Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 mei 2020, nr. WJZ/20120212, tot tegemoetkoming in de schade geleden door ondernemingen in bepaalde landbouwsectoren door de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 (Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 (begripsbepalingen)

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie:

    alle bedrijven in binnen- en buitenland die aardappelen verwerken tot producten voor menselijke consumptie;

    accountant:

    accountant die is ingeschreven in het accountantsregister, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet op het Accountantsberoep;

    fritesaardappelen:

    consumptieaardappelen die bestemd zijn voor verwerking tot voedingsmiddelen in de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie;

    gedupeerde onderneming:

    in Nederland gevestigde onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, werkzaam in de volgende sectoren:

    • teelt van bloembollen

    • teelt van boomkwekerijgewassen in de volle grond

    • teelt van overige sierplanten in de volle grond

    • teelt van perkplanten in de volle grond

    • teelt van perkplanten onder glas

    • teelt van potplanten onder glas

    • teelt van snijbloemen en snijheesters in de volle grond

    • teelt van snijbloemen en snijheesters onder glas

    • groothandelaren in de producten van de hiervoor genoemde teelten

    • wegtransporteurs van bloembollen, sierplanten, perkplanten, potplanten, snijbloemen, heesters en boomkwekerijgewassen die transporteren van telers naar veilingen en groothandelaren

    • vermeerderaars van sier-, perk- en potplanten

    • veilingen van sierteeltproducten

    • voedingstuinbouw, te weten telers en groothandelaren van producten uit bijlage I, deel IX van verordening 1308/2013 die specifiek zijn bestemd voor bedrijven die in het handelsregister staan ingeschreven onder een hoofdactiviteit die in de bijlage bij deze regeling is opgenomen, met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling of een vergelijkbare unieke aanduiding als het een andere lidstaat betreft;

    gedupeerde teler:

    teler van fritesaardappelen;

    handelsregister:

    handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 of een vergelijkbare registratie in een andere lidstaat;

    minister:

    minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    verordening 1308/2013:

    Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (Pb EU 2013, L 347).

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling wordt mede verstaan onder tussenpersonen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Landbouwwet: wegtransporteurs van bloembollen, sierplanten, perkplanten, potplanten, snijbloemen, heesters en boomkwekerijgewassen.

HOOFDSTUK 2 SIERTEELT EN VOEDINGSTUINBOUW

Artikel 2 (verstrekking en hoogte tegemoetkoming)

  • 1. De minister verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan een gedupeerde onderneming die in de periode van 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020:

    • a. meer dan 30% aan omzetderving lijdt als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19;

    • b. geconfronteerd wordt met een combinatie van de volgende situaties:

      • de productie gaat door terwijl er nauwelijks omzet wordt gemaakt;

      • producten zijn slecht of niet houdbaar vanwege bederfelijkheid en er zijn geen of beperkte alternatieve toepassingsmogelijkheden; en

      • in de periode maart, april en mei is een grote seizoenspiek in productie, personele bezetting en omzet.

  • 2. De hoogte van de omzetderving wordt vastgesteld op 70% van het verschil tussen het gemiddelde van de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 en de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, nadat dit verschil is verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn afgenomen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt voor gedupeerde groothandelaren dat de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de hoogte van de bruto winst die wordt vastgesteld op 70% van het verschil tussen het gemiddelde van de bruto winst in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 en de bruto winst in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, nadat dit verschil is verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn afgenomen.

  • 4. In afwijking van het tweede lid geldt voor de gedupeerde veilingen dat de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de gederfde opbrengst aan provisies en heffingen van de leden van de desbetreffende veiling, die wordt vastgesteld op 70% van het verschil tussen de gemiddelde opbrengsten aan provisies en heffingen in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 en de opbrengst aan provisies en heffingen in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, met een maximum van 7% van de totale omzetderving van de leden van de desbetreffende veiling en nadat dit verschil is verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn afgenomen.

  • 5. In zoverre in afwijking van het tweede lid geldt voor gedupeerde ondernemingen in de voedingstuinbouw dat bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming enkel in aanmerking wordt genomen de omzet en omzetderving als gevolg van directe of indirecte leveringen aan ondernemers met een SBI-code, genoemd in de bijlage, waarbij als voorwaarde geldt dat die omzet minimaal 75% van de gehele omzet bedraagt.

  • 6. De tegemoetkoming bedraagt per gedupeerde onderneming maximaal 70% van de overeenkomstig het tweede, onderscheidenlijk het derde of vierde lid, bepaalde omzetderving, onderscheidenlijk bruto winst of gederfde opbrengst, verminderd met uit andere hoofde ontvangen steun of uitkeringen, bedoeld in artikel 6, vijfde lid.

  • 7. Voor de aan een gedupeerde onderneming, met uitzondering van een gedupeerde veiling, te verstrekken tegemoetkoming geldt het volgende maximum:

    Gemiddelde omzet / bruto winst van een onderneming over de periode 12 maart tot 11 juni in 2017, 2018, 2019

    plafond per onderneming

    < € 200.000,–

    € 100.000,–

    € 200.000,– tot € 500.000,–

    € 250.000,–

    500.000,– tot € 3.000.000

    € 500.000,–

    => € 3.000.000,–

    € 1.000.000

Artikel 3 (informatieverplichtingen bij aanvraag en aanvraagperiode)

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2. Een aanvraag omvat in ieder geval:

    • a. gegevens over de gedupeerde onderneming, waaronder het nummer en de SBI-codes waarmee de hoofdvestiging van de gedupeerde onderneming op 12 maart 2020 geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer dat op naam van de gedupeerde onderneming staat;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de gedupeerde onderneming, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. een verklaring dat de gedupeerde onderneming op het moment van aanvraag voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;

    • d. een schatting van de verwachte omzet, bruto winst of verwachte opbrengst in de periode van 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020, een schatting van de gemiddelde omzet, bruto winst of opbrengst over de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2017, 2018 en 2019 en een schatting van het verschil hiertussen.

  • 3. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 7 mei tot en met 4 juni 2020.

  • 4. Na indiening van de aanvraag wordt een voorschot op de tegemoetkoming verleend van 50%, dat wordt verrekend met de definitieve tegemoetkoming, bedoeld in artikel 6.

Artikel 4 (afwijzingsgronden)

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;

  • b. de gedupeerde onderneming in staat van faillissement verkeert dan wel bij de rechtbank een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de onderneming is ingediend.

Artikel 5 (plafond)

  • 1. Voor de tegemoetkomingen op grond van dit hoofdstuk is een bedrag van € 600.000.000 beschikbaar gesteld.

  • 2. Indien het totale bedrag van de te verlenen tegemoetkomingen hoger is dan het plafond, past de minister een procentuele verlaging toe op alle tegemoetkomingen van dit hoofdstuk.

Artikel 6 (Definitieve vaststelling tegemoetkoming)

  • 1. Uiterlijk op 31 augustus 2020 dient de gedupeerde onderneming een verzoek tot definitieve vaststelling van de tegemoetkoming bij de minister in met behulp van een door de minister beschikbaar gesteld middel door indiening van de volgende bewijsstukken:

    • a. het bewijs waaruit blijkt wat de daadwerkelijke omzetderving, bruto winst of opbrengstderving in de periode van 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 is, geleverd door middel van een controleverklaring van een accountant volgens een door de minister ter beschikking gesteld model of een door de minister geaccepteerd vergelijkbaar document;

    • b. een controleverklaring van een accountant over de omzet, bruto winst of opbrengst in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 volgens een door de minister ter beschikking gesteld model of een door de minister geaccepteerd vergelijkbaar document;

    • c. voor ondernemingen die gedurende de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 of 2019 zijn gestart, wordt de omzet, bruto winst of opbrengst berekend vanaf het moment dat er omzet is gegenereerd;

    • d. het bewijs waaruit blijkt met welk bedrag de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn verminderd, geleverd door middel van een controleverklaring van een accountant volgens een door de minister ter beschikking gesteld model of een door de minister geaccepteerd vergelijkbaar document.

  • 2. De in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde controleverklaringen van een accountant of andere bewijsstukken tonen aan dat bij ondernemers in de voedingstuinbouw de opgegeven bedragen aan omzetderving en omzet die betrekking hebben op directe of indirecte leveringen aan ondernemers met een SBI-code, genoemd in de bijlage, minimaal 75% van de gehele omzet vormen.

  • 3. De in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde controleverklaringen of andere bewijsstukken tonen aan dat bij wegtransporteurs de opgegeven bedragen betrekking hebben op vervoer van bloembollen, sierplanten, perkplanten, potplanten, snijbloemen, heesters en boomkwekerijgewassen die worden getransporteerd van telers naar veilingen en groothandelaren.

  • 4. De in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde controleverklaringen of andere bewijsstukken tonen aan dat bij de veilingen de gederfde opbrengst wordt gebaseerd op gederfde provisies en gederfde opbrengst van relevante heffingen opgelegd aan leden, met een maximum van 7% van de totale omzetderving van de leden.

  • 5. De tegemoetkoming wordt verminderd met uit andere hoofde ontvangen steun of uitkeringen met betrekking tot COVID-19 die betrekking hebben op dezelfde schade als waarop de tegemoetkoming ziet alsmede met andere ontvangen steun of uitkeringen uit bestaande nationale regelingen met betrekking tot COVID-19, niet zijnde leningen of borgstellingsregelingen of fiscale maatregelen. Met het oog hierop worden de volgende gegevens ingediend, door middel van een controleverklaring van een accountant volgens een door de minister ter beschikking gesteld model of een door de minister geaccepteerd vergelijkbaar document:

    • een opgave van verstrekte verzekeringsuitkeringen;

    • een opgave van ontvangen steun op basis van de artikelen 219, 221 of 222 van Verordening 1308/2013;

    • een opgave van ontvangen steun of uitkeringen uit bestaande nationale regelingen met betrekking tot COVID-19, niet zijnde leningen en/of borgstellingsregelingen of fiscale maatregelen uit het noodpakket ‘banen en economie’1.

  • 6. Ontvangers van de tegemoetkoming zijn verplicht de loonsom zo veel mogelijk gelijk te houden en doen na de datum van publicatie van de regeling geen verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, gedurende het tijdvak waarover de tegemoetkoming is verleend.

HOOFDSTUK 3 CONSUMPTIEAARDAPPELEN

Artikel 7 (verstrekking en hoogte tegemoetkoming)

  • 1. De minister verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan een gedupeerde teler die in de periode van 16 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020 als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 zijn fritesaardappelen niet kan afzetten aan de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie voor de productie van diepgevroren of koelverse aardappelproducten of aan de groothandel of detailhandel (in kleinverpakking).

  • 2. De tegemoetkoming bedraagt per gedupeerde teler maximaal 6 cent per kilo fritesaardappelen die in de periode van 16 maart tot en met 31 augustus 2020 niet kunnen worden afgezet aan de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie voor de productie van diepgevroren of koelverse aardappelproducten of aan de groothandel of detailhandel (in kleinverpakking), met een minimumbedrag van € 1.000,– en een maximum van € 150.000,– per gedupeerde teler, verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn afgenomen en uit andere hoofde ontvangen steun of uitkeringen, bedoeld in artikel 11, tweede lid.

Artikel 8 (informatieverplichtingen bij aanvraag en aanvraagperiode)

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2. Een aanvraag omvat in ieder geval:

    • a. gegevens over de onderneming van de gedupeerde teler, waaronder het nummer waarmee de onderneming van gedupeerde teler geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel, SBI-code, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer dat op naam van de gedupeerde teler staat;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de onderneming van de gedupeerde teler, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. het oogstjaar en perceelsgegevens;

    • d. een opgave van de hoeveelheid fritesaardappelen die op 15 maart 2020 nog in opslag lag;

    • e. een schatting van de hoeveelheid fritesaardappelen die in de periode van 16 maart tot en met 31 augustus 2020 niet kan worden afgeleverd bij de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie voor de productie van diepgevroren of koelverse aardappelproducten of aan de groothandel of detailhandel (in kleinverpakking);

    • f. een verklaring dat de gedupeerde teler op het moment van aanvraag voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;

    • g. een verklaring dat de fritesaardappelen waarvoor een tegemoetkoming wordt gevraagd niet worden geleverd aan de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie met het oog op de productie van diepgevroren of koelverse aardappelproducten of aan groothandel of detailhandel (in kleinverpakking);

    • h. een verklaring dat de fritesaardappelen waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd niet eerder zijn verhandeld op de termijnmarkt.

  • 3. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 7 mei tot en met 4 juni 2020.

  • 4. Na indiening van de aanvraag wordt een voorschot op de tegemoetkoming verleend van 30%, dat wordt verrekend met de definitieve tegemoetkoming, bedoeld in artikel 11.

Artikel 9 (afwijzingsgronden)

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;

  • b. de onderneming van de gedupeerde teler in staat van faillissement verkeert dan wel bij de rechtbank een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de onderneming van de gedupeerde teler is ingediend.

Artikel 10 (plafond)

  • 1. Voor de tegemoetkoming in de schade op grond van dit hoofdstuk is een bedrag van € 50.000.000 beschikbaar gesteld.

  • 2. Indien het totale bedrag van de te verlenen tegemoetkomingen hoger is dan het plafond, past de minister een procentuele verlaging toe op alle tegemoetkomingen van dit hoofdstuk.

Artikel 11 (definitieve tegemoetkoming)

  • 1. Uiterlijk op 15 september 2020 dient de gedupeerde teler met behulp van een door de minister beschikbaar gesteld middel een verzoek tot definitieve vaststelling van de tegemoetkoming bij de minister in door indiening van de volgende bewijsstukken:

    • a. het bewijs waaruit blijkt hoeveel fritesaardappelen in 2020 zijn afgeleverd bij een andere bestemming dan de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie voor de productie van diepgevroren of koelverse aardappelproducten of aan de groothandel of detailhandel (in kleinverpakking) door middel van CMR-vrachtbrieven, weegbonnen en facturen;

    • b. het bewijs dat het daadwerkelijk om consumptieaardappelen van de oogst 2019 in Nederland gaat door middel van een van de volgende geldige voedselveiligheidscertificaten: VVA-certificaat, VVAK-certificaat of Global G.A.P-certificaat;

    • c. het bewijs waaruit blijkt met welk bedrag de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn verminderd, geleverd door middel van een controleverklaring van een accountant volgens een door de minister ter beschikking gesteld model of een door de minister geaccepteerd vergelijkbaar document.

  • 2. De tegemoetkoming wordt verminderd met uit andere hoofde ontvangen steun of uitkeringen met betrekking tot COVID-19 die betrekking hebben op dezelfde schade als waarop de tegemoetkoming ziet alsmede met andere ontvangen steun of uitkeringen uit bestaande nationale regelingen met betrekking tot COVID-19, niet zijnde leningen of borgstellingsregelingen of fiscale maatregelen. Met het oog hierop worden de volgende gegevens ingediend:

    • een opgave van verstrekte verzekeringsuitkeringen;

    • een opgave van ontvangen steun op basis van de artikelen 219, 221 of 222 van Verordening 1308/2013;

    • een opgave van ontvangen steun of uitkeringen uit bestaande nationale regelingen met betrekking tot COVID-19, niet zijnde leningen en/of borgstellingsregelingen of fiscale maatregelen uit het noodpakket ‘banen en economie’2 .

  • 3. Ontvangers van de tegemoetkoming zijn verplicht de loonsom zo veel mogelijk gelijk te houden en doen na 7 mei 2020 geen verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, gedurende het tijdvak waarover de tegemoetkoming is verleend.

HOOFDSTUK 4 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 12 (aanpassing tegemoetkoming achteraf)

De minister kan de hoogte van de tegemoetkoming na de verstrekking herzien dan wel de beschikking tot de tegemoetkoming intrekken en de te veel uitbetaalde bedragen terugvorderen, indien:

  • a. blijkt dat de tegemoetkoming, door onjuiste gegevensverstrekking door de gedupeerde onderneming of gedupeerde teler, niet in overeenstemming met deze regeling is verstrekt of op een hoger bedrag is vastgesteld dan overeenkomt met de daadwerkelijk geleden schade;

  • b. blijkt dat de gedupeerde onderneming of gedupeerde teler zelf verantwoordelijk moet worden gehouden voor de ontstane omzetderving doordat onzorgvuldig of in strijd met toepasselijke wetgeving is gehandeld;

  • c. blijkt dat is nagelaten om maatregelen te treffen om de omzetderving te mitigeren;

  • d. vast is komen te staan dat de gedupeerde onderneming of gedupeerde teler kunstmatig de voorwaarden heeft gecreëerd om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen en dus een voordeel zou genieten dat niet in overeenstemming is met de doelstellingen van deze regeling; of

  • e. blijkt dat de gedupeerde onderneming of de gedupeerde teler in strijd heeft gehandeld met de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 6, zesde lid, en 11, derde lid.

Artikel 13 (staatssteun)

De tegemoetkoming, bedoeld in de artikelen 2 en 7, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door Steunmaatregel SA.57217 (2020/N).

Artikel 14 (inwerkingtreding en vervaldatum)

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 7 mei 2020.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op aanvragen om tegemoetkoming die uiterlijk op 4 juni 2020 zijn ingediend, dan wel op tegemoetkomingen die voor 1 januari 2021 zijn verstrekt.

Artikel 15 (citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 mei 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

BIJLAGE, BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 1, 2,TWEEDE LID EN 6, TWEEDE LID, VAN DE REGELING TEGEMOETKOMING LAND- EN TUINBOUWONDERNEMERS COVID-19: ACTIVITEITEN MET DE DAARBIJ BEHORENDE CODE VAN DE STANDAARD BEDRIJFSINDELING (SBI-CODE)

Omschrijving activiteit

SBI-code

Hotel-restaurants

55.10.1

Hotels (geen hotel-restaurants), pensions en conferentieoorden

55.10.2

Restaurants

56.10.1

Fastfoodrestaurants, cafetaria’s, ijssalons, eetkramen e.d.

56.10.2

Eventcatering

56.21

Kantines en contractcatering

56.29

Cafés

56.30

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

Vanaf maandag 9 maart 2020 heeft het Nederlandse kabinet vergaande landelijke gezondheidsmaatregelen getroffen ter bestrijding van de verdere verspreiding van het coronavirus (COVID-19). Deze gezondheidsmaatregelen en soortgelijke of strengere maatregelen op de belangrijkste exportmarkten hebben enorme consequenties voor de inkomsten in een aantal economische sectoren, waaronder de land- en tuinbouw. Daarom heeft het kabinet op 17 maart 2020 een noodpakket samengesteld met een aantal generieke instrumenten voor liquiditeits- en inkomenssteun, waarvan ook de land- en tuinbouwsector en de visserijsector gebruik kunnen maken. Het kabinet heeft in zijn brief van 15 april 20203 geconstateerd dat – vanwege urgente en sectorspecifieke problematiek in delen van de land- en tuinbouwsector – de betreffende noodmaatregelen zoals de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) onvoldoende soelaas bieden. Het gaat hierbij specifiek om een combinatie van:

  • situaties waarin de productie doorgaat terwijl er nauwelijks omzet wordt gemaakt, en

  • situaties waarin producten slecht of niet houdbaar zijn vanwege bederfelijkheid en waarvoor geen of beperkte alternatieve toepassingsmogelijkheden zijn, en

  • situaties waarin bedrijven in de periode maart, april en mei een grote seizoenspiek hebben in productie, personele bezetting en omzet.

Bovengenoemde combinatie doet zich voor in de sierteelt, in onderdelen van de voedingstuinbouw en de consumptieaardappelensector. Vanaf 12 maart werden door overheden binnen en buiten de Europese Unie maatregelen getroffen, waardoor de sierteelt met acute vraaguitval werd geconfronteerd in het hoogseizoen waarin de grootste omzet wordt gerealiseerd. Door het verbod op evenementen en sluiting van de horeca in Nederland daalde tevens de nationale afzetmarkt, bijvoorbeeld ook voor bedrijven in de zogenoemde food-services. Specialistische producten die voor hotels, restaurants en andere horeca worden geteeld. Ondertussen lopen vaste kosten (w.o. afschrijving, huur, rentelasten, personeelskosten in vast dienstverband) en operationele kosten voor productie door. Dit betreft bijvoorbeeld (afhankelijk van de sector) elektriciteit voor belichting/verwarming, inputs als zaaizaad/pootgoed, meststoffen, gewasbescherming, seizoensarbeid, etc.

Deze regeling is opgesteld om ondernemers in de sierteelt en ondernemers uit de voedingstuinbouw die voor een aanzienlijk deel afhankelijk zijn van afzet aan de horeca en telers van fritesaardappelen tegemoet te komen.

De aanvullende tegemoetkoming moet worden gezien als aanvulling op andere overheidsondersteuning uit het noodpakket banen en economie4 die zijn genomen in verband met COVID-19.

Het doel van deze regeling is een kader te scheppen op grond waarvan bepaalde ondernemingen aanspraak kunnen maken op een financiële tegemoetkoming. Zo is opgenomen welke ondernemingen in aanmerking komen voor de financiële tegemoetkoming, aan welke randvoorwaarden zij moeten voldoen om hiervoor in aanmerking te komen, hoe de aanvraag ingediend moet worden en binnen welke termijn beslist wordt op de aanvraag.

2. Doelgroep

Bij het bepalen van de doelgroep die in aanmerking komt voor de eenmalige tegemoetkoming, is als criterium gehanteerd dat het moet gaan om ondernemingen die zich geconfronteerd zien met een combinatie van de volgende situaties:

  • de productie gaat door terwijl er nauwelijks omzet wordt gemaakt;

  • producten zijn slecht of niet houdbaar vanwege bederfelijkheid en er zijn geen of beperkte alternatieve toepassingsmogelijkheden;

  • in de periode maart, april en mei is een grote seizoenspiek in productie, personele bezetting en/of omzet.

Op basis van de boven genoemde criteria komen de volgende ondernemingen in aanmerking voor een eenmalige aanvullende tegemoetkoming:

  • primaire ondernemingen in de sierteelt en primaire ondernemingen in de voedingstuinbouw die vrijwel volledig afhankelijk zijn van afzet aan de horeca, die in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020 ten opzichte van de gemiddelde omzet in dezelfde periode in de drie voorgaande jaren 2017–2019 een omzetderving van minimaal 30 procent hebben om onder andere onvermijdelijke seizoensgebonden loonkosten te kunnen blijven betalen. Dit houdt in dat ondernemers met een lagere omzetderving dan 30%, niet voor deze regeling in aanmerking komen. Uitgangspunt bij ondernemers die wel voor deze regeling in aanmerking komen, is dat 30% van de omzetderving onder ondernemersrisico valt en dat de Staat de resterende 70% van de schade voor een aanzienlijk deel compenseert;

  • bij primaire ondernemers in de voedingstuinbouw dient minimaal 75% van de omzet betrekking te hebben op directe of indirecte leveringen aan ondernemers met een in de bijlage genoemde SBI-code (de zogenaamde food-services; gespecialiseerde producten die worden geleverd aan hotels, restaurants en andere in de bijlage genoemde horecabedrijven). Het kan ook gaan om een vergelijkbare registratie in een andere lidstaat indien niet aan een bedrijf in Nederland wordt geleverd. Dit is het geval indien de producten worden bestemd voor in de bijlage genoemde activiteiten, zoals restaurants en hotels in andere lidstaten waar ze geen SBI code hebben. De tegemoetkoming wordt voor telers gebaseerd op de omzetderving die op deze leveringen betrekking heeft;

  • groothandelsondernemingen in de sierteelt (hieronder vallen geen verkopen aan de eindverbruiker). Voor deze ondernemingen wordt de aanvullende tegemoetkoming berekend op basis van de hoogte van de bruto winst in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020. De tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van 70% van het verschil van het gemiddelde van de bruto winst in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 en de bruto winst in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, en op de uitkomst 30% in mindering te brengen;

  • groothandelsondernemingen in de voedingstuinbouw (hieronder vallen geen verkopen aan de eindverbruiker) die vrijwel volledig afhankelijk zijn van de afzet aan de horeca. Voor deze ondernemingen geldt dat minimaal 75% van de omzet betrekking moet hebben op leveringen aan ondernemers met een in de bijlage genoemde SBI-code. Het kan ook gaan om een vergelijkbare registratie in een andere lidstaat indien niet aan een bedrijf in Nederland wordt geleverd. Dit is het geval indien de producten worden bestemd voor in de bijlage genoemde activiteiten, zoals restaurants en hotels in andere lidstaten waar ze geen SBI code hebben. De tegemoetkoming wordt gebaseerd op de gederfde bruto winst die op deze leveringen betrekking heeft;

  • wegtransporteurs van bloembollen, sierplanten, perkplanten, potplanten, snijbloemen, heesters en boomkwekerijgewassen die transporteren van telers naar veilingen en groothandelaren. Deze regeling is opgesteld om ondernemers in de sierteelt sector tegemoet te komen. Een essentieel onderdeel van de sierteeltketen is het vervoer van sierteelt producten over de weg van telers naar veilingen en groothandelaren. De wegtransporteurs hebben te maken met vraaguitval van het sierteeltvervoer over de weg in de periode 12 maart tot 11 juni, omdat in deze periode aan de veilingen nauwelijks producten worden aan- en afgevoerd. Om die reden is ervoor gekozen de wegtransporteurs in aanmerking te laten komen voor een tegemoetkoming op basis van deze regeling. De tegemoetkoming voor wegtransport is uitsluitend bedoeld voor wegtransporteurs van bloembollen, sierplanten, perkplanten, potplanten, snijbloemen, heesters en boomkwekerijgewassen die transporteren van telers naar veilingen en groothandelaren. De tegemoetkoming voor deze specifiek afgebakende groep wegtransporteurs wordt berekend op basis van 70% van de omzetderving (exclusief 30% ondernemersrisico) in de periode van 12 maart tot 11 juni;

  • voor handelsondernemingen geldt dat deze in de definitie zijn afgebakend tot groothandelaar, om te verduidelijken dat het handel van business-to-business betreft. Detailhandel en retail valt buiten de reikwijdte van deze regeling;

  • om zeker te stellen dat alle ondernemingen die extra ondersteuning nodig hebben en aanspraak maken op de regeling ook daadwerkelijk steun kunnen ontvangen is ervoor gekozen om per bedrijf een maximum te stellen aan de tegemoetkoming op basis van omzetcategorieën. Hierbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met de verwachte schade van individuele bedrijven in de verschillende categorieën. Voor de aan de gedupeerde onderneming te verstrekken tegemoetkoming is een maximum plafond ingesteld, dat afhankelijk is van de bedrijfsomvang. Hiertoe is besloten om alle bedrijven die passen binnen de voorwaarden voor tegemoetkoming op basis van de regeling ook daadwerkelijk proportionele steun te kunnen verlenen. Het uitgangspunt van de regeling is ondernemers aanzienlijk tegemoet te komen voor de geleden schade, maar beoogt geen volledige schadeloosstelling. De maximale plafonds zijn gekozen om aan dit gelijkwaardigheidsprincipe invulling te kunnen geven. De consequentie van deze keuze is dat de grote groep kleinere ondernemers (naar verwachting ca. 2000) voor een groter aandeel van hun schade tegemoet gekomen wordt dan de kleine groep grote ondernemers (naar verwachting ca. 100). Er worden vier categorieën met maximale plafonds per onderneming gehanteerd op basis van de gemiddelde omzet (voor gedupeerde ondernemers) of brutowinst (voor gedupeerde groothandelaren) over de periode van 12 maart tot en met 11 juni in 2017, 2018 en 2019;

  • de veilingen in Nederland hebben een uitzonderlijke positie in de sierteeltketen, doordat zij een essentiële functie in de keten hebben door de gebundelde vraag en aanbod in de markt te verzorgen. De veilingen zijn een coöperatie van de aangesloten telers en hebben geen winstoogmerk. De veilingen zijn geen groothandelsorganisatie, omdat de veilingen nooit eigenaar zijn van de producten. Om die reden passen de veilingen niet in de in deze regeling vastgestelde categorie-indeling van bedrijven voor telers en groothandelaren. De sierteeltketen zou zwaar beschadigd worden als de veiling deze functie niet meer zou kunnen uitoefenen en de duizenden aangesloten telers individueel de afzet zouden moeten organiseren. De veilingen hebben voorts ook een belangrijke functie in het vaststellen van marktstandaarden. Om die reden wordt de tegemoetkoming voor de veilingen van sierteeltproducten bepaald op basis van gederfde provisies en gederfde opbrengst van relevante heffingen die de veiling oplegt aan de aangesloten leden. Het percentage voor provisie en de relevante heffingen aan de telers bedraagt ca. 7%. De tegemoetkoming wordt vastgesteld op 70% van het verschil tussen de gemiddelde opbrengsten aan provisies en heffingen in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 en de opbrengst aan provisies en heffingen in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, met een maximum van 7% van de totale omzetderving van de leden van de desbetreffende veiling;

  • aardappeltelers, voor de hoeveelheid fritesaardappelen die zij nog in opslag hebben en die niet meer verwerkt zullen worden tot diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten of aan groothandel of detailhandel (in kleinverpakking) afgeleverd. De vergoeding zal maximaal 44% bedragen van de gemiddelde marktwaarde van deze fritesaardappelen over de periode september 2019 t/m februari 2020 hetgeen resulteert inmaximaal 6 cent per kilo fritesaardappelen die in de periode van 16 maart tot en met 31 augustus 2020 niet kunnen worden afgezet aan de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie voor de productie van diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten of aan groothandel of detailhandel (in kleinverpakking).

Uitgangspunt is dat het gaat om de ondersteuning van ondernemers met toekomstperspectief, die door de maatregelen van de overheid om COVID-19 te bestrijden hard worden getroffen. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van de regeling is ervoor gekozen dat het moet gaan om een onderneming die op peildatum 12 maart 2020 ingeschreven was in het handelsregister. Alleen ondernemingen die niet in staat van faillissement verkeren en waarvoor geen verzoek tot surseance van betaling is ingediend, komen voor de tegemoetkoming in aanmerking (artikel 4 en 9, onderdeel b).

3. Hoofdlijnen tegemoetkoming

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de regeling uit. De doelgroep kan bij RVO een financiële tegemoetkoming aanvragen

voor de eerste nood die ontstaan is door de maatregelen van de overheid om COVID-19 te bestrijden.

Ondernemingen kunnen een aanvraag indienen bij RVO. RVO en de NVWA hebben de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de aanvrager daadwerkelijk aan alle voorwaarden voldoet. Indien dit niet het geval is, kan de beschikking tot de tegemoetkoming ingetrokken worden of kan de hoogte van de tegemoetkoming worden herzien (artikel 12). Dan wordt de tegemoetkoming dus (deels) teruggevorderd, onder verrekening van het rentevoordeel. Dit kan bijvoorbeeld wanneer de onderneming een onvolledige, onjuiste of valse verklaring over de te verwachten omzetderving of brutowinstderving of de verwachte vaste kosten heeft aangeleverd dan wel niet de vereiste bewijsstukken heeft geleverd.

Op basis van het aantal geregistreerde ondernemingen in de geselecteerde sectoren en de in deze regeling opgenomen voorwaarden is de globale inschatting dat circa 4.000 ondernemingen in de sierteelt en voedingstuinbouw en 1.500 aardappeltelers een tegemoetkoming zullen ontvangen.

Verder kan de minister besluiten een procentuele verlaging toe te passen op alle tegemoetkomingen indien het totale bedrag van de te verlenen tegemoetkomingen hoger is dan het plafond van € 600 miljoen voor de sierteeltsector en delen van de voedingstuinbouw en € 50 miljoen voor de telers van fritesaardappelen. Het plafond is ingesteld op basis van een realistische verwachting van de omvang van de schade. Om te voorkomen dat het plafond toch wordt overschreden, kan de minister van deze mogelijkheid gebruik maken. Het plafond is inclusief uitvoeringskosten, deze worden ingeschat op 0,5-1 procent van de totale omvang.

Op de tegemoetkoming worden andere uitkeringen of steun die betrekking hebben op dezelfde schade als waarop de tegemoetkoming ziet en in relatie staan tot COVID-19 maatregelen in mindering gebracht. Het gaat hierbij om verzekeringsuitkeringen, ontvangen steun op basis van de artikelen 219, 221 of 222 van Verordening 1308/2013 en een aantal maatregelen uit het noodpakket banen en economie dat het Kabinet heeft samengesteld op 17 maart 2020, zoals de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS). Ook wordt de tegemoetkoming verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn verminderd. Hierbij gaat het om besparingen op operationele kosten (afhankelijk van de sector) als elektriciteit voor belichting/verwarming, inputs als zaaizaad/pootgoed, meststoffen, gewasbescherming, seizoensarbeid, etc.

Er is een inspanningsverplichting opgenomen om de loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de onderneming zich zoveel mogelijk moet inspannen werkgelegenheid te behouden door de dienstverbanden van de werknemers voort te zetten en de lonen door te betalen.

Werknemers in dienst van de werkgever met een vaste arbeidsomvang hebben wettelijk recht op loon zolang het dienstverband voortduurt. Dit geldt ook als zij (deels) niet werken, tenzij het (deels) niet werken voor rekening van de werknemer moet komen (artikel 7:628, eerste lid, BW). De buitengewone omstandigheden waar deze regeling op ziet, zijn omstandigheden die niet voor rekening van de werknemer komen. Dat betekent dat werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben met de werkgever, recht hebben op doorbetaling van hun loon voor de volledige vaste arbeidsomvang zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt, ook als zij niet kunnen werken.

Voor werknemers met een flexibele arbeidsomvang kan dat mogelijk anders zijn. Zij hebben op grond van de wet (voor zover zij geen succesvol beroep kunnen doen op het rechtsvermoeden van arbeidsomvang), alleen recht op loon voor het minimaal aantal uren dat vast is overeengekomen en voor zover de loondoorbetalingsplicht niet is uitgesloten.

4. Indiening aanvraag

De aanvragen voor een tegemoetkoming kunnen vanaf donderdag 7 mei 2020 worden ingediend bij RVO. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het formulier dat hiertoe via RVO ter beschikking is gesteld. Dit elektronische aanvraagformulier is te vinden op de website van RVO:

https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/tegemoetkoming-sierteelt-voedingstuinbouw

https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/tegemoetkoming-fritesaardappeltelers

4.1 Indiening aanvraag sierteelt en voedingstuinbouw

Bij de aanvraag dient de gedupeerde onderneming gegevens aan te leveren, zoals de naam, het adres, en het KvK-nummer van de gedupeerde onderneming en de gegevens van de contactpersoon. Daarnaast dient de onderneming een aantal zaken te verklaren. Het gaat om een verklaring dat de gedupeerde onderneming op het moment van aanvraag voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen, een schatting van de verwachte omzetderving/bruto winst derving in de periode van 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020, een accountantsverklaring over de omzet in dezelfde periode over de jaren 2017, 2018 en 2019 of een vergelijkbaar document waaruit de omzet van deze perioden duidelijk blijkt. Voor ondernemingen die gedurende deze periode in de jaren 2017, 2018 of 2019 zijn gestart, wordt de omzet berekend vanaf het moment dat er omzet is gegenereerd. De verklaringen kunnen worden geleverd door middel van een checklist, die is opgenomen in het aanvraagformulier. Er is gekozen voor 12 maart 2020 omdat toen de eerste schade ontstond als gevolg van de lock-down in Italië.

De aanvraag kan worden ingediend tot en met 4 juni 2020. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. RVO toetst binnengekomen aanvragen op basis van geselecteerde SBI-codes, gebaseerd op de afbakening in deze regeling. De aanvraag bestaat voornamelijk uit het afvinken van de eisen waaraan de onderneming moet voldoen. RVO raadpleegt ook het uittreksel van de Kamer van Koophandel van de onderneming die de tegemoetkoming aanvraagt, ter controle dat de onderneming inderdaad aan de voorwaarden van deze regeling voldoet. Ondernemingen hoeven bij de aanvraag geen bewijs van omzetderving/derving bruto winst in te dienen, maar moeten een schatting van de verwachte omzet/bruto winst in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, een schatting van de gemiddelde omzet /bruto winst over de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2017, 2018 en 2019 en een schatting van de omzetderving/bruto winst derving indienen.

Vanwege de nood bij de getroffen ondernemingen, wordt zo snel mogelijk op de aanvraag beslist.

De bewijsstukken ten aanzien van de omzetderving/bruto winst derving/ kunnen voorzien van een controleverklaring van een accountant worden ingediend tot en met 31 augustus 2020. Dit geldt ook voor de bewijsstukken (vergezeld van een controleverklaring) om aan te tonen dat de omzet van ondernemers in de voedingstuinbouw voor minimaal 75% afhankelijk is van afzet aan de horeca en voor de bewijsstukken van wegtransporteurs dat de geleden omzet derving betrekking heeft op het wegvervoer van sierteeltproducten (op basis van SBI codes van klanten en vergunningen van de wegtransporteurs, afgegeven door de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie).

4.2 Indiening aanvraag consumptieaardappelen

Bij de aanvraag dient de gedupeerde teler de in artikel 8, tweede lid, genoemde gegevens aan te leveren, zoals de naam, het adres, en het KvK-nummer van de gedupeerde onderneming, de gegevens van de contactpersoon en van de percelen. Daarnaast dient de onderneming een aantal zaken te verklaren. Het gaat om een verklaring dat de gedupeerde onderneming op het moment van aanvraag voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen en een schatting van de hoeveelheid fritesaardappelen die in 2020 niet kunnen worden afgeleverd bij de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie ten behoeve van de productie van diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten.

Deze aanvraag kan worden ingediend tot en met 4 juni 2020.

Het bewijs (vrachtbrief, laad- en weegbonnen, facturen) waaruit blijkt hoeveel fritesaardappelen niet verwerkt zijn tot diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten of aan groothandel of detailhandel (in kleinverpakking) zijn afgeleverd, in de vorm van vrachtbrieven, weegbonnen en facturen, kan worden ingediend tot en met 15 september 2020.

5. Regeldruk

Deze regeling is tot stand gekomen toen bleek dat de sector door de maatregelen om COVID-19 te bestrijden tijdens het hoogseizoen werd geconfronteerd met acute vraaguitval van bederfelijke producten terwijl de kosten doorlopen. Bij de uitwerking van de regeling is een aantal kaders en uitgangspunten gesteld, waarbij voor de invulling veelvuldig overleg is gevoerd en schattingen vanuit de sectoren en ondernemers zijn benut om de indeling in categorieën proportioneel vast te stellen. RvO voert de regeling uit. Het loket voor ondernemers wordt zo ingericht dat de ondernemer stap voor stap met een leeswijzer wordt meegenomen bij het invullen van de aanvraag.

Sierteelt

De regeldruk voor de gedupeerde onderneming behelst het kennisnemen van de regeling, het invullen van de aanvraag, het afgeven van de bedoelde verklaringen en het uploaden van de in artikel 6 vereiste bewijsstukken. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de kennisneming een kwartier kost en de invulling van de complete aanvraag en uploaden van bewijs door de onderneming nogmaals een drie kwartier aan inzet kost, dus totaal 1 uur per onderneming. Uitgaande van 4.000 ondernemingen (land- en tuinbouw totaal) die, tegen een gemiddeld uurtarief van € 39,–, een aanvraag zullen doen, komen de totale regeldrukkosten voor de ondernemingen voor de aanvraag op € 156.000.

Voor alle ondernemingen wordt ervan uitgegaan dat de indiening van de verantwoording achteraf door de onderneming een half uur in beslag neemt. Dit komt neer op € 78.000,– (4.000 ondernemers, € 39,– per uur). Bij de verantwoording achteraf is een controleverklaring van een accountant vereist. Niet alle aanvragers zullen zelfstandig een accountantsverklaring hoeven te verstrekken. In voorkomend geval zal gebruik worden gemaakt van gegevens die gegenereerd worden door sectororganisaties, bijvoorbeeld de bloemenveiling. Uitgaand van 2.000 aanvragers die wel een accountantsverklaring dienen te verstrekken, wordt ervan uitgegaan dat dit voor de accountant per onderneming 20 uur kost met een gemiddeld uurtarief van € 85,–, wat zal uitkomen op € 3.400.000. Voor de overige ondernemingen, waarvan de verantwoording door een sectororganisatie wordt gegenereerd, zal het 1 kwartier kosten om de eigen aanvullende verantwoording bij RvO te uploaden, wat neer komt op € 19.500,– (2.000 ondernemers met een uurtarief van € 39,–).

De totale regeldrukkosten voor de ondernemingen komen daarmee uit op € 3.653.500,–.

Consumptieaardappelen

De regeldruk voor de gedupeerde telers behelst het kennisnemen van de regeling, het invullen van de aanvraag, het afgeven van de bedoelde verklaringen en het uploaden van de in artikel 11 vereiste bewijsstukken. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de kennisneming een kwartier kost, het invulling van de complete aanvraag en uploaden van bewijs (vrachtbrief, laad- en weegbonnen, facturen) door de onderneming nogmaals drie kwartier aan inzet kost, dus totaal 1 uur per onderneming.

Uitgaande van 1.500 ondernemingen die, tegen een gemiddeld uurtarief van € 39,– een aanvraag zullen doen, komen de totale regeldrukkosten voor de ondernemingen op circa € 58.500 uit.

6. Staatssteun

De tegemoetkoming die op grond van deze regeling aan getroffen ondernemers wordt verstrekt vormt staatssteun. Een concept van deze regeling is op grond van artikel 107, tweede lid, onderdeel b, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) genotificeerd bij de Europese Commissie. Op 8 mei 2020 is de Commissie tot het oordeel gekomen dat de met de regeling te verstrekken steun verenigbaar is met de interne markt en dat er vanuit de optiek van staatssteun geen bezwaar bestaat tegen definitieve vaststelling van de regeling (Besluit van de Commissie 8 mei 2020 inzake Staatssteunzaak SA.57217 (2020/N).

7. fiscale paragraaf

De financiële tegemoetkoming die in het kader van deze regeling wordt verkregen behoort tot de winst. De regeling leidt niet tot heffing van btw over deze tegemoetkoming. De tegemoetkoming is een aanvulling op andere overheidsondersteuning uit het noodpakket banen en economie die zijn genomen omdat de gevolgen van de door de overheid in het belang van de volksgezondheid genomen maatregelen niet als normaal ondernemersrisico kunnen worden beschouwd. Uit de regeling is geen verbruik bij wie dan ook, anders dan de samenleving in algemene zin, vast te stellen dan het bieden van financiële ondersteuning aan delen van de land- en tuinbouwsector in verband met urgente en sectorspecifieke problematiek.

8. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst. Gelet op het tijdelijke en eenmalige karakter van de regeling vervalt deze op 1 januari 2021. Bestaande aanspraken en verplichtingen op grond van deze regeling blijven echter in stand.

II. Artikelen

Artikel 1

In artikel 1, eerste lid, zijn de begripsbepalingen opgenomen. De onderscheiden definities zijn alfabetisch gerangschikt. Het begrip gedupeerde onderneming ziet op de schakels in de sierteelt en voedingstuinbouw, het begrip gedupeerde teler ziet op de telers van consumptieaardappelen die bestemd zijn voor de fritesproductie. Deze twee begrippen geven de reikwijdte van de compensatieregeling aan.

In het tweede lid is een definitie van wegtransporteur in de sierteelt opgenomen, op grond waarvan deze categorie van wegtransporteurs voor de toepassing van deze regeling mede wordt beschouwd als een tussenpersoon, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Landbouwwet. De reden is dat deze categorie wegtransporteurs, omdat zij zich heeft toegelegd op het vervoer van sierteeltproducten, in dezelfde mate te kampen heeft met de economische gevolgen van COVID-19 als de primaire producenten en groothandelaren in de sierteeltsector.

Artikel 2

In het eerste lid wordt aangegeven waaraan de gedupeerde ondernemingen moeten voldoen om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen. Naast meer dan 30% omzetderving als gevolg van de COVID19 maatregelen, moeten ze aan drie specifieke voorwaarden voldoen die met seizoensproductie te maken hebben.

De omzetderving in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020 wordt ingevolge het tweede lid berekend door het verschil te nemen tussen de omzet in deze periode en de gemiddelde omzet over dezelfde periode in drie referentiejaren (2017–2019).

De hoogte van de tegemoetkoming wordt in het zesde lid vastgesteld op ten hoogste 70% van de omzetderving in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, waarbij een aftrek van 30% van de omzetderving als bedrijfsrisico plaatsvindt. Voor de groothandelaren wordt in het derde lid voor het berekenen van de tegemoetkoming in plaats van omzetderving de bruto winst als grondslag genomen, aangezien de tegemoetkoming aan de teler en de handelaar dezelfde producten betreffen en er anders overcompensatie op zou kunnen treden. Voor veilingen geldt op grond van het vierde lid dat gekeken wordt naar de gederfde opbrengst aan provisies en heffingen van bij de veiling aangesloten leden.

Onder omzet moet in de referentieperiode worden verstaan de verkoopopbrengst van producten die in de periode 12 maart tot en met 11 juni daadwerkelijk zijn geleverd en daadwerkelijk door de afnemer zijn betaald (ongeacht het moment van betaling). In 2020 wordt onder omzet verstaan de verkoopopbrengst van producten die in de periode 12 maart tot en met 11 juni daadwerkelijk zijn geleverd en welke of door de afnemer zijn betaald of in de post debiteuren zijn opgenomen.

Voor groothandelaren geldt dat het begrip bruto winstwinst wordt gehanteerd. De inkoopwaarde van de betreffende producten moet in mindering worden gebracht op de omzet om tot deze brutowinst te komen.

Teneinde een eerlijke verdeling van het beschikbare budget over alle ondernemers te bewerkstelligen zijn er in het zevende lid vier omzetcategorieën met daaraan gekoppelde maximale tegemoetkomingsbedragen opgenomen (voor groothandelaren betreft dit vier categorieën bruto winst). Dit is niet van toepassing op de veilingen.

Dit artikel voorziet in een aftrek van ontvangen bedragen uit andere hoofde, zoals uitkeringen van verzekeringen, EU-steun of steun op basis van andere nationale COVID-19 regelingen. Ook geldt een aftrek van het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn verminderd.

Artikel 3

Voor uitbetaling van een voorschot van 50% worden bij de aanvraag de in het eerste lid genoemde gegevens gevraagd. Naast gegevens over de gedupeerde onderneming en een verklaring dat alles naar waarheid is ingevuld overeenkomstig de eisen van de regeling wordt een schatting van de omzetderving of bruto winst verstrekt aan de hand van schattingen van de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020 en omzet in dezelfde periode in de referentiejaren.

De aanvraagperiode is van 7 mei 2020 tot en met 4 juni 2020. Buiten deze periode ingediende aanvragen kunnen niet in behandeling worden genomen.

Artikel 4

Faillissement of surseance van betaling van de gedupeerde ondernemer is een reden om de aanvraag tot tegemoetkoming af te wijzen. Ook als de ondernemer niet voldoet aan alle voorwaarden die in het elektronische aanvraagformulier op de RVO-website zijn opgenomen, zal een afwijzing volgen.

Artikel 5

Het totale bedrag dat voor de tegemoetkoming op grond van dit hoofdstuk voor de sierteelt en voedingstuinbouw beschikbaar is gesteld is € 600.000.000. Hierop worden de uitvoeringskosten in mindering gebracht. Nadat alle aanvragen voorzien zijn van de nodige bewijsstukken kan de totale claim van alle gedupeerde ondernemingen worden berekend. Indien de claim het plafond overstijgt zal een procentuele verlaging van alle tegemoetkomingen worden doorberekend.

Artikel 6

In artikel 6 staan de vereiste bewijsstukken en controleverklaringen van een accountant die dienen om het definitieve bedrag van de tegemoetkoming te laten vaststellen en verrekenen met het voorschot.

Deze bewijsstukken kunnen tot en met 31 augustus 2020 worden ingediend. Daarna worden de definitieve bedragen per gedupeerde ondernemer vastgesteld en uitgekeerd, met inachtneming van de verstrekte voorschotten en te verminderen uitkeringen of steun die de gedupeerde ondernemer uit andere hoofde in verband met COVID-19 reeds heeft ontvangen. Leningen, borgstellingsregelingen en fiscale maatregelen vallen hierbuiten. De voorwaarden die voor andere nationale steunregelingen in verband met COVID-19 gelden worden hier ook van toepassing verklaard. Het gaat hierbij om de inspanningsverplichting tot het zo veel mogelijk in dienst houden van werknemers en doorbetalen van het loon.

Artikel 7

Voor de telers van fritesaardappelen voorziet artikel 7 in een tegemoetkoming van maximaal 6 cent per kilo fritesaardappelen die niet kunnen worden afgezet aan de ‘patatfabrikanten’ als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. De verwerking van deze aardappelen tot diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten (of afzet aan groothandel of detailhandel in kleinverpakking met het oog op het voorkomen van opbrengst naast tegemoetkoming) is met het sluiten van de horeca nagenoeg stil komen te liggen. De voor het verstrekken van de tegemoetkoming relevante periode vangt aan op 16 maart 2020 (een dag na de door de nationale overheid afgekondigde ‘lockdown) en loopt tot en met 31 augustus 2020. Om de uitvoeringslasten laag te houden wordt een ondergrens van € 1.000,– per gedupeerde teler ingesteld. Teneinde een eerlijke verdeling van het beschikbare budget over alle ondernemers te bewerkstelligen geldt er een maximum tegemoetkoming van € 150.000,– per gedupeerde teler. Dit artikel voorziet in een aftrek van ontvangen bedragen uit andere hoofde, zoals uitkeringen van verzekeringen, EU-steun of steun op basis van andere nationale COVID-19 regelingen. Ook geldt een aftrek van het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn verminderd.

Artikel 8

Voor uitbetaling van een voorschot van 30% worden bij de aanvraag de in het eerste lid genoemde gegevens gevraagd. Naast gegevens over de gedupeerde teler en een verklaring dat alles naar waarheid is ingevuld overeenkomstig de eisen van de regeling wordt een schatting van de hoeveelheid fritesaardappelen die op 15 maart 2020 nog in opslag lag gevraagd en een schatting van de hoeveelheid fritesaardappelen die in de periode van 16 maart tot en met 31 augustus 2020 niet kan worden afgeleverd bij de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie voor de productie van diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten of aan groothandel of detailhandel (in kleinverpakking). De aanvraagperiode is van 7 mei 2020 tot en met 4 juni 2020. Buiten deze periode ingediende aanvragen kunnen niet in behandeling worden genomen.

Artikel 9

Faillissement of surseance van betaling van de gedupeerde ondernemer is een reden om de aanvraag tot tegemoetkoming af te wijzen. Ook als de ondernemer niet voldoet aan alle voorwaarden die in het elektronische aanvraagformulier op de RVO-website zijn opgenomen, zal een afwijzing volgen.

Artikel 10

Het totale bedrag dat voor de tegemoetkoming op grond van dit hoofdstuk voor de telers van fritesaardappelen beschikbaar is gesteld is € 50.000.000. Hierop worden de uitvoeringskosten in mindering gebracht. Nadat alle aanvragen voorzien zijn van de nodige bewijsstukken kan de totale claim van alle gedupeerde telers worden berekend. Indien de claim het plafond overstijgt zal een procentuele verlaging van alle tegemoetkomingen worden doorberekend.

Artikel 11

In artikel 11 staan de vereiste bewijsstukken die dienen om het definitieve bedrag van de tegemoetkoming te laten vaststellen en verrekenen met het voorschot. Het bewijs waaruit blijkt hoeveel fritesaardappelen in 2020 zijn afgeleverd bij een andere bestemming dan de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie voor de productie van diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten of aan groothandel of detailhandel (in kleinverpakking) wordt geleverd door middel van CMR-vrachtbrieven, weegbonnen en facturen. De genoemde voedselveiligheidscertificaten dienen als bewijs dat het om consumptieaardappelen gaat.

Deze bewijsstukken kunnen tot 31 augustus 2020 worden ingediend. Daarna worden de definitieve bedragen per gedupeerde teler vastgesteld en uitgekeerd, met inachtneming van de verstrekte voorschotten en te verminderen uitkeringen of steun die de gedupeerde ondernemer uit andere hoofde in verband met COVID-19 reeds heeft ontvangen. Leningen, borgstellingsregelingen en fiscale maatregelen vallen hierbuiten. De voorwaarden die voor andere nationale steunregelingen in verband met COVID-19 gelden worden hier ook van toepassing verklaard. Het gaat hierbij om de inspanningsverplichting tot het zo veel mogelijk in dienst houden van werknemers en doorbetalen van het loon.

Artikel 12

Indien achteraf blijkt dat niet aan alle voorwaarden voor verstrekken van de tegemoetkoming is voldaan kan de hoogte van de tegemoetkoming worden herzien dan wel ingetrokken en de te veel uitbetaalde bedragen worden teruggevorderd. In dit artikel worden vijf grondslagen genoemd op basis waarvan dit geschiedt.

Artikel 13

In dit artikel zijn de gegevens opgenomen over de melding van deze staatsteunregeling aan de Europese Commissie en de datum en het nummer van het goedkeuringsbesluit.

Artikel 14

De inwerkingtreding van deze regeling is bepaald op de dag na publicatiedatum van de Staatscourant waarin de regeling is opgenomen. Omdat het loket van RVO in afwachting van de publicatie van deze regeling al vanaf 7 mei 2020 geopend was voor aanvragen voor gedupeerde ondernemers werkt de regeling terug tot en met die datum, opdat duidelijk is dat alle aanvragen vanaf 7 mei in principe (als blijkt dat aan alle voorwaarden is voldaan) in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming. Uiteraard geldt in alle gevallen dat pas na de inwerkingtreding van deze regeling op de aanvragen kan worden beslist.

De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2021, maar blijft zijn werking behouden voor nog lopende aanvragen en voor reeds verstrekte tegemoetkomingen. Dit laatste om de in artikel 12 bedoelde herziening of intrekking mogelijk te maken.

Artikel 15

In dit artikel wordt de citeertitel opgenomen, waaronder de regeling in de Staatscourant wordt gepubliceerd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstukken II, 2019/20, 35420-2

X Noot
2

Kamerstukken II, 2019/20, 35420-2

X Noot
3

Kamerstukken II, 2019/20, 35420-24

X Noot
4

Kamerstukken II, 2019/20, 32637-415

Naar boven