Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 26 mei 2020, nr. WJZ/20134046, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 in verband met de openstelling van de subsidiemodule Eurostarsprojecten, de aanpassing van de subsidieplafonds van de subsidiemodules MKB-innovatiestimulering topsectoren en Borgstelling MKB-kredieten en enkele wijzigingen vanwege de coronacrisis

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 16, 30, vijfde lid, en 32, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.11.4, vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘met een looptijd van ten hoogste vier jaar’ vervangen door ‘met een looptijd van meer dan twee jaar tot en met ten hoogste vier jaar’.

B

De bijlagen 3.11.1 en 3.11.2 worden telkens als volgt gewijzigd:

1. In artikel 7, zesde lid, onderdeel b, wordt ‘met een looptijd van ten hoogste vier jaar’ vervangen door ‘met een looptijd van meer dan twee jaar tot en met ten hoogste vier jaar’.

2. Artikel 9, lid 6a, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘artikel 3, onderdeel k, subonderdeel 5°’ vervangen door ‘artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 5°’.

b. In onderdeel a wordt ‘ten hoogste twee jaar’ vervangen door ‘ten hoogste vier jaar’.

c. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. dat het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt, aanvangt:

    • 1°. op de eerste dag van het door de bank gekozen kalenderkwartaal, indien het een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van ten hoogste twee jaar;

    • 2°. op de eerste dag van het negende kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten, indien het een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan twee jaar tot en met ten hoogste vier jaar.

C

Bijlage 3.11.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 7, zesde lid, onderdeel b, wordt ‘met een looptijd van ten hoogste vier jaar’ vervangen door ‘met een looptijd van meer dan twee jaar tot en met ten hoogste vier jaar’.

2. Artikel 9, lid 6a, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘artikel 3, onderdeel k, subonderdeel 5°’ vervangen door ‘artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 5°’.

b. In onderdeel a wordt ‘ten hoogste twee jaar’ vervangen door ‘ten hoogste vier jaar’.

c. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. dat het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt, aanvangt:

    • 1°. op de eerste dag van het door de kredietverstrekker gekozen kalenderkwartaal, indien het een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van ten hoogste twee jaar;

    • 2°. op de eerste dag van het negende kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten, indien het een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan twee jaar tot en met ten hoogste vier jaar.

ARTIKEL II

De tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV- subsidies 2020 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de rij betreffende titel 3.4, MKB-innovatiestimulering topsectoren, artikel 3.4.4, wordt ‘€ 3.795.000’ vervangen door ‘€ 5.295.000’.

2. Onder de rij betreffende titel 3.7, Eurostarsprojecten, wordt een rij ingevoegd, luidende:

 

3.7.2

   

28-05-2020 t/m 08-06-2020

€ 10.150.000

3. In de eerste rij betreffende titel 3.11, Borgstelling MKB-kredieten, artikel 3.11.2, Bedrijfsborgstellingskredieten (banken en kredietinstellingen in de zin van de Wet financiële markten BES), wordt ‘€ 640.000.000’ vervangen door ‘€ 1.350.000.000’.

4. In de tweede rij betreffende titel 3.11, Borgstelling MKB-kredieten, artikel 3.11.2, Bedrijfsborgstellingskredieten (door de Minister aangewezen kredietverstrekkers), wordt ‘€ 25.000.000’ vervangen door ‘€ 150.000.000’.

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, B, subonderdelen 1 en 2, onder a en b, en C, subonderdelen 1 en 2, onder a en b, werkt terug tot en met 16 maart 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 mei 2020

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Aanleiding

Deze wijzigingsregeling voorziet in de ophoging van het subsidieplafond voor MIT-haalbaarheidsprojecten (paragraaf 3.4.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES)), de openstelling van de subsidiemodule Eurostarsprojecten (titel 3.7 van de RNES), de ophoging van subsidieplafonds van de subsidiemodule Borgstelling MKB-kredieten (hierna: BMKB; titel 3.9 van de RNES), het herstel van enkele omissies in de BMKB en een wijziging in de aflossingsmogelijkheid binnen de BMKB.

2. MIT-haalbaarheidsprojecten

De subsidiemodule MKB innovatiestimulering topsectoren (hierna: MIT) is gecreëerd om innovatie te bevorderen bij het MKB en om het MKB beter aan te laten sluiten bij de innovatieagenda's van de topsectoren. De MIT biedt daarvoor een 'koffer' met verschillende instrumenten (de zogenaamde submodules). De submodule MIT-haalbaarheidsprojecten, opgenomen in paragraaf 3.4.2 van de RNES, is opengesteld van 7 april 2020 tot en met 10 september 2020. Omdat de vraag bij de gebruikers van deze submodule groter is dan verwacht, wordt het subsidieplafond van deze submodule opgehoogd met € 1.500.000 naar € 5.295.000 voor 2020.

3. Eurostars

In titel 3.7 van de RNES is de subsidiemodule Eurostarsprojecten opgenomen. Eurostars is een programma dat mogelijk wordt gemaakt door het Eureka-netwerk. Eureka is een intergouvernementeel programma van meer dan 40 landen en de Europese Unie die de leden van het Eureka-netwerk vormen. De belangrijkste ambitie is het bevorderen van productiviteit en concurrentiekracht van het MKB en de industrie door technologische R&D-samenwerking en innovatie.

Eurostars is een internationaal programma dat zich richt op het ondersteunen van internationale R&D-samenwerkingsprojecten door vooral het MKB. Eurostars is een generiek instrument dat open staat voor R&D-samenwerkingsprojecten uit alle sectoren. Doordat de subsidiemodule Eurostarsprojecten met deze wijzigingsregeling wordt opengesteld, wordt het mogelijk gemaakt dat Nederlandse partijen kunnen deelnemen aan de Eurostarsprojecten in de tweede helft van het jaar 2020. De subsidiemodule Eurostarsprojecten wordt opengesteld van 28 mei 2020 tot en met 8 juni 2020. Het subsidieplafond is vastgesteld op € 10.150.000.

4. BMKB

Op grond van de BMKB, opgenomen in titel 3.11 van de RNES, kan een borgstelling verstrekt worden aan een bank of een aangewezen kredietverstrekker (hierna: financier) voor het sluiten van bepaalde kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers. De borgstelling wordt tegen een provisie verstrekt. In de bijlagen 3.11.1, 3.11.2 en 3.11.3 van de RNES zijn de modellen voor de overeenkomsten van borgtocht (hierna: overeenkomsten) opgenomen op grond waarvan aan een financier de borgstelling wordt verstrekt.

Vanwege de effecten van de coronacrisis is de BMKB op een eerder moment aangepast om ervoor te zorgen dat bedrijven niet in liquiditeitsproblemen komen. Zo is de borgstelling door de Nederlandse Staat onder de BMKB verruimd.1 Deze verruiming heeft plaatsgevonden door de bij de BMKB behorende overeenkomsten op enkele plaatsen te wijzigen voor gevallen waarin sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet dat wordt afgesloten voor de duur van maximaal twee jaar in verband met de coronacrisis (hierna: het corona-bedrijfsborgstellingskrediet). Aanvullend hierop is nog een aantal wijzigingen doorgevoerd, waaronder de verlenging van de looptijd van het corona-bedrijfsborgstellingskrediet, dat is opgenomen in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 5°, van de overeenkomsten, tot de duur van maximaal vier jaar, alsook invoering van een afwijkende provisie.2

Bij de laatste verruiming van de BMKB zijn abusievelijk de aanpassingen ten aanzien van het regime voor de berekening van de omvang en de duur van de borgstelling niet meegenomen in artikel 9 van de overeenkomsten. Artikel 9, eerste lid, bevat het reguliere regime, waarbij voor de berekening van de omvang van de borgstelling het bedrijfsborgstellingskrediet na verloop van ieder kalenderkwartaal wordt verminderd met een zodanig vast bedrag, dat het bedrijfsborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van zes jaar, nihil bedraagt. Artikel 9, vierde lid, regelt dat het eerste kalenderkwartaal van aflossing aanvangt op de eerste dag van het tweede kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten. Voor het onderhavige corona-bedrijfsborgstellingskrediet geldt een afwijkend regime.

Artikel 9, lid 6a, onderdeel a, bepaalt dat de duur van het corona-bedrijfsborgstellingskrediet niet ten hoogste zes jaar, maar ten hoogste twee jaar is. Omdat het corona-bedrijfsborgstellingskrediet door de eerder genoemde verruiming van de borgstelling een looptijd van ten hoogste vier jaar heeft, wordt deze aanpassing ook in artikel 9, lid 6a, onderdeel a, van de overeenkomsten doorgevoerd. Hierdoor zal het corona-bedrijfsborgstellingskrediet in het vervolg op de laatste dag van de looptijd van dit bedrijfsborgstellingskrediet, maar uiterlijk na verloop van vier jaar, moeten zijn afgelost. Voor deze wijziging wordt verwezen naar artikel I, onderdelen A, subonderdeel 1, en B, subonderdeel 1, van deze regeling.

De voormelde aflossing kan op twee manieren geschieden. In de eerste plaats kan dat door het bedrijfsborgstellingskrediet na verloop van ieder kwartaal te verminderen met een vast bedrag, zodat het na verloop van vier jaar nihil bedraagt en dus is afgelost. Op grond van artikel 9, lid 6a, onderdeel b, is het aan de financier om te bepalen in welk kwartaal met de aflossing moet worden begonnen. Daartoe bestaat de vrijheid. Hoe later wordt begonnen met aflossen, hoe hoger het vaste bedrag zal zijn. In de tweede plaats kan de financier ook kiezen voor een aflossing aan het einde van de looptijd ten bedrage van de hoofdsom. Dit wordt bereikt door in het laatste kwartaal van de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet met de aflossing te beginnen en deze dan in één keer af te lossen. Deze wijze van aflossing blijft in stand voor het corona-bedrijfsborgstellingskrediet met een looptijd van ten hoogste twee jaar (hierna: het kortlopende corona-bedrijfsborgstellingskrediet).

Voor het corona-bedrijfsborgstellingskrediet met een looptijd van meer dan twee jaar tot en met ten hoogste vier jaar (hierna: het langlopende corona-bedrijfsborgstellingskrediet) zal een ander regime gaan gelden. Artikel 9, lid 6a, onderdeel b, van de overeenkomsten wordt op een wijze aangepast, zodat in het vervolg bij het langlopende corona-bedrijfsborgstellingskrediet met de aflossing moet worden begonnen op de eerste dag van het negende kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten. Deze aanpassing sluit aan bij de reeds door de financiers gehanteerde praktijk die veelvuldig gebruik maakt van de mogelijkheid om op grond van artikel 9, lid 6a, onderdeel b, te kiezen voor een dergelijke wijze van aflossing. De reden voor deze keuze is de inschatting dat bedrijven die een langlopend corona-bedrijfsborgstellingskrediet afsluiten, pas aan het begin van het negende kwartaal in staat zullen zijn te beginnen met de aflossing van het langlopende corona-bedrijfsborgstellingskrediet. In het kader van rechtszekerheid wordt dan ook in artikel 9, lid 6a, onderdeel b, aangesloten bij de gangbare praktijk. Verder blijven vanzelfsprekend de opschortende voorwaarden voor het moment van aanvang van de aflossing van toepassing, zoals deze zijn opgenomen in artikel 9, zevende en achtste lid, van de overeenkomsten, zodat op een later moment begonnen kan worden met de aflossing indien dit in een specifiek geval gewenst is.

Ten aanzien van het langlopende corona-bedrijfsborgstellingskrediet wordt ook van de gelegenheid gebruik gemaakt om een correctie met betrekking tot de provisiebetaling door te voeren. Recent is er voor het corona-bedrijfsborgstellingskrediet een afwijkende provisiebetaling ingevoerd3. Hierbij wordt voor de hoogte van de provisie onderscheid gemaakt tussen het voormelde kortlopende en langlopende corona-bedrijfsborgstellingskrediet. Uit de systematiek van de bepalingen van de BMKB, alsook bijhorende toelichting bij voormelde aanpassingen, volgt dat het langlopende corona-bedrijfsborgstellingskrediet een looptijd van meer dan twee jaar tot en met ten hoogste vier jaar heeft. Om dit verder te verduidelijken, is de minimumlooptijd ‘van meer dan twee jaar’ nog meer geëxpliciteerd in de bepalingen betreffende de provisiebetalingen, die zijn opgenomen in artikel 3.11.4, vijfde lid, van de RNES en artikel 7, zesde lid, van de overeenkomsten.

Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de aanhef van artikel 9, lid 6a, van de overeenkomsten de verwijzing naar artikel 3 te corrigeren.

Ten slotte bevat artikel II, onderdelen 3 en 4, van deze regeling een ophoging van de subsidieplafonds van de BMKB. Door de eerdere verruiming van de BMKB is het gebruik van de BMKB in de loop van 2020 toegenomen. Eind 2019 is voor het jaar 2020 een subsidieplafond voor de BMKB beschikbaar gesteld van € 640.000.000 voor banken en € 25.000.000 voor aangewezen kredietverstrekkers. Omdat, gelet op de toegenomen vraag, de verwachting is dat deze subsidieplafonds voor het jaar 2020 niet toereikend zullen zijn, worden de subsidieplafonds verhoogd naar € 1.350.000.000 respectievelijk € 150.000.000.

5. Staatssteun

5.1. MIT-haalbaarheidsprojecten

De MIT bevat staatssteun die, behoudens paragraaf 3.4.3 (MIT-kennisvouchers), wordt gerechtvaardigd door de artikelen 25 en 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening4 (artikel 3.4.29, eerste lid, van de RNES). Subsidie die krachtens paragraaf 3.4.3 wordt verleend en subsidie voor een MIT-innovatie-adviesproject dat niet onder artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening valt, bevatten staatssteun en worden gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening5 (artikel 3.4.29, tweede lid, van de RNES). De wijziging van het subsidieplafond van een submodule van de MIT brengt hierin geen verandering, omdat de voorwaarden van de MIT ongewijzigd blijven.

5.2. Eurostars

De op grond van de subsidiemodule Eurostarsprojecten te verlenen subsidie wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Eurostarsprojecten betreffen onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten. De eisen in titel 3.7 van de RNES, alsook de algemene eisen uit het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies zorgen ervoor dat de subsidie verleend wordt in overeenstemming met de eisen uit het voormelde artikel uit de algemene groepsvrijstellingsverordening en eisen met betrekking tot transparantie, stimulerend effect en cumulatie. Ook blijft voormelde subsidiemodule binnen de daarvoor geldende drempels voor aanmelding van de steun en maximum steunintensiteiten. Omdat deze subsidiemodule ongewijzigd wordt opengesteld, verandert er niets in de steunintensiteit.

De openstelling van de subsidiemodule Eurostarsprojecten zal separaat ter kennisneming aan de Europese Commissie worden gemeld, conform artikel 11, onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Indien een subsidie die op grond van deze subsidiemodule wordt verleend, staatssteun bevat die door de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, maakt de Minister van Economische Zaken en Klimaat op grond van artikel 1.8 van de RNES binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening (beknopte informatie over de subsidieregeling), en

  • b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 500.000 (beknopte informatie over het project).

5.3. BMKB

De op grond van de BMKB te verlenen subsidie bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening (zie artikel 3.11.11 van de RNES). De verduidelijking ten aanzien van de provisiebetaling, aanpassing van de aflossingsperiode van het corona-bedrijfsborgstellingskrediet en ophoging van de subsidieplafonds voor de BMKB brengen hierin geen verandering, omdat de overige voorwaarden van deze subsidiemodule ongewijzigd blijven.

6. Regeldruk

De wijzigingen opgenomen in deze regeling leiden niet tot inhoudelijke aanpassingen in de betreffende subsidiemodules, en daarmee niet tot wijziging van informatieverplichtingen. Er is dan ook geen sprake van een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van deze subsidiemodules.

7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met de datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep van de betreffende subsidiemodules gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

De datum van inwerkingtreding zorgt ervoor dat de subsidiemodule Eurostarsprojecten op 28 mei 2020 opengesteld kan worden. Hierdoor sluit het begin van de openstellingsperiode (vrijwel) aan op de afronding en publicatie op 25 mei 2020 van de beoordeling en rangschikking van de internationale Eurostarsprojecten door een internationale jury. De Nederlandse organisaties die deelnemen aan projecten die door deze jury positief zijn beoordeeld, zouden via de subsidiemodule Eurostarsprojecten voor nationale subsidie in aanmerking kunnen komen. Om ervoor te zorgen dat deze projecten spoedig van start kunnen gaan, kunnen de subsidieaanvragen direct op 28 mei 2020 worden ingediend. Vasthouden aan de systematiek van de vaste verandermomenten zou hebben betekend dat subsidieaanvragen pas zouden kunnen worden ingediend vanaf het eerstvolgende vaste verandermoment van 1 oktober 2020. Omdat de subsidiemodule Eurostarsprojecten ongewijzigd wordt opengesteld, zal de doelgroep ook voldoende tijd hebben om subsidieaanvragen voor te bereiden en in te dienen.

Voor de submodule MIT-haalbaarheidsprojecten van de MIT geldt ook dat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding, omdat het budget voor deze submodule wordt verhoogd, waardoor meer projecten kunnen worden gehonoreerd.

Verder is ook de doelgroep van de BMKB gebaat bij spoedige inwerkingtreding van artikel II, onderdelen 3 en 4. Deze onderdelen betreffen de ophoging van de subsidieplafonds voor de BMKB. Het vasthouden aan de systematiek van de vaste verandermomenten zou hebben betekend dat er naar verwachting voor de komende periode onvoldoende budget beschikbaar zou zijn voor de BMKB. Omdat de openstellingsperiode van de BMKB pas op 31 december 2020 zal eindigen, zal de doelgroep voldoende tijd hebben om een aanvraag voor te bereiden en in te dienen. Daarbij kan afwijking van de systematiek van de vaste verandermomenten voor artikel I, onderdelen A, B, subonderdelen 1 en 2, onder a en b, en C, subonderdelen 1 en 2, onder a en b, worden gerechtvaardigd omdat het hier reparatieregelgeving betreft. Het betreft hier een verduidelijking ten aanzien van de provisiebetaling, een correctie van een verwijzing en de aanpassing van de aflossingsperiode, die verband houdt met de eerdere verlenging van het corona-bedrijfsborgstellingskrediet van ten hoogste twee jaar naar ten hoogste vier jaar. Met deze onderdelen worden de voorwaarden voor de gebruikers van de BMKB versoepeld.

Daarnaast zorgen de onderhavige wijzigingen ervoor dat de BMKB effectiever ingezet kan worden voor de ondersteuning van MKB-ondernemers gedurende de coronacrisis. Om die reden bestaat evenmin bezwaar tegen de terugwerkende kracht die aan artikel I, onderdelen A, B, subonderdelen 1 en 2, onder a en b, en C, subonderdelen 1 en 2, onder a en b, betreffende de aanpassing van de BMKB wordt verleend. Gezien de effecten van de coronacrisis was het namelijk noodzakelijk om reeds vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze regeling de benodigde kredieten te verstrekken. Daarbij hebben ook (potentiële toekomstige) gebruikers voldoende tijd om een aanvraag voor te bereiden en in te dienen, omdat de openstellingsperiode van de BMKB pas op 31 december 2020 eindigt.

Tot slot kan afwijking van de systematiek van de vaste verandermomenten voor artikel I, onderdelen B, subonderdeel 2, onder c, en C, subonderdeel 2, onder c, worden gerechtvaardigd, omdat hiermee meer rechtszekerheid wordt gegeven aan de subsidieaanvrager. Deze onderdelen betreffen de vastlegging van de gehanteerde praktijk bij de aanvang van de aflossingstermijn bij het langlopende corona-bedrijfsborgstellingskrediet.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 19 maart 2020 tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met tijdelijke uitbreiding BMKB vanwege de uitbraak van het coronavirus (Stct. 2020, 17289).

X Noot
2

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 24 april 2020 tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 in verband met de versoepeling van de voorwaarden in de subsidiemodule Borgstelling MKB-kredieten vanwege de coronacrisis en aanpassingen ten aanzien van de openstelling van de subsidiemodule Seed capital technostarters (Stcrt. 2020, 24157).

X Noot
3

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 24 april 2020 tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 in verband met de versoepeling van de voorwaarden in de subsidiemodule Borgstelling MKB-kredieten vanwege de coronacrisis en aanpassingen ten aanzien van de openstelling van de subsidiemodule Seed capital technostarters (Stcrt. 2020, 24157).

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).

X Noot
5

Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352).

Naar boven