

    • b. verduurzamingskosten en, indien een aanvraag geheel of mede op verduurzamingskosten betrekking heeft, de kosten van een verduurzamingsadvies; en

    • c. kosten voor toegankelijkheidsverbetering.

  • 3. Onder kosten voor toegankelijkheidsverbetering worden verstaan:

    • a. de kosten van werkzaamheden die ertoe leiden dat een rijksmonument wordt voorzien van een toegankelijke entree en toegankelijke toiletten voor mensen met een visuele of motorische beperking;

    • b. de kosten van werkzaamheden die ertoe leiden dat de goederen of diensten die in het rijksmonument worden aangeboden, toegankelijk zijn voor mensen met een visuele of motorische beperking; en

    • c. de kosten van werkzaamheden ten behoeve van een vergroting van de publiekstoegankelijkheid van het rijksmonument, daaronder mede begrepen kosten van materiële voorzieningen voor het ter plaatse informeren van bezoekers over het rijksmonument of voor het digitaal ontsluiten van het rijksmonument.

  • 4. Op kosten voor toegankelijkheidsverbetering zijn hoofdstuk 1.3, paragrafen 1, 5 en 10, en hoofdstuk 2 van de Leidraad van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De instandhoudingskosten, verduurzamingskosten en kosten van toegankelijkheidsverbetering zijn enkel subsidiabel voor zover zij naar het oordeel van de minister redelijk zijn en voor zover de desbetreffende werkzaamheden naar het oordeel van de minister geen nadelige gevolgen hebben voor het rijksmonument of zijn monumentale waarden.

  • 6. Kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag zijn niet subsidiabel. Hoofdstuk 1.1, onderdeel f, van de Leidraad is niet van toepassing. In afwijking van de eerste volzin en de artikelen 3.2, tweede lid, en 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling zijn wel subsidiabel de kosten die betrekking hebben op de voorbereiding van de aanvraag, bestaande uit aanbestedingskosten, leges, en kosten van inspectie, onderzoek, planvorming of rapporten.

Artikel 5. Hoogte subsidiebedrag

Het subsidiepercentage bedraagt ten hoogste 70% van de subsidiabele kosten.

Artikel 6. Jaarlijkse subsidieaanvraag

  • 1. Eigenaren kunnen jaarlijks ten hoogste eenmaal subsidie aanvragen, behoudens indien een aanvraag betrekking heeft op meerwerk of meerkosten die verband houden met werkzaamheden waarvoor de eigenaar eerder op grond van deze regeling subsidie is verstrekt.

  • 2. In 2020 kan een eigenaar vanaf 1 augustus van dat jaar subsidie aanvragen. Een aanvraag die eerder wordt ingediend, wordt afgewezen.

  • 3. In 2029 kan een eigenaar uiterlijk tot 1 augustus van dat jaar subsidie aanvragen. Een aanvraag die later wordt ingediend, wordt afgewezen.

  • 4. Ten behoeve van het doen van een subsidieaanvraag wordt een online portaal ingericht, dat is te bereiken via www.cultureelerfgoed.nl. Een aanvraag wordt elektronisch ingediend bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed met gebruikmaking van het online aanvraagformulier dat op het portaal beschikbaar is gesteld.

Artikel 7. Eisen subsidieaanvraag

  • 1. Indien in een aanvraag aanspraak wordt gemaakt op subsidie voor instandhoudingskosten gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a. een plan met betrekking tot de voorgenomen werkzaamheden, dat bestaat uit:

      • 1°. een beschrijving van de technische of fysieke staat van het rijksmonument;

      • 2°. tekeningen van de bestaande toestand van het rijksmonument en tekeningen waarop de voorgenomen werkzaamheden staan aangegeven;

      • 3°. overzichts- en detailfoto’s die een duidelijke indruk geven van het rijksmonument en zijn gebreken;

      • 4°. een op de onder 1° bedoelde omschrijving gebaseerd bestek of een op die beschrijving gebaseerde werkomschrijving;

      • 5°. een gespecificeerde begroting; en

      • 6°. in voorkomende gevallen rapporten inzake bouwfysische, bouwhistorische, constructieve, cultuurhistorische, decoratieve, materiaaltechnische, preventieve of tuinhistorische aspecten;

    • b. een actueel inspectierapport over de technische of fysieke staat van het rijksmonument;

    • c. een financieel dekkingsplan waarin naar het oordeel van de minister voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de financiering van het gedeelte van de instandhoudingkosten dat niet door subsidie wordt gedekt voldoende is gewaarborgd; en

    • d. een afschrift van de voor de voorgenomen werkzaamheden verleende omgevingsvergunning of een verklaring van het bevoegd gezag dat voor de werkzaamheden op grond van artikel 3a van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist.

  • 2. Indien in een aanvraag aanspraak wordt gemaakt op subsidie voor verduurzamingskosten gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a. een verduurzamingsadvies als bedoeld in bijlage 1;

    • b. een plan met betrekking tot de verduurzamingswerkzaamheden die worden verricht, dat voldoet aan de aan de verschillende werkzaamheden verbonden indieningsvereisten als bedoeld in bijlage 2 en dat bestaat uit;

      • 1°. een omschrijving van de voorgenomen werkzaamheden;

      • 2°. tekeningen waarop de voorgenomen werkzaamheden staan aangegeven;

      • 3°. een op de onder 1° bedoelde omschrijving gebaseerd bestek of een op die beschrijving gebaseerde werkomschrijving;

      • 4°. een gespecificeerde begroting; en

      • 5°. in voorkomende gevallen ondersteunende rapporten;

    • c. een financieel dekkingsplan waarin naar het oordeel van de minister voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de financiering van het gedeelte van de verduurzamingskosten dat niet door subsidie wordt gedekt voldoende is gewaarborgd; en

    • d. een afschrift van de voor de voorgenomen werkzaamheden verleende omgevingsvergunning of een verklaring van het bevoegd gezag dat voor de werkzaamheden op grond van artikel 3a van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist.

  • 3. Indien in een aanvraag aanspraak wordt gemaakt op subsidie voor kosten voor toegankelijkheidsverbetering gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a. een plan met betrekking tot de werkzaamheden die worden verricht in het kader van de verbetering van de publiekstoegankelijkheid of de toegankelijkheid voor mensen met een visuele of motorische beperking van het rijksmonument, ten minste bestaande uit:

      • 1°. een omschrijving van de voorgenomen werkzaamheden en het daarmee te bereiken doel; en

      • 2°. voor zover het fysieke werkzaamheden aan het rijksmonument betreft, tekeningen waarop de voorgenomen werkzaamheden staan aangegeven en, indien de werkzaamheden betrekking hebben op de verbetering van de toegankelijkheid van het rijksmonument voor mensen met een visuele of motorische beperking, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel a of b, waarop staat aangegeven hoe aan de daar genoemde vereisten wordt voldaan, met inbegrip van de route vanaf de entree;

      • 3°. een op de onder 1° bedoelde omschrijving gebaseerd bestek of een op die beschrijving gebaseerde werkomschrijving;

      • 4°. een gespecificeerde begroting; en

      • 5°. in voorkomende gevallen rapporten inzake bouwhistorische, constructieve, cultuurhistorische, tuinhistorische of toegankelijkheidsaspecten;

    • b. een financieel dekkingsplan waarin naar het oordeel van de minister voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de financiering van het gedeelte van de kosten voor toegankelijkheidsverbetering dat niet door subsidie wordt gedekt voldoende is gewaarborgd; en

    • c. een afschrift van de voor de voorgenomen werkzaamheden verleende omgevingsvergunning of een verklaring van het bevoegd gezag dat voor de werkzaamheden op grond van artikel 3a van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist.

  • 4. De minister kan een model vaststellen voor het financieel dekkingsplan en de begroting.

  • 5. Indien een eigenaar op basis van deze regeling een tweede of een daaropvolgende subsidieaanvraag doet, hoeft hij zijn aanvraag niet vergezeld te doen gaan van de stukken, genoemd in het eerste, tweede en derde lid, die de eigenaar bij een eerdere aanvraag op grond van deze regeling reeds aan de minister gezonden heeft en die inhoudelijk niet zijn gewijzigd.

Artikel 8. Weigeringsgronden

Subsidieverstrekking wordt geweigerd:

  • a. voor zover voor de subsidiabele kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd reeds uit anderen hoofde subsidie is verstrekt en subsidieverstrekking ten gevolge zou hebben dat de eigenaar in totaal meer dan 100% subsidie ontvangt voor de subsidiabele kosten; en

  • b. voor zover bij schade de subsidiabele kosten op grond van een verzekering worden gedekt of op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek kunnen worden gebracht dan wel anderszins niet ten laste van de aanvrager komen.

Artikel 9. Subsidieverplichtingen

  • 1. Voor zover voor de werkzaamheden een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, vangen de werkzaamheden niet aan zonder of in afwijking van de omgevingsvergunning.

  • 2. Voor zover de werkzaamheden aan het rijksmonument leiden tot een exploitatiewinst die een redelijke winst ontstijgt, wendt de eigenaar die uitsluitend aan ten behoeve van de instandhouding van het rijksmonument.

  • 3. Onverminderd het eerste lid kan de minister een eigenaar bij de subsidieverlening verplichten om:

    • a. mee te werken aan een onderzoek naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het rijksmonument;

    • b. mee te werken aan een onderzoek naar het energieverbruik van het rijksmonument, de bezoekersaantallen en de inzet van vrijwilligers om het rijksmonument toegankelijk te maken;

    • c. de minister tussentijds te berichten over de voortgang van de werkzaamheden;

    • d. werkzaamheden uit te voeren volgens in de beroepsgroep geldende normen;

    • e. het rijksmonument te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het rijksmonument;

    • f. advies te vragen aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed alvorens met de voorgenomen werkzaamheden wordt gestart, voor zover de monumentale waarde van het rijksmonument of de werkzaamheden daartoe aanleiding vormen;

    • g. de werkzaamheden onder nader door de minister te stellen voorwaarden te doen begeleiden, indien voor de uitvoering van de werkzaamheden specifieke kennis is vereist;

    • h. voor de duur van de werkzaamheden een construction allrisks-verzekering af te sluiten; of

    • i. vanaf de aanvang van de werkzaamheden op eigen kosten het rijksmonument te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade en na afloop van de werkzaamheden daartegen verzekerd te houden.

Artikel 10. Verlening subsidie en bevoorschotting

  • 1. In afwijking van artikel 4.1, eerste lid, van de Kaderregeling besluit de minister binnen 22 weken na ontvangst ervan op een aanvraag als bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 2. In aanvulling op artikel 4.2 van de Kaderregeling neemt de minister bij het besluit tot subsidieverlening een datum op, waarop de werkzaamheden uiterlijk worden afgerond.

  • 3. De minister verleent voorschotten waarvan de hoogte en de termijnen in het besluit tot subsidieverlening worden vermeld. De minister kan aan het verlenen van voorschotten de voorwaarde verbinden dat offertes of facturen worden overgelegd.

Artikel 11. Verantwoording bij subsidies tot € 25.000,-

Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, toont de eigenaar op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij het besluit tot subsidieverlening wordt aangegeven op welke wijze dit wordt aangetoond.

Artikel 12. Verantwoording bij subsidies van € 25.000,- tot € 125.000,-

  • 1. Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, doch minder dan € 125.000, toont de eigenaar aan de hand van een prestatieverklaring aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. Voor zover uit de prestatieverklaring volgt dat niet alle activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn uitgevoerd of dat de eigenaar zich niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen heeft gehouden, bevat de prestatieverklaring de redenen hiervoor.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid, toont de eigenaar op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij het besluit tot subsidieverlening wordt aangegeven op welke wijze dit wordt aangetoond.

Artikel 13. Verantwoording bij subsidies vanaf € 125.000,-

  • 1. Indien de subsidie meer dan € 125.000,- bedraagt, legt de eigenaar rekening en verantwoording af aan de hand van een prestatieverklaring en een financieel verslag over de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

  • 2. Voor zover uit de prestatieverklaring volgt dat niet alle activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn uitgevoerd of de eigenaar zich niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen heeft gehouden, bevat de prestatieverklaring de redenen hiervoor.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, toont de eigenaar op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij het besluit tot subsidieverlening wordt aangegeven op welke wijze dit wordt aangetoond.

  • 4. Indien de subsidie € 300.000 of meer bedraagt, doet de eigenaar het financieel verslag vergezeld gaan van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 5. In de verklaring, bedoeld in het vierde lid, verklaart de accountant dat de bedragen in het financieel verslag juist zijn en doet hij tevens een uitspraak over de naleving door de eigenaar van de in het accountantsprotocol genoemde voorschriften.

  • 6. De eigenaar bedingt bij de accountant dat deze zijn onderzoek inricht volgens een door de minister vast te stellen accountantsprotocol.

  • 7. De minister kan de eigenaar verplichten de desbetreffende originele rekeningen en betalingsbewijzen te overleggen.

Artikel 14. Grondslag vaststellen modellen

De minister kan een model vaststellen voor de prestatieverklaring en voor het financieel verslag.

Artikel 15. Vaststelling subsidie

  • 1. De eigenaar dient binnen 22 weken na de datum, bedoeld in artikel 10, tweede lid, een aanvraag tot vaststelling in, met gebruikmaking van het formulier dat daartoe door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.

  • 3. Indien de verleende subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing. In dat geval wordt de verleende subsidie ambtshalve vastgesteld binnen 22 weken na de datum, bedoeld in artikel 10, tweede lid.

Artikel 16. Wijziging bij inwerkingtreding Omgevingswet

De Subsidieregeling tienjarige ondersteuning iconische rijksmonumenten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 komt de begripsbepaling van ‘bevoegd gezag’ te luiden:

bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder b, van de Omgevingswet of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;.

B

In artikel 9, eerste lid, wordt ‘artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht’ vervangen door ‘artikel 5.1, eerste lid, onder b, van de Omgevingswet’.

Artikel 17. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2030.

Artikel 18. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling tienjarige ondersteuning iconische rijksmonumenten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

BIJLAGE 1. EISEN VERDUURZAMINGSADVIES

Deze bijlage behoort bij artikel 7, tweede lid, van de Subsidieregeling tienjarige ondersteuning iconische rijksmonumenten.

Het verduurzamingsadvies bevat een integrale visie op alle aspecten van verduurzaming van het gebouwde rijksmonument, zoals isolatie, energiebesparing en duurzame energieopwekking, zonder nadelige gevolgen voor het monument (bouwfysisch) of zijn monumentale waarden.

Stappenplan

Voor het opstellen van het verduurzamingsadvies wordt het volgende stappenplan doorlopen:

  • 1. Opnemen van het rijksmonument en zijn monumentale waarden, waarbij de gegevens (o.a. de nulmetingen) worden vastgelegd in een rapportage.

  • 2. Formuleren van de randvoorwaarden en de beoogde doelen.

  • 3. Onderzoek naar en selectie van mogelijke verduurzamingsmaatregelen in de volgende stappen:

    • i. Samenstellen van een volledige lijst van mogelijke maatregelen, met als basis de maatregelentabel, opgenomen in bijlage 1 bij de Subsidieregeling tienjarige ondersteuning iconische rijksmonumenten.

    • ii. Vaststellen welke maatregelen niet haalbaar zijn met het oog op het behoud van de monumentale waarden (op zowel de korte als de lange termijn), op de kosten en op de terugverdientijd.

    • iii. Verder onderzoek naar de geselecteerde maatregelen die wel technisch en bouwfysisch haalbaar zijn met behoud van de monumentale waarden.

    • iv. Samenstellen van pakket(ten) haalbare maatregelen in samenhang met elkaar met de geraamde kosten.

    • v. Afweging ten aanzien van de eerdere geformuleerde randvoorwaarden en beoogde doelen.

    • vi. Advies van de uit te voeren maatregelen.

Nulmetingen

De volgende nulmetingen worden verricht:

Monumentale waarden

Een door een bouw- of architectuurhistoricus opgesteld rapport over de aanwezige monumentale waarden (cultuurhistorische waardering/QuickScan monumentale waarden op basis van een bouwhistorisch rapport.

Technische en bouwfysische conditie

  • Vastleggen van de bestaande situatie in tekeningen (gebruikmaking van te controleren bestaande tekeningen volstaat), foto’s en een beschrijving.

  • Vastleggen van de veranderingsgeschiedenis van het monument en zijn bouwkundige en installatietechnische onderdelen.

  • Vaststelling van aanwezige instandhoudingsachterstand, gebreken, onderhoudspunten, mede om mogelijkheden voor combinatie van onderhouds- en verduurzamingsmaatregelen te bepalen (zogenaamde. 'natuurlijke momenten’) aan de hand van inspectierapporten.

  • Vaststellen bouwtechnische en bouwfysische conditie (constructiewijze).

  • Vaststelling van Sterktes, Zwaktes, Kansen en Bedreigingen (SWOT-analyse) van mogelijk riskant vochtgedrag: een thermografische opname van de gebouwschil (indien de condities dit toelaten) - begane grond vloer, buitenwanden, kap en kapruimte, vensters en deuren, exfiltratiepunten (gedaan bij daarvoor geldende klimaatcondities) van exterieur, interieur en suspecte bouwdelen en constructiedelen. Deskundige beeldinterpretatie is hierbij de belangrijkste kwaliteitsfactor.

  • Vaststellen welke verduurzamingsmaatregelen al zijn doorgevoerd en de effectiviteit daarvan.

  • Vaststellen van het huidige vermogen van de installaties.

  • Vaststellen van de leeftijd van de installaties.

  • Vaststellen van de huidige energieprestatie.

Gebruik

  • Bepaling huidig energieverbruik (gas, elektra, anderszins).

  • In overleg met gebruiker: vaststellen aantal gebruikers, gebruikstijden, stookgedrag, stook-tijden/-periodes.

  • Functionele indeling en gebruiksintensiteit.

Omgevingsfactoren

  • Opname van omgevingsfactoren in het kader van verduurzaming (zoals de aanwezigheid van opties voor de aanleg van duurzame opwekkingssystemen (PV, wind, hydro).

  • opname van structurele invloeden vanuit de omgeving op de energieprestatie van het gebouw (zoals eenzijdige waterbelasting bij een op een helling gelegen monument, of de ligging vlak bij zee).

  • Overlast voor de omgeving door te treffen maatregelen.

Vaststelling installatieleeftijd

  • Vaststellen van de leeftijd van de installaties aan de hand van bestaande onderhouds-, herbestemmings- en restauratieplannen.

  • Eventueel (gewenste) wijzigingen in het programma.

Verduurzamingsadvies

Het verduurzamingsadvies volgt de indeling die hieronder is opgenomen, en bevat tenminste de daar genoemde inhoud. Voor het uitwerken van het advies kan worden aangesloten bij de tegen betaling beschikbare (Engelstalige) Europese norm NEN-EN 16883 ‘Behoud van cultureel erfgoed – Richtlijnen voor verbetering van de energieprestatie van historische gebouwen’. Het volgen van de richtlijn is geen verplichting.

Opbouw verduurzamingsadvies

Het verduurzamingsadvies heeft de volgende opbouw en inhoud:

Inleiding

  • Achtergrond monument, functie, opdracht, taakstelling opdracht, reikwijdte advies.

Monumentale waarden

  • Korte bouw- en gebruiksgeschiedenis monument, toegespitst op technologische aspecten gebouwschil en installatiegeschiedenis,

  • Cultuurhistorische waardering/Quickscan monumentale waarden op basis van een bouwhistorisch rapport,

  • Historische context.

Technische en bouwfysische conditie monument

  • Bouwkundige en installatietechnische eigenschappen (gebouwschil, installaties, omgevingsfactoren, opties voor duurzame energieopwekking).

  • Beschrijving huidige energetische situatie, zowel bouwkundig als installatietechnisch.

  • Aangeven van bestaande Rc en U-waarden van de bouwkundige schil per element.

  • Bepaling van de energieverlieskarakteristieken van het monument (verliespercentages per gebouwschildeel). Cijfermatige onderbouwing (gebouwvolumes, weerstandswaarden gebouwschildelen, oppervlakken gebouwschildelen, verhouding tussen bruto- en netto vloeroppervlak, rol van de bouwwijze van het monument daarin (geringe of grote warmtecapaciteit of thermische traagheid, in verband met dag-nacht ritme en warmtebuffering).

  • Indien de condities ten tijde van het onderzoek het toelaten een thermografische analyse van alle gebouwschildelen en daarvoor in aanmerking komende installatiedelen.

Gebruik monument

  • Weergave huidig energiegebruik.

  • Eventuele plannen voor her- of doorbestemming van het monument met de consequenties (kansen, risico's) voor de monumentale waarden en de verduurzamingsopties.

Maatwerkadvies

  • Bespreking van de mogelijke energiebesparende maatregelen bij dit monument en een inhoudelijke onderbouwing van de uiteindelijke keuze van maatregelen in het advies, met inbegrip van de redenen waarom maatregelen wel, minder of niet kansrijk zijn in dit geval.

  • Systematische behandeling van mogelijkheden voor gebouwschilverbetering bij dit monument met de huidige functie/de functie na herbestemming (vloeren, buitenwanden, kapzone, vensters, deuren, anderszins).

  • Expliciteren randvoorwaarden voor technische verduurzaming van monumenten in het algemeen en dit monument in het bijzonder (risicofactoren van bouwschilverbetering, installatieverbetering, duurzame opwekking).

  • Aangeven van de consequenties van een maatregel voor overige maatregelen (samenhang) en voor het monument.

  • Aangeven potentiële Rc en U-waarden van de bouwkundige schil per element.

  • Expliciteren van kansen voor ‘Quick Wins’ (bouwkundig en gebruik).

  • Eventuele belemmeringen met betrekking tot verduurzaming.

  • Eventuele aandachtspunten bij de uitvoering aangegeven, indien relevant ondersteund met voorbeelden en/of details.

  • Systematische behandeling van verbetering van systemen voor verwarming, koeling, ventilatie, inclusief CO2-neutrale opties daarvoor (gasloos).

  • Behandeling van verbeteringen op het gebied van elektriciteitsgebruik.

  • Behandeling van in dit geval realistische mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en energieopslag, inclusief inzetopties voor hernieuwbare brandstof of biobrandstoffen.

Pakketten met maatregelen en prognoses

  • Systematische en cijfermatige behandeling van de afzonderlijke voorgestelde verduurzamingsmaatregelen (besparing in %, investeringskosten, terugverdientijden, levens-duurfactoren).

  • Samenvattend advies met de voorgestelde maatregelen en effecten (besparingen, kosten, terugverdientijden).

  • Prognose toekomstig energiegebruik en bepaling referentiewaarden (in het kader van de per maatregel te geven indicaties voor terugverdientijden).

BIJLAGE 2. LIJST VERDUURZAMINGSMAATREGELEN

Deze bijlage behoort bij artikel 1 van de Subsidieregeling tienjarige ondersteuning iconische rijksmonumenten.

  • Maatregelen die leiden tot een verbetering van de duurzaamheid van het rijksmonument zijn op grond van deze subsidieregeling subsidiabel.

  • De te nemen maatregelen dienen onderbouwd te worden door een verduurzamingsadvies. Een verduurzamingsadvies dient te voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

  • Als de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed op basis van de aanvraag of eventueel nader onderzoek tot de conclusie komt dat de voorgestelde verduurzamingsmaatregel zou leiden tot onacceptabele schade aan de monumentale waarde van het monument, dan zijn de kosten voor uitvoering van deze maatregel niet subsidiabel. Voor de beoordeling hiervan hanteert de Rijksdienst de uitgangspunten die zij ook toepast bij het geven van een advies aan een gemeente bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

  • De kosten van de te nemen maatregelen zijn enkel subsidiabel voor zover ze naar het oordeel van de minister redelijk en doelmatig zijn. Hoofdstuk 1.3, paragrafen 1, 5 en 10, en hoofdstuk 2 van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten, opgenomen als bijlage bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • Inkoop van duurzame energie via het openbare elektriciteitsnet is niet subsidiabel.

  • De te treffen maatregelen dienen te worden uitgevoerd door een aannemer of installateur. Een keurmerk is niet noodzakelijk. Maatregelen die in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd, zijn niet subsidiabel.

Maatregelenlijst

In onderstaande lijst zijn de meest gangbare energiebesparende maatregelen opgenomen.

Basismaatregelen

Kierdichting

Raamluiken

Schoorsteenballonen of schoorsteenkleppen

Isolatie van leidingen en appendages

Radiatorfolie

Inregelen van verwarmingsinstallatie

Verwarmingsregeling

Verlichtingsregeling

 

Isolerende maatregelen

Vensterisolatie

Dak- of kapisolatie

Gevelisolatie

Vloerisolatie/bodemisolatie

 

Energievoorziening

HRe- of Hybride ketel

Biomassa gestookte installatie

Warmtepomp

Warmtekrachtkoppeling

Warmte-koudeopslag

Zonnepanelen en overige systemen op basis van zonne-energie

Aansluiting op warmtenet

 

Distributie, afgifte en terugwinning

Lagetemperatuurverwarming (LTV)

WTW

Vraaggestuurde mechanische ventilatie

Waterbesparende maatregelen

1. Kierdichting

Beschrijving:

In monumentale panden zijn kieren en naden vaak een belangrijke oorzaak van warmteverlies.

Naast kierdichting bij deuren en ramen is het nuttig om te kijken of kieren en naden op andere plekken zoals naast kozijnen, bij brievenbussen, in kapconstructies en in vloeren gedicht kunnen worden.

Indieningsvereiste: Op (detail)tekening aangeven hoe de kierdichting wordt gerealiseerd.

Aandachtspunten: Bij kierdichting moet erop gelet worden dat het monument nog wel voldoende kan ventileren ten behoeve van de luchtkwaliteit.

2. Raamluiken

Beschrijving: Raamluiken zijn van oudsher een efficiënte vorm voor vensterisolatie. Luiken verminderen niet alleen het warmteverlies door geleiding, maar ook door convectie en straling. In de zomer houden ze warmte buiten.

Indieningsvereiste: Op tekening aangeven welke raamluiken worden hersteld of teruggebracht.

Aandachtspunten: Punten worden alleen toegekend voor het herstellen of terugbrengen van raamluiken aan of in monumenten die van oudsher al luiken hadden en op plaatsen waar zij vroeger ook zaten of nog steeds aanwezig zijn. Bij raamluiken aan de binnenzijde neemt de kans op condensatie op het glas toe.

3. Schoorsteenballonen of schoorsteenkleppen

Beschrijving: Open schoorsteenkanalen maken veel uit in het energieverbruik van gebouwen. Niet-gebruikte schoorstenen kunnen worden afgesloten met een schoorsteenballon. Voor schoorstenen die nog gebruikt worden zijn schoorsteenkleppen of haardplaten een goede oplossing.

Indieningsvereiste: Op tekening aangeven welke schoorstenen worden afgesloten en op welke wijze.

Aandachtspunten: Sluit historische schoorsteenkanalen nooit volledig af met een 'perfect' passende schoorsteenklep of -ballon. Dit hindert namelijk de noodzakelijke ventilatie van schoorstenen. Om dezelfde reden is het nuttig schoorstenen in de zomer open te laten. Dan voeren zij vochtige binnenlucht af, waardoor ook minder stroom nodig is voor ventilatie met mechanische systemen.

4. Isolatie van leidingen en appendages

Beschrijving: Isolatie rond cv-leidingen in onverwarmde ruimten gaat tegen dat het water teveel afkoelt vóór het de radiatoren bereikt.

Indieningsvereiste:

Aandachtspunten: –

5. Radiatorfolie

Beschrijving: Radiatorfolie reflecteert de stralingswarmte van de achterkant van de radiator grotendeels terug richting de radiator of zorgt ervoor dat de achterkant van de radiator minder stralingswarmte uitzendt.

Indieningsvereiste: Op tekening aangeven welke radiatoren worden voorzien van folie.

Aandachtspunten: –

6. Inregelen van verwarmingsinstallatie

Beschrijving: Toepassen van een weersafhankelijke regeling, waardoor de stooktemperatuur wordt aangepast aan de buitentemperatuur. Daarnaast waterzijdig inregelen.

Indieningsvereiste: Omschrijving van de werkzaamheden die worden uitgevoerd.

Aandachtspunten: –

7. Verwarmingsregeling

Beschrijving: Bewerkstelligen dat alleen ruimten verwarmd worden waar dat nodig is, door bijvoorbeeld het toepassen van zoneregeling, thermostatische radiatorkranen en/of op afstand bedienbare thermostaten.

Indieningsvereiste: Beschrijving van het systeem dat wordt toegepast (zo mogelijk met vermelding van merk en type) en op tekening aangeven hoe de verwarmingsregeling wordt gerealiseerd.

Aandachtspunten: –

8. Verlichtingsregeling

Beschrijving: Bewerkstelligen dat alleen ruimten verlicht worden waar dat nodig is, door bijvoorbeeld het toepassen van bewegingsmelders en centrale aan- en uitschakelaars.

Indieningsvereiste: Op tekening aangeven hoe de verlichtingsregeling wordt gerealiseerd.

Aandachtspunten: –

9. Vensterisolatie

Beschrijving: Isolatie door glasfolie, achterzetbeglazing of vervanging door monumentenglas of dubbelglas.

Aandachtspunten: Vensterisolatie door middel van glasfolie of achterzetbeglazing heeft de voorkeur, boven het vervangen van bestaand glas door monumentenglas of dubbelglas. Ook met glasfolie kan de gevraagde prestatie (maximale U-waarde van 3,1 W/m²K) worden behaald.

10. Dak- of kapisolatie

Beschrijving: Isolatie van een hellend dak, vlak dak of de zoldervloer daaronder indien de zolder een onverwarmde ruimte is.

Indieningsvereiste: Op tekening aangeven welke daken, kappen of zoldervloeren worden geïsoleerd en met welk materiaal.

Aandachtspunten: –

11. Gevelisolatie

Beschrijving: Isolatie van een massieve muur of spouwmuur

Indieningsvereiste: Op tekening aangeven welke gevels worden geïsoleerd en met welk materiaal. Ook detailtekening van de aansluiting op venster, vloeren, binnenmuren, etc.

Aandachtspunten: Isolatie met een bij de situatie passend materiaal en opbouw.

12. Vloerisolatie/bodemisolatie

Beschrijving: Het aanbrengen van hoogwaardig isolatiemateriaal op de bodem van de kruipruimte op onder, tussen of op de begane grondvloer.

Indieningsvereiste: Op tekening aangeven waar de bodem en/of welke vloeren worden geïsoleerd en met welk materiaal.

Aandachtspunten: Bij bodemisolatie is over het algemeen sprake van een al dan niet geventileerde luchtlaag tussen de isolatie en de begane grondvloer. Hierdoor gaat een deel van de isolatiewaarde verloren, hetgeen tot gevolg heeft dat de isolatielaag beduidend dikker dient te zijn dan bijvoorbeeld isolatie direct onder de vloer. Controleer daarom altijd of van het product een kwaliteitsverklaring beschikbaar is en of in die specifieke toepassing, de vereiste warmteweerstand van 3,5 m2K/W wordt gerealiseerd. De kruipruimte dient ook diep genoeg te zijn om er te mogen/kunnen werken.

13. HRe- of Hybride ketel

Beschrijving: Een HRe-ketel of micro-warmtekrachtkoppeling is een installatie waarbij de productie van warmte en elektriciteit vanuit eenzelfde energiebron gelijktijdig plaats vindt.

Een hybride warmtepomp is een moderne, gasgestookte HR-ketel in combinatie met een warmtepomp.

Indieningsvereiste: Informatie over te installeren vermogen en rendement van de installatie. Ook dient de opstelplaats op tekening te worden aangegeven.

Aandachtspunten: –

14. Biomassa gestookte installatie

Beschrijving: Een biomassaketel die bestemd is voor ruimteverwarming en/of de warmtapwatervoorziening van het monument.

Indieningsvereiste: Informatie over te installeren vermogen en rendement van de installatie. Ook moet inzichtelijk worden gemaakt hoe de biomassa (pellets, houtsnippers), wordt aangevoerd. Bij houtsnippers moet ook de bunker op tekening worden aangegeven in verband met de archeologie. Ook dient de opstelplaats op tekening te worden aangegeven.

Aandachtspunten: –

15. Warmtepomp

Beschrijving: Een warmtepomp die is bestemd als hoofd- of basisruimteverwarming van een monument en/of warm tapwater voor een monument en die niet primair gericht is op actieve koeling, waarbij warmte wordt onttrokken aan de bodem, het grondwater, het oppervlaktewater, de buitenlucht of ventilatieafvoerlucht. De bron bepaalt voor een belangrijk deel het rendement.

Indieningsvereiste: Informatie over te installeren vermogen en rendement van de installatie. Ook dient de opstelplaats op tekening te worden aangegeven.

Aandachtspunten: –

16. Warmtekrachtkoppeling

Beschrijving: Installatie waarbij bij de opwekking van elektriciteit de warmte ook wordt benut voor het verwarmen van gebouwen.

Indieningsvereiste: Informatie over te installeren vermogen en rendement van de installatie. Ook dient de opstelplaats op tekening te worden aangegeven.

Aandachtspunten: Energiebesparing met warmtekrachtkoppeling (WKK) is alleen interessant als zowel de warmte als de elektriciteit wordt gebruikt.

17. Warmte-koudeopslag

Beschrijving: Warmte-koude opslag is een seizoensbuffer waarin warmte en koude in een ondergrondse zandlaag wordt opgeslagen.

Indieningsvereiste: In verband met de archeologie op tekening de locatie van de bronnen aangeven. Ook dient de opstelplaats op tekening te worden aangegeven.

Aandachtspunten: –

18. Zonnepanelen en overige systemen op basis van zonne-energie

Beschrijving:

  • Zon-PV-systeem, bestaande uit één of meerdere zonnepanelen met fotovoltaïsche zonnecellen en de daarbij behorende spanningsomvormer(s)

  • Zonneboiler, bestaande uit één of meer zonnecollectoren in combinatie met één of meer warmteopslagvaten.

  • PVT-collectoren, collectoren die zowel warmte als stroom opwekken.

Indieningsvereiste: Opgave van het totale te installeren vermogen en op tekening de plaatsing aangeven.

Aandachtspunten: Het systeem mag niet ten koste gaan van de historische materialen en constructies, het karakter van het monument en het aanzicht van het monument en de omgeving.

19. Aansluiting op warmtenet

Beschrijving: Aansluiting op een warmtenet.

Indieningsvereiste: Korte beschrijving van het warmtenet waarop het monument wordt aangesloten (o.a. warmtebron en het aantal panden dat wordt aangesloten).

Aandachtspunten: –

20. Lagetemperatuurverwarming (LTV)

Beschrijving: Verwarmen van radiatoren, vloer- of wandverwarming met water dat een aanvoertemperatuur heeft van maximaal 55 graden Celsius.

Indieningsvereiste: Informatie waaruit blijkt welke ruimten in het monument LTV verwarmd zullen worden.

Aandachtspunten: Voor het mogelijk maken van LTV is het nodig om na-te isoleren en/of de warmteafgifte elementen te vergroten of er meer te plaatsen.

21. WTW

Beschrijving: Warmteterugwinning uit ventilatielucht of uit douchewater.

Indieningsvereiste: Informatie over te installeren capaciteit en rendement van de installatie. Daarnaast plaatsing van de installatie op tekening aangeven.

Aandachtspunten: –

22. Vraaggestuurde mechanische ventilatie

Beschrijving: De mate van ventilatie wordt per ruimte afgestemd op de ventilatiebehoefte, gemeten door CO2-sensoren (en eventueel luchtvochtigheidssensoren).

Indieningsvereiste: Informatie waaruit blijkt in welke ruimten vraaggestuurde ventilatie wordt toegepast en het aantal zones hierin.

Aandachtspunten:

23. Waterbesparende maatregelen

Beschrijving: Voorbeelden van waterbesparende maatregelen zijn het toepassen van waterbesparende kranen en sanitair, druk- en debietbegrenzers, (her)gebruik van drinkwater, hemelwater of grijs water.

Indieningsvereiste: Overzicht van maatregelen en onderbouwing hoe deze maatregelen leiden tot het realiseren van 20% waterbesparing op het totaalverbruik.

Aandachtspunten:

24. Alternatieve innovatieve maatregelen

Beschrijving: Mogelijk kan de energieprestatie van het rijksmonument ook worden verbeterd met andere maatregelen dan hiervoor genoemd.

Indieningsvereiste: De energieprestatieverbetering van de te nemen alternatieve innovatieve maatregelen moet kwantitatief worden aangetoond. De aanvrager voegt bij de aanvraag documenten (waaronder tekeningen) op basis waarvan de minister kan beoordelen wat de bouwfysische gevolgen zijn van de maatregel, wat de gevolgen van de maatregel zijn voor de monumentale waarden van het rijksmonument en welke energiebesparing door de maatregel wordt gerealiseerd.

TOELICHTING

Algemeen

In het regeerakkoord is in totaal € 325 miljoen extra beschikbaar gesteld voor erfgoed en monumenten voor de periode 2018–2021.1 Het kabinet heeft in de brief ‘Erfgoed telt’ aangegeven dat € 95 miljoen van de € 325 miljoen via subsidieregelingen in de restauratie, herbestemming en verduurzaming van grote rijksmonumenten wordt geïnvesteerd.2 Uit het rapport van Ecorys, ‘Samenhangende evaluatie van het financiële stelsel voor monumentenzorg’,3 is immers gebleken dat grote rijksmonumenten ondervertegenwoordigd zijn in het huidige financieringsstelsel voor monumenten. Daarom zijn ter besteding van deze middelen de volgende regelingen opgesteld: de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2018 (€ 30 miljoen) en de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019–2020 (€ 60 miljoen). Met de resterende € 5 miljoen wordt invulling gegeven aan de wens van de Tweede Kamer om extra aandacht te hebben voor de instandhouding van klinkend erfgoed (€ 2,5 miljoen) en Joods erfgoed (€ 2,5 miljoen).

Er zijn ook grote rijksmonumenten die geen eenmalige restauratiebehoefte hebben, maar een structureel grote instandhoudingsbehoefte. Het gaat vaak om moeilijk exploiteerbare monumenten waarvan de eigenaren de financiële draagkracht missen om te investeren in maatschappelijke opgaven zoals verduurzaming en een betere toegankelijkheid van het erfgoed. Met de brief ‘Erfgoed telt’ heeft het kabinet aangekondigd ook voor dit knelpunt een voorziening te willen treffen. Daarvoor is bij Voorjaarsnota 2019 € 35,6 miljoen beschikbaar gesteld.4 De voorliggende regeling biedt 12 eigenaren ten behoeve van grote iconische rijksmonumenten of projecten voor een periode van 10 jaar zekerheid over een voor hen gereserveerd bedrag. De eigenaar kan ten laste van dit individuele plafond subsidie aanvragen voor (naar behoefte) de instandhouding, de verduurzaming of de toegankelijkheidsverbetering van het rijksmonument. De eigenaar kan daarbij zelf bepalen voor welk bedrag hij subsidie aanvraagt en in welk jaar of jaren in de tienjarige periode hij dat doet.

De Raad voor cultuur onderschrijft de hierboven gekozen inzet op de problematiek bij grote monumenten in haar sectoradvies ‘Monumenten en Archeologie’.5

Doelgroep

Gelet op de wens uit het regeerakkoord om aandacht te besteden aan de toonbeelden van onze (inter)nationale geschiedenis, is ervoor gekozen om deze regeling beschikbaar te stellen voor 12 grote, iconische rijksmonumenten of projecten. Het is een gesloten regeling, ter aanvulling op de open Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019–2020. Daarvoor is gekozen omdat er relatief beperkt budget is, omdat er de laatste jaren diverse knelpunten zijn gepresenteerd bij het beheer en gebruik van enkele grote monumenten en omdat op deze wijze gezocht kan worden naar de beste formule om grote monumenten langjarig te ondersteunen in nieuwe opgaven. De 12 rijksmonumenten of projecten zijn geselecteerd op grond van een aantal criteria.

Allereerst moet het gaat om grote monumenten of projecten die concrete ideeën hebben voor het komende decennium, bijvoorbeeld gericht op maatschappelijke opgaven zoals verduurzaming en een betere toegankelijkheid. Daarnaast is de subsidie bedoeld voor organisaties zonder winstoogmerk met een sociaal-culturele functie. Er is daarom voor gekozen om te selecteren op organisaties met een ANBI-status. Uitzondering vormt Middachten, omdat deze bijzondere continuïteit in eeuwenlange particuliere eigendom en bewoning van dit kasteel juist het behouden waard is. Het ontbreekt de eigenaren bovendien aan voldoende financiële draagkracht om te investeren in deze grote maatschappelijke opgaven. Ten slotte is de subsidie bedoeld voor iconische monumenten. Met iconisch wordt het volgende bedoeld: de relatie met de Nederlandse geschiedenis, een (inter)nationale uitstraling, een groot volume of een groot publieksbereik.

Er zijn 12 rijksmonumenten of projecten geselecteerd uit verschillende categorieën monumenten. Het zijn voorbeelden van religieus erfgoed (Rolduc, St. Jan Den Bosch, Portugese Synagoge & Beth Haim), buitenplaatsen (kasteel Amerongen, Middachten en Elswout), van monumenten met een groot publieksbereik (Museum Boymans van Beuningen, Artis en Blijdorp) en van monumenten of projecten met de ambitie om te groeien (Waterloopbos, Museumhuizen van Vereniging Hendrick de Keyser en Kerken van Stichting Oude Groninger Kerken). De rijksmonumenten en projecten zijn ten slotte verspreid door het land.

Subsidiepercentage en subsidiabele kosten

Het subsidiepercentage is maximaal 70% van de subsidiabele kosten. Subsidiabel zijn de kosten voor instandhouding (op basis van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten), de kosten voor verduurzaming (op basis van bijlage 3 bij de regeling) en de kosten om het rijksmonument beter toegankelijk te maken.

Uitvoerbaarheid

Deze regeling is aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voorgelegd voor een uitvoeringstoets. De regeling is als uitvoerbaar beoordeeld.

Regeldruk

Met de uitvoering van deze regeling zijn administratieve lasten gemoeid voor de eigenaren. Onder administratieve lasten wordt verstaan: de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid.

De administratieve lasten voor de eigenaren zijn bepaald voor één jaar. Naar verwachting zal een eigenaar ongeveer drie uur nodig hebben voor het aanvragen van subsidie op grond van deze regeling. Het gaat om startklare projecten, dus het gaat hierbij alleen om het invullen van het aanvraagformulier en het verzamelen of opstellen van de vereiste documenten (indieningsvereisten uit artikel 5 van deze regeling). Uitgaande van het aantal aanvragen van 12 bedragen de totale administratieve lasten in het eerste jaar: 12 x € 45 (uurtarief) x 3 (uur) = € 3.645.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 1 bevat de begripsbepalingen. Met het begrip ‘instandhoudingskosten’ wordt aangesloten bij de kosten die subsidiabel zijn op grond van de Sim. Het begrip duidt specifiek op de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen en andere kosten die als subsidiabel zijn aangemerkt in de bijlage bij de Sim, de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten. Anders dan subsidieverstrekking op grond van de Sim zijn daarbij voor groene monumenten ook de werkzaamheden, bedoeld in hoofdstuk 1.3, paragraaf 92, van de Leidraad, subsidiabel die in de Leidraad als onderhoud prioriteit 2 of restauratie zijn aangemerkt.

Het begrip ‘werkzaamheden’ is algemeen van aard en duidt niet alleen op werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van het rijksmonument, maar ook op andere werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen (gericht op de toegankelijkheidsverbetering of verduurzaming van het rijksmonument) waarvoor op grond van deze regeling subsidie kan worden verleend.

Artikel 2

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) is op deze regeling van toepassing. Dit geldt bijvoorbeeld voor artikel 3.2, tweede lid, waaruit volgt dat een subsidieaanvraag wordt gedaan voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit betekent concreet dat activiteiten die zijn uitgevoerd voorafgaand aan de subsidieaanvraag in beginsel niet subsidiabel zijn (zie voor een uitzondering evenwel artikel 4, zesde lid). Ook hoofdstuk 5 van de Kaderregeling (dat een aantal algemene aan de subsidie verbonden verplichtingen bevat) is van toepassing bij subsidieverstrekking op grond van deze regeling. Niettemin wordt in deze regeling (vanwege het bijzondere karakter van een subsidie voor de ondersteuning van rijksmonumenten) op een aantal punten afgeweken van de Kaderregeling. In artikel 2 is duidelijkheidshalve geëxpliciteerd welke artikelen van de Kaderregeling niet op deze regeling van toepassing zijn. Daarnaast is in een tweetal artikelen (artikel 4, zesde lid, en artikel 10, eerste lid) waarin op specifieke punten van de Kaderregeling wordt afgeweken, afzonderlijk aangegeven dat van een afwijking van de Kaderregeling sprake is.

Artikel 3

Bijzonder aan deze regeling is dat voor elke in artikel 3 genoemde eigenaar voor de genoemde rijksmonumenten een individueel subsidieplafond is opgenomen. Dit plafond blijft gedurende een periode van tien jaar (2020 tot en met 2029) voor de eigenaar gereserveerd. De eigenaar kan gedurende deze periode subsidie aanvragen voor werkzaamheden aan het rijksmonument ten behoeve van instandhouding, verduurzaming of toegankelijkheidsverbetering van het rijksmonument. Het subsidieplafond biedt de eigenaar zekerheid over het bedrag waarvoor hij gedurende deze periode ten hoogste subsidie aan kan vragen.

Artikel 4

Artikel 4 heeft betrekking op de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt en de kosten die daarbij voor subsidie in aanmerking komen. Ten eerste kan subsidie worden verstrekt voor instandhouding van het rijksmonument. Daarbij kan ook voor de verduurzaming van het rijksmonument subsidie worden verstrekt. Ten slotte kan subsidie worden verstrekt voor de verbetering van de toegankelijkheid van het rijksmonument.

In het tweede lid is opgenomen welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. Het gaat om instandhoudingskosten (de kosten die subsidiabel zijn op grond van de Leidraad, behorende bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten), de verduurzamingskosten die subsidiabel zijn op grond van bijlage 3 bij deze regeling, en de kosten voor de verbetering van de toegankelijkheid van het rijksmonument (nader gespecificeerd in het derde lid van artikel 4). Hierbij geldt telkens dat de kosten enkel subsidiabel zijn voor zover zij naar het oordeel van de minister redelijk zijn, en voor zover de werkzaamheden naar het oordeel van de minister geen nadelige gevolgen hebben voor het rijksmonument of zijn monumentale waarden.

Het verdient nadere toelichting welke kosten subsidiabel zijn ten behoeve van een vergroting van de publiekstoegankelijkheid van het rijksmonument. Daartoe worden allereerst gerekend de kosten van bouwkundige werkzaamheden om bezoekers van het monument beter te faciliteren, zoals de kosten voor het creëren van een ontvangstruimte, expositieruimte, garderobe of toiletten. Het moet wel gaan om voorzieningen die direct gerelateerd zijn aan de cultuurhistorische functie van het monument. De bouw van een horecavoorziening is bijvoorbeeld niet subsidiabel. Ook kosten die worden gemaakt om bezoekers ter plaatse beter te informeren over het rijksmonument zijn subsidiabel. Voorbeelden van dit soort kosten zijn het inrichten van een expositieruimte, plaatsen van informatiepanelen of -schermen en aanschafkosten van een audiotour. Tenslotte zijn ook kosten voor het digitaal ontsluiten van een rijksmonument subsidiabel. Hierbij gaat het om aanschafkosten voor het (online) aanbieden van (audio)visuele tours door het rijksmonument voor personen die het monument niet fysiek kunnen bezoeken.

In het zesde lid is opgenomen dat alleen kosten die zijn gemaakt na de indiening van de aanvraag subsidiabel zijn. Daarbij is duidelijkheidshalve bepaald dat Hoofdstuk 1.1, onderdeel f, van de Leidraad niet van toepassing is. Dat onderdeel bepaalt namelijk dat de kosten voor werkzaamheden die zijn aangevangen voorafgaand aan de subsidieverstrekking niet subsidiabel zijn, hetgeen een later moment betreft dan het moment van indiening van de aanvraag. In de tweede zin van het zesde lid is een uitzondering opgenomen voor die betrekking hebben op voorbereiding van de aanvraag subsidiabel. Die kosten zijn wel subsidiabel. Daarbij wordt – nu het strikt genomen gaat om kosten die vóór de indiening van de subsidieaanvraag zijn gemaakt – afgeweken van de artikelen 3.2, tweede lid, en 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling.

Artikel 5

Artikel 5 gaat over de hoogte van het subsidiebedrag. Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste 70% van de subsidiabele kosten. Het subsidiebedrag kan op verzoek van de aanvrager worden vastgesteld op een lager percentage dan 70% van de subsidiabele kosten als de aanvrager daarmee al voldoende subsidie ontvangt om de werkzaamheden te kunnen bekostigen, bijvoorbeeld omdat ook de gemeente of de provincie subsidie verleent voor de subsidiabele kosten. Hierdoor blijft een groter budget over voor opvolgende subsidieaanvragen.

Artikel 6 en 7

De artikelen 6 en 7 gaan over de subsidieaanvraag. Op grond van het eerste lid van artikel 6 kunnen eigenaren jaarlijks eenmaal subsidie aanvragen. Dit is enkel anders indien het gaat om aanvragen die betrekking hebben op meerwerk of meerkosten. Van een vaste aanvraagperiode is daarbij geen sprake; de aanvraag kan op elk moment worden ingediend. In de regeling zijn wel een start- en einddatum voor het doen van aanvragen opgenomen. Op grond van het tweede lid kan in 2020 vanaf 1 augustus voor het eerst subsidie worden aangevraagd. Op grond van het derde lid uiterlijk tot 1 augustus 2029 subsidie worden aangevraagd. Dit is bedoeld om te verzekeren dat op de aanvraag nog voor het einde van dat kalenderjaar kan worden beslist.

Artikel 7 bevat de eisen die aan de aanvraag worden gesteld. In de leden 1 tot en met 3 zijn de specifieke eisen opgenomen die gelden als in een aanvraag aanspraak wordt gemaakt op subsidie voor instandhoudingskosten, verduurzamingskosten, onderscheidenlijk kosten voor toegankelijkheidsverbetering. Indien in één aanvraag op meerdere van deze kostensoorten aanspraak wordt gemaakt, zijn de desbetreffende leden cumulatief van toepassing. In zo’n geval kunnen de voor de verschillende soorten kosten bij de aanvraag in te dienen documenten (indien mogelijk) evenwel worden samengevoegd. In een aanvraag waarin aanspraak wordt gemaakt op subsidie voor zowel instandhoudings- als verduurzamingskosten, kan er (om aan zowel het eerste lid, als het tweede lid, onderdeel a, te voldoen) bijvoorbeeld voor worden gekozen om één plan over de te verrichten werkzaamheden op te stellen.

Artikel 8

Op grond van artikel 8, onderdeel a, weigert de minister subsidie te verstrekken voor zover voor de subsidiabele kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd reeds uit anderen hoofde subsidie is verstrekt en subsidieverstrekking ten gevolge zou hebben dat de eigenaar in totaal meer dan 100% subsidie ontvangt voor de subsidiabele kosten. Deze weigeringsgrond is bedoeld om te voorkomen dat overcompensatie zou optreden. Daarnaast wordt subsidieverstrekking geweigerd voor zover de kosten bij schade op grond van een verzekering worden gedekt, op grond van de Wet op de omzetbelasting in aftrek kunnen worden gebracht, dan wel anderszins niet ten laste van de aanvrager komen.

Artikel 9

Artikel 9 bevat de subsidieverplichtingen. Het eerste lid bevat de verplichting voor de eigenaar om de werkzaamheden – voor zover daarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist – niet te doen aanvangen zonder of in afwijking van die omgevingsvergunning. Deze subsidieverplichting is niet facultatief en is derhalve steeds verbonden aan een op grond van deze regeling verstrekte subsidie. Het tweede lid bepaalt dat eventuele exploitatiewinsten die een redelijke winst ontstijgen, door de eigenaar moeten worden aangewend ten behoeve van de instandhouding van het rijksmonument.

Het derde lid van artikel 9 bevat een aantal facultatieve subsidieverplichtingen. De minister kan één of meer van deze subsidieverplichtingen opleggen in het besluit tot subsidieverlening. De opgenomen subsidieverplichtingen zijn gebaseerd op de artikelen 21 en 22 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (zulks met uitzondering van artikel 21, onderdelen b en d). Onderdeel b van het tweede lid is nieuw, en biedt de mogelijkheid om een eigenaar te verplichten om mee te werken aan een onderzoek naar het energieverbruik van het rijksmonument, de bezoekersaantallen en de inzet van vrijwilligers om het rijksmonument toegankelijk te maken. Deze specifieke informatieplicht doet niet af aan de algemene subsidieverplichting (opgenomen in artikel 5.4, aanhef en onder b, van de Kaderregeling) om mee te werken aan onderzoek dat erop is gericht de minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor de ontwikkeling van het beleid van de minister.

Artikelen 11 tot en met 13

De artikelen 11 tot en met 13 betreffen de verantwoording van een subsidie door de eigenaar. De artikelen 11 tot en met 13 zijn in belangrijke mate gebaseerd op de artikelen 23 tot en met 25 van de Sim, met dien verstande dat de derde en vierde leden van artikel 24 van de Sim niet zijn overgenomen in artikel 12 en 23 van deze regeling. Daarbij zijn de artikelen 12 en 13 van deze regeling – anders dan de artikelen 24 en 25 van de Sim – als alternatief geformuleerd. Daarbij is artikel 12 van toepassing voor de verantwoording van subsidies vanaf € 25.000 tot € 125.000, en artikel 23 voor de verantwoording van subsidies van € 125.000 of meer.

In artikel 13, vierde lid, is opgenomen dat de eigenaar het financieel verslag enkel vergezeld doet gaan van een controleverklaring, indien de subsidie € 300.000,- of meer bedraagt. Dit is in lijn met de wijze van verantwoording van subsidies op grond van de Sim, waarbij in de praktijk thans ook – ter beperking van de regeldruk – alleen een controleverklaring wordt gevraagd indien de subsidie € 300.000,– of meer bedraagt.

Artikel 16 en 17

Artikel 17 regelt de inwerkingtreding van deze regeling. De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Een uitzondering is artikel 16, dat in werking treedt op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Artikel 16 strekt ertoe op dat moment artikel 9, eerste lid, van deze regeling te wijzigen. Daarbij wordt de verwijzing naar artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (die met de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt ingetrokken) vervangen door een nieuwe verwijzing naar het corresponderende onderdeel in artikel 5.1, eerste lid, onder b, van de Omgevingswet.

In artikel 17, tweede lid, is de vervaldatum van de regeling opgenomen. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2030. Deze lange werkingsduur van de regeling is noodzakelijk om de eigenaren gedurende een periode van tien jaren zekerheid te kunnen geven over het bedrag dat voor hen beschikbaar is. Die zekerheid biedt eigenaren de ruimte om binnen die periode wezenlijke stappen te zetten ten aanzien van de instandhouding, verduurzaming of toegankelijkheidsverbetering van hun rijksmonument. Omdat de werkingsduur van de regeling langer is dan vijf jaren, is – onder toepassing van artikel 4.10, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 – een concept van deze regeling voorgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Gedurende de looptijd van deze regeling zal door de minister, onder toepassing van artikel 4.10, derde lid, onderdeel b, van de Comptabiliteitswet 2016, een verslag aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden gezonden over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de subsidie die op grond van deze regeling wordt verstrekt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven