TOELICHTING
I. Algemeen
1. Aanleiding en doel
Vanaf maandag 9 maart 2020 heeft het Nederlandse kabinet vergaande landelijke gezondheidsmaatregelen
getroffen ter bestrijding van de verdere verspreiding van het coronavirus (COVID-19).
Deze gezondheidsmaatregelen en soortgelijke of strengere maatregelen op de belangrijkste
exportmarkten hebben enorme consequenties voor de inkomsten in een aantal economische
sectoren, waaronder de land- en tuinbouw. Daarom heeft het kabinet op 17 maart 2020
een noodpakket samengesteld met een aantal generieke instrumenten voor liquiditeits-
en inkomenssteun, waarvan ook de land- en tuinbouwsector en de visserijsector gebruik
kunnen maken. Het kabinet heeft in zijn brief van 15 april 20203 geconstateerd dat – vanwege urgente en sectorspecifieke problematiek in delen van
de land- en tuinbouwsector – de betreffende noodmaatregelen zoals de tijdelijke Noodmaatregel
Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) onvoldoende soelaas bieden. Het gaat hierbij specifiek
om een combinatie van:
-
– situaties waarin de productie doorgaat terwijl er nauwelijks omzet wordt gemaakt,
en
-
– situaties waarin producten slecht of niet houdbaar zijn vanwege bederfelijkheid en
waarvoor geen of beperkte alternatieve toepassingsmogelijkheden zijn, en
-
– situaties waarin bedrijven in de periode maart, april en mei een grote seizoenspiek
hebben in productie, personele bezetting en omzet.
Bovengenoemde combinatie doet zich voor in de sierteelt, in onderdelen van de voedingstuinbouw
en de consumptieaardappelensector. Vanaf 12 maart werden door overheden binnen en
buiten de Europese Unie maatregelen getroffen, waardoor de sierteelt met acute vraaguitval
werd geconfronteerd in het hoogseizoen waarin de grootste omzet wordt gerealiseerd.
Door het verbod op evenementen en sluiting van de horeca in Nederland daalde tevens
de nationale afzetmarkt, bijvoorbeeld ook voor bedrijven in de zogenoemde food-services.
Specialistische producten die voor hotels, restaurants en andere horeca worden geteeld.
Ondertussen lopen vaste kosten (w.o. afschrijving, huur, rentelasten, personeelskosten
in vast dienstverband) en operationele kosten voor productie door. Dit betreft bijvoorbeeld
(afhankelijk van de sector) elektriciteit voor belichting/verwarming, inputs als zaaizaad/pootgoed,
meststoffen, gewasbescherming, seizoensarbeid, etc.
Deze regeling is opgesteld om ondernemers in de sierteelt en ondernemers uit de voedingstuinbouw
die voor een aanzienlijk deel afhankelijk zijn van afzet aan de horeca en telers van
fritesaardappelen tegemoet te komen.
De aanvullende tegemoetkoming moet worden gezien als aanvulling op andere overheidsondersteuning
uit het noodpakket banen en economie4 die zijn genomen in verband met COVID-19.
Het doel van deze regeling is een kader te scheppen op grond waarvan bepaalde ondernemingen
aanspraak kunnen maken op een financiële tegemoetkoming. Zo is opgenomen welke ondernemingen
in aanmerking komen voor de financiële tegemoetkoming, aan welke randvoorwaarden zij
moeten voldoen om hiervoor in aanmerking te komen, hoe de aanvraag ingediend moet
worden en binnen welke termijn beslist wordt op de aanvraag.
2. Doelgroep
Bij het bepalen van de doelgroep die in aanmerking komt voor de eenmalige tegemoetkoming,
is als criterium gehanteerd dat het moet gaan om ondernemingen die zich geconfronteerd
zien met een combinatie van de volgende situaties:
-
– de productie gaat door terwijl er nauwelijks omzet wordt gemaakt;
-
– producten zijn slecht of niet houdbaar vanwege bederfelijkheid en er zijn geen of
beperkte alternatieve toepassingsmogelijkheden;
-
– in de periode maart, april en mei is een grote seizoenspiek in productie, personele
bezetting en/of omzet.
Op basis van de boven genoemde criteria komen de volgende ondernemingen in aanmerking
voor een eenmalige aanvullende tegemoetkoming:
-
– primaire ondernemingen in de sierteelt en primaire ondernemingen in de voedingstuinbouw
die vrijwel volledig afhankelijk zijn van afzet aan de horeca, die in de periode van
12 maart tot en met 11 juni 2020 ten opzichte van de gemiddelde omzet in dezelfde
periode in de drie voorgaande jaren 2017–2019 een omzetderving van minimaal 30 procent
hebben om onder andere onvermijdelijke seizoensgebonden loonkosten te kunnen blijven
betalen. Dit houdt in dat ondernemers met een lagere omzetderving dan 30%, niet voor
deze regeling in aanmerking komen. Uitgangspunt bij ondernemers die wel voor deze
regeling in aanmerking komen, is dat 30% van de omzetderving onder ondernemersrisico
valt en dat de Staat de resterende 70% van de schade voor een aanzienlijk deel compenseert;
-
– bij primaire ondernemers in de voedingstuinbouw dient minimaal 75% van de omzet betrekking
te hebben op directe of indirecte leveringen aan ondernemers met een in de bijlage
genoemde SBI-code (de zogenaamde food-services; gespecialiseerde producten die worden
geleverd aan hotels, restaurants en andere in de bijlage genoemde horecabedrijven).
Het kan ook gaan om een vergelijkbare registratie in een andere lidstaat indien niet
aan een bedrijf in Nederland wordt geleverd. Dit is het geval indien de producten
worden bestemd voor in de bijlage genoemde activiteiten, zoals restaurants en hotels
in andere lidstaten waar ze geen SBI code hebben. De tegemoetkoming wordt voor telers
gebaseerd op de omzetderving die op deze leveringen betrekking heeft;
-
– groothandelsondernemingen in de sierteelt (hieronder vallen geen verkopen aan de eindverbruiker).
Voor deze ondernemingen wordt de aanvullende tegemoetkoming berekend op basis van
de hoogte van de bruto winst in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020. De
tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van 70% van het verschil van het gemiddelde
van de bruto winst in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017,
2018 en 2019 en de bruto winst in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020,
en op de uitkomst 30% in mindering te brengen;
-
– groothandelsondernemingen in de voedingstuinbouw (hieronder vallen geen verkopen aan
de eindverbruiker) die vrijwel volledig afhankelijk zijn van de afzet aan de horeca.
Voor deze ondernemingen geldt dat minimaal 75% van de omzet betrekking moet hebben
op leveringen aan ondernemers met een in de bijlage genoemde SBI-code. Het kan ook
gaan om een vergelijkbare registratie in een andere lidstaat indien niet aan een bedrijf
in Nederland wordt geleverd. Dit is het geval indien de producten worden bestemd voor
in de bijlage genoemde activiteiten, zoals restaurants en hotels in andere lidstaten
waar ze geen SBI code hebben. De tegemoetkoming wordt gebaseerd op de gederfde bruto
winst die op deze leveringen betrekking heeft;
-
– wegtransporteurs van bloembollen, sierplanten, perkplanten, potplanten, snijbloemen,
heesters en boomkwekerijgewassen die transporteren van telers naar veilingen en groothandelaren.
Deze regeling is opgesteld om ondernemers in de sierteelt sector tegemoet te komen.
Een essentieel onderdeel van de sierteeltketen is het vervoer van sierteelt producten
over de weg van telers naar veilingen en groothandelaren. De wegtransporteurs hebben
te maken met vraaguitval van het sierteeltvervoer over de weg in de periode 12 maart
tot 11 juni, omdat in deze periode aan de veilingen nauwelijks producten worden aan-
en afgevoerd. Om die reden is ervoor gekozen de wegtransporteurs in aanmerking te
laten komen voor een tegemoetkoming op basis van deze regeling. De tegemoetkoming
voor wegtransport is uitsluitend bedoeld voor wegtransporteurs van bloembollen, sierplanten,
perkplanten, potplanten, snijbloemen, heesters en boomkwekerijgewassen die transporteren
van telers naar veilingen en groothandelaren. De tegemoetkoming voor deze specifiek
afgebakende groep wegtransporteurs wordt berekend op basis van 70% van de omzetderving
(exclusief 30% ondernemersrisico) in de periode van 12 maart tot 11 juni;
-
– voor handelsondernemingen geldt dat deze in de definitie zijn afgebakend tot groothandelaar,
om te verduidelijken dat het handel van business-to-business betreft. Detailhandel
en retail valt buiten de reikwijdte van deze regeling;
-
– om zeker te stellen dat alle ondernemingen die extra ondersteuning nodig hebben en
aanspraak maken op de regeling ook daadwerkelijk steun kunnen ontvangen is ervoor
gekozen om per bedrijf een maximum te stellen aan de tegemoetkoming op basis van omzetcategorieën.
Hierbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met de verwachte schade van individuele
bedrijven in de verschillende categorieën. Voor de aan de gedupeerde onderneming te
verstrekken tegemoetkoming is een maximum plafond ingesteld, dat afhankelijk is van
de bedrijfsomvang. Hiertoe is besloten om alle bedrijven die passen binnen de voorwaarden
voor tegemoetkoming op basis van de regeling ook daadwerkelijk proportionele steun
te kunnen verlenen. Het uitgangspunt van de regeling is ondernemers aanzienlijk tegemoet
te komen voor de geleden schade, maar beoogt geen volledige schadeloosstelling. De
maximale plafonds zijn gekozen om aan dit gelijkwaardigheidsprincipe invulling te
kunnen geven. De consequentie van deze keuze is dat de grote groep kleinere ondernemers
(naar verwachting ca. 2000) voor een groter aandeel van hun schade tegemoet gekomen
wordt dan de kleine groep grote ondernemers (naar verwachting ca. 100). Er worden
vier categorieën met maximale plafonds per onderneming gehanteerd op basis van de
gemiddelde omzet (voor gedupeerde ondernemers) of brutowinst (voor gedupeerde groothandelaren)
over de periode van 12 maart tot en met 11 juni in 2017, 2018 en 2019;
-
– de veilingen in Nederland hebben een uitzonderlijke positie in de sierteeltketen,
doordat zij een essentiële functie in de keten hebben door de gebundelde vraag en
aanbod in de markt te verzorgen. De veilingen zijn een coöperatie van de aangesloten
telers en hebben geen winstoogmerk. De veilingen zijn geen groothandelsorganisatie,
omdat de veilingen nooit eigenaar zijn van de producten. Om die reden passen de veilingen
niet in de in deze regeling vastgestelde categorie-indeling van bedrijven voor telers
en groothandelaren. De sierteeltketen zou zwaar beschadigd worden als de veiling deze
functie niet meer zou kunnen uitoefenen en de duizenden aangesloten telers individueel
de afzet zouden moeten organiseren. De veilingen hebben voorts ook een belangrijke
functie in het vaststellen van marktstandaarden. Om die reden wordt de tegemoetkoming
voor de veilingen van sierteeltproducten bepaald op basis van gederfde provisies en
gederfde opbrengst van relevante heffingen die de veiling oplegt aan de aangesloten
leden. Het percentage voor provisie en de relevante heffingen aan de telers bedraagt
ca. 7%. De tegemoetkoming wordt vastgesteld op 70% van het verschil tussen de gemiddelde
opbrengsten aan provisies en heffingen in de periode van 12 maart tot en met 11 juni
over de jaren 2017, 2018 en 2019 en de opbrengst aan provisies en heffingen in de
periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, met een maximum van 7% van de totale
omzetderving van de leden van de desbetreffende veiling;
-
– aardappeltelers, voor de hoeveelheid fritesaardappelen die zij nog in opslag hebben
en die niet meer verwerkt zullen worden tot diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten
of aan groothandel of detailhandel (in kleinverpakking) afgeleverd. De vergoeding
zal maximaal 44% bedragen van de gemiddelde marktwaarde van deze fritesaardappelen
over de periode september 2019 t/m februari 2020 hetgeen resulteert inmaximaal 6 cent
per kilo fritesaardappelen die in de periode van 16 maart tot en met 31 augustus 2020
niet kunnen worden afgezet aan de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie voor
de productie van diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten of aan groothandel
of detailhandel (in kleinverpakking).
Uitgangspunt is dat het gaat om de ondersteuning van ondernemers met toekomstperspectief,
die door de maatregelen van de overheid om COVID-19 te bestrijden hard worden getroffen.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van de regeling is ervoor gekozen dat het moet
gaan om een onderneming die op peildatum 12 maart 2020 ingeschreven was in het handelsregister.
Alleen ondernemingen die niet in staat van faillissement verkeren en waarvoor geen
verzoek tot surseance van betaling is ingediend, komen voor de tegemoetkoming in aanmerking
(artikel 4 en 9, onderdeel b).
3. Hoofdlijnen tegemoetkoming
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de regeling uit. De doelgroep
kan bij RVO een financiële tegemoetkoming aanvragen
voor de eerste nood die ontstaan is door de maatregelen van de overheid om COVID-19
te bestrijden.
Ondernemingen kunnen een aanvraag indienen bij RVO. RVO en de NVWA hebben de mogelijkheid
om achteraf te toetsen of de aanvrager daadwerkelijk aan alle voorwaarden voldoet.
Indien dit niet het geval is, kan de beschikking tot de tegemoetkoming ingetrokken
worden of kan de hoogte van de tegemoetkoming worden herzien (artikel 12). Dan wordt
de tegemoetkoming dus (deels) teruggevorderd, onder verrekening van het rentevoordeel.
Dit kan bijvoorbeeld wanneer de onderneming een onvolledige, onjuiste of valse verklaring
over de te verwachten omzetderving of brutowinstderving of de verwachte vaste kosten
heeft aangeleverd dan wel niet de vereiste bewijsstukken heeft geleverd.
Op basis van het aantal geregistreerde ondernemingen in de geselecteerde sectoren
en de in deze regeling opgenomen voorwaarden is de globale inschatting dat circa 4.000
ondernemingen in de sierteelt en voedingstuinbouw en 1.500 aardappeltelers een tegemoetkoming
zullen ontvangen.
Verder kan de minister besluiten een procentuele verlaging toe te passen op alle tegemoetkomingen
indien het totale bedrag van de te verlenen tegemoetkomingen hoger is dan het plafond
van € 600 miljoen voor de sierteeltsector en delen van de voedingstuinbouw en € 50
miljoen voor de telers van fritesaardappelen. Het plafond is ingesteld op basis van
een realistische verwachting van de omvang van de schade. Om te voorkomen dat het
plafond toch wordt overschreden, kan de minister van deze mogelijkheid gebruik maken.
Het plafond is inclusief uitvoeringskosten, deze worden ingeschat op 0,5-1 procent
van de totale omvang.
Op de tegemoetkoming worden andere uitkeringen of steun die betrekking hebben op dezelfde
schade als waarop de tegemoetkoming ziet en in relatie staan tot COVID-19 maatregelen
in mindering gebracht. Het gaat hierbij om verzekeringsuitkeringen, ontvangen steun
op basis van de artikelen 219, 221 of 222 van Verordening 1308/2013 en een aantal
maatregelen uit het noodpakket banen en economie dat het Kabinet heeft samengesteld
op 17 maart 2020, zoals de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid
(NOW) en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS). Ook wordt
de tegemoetkoming verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als
gevolg van COVID-19 zijn verminderd. Hierbij gaat het om besparingen op operationele
kosten (afhankelijk van de sector) als elektriciteit voor belichting/verwarming, inputs
als zaaizaad/pootgoed, meststoffen, gewasbescherming, seizoensarbeid, etc.
Er is een inspanningsverplichting opgenomen om de loonsom zoveel mogelijk gelijk te
houden. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de onderneming zich zoveel mogelijk
moet inspannen werkgelegenheid te behouden door de dienstverbanden van de werknemers
voort te zetten en de lonen door te betalen.
Werknemers in dienst van de werkgever met een vaste arbeidsomvang hebben wettelijk
recht op loon zolang het dienstverband voortduurt. Dit geldt ook als zij (deels) niet
werken, tenzij het (deels) niet werken voor rekening van de werknemer moet komen (artikel
7:628, eerste lid, BW). De buitengewone omstandigheden waar deze regeling op ziet,
zijn omstandigheden die niet voor rekening van de werknemer komen. Dat betekent dat
werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben met de werkgever, recht hebben op doorbetaling
van hun loon voor de volledige vaste arbeidsomvang zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt,
ook als zij niet kunnen werken.
Voor werknemers met een flexibele arbeidsomvang kan dat mogelijk anders zijn. Zij
hebben op grond van de wet (voor zover zij geen succesvol beroep kunnen doen op het
rechtsvermoeden van arbeidsomvang), alleen recht op loon voor het minimaal aantal
uren dat vast is overeengekomen en voor zover de loondoorbetalingsplicht niet is uitgesloten.
4. Indiening aanvraag
De aanvragen voor een tegemoetkoming kunnen vanaf donderdag 7 mei 2020 worden ingediend
bij RVO. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het formulier dat hiertoe via RVO
ter beschikking is gesteld. Dit elektronische aanvraagformulier is te vinden op de
website van RVO:
https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/tegemoetkoming-sierteelt-voedingstuinbouw
https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/tegemoetkoming-fritesaardappeltelers
4.1 Indiening aanvraag sierteelt en voedingstuinbouw
Bij de aanvraag dient de gedupeerde onderneming gegevens aan te leveren, zoals de
naam, het adres, en het KvK-nummer van de gedupeerde onderneming en de gegevens van
de contactpersoon. Daarnaast dient de onderneming een aantal zaken te verklaren. Het
gaat om een verklaring dat de gedupeerde onderneming op het moment van aanvraag voldoet
aan de bij deze regeling gestelde eisen, een schatting van de verwachte omzetderving/bruto
winst derving in de periode van 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020, een accountantsverklaring
over de omzet in dezelfde periode over de jaren 2017, 2018 en 2019 of een vergelijkbaar
document waaruit de omzet van deze perioden duidelijk blijkt. Voor ondernemingen die
gedurende deze periode in de jaren 2017, 2018 of 2019 zijn gestart, wordt de omzet
berekend vanaf het moment dat er omzet is gegenereerd. De verklaringen kunnen worden
geleverd door middel van een checklist, die is opgenomen in het aanvraagformulier.
Er is gekozen voor 12 maart 2020 omdat toen de eerste schade ontstond als gevolg van
de lock-down in Italië.
De aanvraag kan worden ingediend tot en met 4 juni 2020. Aanvragen worden behandeld
op volgorde van binnenkomst. RVO toetst binnengekomen aanvragen op basis van geselecteerde
SBI-codes, gebaseerd op de afbakening in deze regeling. De aanvraag bestaat voornamelijk
uit het afvinken van de eisen waaraan de onderneming moet voldoen. RVO raadpleegt
ook het uittreksel van de Kamer van Koophandel van de onderneming die de tegemoetkoming
aanvraagt, ter controle dat de onderneming inderdaad aan de voorwaarden van deze regeling
voldoet. Ondernemingen hoeven bij de aanvraag geen bewijs van omzetderving/derving
bruto winst in te dienen, maar moeten een schatting van de verwachte omzet/bruto winst
in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, een schatting van de gemiddelde
omzet /bruto winst over de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2017, 2018 en 2019
en een schatting van de omzetderving/bruto winst derving indienen.
Vanwege de nood bij de getroffen ondernemingen, wordt zo snel mogelijk op de aanvraag
beslist.
De bewijsstukken ten aanzien van de omzetderving/bruto winst derving/ kunnen voorzien
van een controleverklaring van een accountant worden ingediend tot en met 31 augustus
2020. Dit geldt ook voor de bewijsstukken (vergezeld van een controleverklaring) om
aan te tonen dat de omzet van ondernemers in de voedingstuinbouw voor minimaal 75%
afhankelijk is van afzet aan de horeca en voor de bewijsstukken van wegtransporteurs
dat de geleden omzet derving betrekking heeft op het wegvervoer van sierteeltproducten
(op basis van SBI codes van klanten en vergunningen van de wegtransporteurs, afgegeven
door de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie).
4.2 Indiening aanvraag consumptieaardappelen
Bij de aanvraag dient de gedupeerde teler de in artikel 8, tweede lid, genoemde gegevens
aan te leveren, zoals de naam, het adres, en het KvK-nummer van de gedupeerde onderneming,
de gegevens van de contactpersoon en van de percelen. Daarnaast dient de onderneming
een aantal zaken te verklaren. Het gaat om een verklaring dat de gedupeerde onderneming
op het moment van aanvraag voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen en een
schatting van de hoeveelheid fritesaardappelen die in 2020 niet kunnen worden afgeleverd
bij de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie ten behoeve van de productie
van diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten.
Deze aanvraag kan worden ingediend tot en met 4 juni 2020.
Het bewijs (vrachtbrief, laad- en weegbonnen, facturen) waaruit blijkt hoeveel fritesaardappelen
niet verwerkt zijn tot diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten of aan groothandel
of detailhandel (in kleinverpakking) zijn afgeleverd, in de vorm van vrachtbrieven,
weegbonnen en facturen, kan worden ingediend tot en met 15 september 2020.
5. Regeldruk
Deze regeling is tot stand gekomen toen bleek dat de sector door de maatregelen om
COVID-19 te bestrijden tijdens het hoogseizoen werd geconfronteerd met acute vraaguitval
van bederfelijke producten terwijl de kosten doorlopen. Bij de uitwerking van de regeling
is een aantal kaders en uitgangspunten gesteld, waarbij voor de invulling veelvuldig
overleg is gevoerd en schattingen vanuit de sectoren en ondernemers zijn benut om
de indeling in categorieën proportioneel vast te stellen. RvO voert de regeling uit.
Het loket voor ondernemers wordt zo ingericht dat de ondernemer stap voor stap met
een leeswijzer wordt meegenomen bij het invullen van de aanvraag.
Sierteelt
De regeldruk voor de gedupeerde onderneming behelst het kennisnemen van de regeling,
het invullen van de aanvraag, het afgeven van de bedoelde verklaringen en het uploaden
van de in artikel 6 vereiste bewijsstukken. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de kennisneming
een kwartier kost en de invulling van de complete aanvraag en uploaden van bewijs
door de onderneming nogmaals een drie kwartier aan inzet kost, dus totaal 1 uur per
onderneming. Uitgaande van 4.000 ondernemingen (land- en tuinbouw totaal) die, tegen
een gemiddeld uurtarief van € 39,–, een aanvraag zullen doen, komen de totale regeldrukkosten
voor de ondernemingen voor de aanvraag op € 156.000.
Voor alle ondernemingen wordt ervan uitgegaan dat de indiening van de verantwoording
achteraf door de onderneming een half uur in beslag neemt. Dit komt neer op € 78.000,–
(4.000 ondernemers, € 39,– per uur). Bij de verantwoording achteraf is een controleverklaring
van een accountant vereist. Niet alle aanvragers zullen zelfstandig een accountantsverklaring
hoeven te verstrekken. In voorkomend geval zal gebruik worden gemaakt van gegevens
die gegenereerd worden door sectororganisaties, bijvoorbeeld de bloemenveiling.
Uitgaand van 2.000 aanvragers die wel een accountantsverklaring dienen te verstrekken,
wordt ervan uitgegaan dat dit voor de accountant per onderneming 20 uur kost met een
gemiddeld uurtarief van € 85,–, wat zal uitkomen op € 3.400.000. Voor de overige ondernemingen,
waarvan de verantwoording door een sectororganisatie wordt gegenereerd, zal het 1
kwartier kosten om de eigen aanvullende verantwoording bij RvO te uploaden, wat neer
komt op € 19.500,– (2.000 ondernemers met een uurtarief van € 39,–).
De totale regeldrukkosten voor de ondernemingen komen daarmee uit op € 3.653.500,–.
Consumptieaardappelen
De regeldruk voor de gedupeerde telers behelst het kennisnemen van de regeling, het
invullen van de aanvraag, het afgeven van de bedoelde verklaringen en het uploaden
van de in artikel 11 vereiste bewijsstukken. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de
kennisneming een kwartier kost, het invulling van de complete aanvraag en uploaden
van bewijs (vrachtbrief, laad- en weegbonnen, facturen) door de onderneming nogmaals
drie kwartier aan inzet kost, dus totaal 1 uur per onderneming.
Uitgaande van 1.500 ondernemingen die, tegen een gemiddeld uurtarief van € 39,– een
aanvraag zullen doen, komen de totale regeldrukkosten voor de ondernemingen op circa
€ 58.500 uit.
6. Staatssteun
De tegemoetkoming die op grond van deze regeling aan getroffen ondernemers wordt verstrekt
vormt staatssteun. Een concept van deze regeling is op grond van artikel 107, tweede
lid, onderdeel b, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
genotificeerd bij de Europese Commissie. Op 8 mei 2020 is de Commissie tot het oordeel
gekomen dat de met de regeling te verstrekken steun verenigbaar is met de interne
markt en dat er vanuit de optiek van staatssteun geen bezwaar bestaat tegen definitieve
vaststelling van de regeling (Besluit van de Commissie 8 mei 2020 inzake Staatssteunzaak
SA.57217 (2020/N).
7. fiscale paragraaf
De financiële tegemoetkoming die in het kader van deze regeling wordt verkregen behoort
tot de winst. De regeling leidt niet tot heffing van btw over deze tegemoetkoming.
De tegemoetkoming is een aanvulling op andere overheidsondersteuning uit het noodpakket
banen en economie die zijn genomen omdat de gevolgen van de door de overheid in het
belang van de volksgezondheid genomen maatregelen niet als normaal ondernemersrisico
kunnen worden beschouwd. Uit de regeling is geen verbruik bij wie dan ook, anders
dan de samenleving in algemene zin, vast te stellen dan het bieden van financiële
ondersteuning aan delen van de land- en tuinbouwsector in verband met urgente en sectorspecifieke
problematiek.
8. Inwerkingtreding en vervaldatum
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij is geplaatst. Gelet op het tijdelijke en eenmalige karakter
van de regeling vervalt deze op 1 januari 2021. Bestaande aanspraken en verplichtingen
op grond van deze regeling blijven echter in stand.
II. Artikelen
Artikel 1
In artikel 1, eerste lid, zijn de begripsbepalingen opgenomen. De onderscheiden definities
zijn alfabetisch gerangschikt. Het begrip gedupeerde onderneming ziet op de schakels
in de sierteelt en voedingstuinbouw, het begrip gedupeerde teler ziet op de telers
van consumptieaardappelen die bestemd zijn voor de fritesproductie. Deze twee begrippen
geven de reikwijdte van de compensatieregeling aan.
In het tweede lid is een definitie van wegtransporteur in de sierteelt opgenomen,
op grond waarvan deze categorie van wegtransporteurs voor de toepassing van deze regeling
mede wordt beschouwd als een tussenpersoon, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van
de Landbouwwet. De reden is dat deze categorie wegtransporteurs, omdat zij zich heeft
toegelegd op het vervoer van sierteeltproducten, in dezelfde mate te kampen heeft
met de economische gevolgen van COVID-19 als de primaire producenten en groothandelaren
in de sierteeltsector.
Artikel 2
In het eerste lid wordt aangegeven waaraan de gedupeerde ondernemingen moeten voldoen
om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen. Naast meer dan 30% omzetderving
als gevolg van de COVID19 maatregelen, moeten ze aan drie specifieke voorwaarden voldoen
die met seizoensproductie te maken hebben.
De omzetderving in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020 wordt ingevolge
het tweede lid berekend door het verschil te nemen tussen de omzet in deze periode
en de gemiddelde omzet over dezelfde periode in drie referentiejaren (2017–2019).
De hoogte van de tegemoetkoming wordt in het zesde lid vastgesteld op ten hoogste
70% van de omzetderving in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, waarbij
een aftrek van 30% van de omzetderving als bedrijfsrisico plaatsvindt. Voor de groothandelaren
wordt in het derde lid voor het berekenen van de tegemoetkoming in plaats van omzetderving
de bruto winst als grondslag genomen, aangezien de tegemoetkoming aan de teler en
de handelaar dezelfde producten betreffen en er anders overcompensatie op zou kunnen
treden. Voor veilingen geldt op grond van het vierde lid dat gekeken wordt naar de
gederfde opbrengst aan provisies en heffingen van bij de veiling aangesloten leden.
Onder omzet moet in de referentieperiode worden verstaan de verkoopopbrengst van producten
die in de periode 12 maart tot en met 11 juni daadwerkelijk zijn geleverd en daadwerkelijk
door de afnemer zijn betaald (ongeacht het moment van betaling). In 2020 wordt onder
omzet verstaan de verkoopopbrengst van producten die in de periode 12 maart tot en
met 11 juni daadwerkelijk zijn geleverd en welke of door de afnemer zijn betaald of
in de post debiteuren zijn opgenomen.
Voor groothandelaren geldt dat het begrip bruto winstwinst wordt gehanteerd. De inkoopwaarde
van de betreffende producten moet in mindering worden gebracht op de omzet om tot
deze brutowinst te komen.
Teneinde een eerlijke verdeling van het beschikbare budget over alle ondernemers te
bewerkstelligen zijn er in het zevende lid vier omzetcategorieën met daaraan gekoppelde
maximale tegemoetkomingsbedragen opgenomen (voor groothandelaren betreft dit vier
categorieën bruto winst). Dit is niet van toepassing op de veilingen.
Dit artikel voorziet in een aftrek van ontvangen bedragen uit andere hoofde, zoals
uitkeringen van verzekeringen, EU-steun of steun op basis van andere nationale COVID-19
regelingen. Ook geldt een aftrek van het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer
als gevolg van COVID-19 zijn verminderd.
Artikel 3
Voor uitbetaling van een voorschot van 50% worden bij de aanvraag de in het eerste
lid genoemde gegevens gevraagd. Naast gegevens over de gedupeerde onderneming en een
verklaring dat alles naar waarheid is ingevuld overeenkomstig de eisen van de regeling
wordt een schatting van de omzetderving of bruto winst verstrekt aan de hand van schattingen
van de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020 en omzet in dezelfde
periode in de referentiejaren.
De aanvraagperiode is van 7 mei 2020 tot en met 4 juni 2020. Buiten deze periode ingediende
aanvragen kunnen niet in behandeling worden genomen.
Artikel 4
Faillissement of surseance van betaling van de gedupeerde ondernemer is een reden
om de aanvraag tot tegemoetkoming af te wijzen. Ook als de ondernemer niet voldoet
aan alle voorwaarden die in het elektronische aanvraagformulier op de RVO-website
zijn opgenomen, zal een afwijzing volgen.
Artikel 5
Het totale bedrag dat voor de tegemoetkoming op grond van dit hoofdstuk voor de sierteelt
en voedingstuinbouw beschikbaar is gesteld is € 600.000.000. Hierop worden de uitvoeringskosten
in mindering gebracht. Nadat alle aanvragen voorzien zijn van de nodige bewijsstukken
kan de totale claim van alle gedupeerde ondernemingen worden berekend. Indien de claim
het plafond overstijgt zal een procentuele verlaging van alle tegemoetkomingen worden
doorberekend.
Artikel 6
In artikel 6 staan de vereiste bewijsstukken en controleverklaringen van een accountant
die dienen om het definitieve bedrag van de tegemoetkoming te laten vaststellen en
verrekenen met het voorschot.
Deze bewijsstukken kunnen tot en met 31 augustus 2020 worden ingediend. Daarna worden
de definitieve bedragen per gedupeerde ondernemer vastgesteld en uitgekeerd, met inachtneming
van de verstrekte voorschotten en te verminderen uitkeringen of steun die de gedupeerde
ondernemer uit andere hoofde in verband met COVID-19 reeds heeft ontvangen. Leningen,
borgstellingsregelingen en fiscale maatregelen vallen hierbuiten. De voorwaarden die
voor andere nationale steunregelingen in verband met COVID-19 gelden worden hier ook
van toepassing verklaard. Het gaat hierbij om de inspanningsverplichting tot het zo
veel mogelijk in dienst houden van werknemers en doorbetalen van het loon.
Artikel 7
Voor de telers van fritesaardappelen voorziet artikel 7 in een tegemoetkoming van
maximaal 6 cent per kilo fritesaardappelen die niet kunnen worden afgezet aan de ‘patatfabrikanten’
als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.
De verwerking van deze aardappelen tot diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten
(of afzet aan groothandel of detailhandel in kleinverpakking met het oog op het voorkomen
van opbrengst naast tegemoetkoming) is met het sluiten van de horeca nagenoeg stil
komen te liggen. De voor het verstrekken van de tegemoetkoming relevante periode vangt
aan op 16 maart 2020 (een dag na de door de nationale overheid afgekondigde ‘lockdown)
en loopt tot en met 31 augustus 2020. Om de uitvoeringslasten laag te houden wordt
een ondergrens van € 1.000,– per gedupeerde teler ingesteld. Teneinde een eerlijke
verdeling van het beschikbare budget over alle ondernemers te bewerkstelligen geldt
er een maximum tegemoetkoming van € 150.000,– per gedupeerde teler. Dit artikel voorziet
in een aftrek van ontvangen bedragen uit andere hoofde, zoals uitkeringen van verzekeringen,
EU-steun of steun op basis van andere nationale COVID-19 regelingen. Ook geldt een
aftrek van het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19
zijn verminderd.
Artikel 8
Voor uitbetaling van een voorschot van 30% worden bij de aanvraag de in het eerste
lid genoemde gegevens gevraagd. Naast gegevens over de gedupeerde teler en een verklaring
dat alles naar waarheid is ingevuld overeenkomstig de eisen van de regeling wordt
een schatting van de hoeveelheid fritesaardappelen die op 15 maart 2020 nog in opslag
lag gevraagd en een schatting van de hoeveelheid fritesaardappelen die in de periode
van 16 maart tot en met 31 augustus 2020 niet kan worden afgeleverd bij de aardappelverwerkende
voedingsmiddelenindustrie voor de productie van diepgevroren en/of koel-verse aardappelproducten
of aan groothandel of detailhandel (in kleinverpakking). De aanvraagperiode is van
7 mei 2020 tot en met 4 juni 2020. Buiten deze periode ingediende aanvragen kunnen
niet in behandeling worden genomen.
Artikel 9
Faillissement of surseance van betaling van de gedupeerde ondernemer is een reden
om de aanvraag tot tegemoetkoming af te wijzen. Ook als de ondernemer niet voldoet
aan alle voorwaarden die in het elektronische aanvraagformulier op de RVO-website
zijn opgenomen, zal een afwijzing volgen.
Artikel 10
Het totale bedrag dat voor de tegemoetkoming op grond van dit hoofdstuk voor de telers
van fritesaardappelen beschikbaar is gesteld is € 50.000.000. Hierop worden de uitvoeringskosten
in mindering gebracht. Nadat alle aanvragen voorzien zijn van de nodige bewijsstukken
kan de totale claim van alle gedupeerde telers worden berekend. Indien de claim het
plafond overstijgt zal een procentuele verlaging van alle tegemoetkomingen worden
doorberekend.
Artikel 11
In artikel 11 staan de vereiste bewijsstukken die dienen om het definitieve bedrag
van de tegemoetkoming te laten vaststellen en verrekenen met het voorschot. Het bewijs
waaruit blijkt hoeveel fritesaardappelen in 2020 zijn afgeleverd bij een andere bestemming
dan de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie voor de productie van diepgevroren
en/of koel-verse aardappelproducten of aan groothandel of detailhandel (in kleinverpakking)
wordt geleverd door middel van CMR-vrachtbrieven, weegbonnen en facturen. De genoemde
voedselveiligheidscertificaten dienen als bewijs dat het om consumptieaardappelen
gaat.
Deze bewijsstukken kunnen tot 31 augustus 2020 worden ingediend. Daarna worden de
definitieve bedragen per gedupeerde teler vastgesteld en uitgekeerd, met inachtneming
van de verstrekte voorschotten en te verminderen uitkeringen of steun die de gedupeerde
ondernemer uit andere hoofde in verband met COVID-19 reeds heeft ontvangen. Leningen,
borgstellingsregelingen en fiscale maatregelen vallen hierbuiten. De voorwaarden die
voor andere nationale steunregelingen in verband met COVID-19 gelden worden hier ook
van toepassing verklaard. Het gaat hierbij om de inspanningsverplichting tot het zo
veel mogelijk in dienst houden van werknemers en doorbetalen van het loon.
Artikel 12
Indien achteraf blijkt dat niet aan alle voorwaarden voor verstrekken van de tegemoetkoming
is voldaan kan de hoogte van de tegemoetkoming worden herzien dan wel ingetrokken
en de te veel uitbetaalde bedragen worden teruggevorderd. In dit artikel worden vijf
grondslagen genoemd op basis waarvan dit geschiedt.
Artikel 13
In dit artikel zijn de gegevens opgenomen over de melding van deze staatsteunregeling
aan de Europese Commissie en de datum en het nummer van het goedkeuringsbesluit.
Artikel 14
De inwerkingtreding van deze regeling is bepaald op de dag na publicatiedatum van
de Staatscourant waarin de regeling is opgenomen. Omdat het loket van RVO in afwachting
van de publicatie van deze regeling al vanaf 7 mei 2020 geopend was voor aanvragen
voor gedupeerde ondernemers werkt de regeling terug tot en met die datum, opdat duidelijk
is dat alle aanvragen vanaf 7 mei in principe (als blijkt dat aan alle voorwaarden
is voldaan) in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming. Uiteraard geldt in
alle gevallen dat pas na de inwerkingtreding van deze regeling op de aanvragen kan
worden beslist.
De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2021, maar blijft zijn werking behouden
voor nog lopende aanvragen en voor reeds verstrekte tegemoetkomingen. Dit laatste
om de in artikel 12 bedoelde herziening of intrekking mogelijk te maken.
Artikel 15
In dit artikel wordt de citeertitel opgenomen, waaronder de regeling in de Staatscourant
wordt gepubliceerd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten