TOELICHTING
1. Aanleiding
Deze wijzigingsregeling voorziet in een verdere versoepeling van de voorwaarden in
de subsidiemodule Borgstelling MKB-kredieten (hierna: BMKB) vanwege de coronacrisis
en aanpassingen ten aanzien van de openstelling van de subsidiemodule Seed capital
technostarters van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES).
2. BMKB
Op grond van de BMKB, opgenomen in titel 3.11 van de RNES, kan een borgstelling verstrekt
worden aan een bank of een aangewezen kredietverstrekker (hierna: financier) voor
het sluiten van bepaalde kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers. De borgstelling
wordt tegen een provisie verstrekt. In de bijlagen 3.11.1, 3.11.2 en 3.11.3 van de
RNES zijn de modellen voor de overeenkomsten van borgtocht (hierna: overeenkomsten
van borgtocht of overeenkomsten) opgenomen op grond waarvan aan een financier de borgstelling
wordt verstrekt.
Vanwege de effecten van de coronacrisis wordt de BMKB aangepast om ervoor te zorgen
dat bedrijven niet in liquiditeitsproblemen komen. In dit kader is al eerder de borgstelling
door de Nederlandse Staat onder de BMKB verruimd.1 Deze verruiming heeft plaatsgevonden door de bij de BMKB behorende overeenkomsten
op enkele plaatsen te wijzigen voor gevallen waarin sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet
dat wordt afgesloten in verband met de coronacrisis (hierna: het corona-bedrijfsborgstellingskrediet).
Aanvullend hierop is nog een aantal wijzigingen doorgevoerd.
Allereest is de looptijd van het corona-bedrijfsborgstellingskrediet, die is opgenomen
in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 5°, van de overeenkomsten, aangepast.
Uit artikel 3, eerste lid, onderdelen j en k, blijkt wat het corona-bedrijfsborgstellingskrediet
behelst. Voor de reikwijdte is van belang dat op grond van artikel 3, eerste lid,
onderdeel j, de financier onder meer verplicht is om, naast een kredietovereenkomst
die onder de borgstelling op grond van de BMKB wordt gebracht, tegelijkertijd met
de MKB-ondernemer een kredietovereenkomst te sluiten waar geen bedrijfsborgstelling
voor geldt. De hoofdregel is dat de hoogte van het krediet in deze kredietovereenkomst
ten minste 100 procent bedraagt van het krediet dat onder de borgstelling wordt gebracht
(artikel 3, eerste lid, onderdeel k, aanhef). Voor bepaalde categorieën MKB-ondernemers
geldt een ander percentage voor het bedrijfsborgstellingskrediet. Zo is in het kader
van voormelde verruiming het percentage voor het bedrijfsborgstellingskrediet vastgesteld
op 33,3 procent voor de MKB-ondernemingen die een liquiditeitsbehoefte hebben als
gevolg van de uitbraak van het coronavirus en een kortlopend krediet afsluiten voor
de duur van twee jaar (hiervoor al aangeduid als het corona-bedrijfsborgstellingskrediet).2 Omdat de effecten van de coronacrisis echter nog groter lijken dan in eerste instantie
verwacht werd, is via de onderhavige wijzigingsregeling de maximale looptijd van het
corona-bedrijfsborgstellingskrediet aangepast van twee naar vier jaar.
Verder is voor het corona-bedrijfsborgstellingskrediet een afwijkende, lagere eenmalige
provisie in de BMKB opgenomen. Artikel 3.11.4 van de RNES en artikel 7 van de overeenkomsten
bepalen wat het tarief van de provisie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het
Kaderbesluit nationale EZ-subsidies moet bedragen. Voor alle kredietovereenkomsten
die onder de overeenkomst van borgtocht vallen en waarvoor op of na 1 januari 2017
een subsidieaanvraag wordt ingediend, hebben de financiers normaal gesproken de keuze
tussen een eenmalige provisie en een gespreide provisie, die bestaat uit een jaarlijkse
provisie en afsluitprovisie. Met de eenmalige provisie, waar de onderhavige wijziging
betrekking op heeft, is de hoogte van het provisiepercentage normaal gesproken afhankelijk
gesteld van (1) de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet waar de overeenkomst
van borgtocht betrekking op heeft en (2) de vraag of de financier een kredietovereenkomst
sluit met (reguliere) MKB-ondernemers dan wel met innovatieve MKB-ondernemers.
Aan artikel 3.11.4 van de RNES en in artikel 7 van de overeenkomsten wordt een lid
toegevoegd respectievelijk ingevoegd. Hierin wordt bepaald dat voor het corona-bedrijfsborgstellingskrediet
de eenmalige provisie voor (reguliere) MKB-ondernemers (a) 2 procent bedraagt in het
geval de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een
looptijd van ten hoogste twee jaar en (b) 3 procent bedraagt in het geval de overeenkomst
van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van ten hoogste
vier jaar. Dit in plaats van de gebruikelijke 3,90 procent of 4,25 procent die bij
een looptijd van ten hoogste twee respectievelijk vier jaar van toepassing is op dit
type MKB-ondernemingen. De voormelde aanpassing heeft dus geen betrekking op de provisiepercentages
voor borgstellingskredieten met een langere looptijd. Het betreft hier namelijk een
noodmaatregel die op korte termijn ingezet moet kunnen worden voor MKB-ondernemers.
Om deze laatste reden heeft deze afwijkende provisie ook uitsluitend betrekking op
steun aan (reguliere) MKB-ondernemers, en dus niet op de innovatieve MKB-ondernemers
die zich juist richten op het aanbieden van (nog te ontwikkelen) vernieuwende producten
en diensten op een markt. Vanwege het effect dat op korte termijn beoogd wordt, zal
bij het corona-bedrijfsborgstellingskrediet geen gebruik worden gemaakt van een gespreide
provisie, omdat uit de praktijk blijkt dat deze met name gebruikt wordt bij bedrijfsborgstellingskredieten
met een langere looptijd.
Tot slot is van belang dat artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de borgstellingsovereenkomsten
bepalen dat de vastgestelde provisie tijdig betaald moet worden. Op grond van subonderdeel
1° geldt voor de (reguliere) eenmalige provisie dat deze door de financier aan de
Nederlandse Staat betaald moet zijn binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst.
Subonderdeel 1° is op een wijze aangepast, zodat deze in het vervolg ook van toepassing
is op de afwijkende eenmalige provisie voor het corona-bedrijfsborgstellingskrediet.
3. Seed capital technostarters
Met de subsidiemodule Seed capital technostarters, opgenomen in titel 3.10 van de
RNES, wordt beoogd de onderkant van de Nederlandse risicokapitaalmarkt te stimuleren
en te mobiliseren om investeringen te doen in technostarters. Om deze investeringen
te bevorderen, wordt met deze subsidiemodule de risicorendementsverhouding voor private
kapitaalverschaffers verbeterd, zodat zij profiteren van een verhoging van het rendement
in combinatie met een verlaging van het risico. De subsidiemodule biedt participatiefondsen
de mogelijkheid een renteloze lening van de Nederlandse Staat te verkrijgen voor het
verkrijgen van participaties. De subsidiemodule Seed capital technostarters kent twee
submodules: (a) Startersfondsen en (b) Seed Business Angel Fondsen. De openstelling
van deze submodules is opgenomen in de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies
2020.
Met de submodule Startersfondsen wordt kapitaal verstrekt aan investeringsfondsen
die met risicokapitaal investeren in innovatieve ondernemers uit de high tech-sector
en de creatieve sector. Deze submodule was opengesteld van 1 januari 2020 tot en met
31 maart 2020. Omdat de vraag bij de gebruikers van deze submodule (mede vanwege de
coronacrisis) groter was dan verwacht, is het subsidieplafond opgehoogd van € 22.000.000
naar € 32.000.000. Op deze wijze kan een groter aantal kwalitatief goede projecten
gehonoreerd worden die voldoen aan het doel van deze subsidiemodule.
De submodule Seed Business Angel Fondsen bedient de vroege levensfase van startups
die ondersteund worden door de zogenaamde business angels. Business angels zijn partijen
die (via slim geld) ondersteuning leveren aan startups door actief betrokken te zijn
met hun kennis, netwerk en ervaring. De fondsen die bestaan uit twee business angels
kunnen een lening krijgen van maximaal € 1.000.000. Daarbij geldt dat de business
angels gezamenlijk minimaal eenzelfde bedrag als de lening beschikbaar moeten stellen
voor investeringen. Met het totale investeringsbedrag kan vervolgens geïnvesteerd
worden in startups voor bedragen tussen de € 50.000 en € 500.000 volgens een opgesteld
fondsplan. Deze submodule is reeds opengesteld van 1 januari 2020 tot en met 30 juni
2020. Vanwege de verwachte vraag bij de gebruikers van deze submodule wordt deze aansluitend
hierop voor de tweede keer in 2020 opengesteld. De openstellingsperiode loopt van
1 juli 2020 tot en met 31 december 2020. Het subsidieplafond is vastgesteld op € 5.000.000.
4. Staatssteun
4.1 BMKB
De op grond van de BMKB te verlenen subsidie bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd
door de algemene de-minimisverordening3 (zie artikel 3.11.11 van de RNES).
Op grond van de BMKB kan een borgstelling verstrekt worden aan een financier voor
het sluiten van bepaalde kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers. De desbetreffende
MKB-ondernemer is de eindbegunstigde van de subsidie (de niet marktconforme borgstelling)
die aan de financier verstrekt wordt. Om die reden dient bij toepassing van de BMKB
ten behoeve van de borgstelling de zogenaamde de-minimisverklaring van de MKB-ondernemer
deel uit te maken van het bancaire dossier. Indien de MKB-ondernemer aangeeft boven
de gestelde normen uit te gaan, kan de financier niet de BMKB gebruiken.
Voor het corona-bedrijfsborgstellingskrediet van de BMKB geldt dat maximaal 13,3%
van het bedrag waarvoor de overheid borg staat op basis van de BMKB als de-minimissteun
geldt. Het subsidie-element van de BMKB bestaat uit het verschil tussen de provisie
die op grond van deze subsidiemodule gehanteerd wordt en de marktconforme provisie. Bij de bepaling of de verlening
van de borgstelling niet leidt tot overschrijding van het voormelde percentage, en
daarmee het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening,
wordt rekening gehouden met de-minimissteun die is verleend aan een onderneming, en
indien de onderneming deel uitmaakt van een groep, de steun die deze groep heeft ontvangen.
Het gaat hierbij om de ontvangen steun in het lopende en de twee voorafgaande fiscale
jaren.
De onderhavige wijziging van de BMKB betreft de toevoeging van een afwijkende lagere
eenmalige provisie voor (reguliere) MKB-ondernemers bij een corona-bedrijfsborgstellingskrediet.
Vanwege het opnemen van een afwijkende provisie van (a) 2 procent, in plaats van 3,90
procent, bij een bedrijfsborgstellingskrediet van maximaal twee jaar en (b) 3 procent,
in plaats van 4,25 procent, bij een bedrijfsborgstellingskrediet van maximaal vier
jaar is het subsidie-element toegenomen, en geldt dat in het vervolg maximaal 13,3
procent (in plaats van 11,4 procent) van het bedrag waarvoor de overheid borg staat
op basis van de BMKB als de-minimissteun geldt.
Omdat ook na voormelde aanpassing van de BMKB het de-minimisplafond niet overschreden
wordt en er ook geen gevolgen voor overige staatsteunaspecten zijn, is en blijft er
sprake van geoorloofde staatssteun.
4.2 Seed capital technostarters
De op grond van de subsidiemodule Seed capital technostarters te verlenen subsidie
bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 21 van de algemene groepsvrijstellingsverordening4 (zie artikel 3.10.13 van de RNES). De ophoging van het subsidieplafond en de nieuwe
openstelling van de onderliggende submodule Startersfondsen respectievelijk Seed Business
Angel Fondsen brengt geen verandering in de staatssteunaspecten, omdat de voorwaarden
van deze subsidiemodule ongewijzigd blijven.
5. Regeldruk
De aanpassingen in de BMKB en de ophoging van het subsidieplafond en nieuwe openstelling
van de sub module Startersfondsen respectievelijk Seed Business Angel Fondsen van
de subsidiemodule Seed capital technostarters leiden niet tot het wijzigen van informatieverplichtingen
en daarom ook niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van de
BMKB.
6. Inwerkingtreding
Op de onderdelen uit deze wijzigingsregeling zijn verschillende inwerkingtredingsdata
van toepassing. Artikel I en artikel II, onderdeel 1, treden in werking met ingang
van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt
geplaatst; artikel II, onderdeel 2, treed inwerking met ingang van 1 juli 2020. Artikel
I werkt terug tot en met 16 maart 2020.
Met de bekendmaking en inwerkingtreding van artikel I van deze regeling wordt afgeweken
van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen
met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en er minimaal twee
maanden moeten zitten tussen het moment van publicatie en de inwerkingtreding van
de regeling. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd omdat de doelgroep gebaat
is bij spoedige inwerkingtreding. Met de in artikel I opgenomen onderdelen worden
de voorwaarden voor de gebruikers van de BMKB versoepeld. Met deze wijzigingen wordt
ervoor gezorgd dat de BMKB nog effectiever ingezet kan worden voor de ondersteuning
van MKB-ondernemers gedurende de coronacrisis. Om die reden bestaat evenmin bezwaar
tegen de terugwerkende kracht die aan artikel I betreffende de aanpassing van de BMKB
wordt verleend. Gezien de effecten van de coronacrisis was het namelijk noodzakelijk
om reeds vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze regeling de benodigde kredieten
te verstrekken. Daarbij hebben ook (potentiële toekomstige) gebruikers voldoende tijd
om een aanvraag voor te bereiden en in te dienen, Omdat de openstellingsperiode van
de BMKB pas op 31 december 2020 eindigt.
Met de bekendmaking en inwerkingtreding van artikel II, onderdeel 1, van deze regeling
wordt ook afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten. Dat kan in dit
geval worden gerechtvaardigd omdat ook deze doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.
Met dit onderdeel is het subsidieplafond voor de submodule Startersfondsen van de
subsidiemodule Seed capital technostarters opgehoogd. Hiermee wordt tegemoetgekomen
aan de (mede vanwege de coronacrisis ontstane) onverwacht hogere vraag bij de gebruikers
van deze submodule, zodat een groter aantal kwalitatief goede projecten nog binnen
de toepasselijke beoordelingstermijn gehonoreerd kan worden.
Met de bekendmaking en inwerkingtreding van artikel II, onderdeel 2, ‘met ingang van
1 juli 2020’ wordt aangesloten bij de systematiek van de vaste verandermomenten. Het
voormelde onderdeel betreft de openstelling van de sub module Seed Business Angel
Fondsen van de subsidiemodule Seed capital technostarters. Door deze wijzigingen kunnen
de gebruikers van deze submodule van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020 wederom
subsidieaanvragen indienen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer