Advies Raad van State inzake Herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius)

Nader Rapport

26 maart 2020

2020-0000149863

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Aan de Koning

Nader Rapport inzake Herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 december 2019, nr. 2019002716, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 februari 2020, nr. W04.19.0416/I, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel heeft de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) aanleiding gegeven tot opmerkingen ten aanzien van de reeds bereikte resultaten in verband met de haalbaarheid van het voorgestelde tijdspad, de wijze van fasering in het voorstel en de flankerende maatregelen die nodig zijn om na afloop van de bestuurlijke ingreep te komen tot een houdbare situatie.

In het navolgende ga ik op deze opmerkingen in. De tekst van het advies treft u hieronder cursief aan, met tussengevoegd de reactie daarop.

Het wetsvoorstel strekt ertoe de bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius te verlengen en de huidige voorzieningen die tot stand zijn gekomen op grond van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius geleidelijk af te bouwen.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de reeds bereikte resultaten in verband met de haalbaarheid van het voorgestelde tijdpad, de wijze van fasering in het voorstel en de flankerende maatregelen die nodig zijn om na afloop van de bestuurlijke ingreep te komen tot een houdbare situatie. In verband daarmee is aanpassing van het voorstel en de toelichting wenselijk.

1. Motivering en randvoorwaarden afbouw ingreep

Bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet is gesteld dat er een aantal stappen zou moeten worden gezet om te komen tot een houdbare situatie op Sint Eustatius. Destijds bestond echter geen duidelijk beeld over de precieze omvang van de problemen en de maatregelen die nodig zouden zijn. Ondertussen zijn er enkele voortgangsrapportages verschenen. Daarin is wat meer duidelijkheid verschaft over de ondertussen bereikte resultaten. In dat licht valt op dat de toelichting bij het wetsvoorstel op dit punt summier is. Er wordt gesteld dat veel werk is verzet, dat de vraagstukken helder in beeld zijn gebracht en dat duidelijk is welke verbeteringen nog nodig zijn. Hierbij wordt verwezen naar een brief die aan de Tweede Kamer is gestuurd.

a. Afbouw ingreep

De Afdeling merkt op dat met het voorstel de ingreep in het bestuur van Sint Eustatius weliswaar wordt verlengd, maar dat dit tevens een proces van afbouw van de ingreep inhoudt. Voordat overgegaan kan worden tot deze afbouw moeten voldoende concrete en tastbare resultaten zijn bereikt. Die moeten niet alleen betrekking hebben op het verbeteren van het bestuur en de ondersteuning daarvan, maar ook op het leefklimaat van de bevolking. Hierbij gaat het onder meer om de sociaaleconomische omstandigheden en de verbetering van infrastructurele voorzieningen. Verbetering van het leefklimaat van de bevolking in concrete zin is noodzakelijk om draagvlak voor het voortdurende ingrijpen te creëren en het vertrouwen van de bevolking in het bestuur en in de lokale democratie te vergroten. Hiermee wordt tevens voorkomen dat een nieuw bestuur onmiddellijk geconfronteerd wordt met grote opgaven die een afbreukrisico vormen. Eveneens is van belang dat aan Nederlandse zijde de noodzakelijke (bestuurlijke) verbeteringen worden doorgevoerd.

De Afdeling adviseert in het licht hiervan in de toelichting op concrete wijze nader in te gaan op de bereikte resultaten tot nu toe, zowel op Sint Eustatius als in de relatie met Europees Nederland, die rechtvaardigen dat begonnen wordt met de afbouw van het bestuurlijk ingrijpen. Tevens adviseert zij in te gaan op de zaken die nog in concrete zin verbeterd moeten worden om daadwerkelijk een volledige normalisatie van de bestuurlijke situatie op Sint Eustatius te bereiken.

Reactie 1a.

De Afdeling adviseert om in de toelichting concreet in te gaan op de behaalde resultaten en de verbeteringen die nog nodig zijn om de bestuurlijke ingreep te kunnen beëindigen. Ik heb in de brief van 24 september 2019 aan de hand van twaalf concrete criteria de stand van zaken op Sint Eustatius beoordeeld en op basis daarvan aangegeven dat het mijn voornemen is om tot verlenging en geleidelijke afbouw van de ingreep te komen.1 Deze criteria zijn overgenomen in paragraaf 2.2 en 2.3 van de memorie van toelichting en gekoppeld aan de fasering zoals die in het wetsvoorstel wordt voorgesteld. Concrete resultaten zijn bepalend voor de afbouw van de bestuurlijke ingreep.

De andere projecten binnen het fysieke en sociale domein zijn eveneens van groot belang voor de verbetering van de leefomgeving van de inwoners en het algehele herstel van het eiland. Paragraaf 3.3 geeft een niet-limitatief overzicht van de stand van zaken van aanvullende ondersteunende maatregelen ter verbetering van de situatie van inwoners van Sint Eustatius. Er wordt voortdurend hard gewerkt aan de voortgang van deze projecten en de reguliere voortgangsrapportages blijven de Kamer inzicht bieden in de voortgang van de projecten in het fysiek, sociale en bestuurlijke domein. De geleidelijke afbouw van de bestuurlijke ingreep is niet verbonden aan de voortgang van deze projecten, maar houdt verband met het bestuurlijk functioneren van het openbaar lichaam Sint Eustatius. De concrete criteria zijn hierop toegesneden. De regering acht een nieuw eilandsbestuur in staat om naar behoren te kunnen functioneren als aan de in paragraaf 2.3 van de memorie van toelichting gestelde voorwaarden is voldaan. Naar aanleiding van dit advies van de Afdeling is deze paragraaf geactualiseerd en zijn de reeds behaalde resultaten en nog geplande voortgang opgenomen. De concrete voortgang op deze criteria wordt zoals gebruikelijk periodiek aan de Kamer gemeld.2

b. Gekozen tijdpad

In het voorstel zelf is geen datum opgenomen voor de te houden verkiezingen. Uit de toelichting blijkt dat gestreefd wordt naar het houden van verkiezingen op 21 oktober 2020. Mede in het licht van de hiervoor gemaakte opmerkingen over de noodzaak om eerst concrete en tastbare resultaten te bereiken, acht de Afdeling de haalbaarheid van deze verkiezingsdatum onvoldoende gemotiveerd.

In de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius wordt gesproken van kandidaatstelling op uiterlijk 1 februari 2021, leidend tot verkiezingen in maart 2021. Daarna zou deze wet vervallen. Met het voorliggende voorstel wordt de ingreep verlengd omdat blijkens de toelichting volledige terugkeer naar de reguliere situatie nog niet mogelijk is. De toelichting motiveert niet waarom in het licht hiervan gestreefd wordt naar verkiezingen die zes maanden eerder worden gehouden dan de uiterste datum die de Tijdelijke wet toelaat. In dat verband merkt de Afdeling op dat met de eerstvolgende verkiezingen de dan gekozen eilandsraad nog niet alle bevoegdheden zal krijgen die normaal aan de gekozen volksvertegenwoordiging toekomen. Het is daarom de vraag of er politieke partijen of organisaties zijn die onder die voorwaarden aan die verkiezingen zullen willen deelnemen.

De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande in de toelichting nader in te gaan op de vraag of het beoogde tijdpad voor het houden van verkiezingen realistisch en verantwoord is. Bij voorkeur dient de vermelding van een concrete datum in de toelichting achterwege te blijven.

Reactie 1b.

De Afdeling vraagt of het beoogde tijdspad voor het houden van verkiezingen realistisch en verantwoord is. Het uitgangspunt van de regering is dat verkiezingen worden gehouden, zo spoedig als verantwoord is. In de voortgangsbrief van 24 september 2019 heb ik aangegeven dat vanwege het grote belang van het herstel van de reguliere bestuurlijke verhoudingen en van het actief en passief kiesrecht op Sint Eustatius en gelet op het vele werk dat inmiddels op het eiland is verzet, het streven erop is gericht om in het najaar van 2020 verkiezingen voor de eilandsraad te houden. Dat zou inderdaad eerder zijn dan de uiterlijke datum van de verkiezingen die de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius veronderstelt. Verkiezingen onder de Tijdelijke wet zouden betekenen dat de bestuurlijke ingreep geheel beëindigd wordt en dat is volgens de regering niet verantwoord gelet op het werk dat nog verzet moet worden op het terrein van het financieel beheer en de bestuurlijke en ambtelijke organisatie. Geleidelijke afbouw van de voorzieningen geeft politici de kans om stapsgewijs tot volledige uitvoering van hun functie te komen. Juist omdat dit wetsvoorstel een overgangsregime bevat, acht de regering eerdere verkiezingen dan de uit de Tijdelijke wet voortvloeiende uiterste datum van 17 maart 2021 mogelijk.

Daarvoor is het noodzakelijk dat het wetsvoorstel herstel voorzieningen Sint Eustatius in werking is getreden. Vervolgens zal de datum van kandidaatstelling bij koninklijk besluit worden vastgesteld. Voordat hiertoe kan worden overgaan, moeten bepaalde resultaten behaald zijn om verkiezingen te kunnen houden en om zeker te stellen dat de nieuwe eilandsraad goed kan functioneren. Zo is het noodzakelijk dat het kiesregister gereed is voor de verkiezingen, de reorganisatie van de griffie is afgerond, werkinstructies voor de griffie opnieuw zijn vastgesteld en de rekenkamer is ingesteld. In aanloop naar de verkiezingen is het daarnaast van belang dat er tijdig opleidingsprogramma’s beschikbaar zijn voor potentiële politici. De criteria zijn naar aanleiding van de vragen van de Afdeling nader toegelicht in paragraaf 2.3 en 3.2.1 van de memorie van toelichting en zijn ook weergegeven in het schema onder paragraaf 3.2.7. Het behalen van deze resultaten is zorgvuldig gepland en het is realistisch dat deze tijdig behaald zullen worden. Bij het bepalen van de verkiezingsdatum is tevens van groot belang dat er voldoende tijd is om de verkiezingen zorgvuldig te kunnen organiseren. Als deze voorwaarden in voldoende mate worden vervuld, is het volgens de regering verantwoord verkiezingen te houden in het najaar van 2020.

Het wetsvoorstel laat ruimte voor verkiezingen in het najaar van 2020, maar staat er niet aan in de weg dat verkiezingen worden uitgesteld als meer tijd nodig is om aan de bovengenoemde voorwaarden te kunnen voldoen. De memorie van toelichting noemt daarom geen concrete datum van de verkiezingen. Om te voorkomen dat de huidige Tijdelijke wet vervalt en daarmee de bestuurlijke ingreep wordt beëindigd, is het noodzakelijk dat het wetsvoorstel herstel voorzieningen Sint Eustatius uiterlijk 1 februari 2021 in werking treedt.

De Afdeling merkt op dat de eilandsraad na zijn terugkeer niet alle taken en bevoegdheden heeft en stelt de vraag of politieke partijen of organisaties onder die voorwaarden aan de verkiezingen zullen willen deelnemen. Om zoveel mogelijk belangstelling voor de verkiezingen te genereren, is er inmiddels in samenwerking met de Kiesraad, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Nederlands Instituut voor Meerpartijen Democratie een informatietraject gestart op Sint Eustatius, bedoeld om de inwoners te enthousiasmeren en van praktische en theoretische informatie te voorzien.

c. Positie maatschappelijke adviesraad

In de toelichting wordt aangekondigd dat na de installatie van de eilandsraad de maatschappelijke adviesraad zal worden opgeheven. De Afdeling acht dat ongewenst. Zij acht het raadzaam dat het maatschappelijk middenveld op Sint Eustatius de mogelijkheid blijft houden om in georganiseerd verband met het bestuur te spreken, zolang het bestuurlijk ingrijpen (deels) voortduurt. Handhaving van de maatschappelijke adviesraad in de eerste periode geeft aan de geleidelijke afbouw een steviger fundament en kan daarmee in positieve zin bijdragen aan het daarvoor noodzakelijke maatschappelijk draagvlak.

De Afdeling adviseert de opheffing van de maatschappelijke adviesraad uit te stellen.

Reactie 1c.

De regeringscommissaris kan met de terugkeer van de eilandsraad het draagvlak peilen bij het democratisch gekozen orgaan. De eilandsraad kan met het reguliere vragen- en interpellatierecht en het recht van motie een standpunt innemen over het gevoerde bestuur van de regeringscommissaris.

Dat wil niet zeggen dat de regeringscommissaris niet in gesprek kan blijven met inwoners en het maatschappelijk middenveld. Omdat belangrijk is dat het openbaar lichaam van Sint Eustatius dichtbij de bevolking staat, heeft de regeringscommissaris een strategisch communicatieplan ontwikkeld. Burgerparticipatie en gestructureerd overleg met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers zijn belangrijke onderdelen van dit plan. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is dit toegelicht in paragraaf 3.1 van de memorie van toelichting.

In december 2019 heb ik eveneens het wetsvoorstel participatie op decentraal niveau, dat mede ziet op Caribisch Nederland, in consultatie gegeven. Dit voorstel heeft tot doel inwoners en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid van decentrale overheden een stevige positie te geven.

2. Fasering in het voorstel

Het voorstel regelt dat de eerdere, op grond van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius overgenomen bevoegdheden in fasen ‘teruggegeven’ worden aan de reguliere organen op Sint Eustatius. Daarbij zal allereerst een verkiezing voor een eilandraad plaatsvinden. Deze eilandsraad krijgt evenwel nog niet alle bevoegdheden die zij op grond van de WolBES zou hebben. Zo worden het enquêterecht, de bevoegdheden en taken op grond van de FinBES en de rechtspositionele beslissingen met betrekking tot de ambtenaren van de griffie in deze fase nog niet toegekend. Ook zijn er in de eerste fase nog geen gedeputeerden; deze worden pas in de tweede fase benoemd. Voordat overgegaan wordt naar een volgende fase zal steeds door de regering afgewogen moeten worden of de situatie op Sint Eustatius zodanig verbeterd is dat een verdere terugkeer naar de reguliere situatie aangewezen is.

De Afdeling merkt op dat in het voorstel uitsluitend de mogelijkheid is opgenomen om over te gaan naar een volgende fase, met meer bevoegdheden voor de reguliere organen. Zij onderkent dat dit aansluit bij het doel van het voorstel om te komen tot een normalisering van de situatie op Sint Eustatius. Hierbij valt echter niet uit te sluiten dat er in dit proces er een uitzonderlijke situatie ontstaat die aanleiding kan zijn om de aan de reguliere organen toegekende bevoegdheden weer te ontnemen of deze te beperken. Hiervan kan sprake zijn in het geval dat de bevoegdheden worden gebruikt op een manier die leiden tot een verslechtering van de situatie op Sint Eustatius en daarmee tot onrust onder de bevolking.

Voor het ontbinden van een eenmaal gekozen eilandraad zal in ieder geval een nieuwe tijdelijke wet nodig zijn, in verband met het feit dat het daar gaat om een inbreuk op artikel 4 van de Grondwet. Dit laat echter onverlet dat in het voorliggende voorstel voor de andere bevoegdheden geregeld zou kunnen worden dat deze na toekenning in uitzonderlijke gevallen weer ontnomen of beperkt kunnen worden. Het voordeel hiervan is dat voorkomen wordt dat in dergelijke uitzonderlijke gevallen weer de procedure van een tijdelijke wet, die hoogstwaarschijnlijk met grote spoed tot stand moet komen, moet worden gevolgd.

De Afdeling adviseert daarom de mogelijkheid te bezien om in het voorstel een voorziening op te nemen die het mogelijk maakt om niet alleen bevoegdheden toe te kennen aan de reguliere organen, maar deze in uitzonderlijke situaties ook weer te kunnen ontnemen of beperken.

Reactie 2.

De Afdeling vraagt naar de mogelijkheid om in het wetsvoorstel op te nemen om bevoegdheden die toegekend zijn aan de eilandsraad en het bestuurscollege in uitzonderlijke situaties na toekenning weer terug te kunnen nemen. Vooropgesteld wordt dat overgang naar de volgende fase telkens pas kan plaatsvinden als concrete resultaten zijn behaald en de omstandigheden zodanig zijn verbeterd dat de betreffende bevoegdheden naar verwachting duurzaam en naar behoren uitgeoefend worden. Bevoegdheden worden in fase 2 pas teruggegeven aan het bestuurscollege wanneer dat verantwoord is en wanneer de eilandsraad zichtbaar in staat is om zijn functie naar behoren uit te oefenen en daarbij gebruik te maken van de controlerende en verordenende bevoegdheden die hij in de eerste fase verkrijgt. Bovendien zijn de bevoegdheden van de eilandsraad en het bestuurscollege in eerste instantie beperkt, omdat de taken in het kader van het financieel beheer en de organisatie van de griffie en het ambtelijk apparaat in een later stadium worden toegekend.

Om te voorkomen dat de inzet van de bevoegdheden leidt tot een verslechtering van de situatie op Sint Eustatius is in aanvulling op het reguliere toezicht een goedkeuringsbevoegdheid voor eilandsverordeningen van de eilandsraad in de eerste fase en besluiten van het bestuurscollege in de tweede fase belegd bij de regeringscommissaris. Dit is geregeld in artikel 10 van het wetsvoorstel. De criteria voor het onthouden van goedkeuring houden rechtstreeks verband met de belangen van de inwoners, de financiële en administratieve uitvoerbaarheid en het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur. Dit maakt het mogelijk dat de regeringscommissaris zijn goedkeuring zal onthouden aan eilandsverordeningen en besluiten die afbreuk doen aan het herstel van het goed bestuur van het eiland. In aanvulling hierop is naar aanleiding van het advies van de Afdeling in het wetsvoorstel opgenomen dat de besluiten van de eilandsraad en het bestuurscollege op grond van de FinBES eveneens voor hun inwerkingtreding de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties behoeven en dat hierbij ook de bovengenoemde belangen grond kunnen zijn voor het onthouden van goedkeuring. Ordentelijk financieel beheer wordt op die manier beter geborgd.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is tevens in de memorie van toelichting verduidelijkt dat bij terugkeer van de eilandsraad en in een latere fase de gedeputeerden ook de reguliere toezichtsbevoegdheden uit de WolBES herleven. Hiermee kan de regeringscommissaris zo nodig ingrijpen indien de situatie verslechtert. Het gaat hier om indeplaatsstelling in het geval van verwaarlozing van medebewindstaken en de mogelijkheid besluiten die in strijd zijn met het recht of het algemeen belang aan te dragen voor vernietiging. Omdat de regeringscommissaris ook na terugkeer van de eilandsraad en gedeputeerden in functie blijft, behoudt hij goed zicht op het functioneren en de beslissingen van beide organen en kan tijdig door hem worden ingegrepen. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is in paragraaf 3.2 van de memorie van toelichting duidelijker aangegeven in welke waarborgen dit wetsvoorstel en de WolBES en FinBES voorzien voor gevallen waarin de inzet van bevoegdheden oneigenlijk is of leidt tot een verslechtering van de situatie op Sint Eustatius.

In paragraaf 3 van de memorie van toelichting is tevens aangegeven dat deze waarborgen beschouwd worden als een vangnet en een juridisch handelingsperspectief, mocht de situatie daarom vragen. Hierbij wordt opgemerkt dat goed bestuur zich niet alleen laat vangen in een wet. Van minstens zo groot belang is de bereidheid van de toekomstige eilandraadsleden en gedeputeerden tot constructieve samenwerking en communicatie, zowel onderling als met de regeringscommissaris, en de bereidheid om hun taken en bevoegdheden uit te oefenen ten bate van het collectief belang van het openbaar lichaam en de inwoners van Sint Eustatius.

De regering erkent dat wanneer zich een onvoorziene en uitzonderlijke situatie voordoet waarin het noodzakelijk is om de eilandsraad buiten werking te stellen of zelfs te ontbinden, dit conform de Grondwet aan de wetgever is. Het terugnemen van bevoegdheden en de eventuele beoordeling dat opnieuw sprake is van grove taakverwaarlozing, zonder tussenkomst van de wetgever, acht de regering onwenselijk. In haar voorlichting van vorig jaar met betrekking tot de verbetering van de verhouding tussen Europees en Caribisch Nederland, waar hieronder tevens op wordt ingegaan, doet de Afdeling de suggestie om een mogelijkheid tot ingrijpen te regelen wanneer een situatie van taakverwaarlozing dreigt te ontstaan. Deze optie zou qua zwaarte instaan tussen reguliere preventieve en repressieve toezichtsbevoegdheden en bestuurlijk ingrijpen met een taakverwaarlozingswet. Het uitwerken van deze optie vergt zorgvuldige voorbereiding. Het kabinet acht het onwenselijk om in dit wetsvoorstel voor Sint Eustatius vooruit te lopen op de voorbereiding van structurele wijzigingen in het kader van de opvolging van de voorlichting voor alle openbare lichamen in Caribisch Nederland. Hiertoe is een interdepartementale werkgroep opgericht. Bij de implementatie van het onderhavige wetsvoorstel zal in samenspraak met de regeringscommissaris en de Rijksvertegenwoordiger bekeken worden hoe (verdere) uitwerking kan worden gegeven aan beleidskaders voor de uitvoering van de reguliere toezichtsbevoegdheden.

3. Noodzakelijk verbetertraject na beëindiging van de bestuurlijke ingreep

Op het moment dat alle fasen zijn doorlopen en de organen op Sint Eustatius hun reguliere taken en bevoegdheden weer uitoefenen, zal deze wet vervallen. Daarmee komt echter geen einde aan het noodzakelijke verbetertraject dat met Sint Eustatius is ingezet. De Afdeling heeft vorig jaar een voorlichting uitgebracht waarin een aantal aanbevelingen staat om de verhouding tussen Europees Nederland en de drie Caribische eilanden te verbeteren. Ook andere instanties hebben aanbevelingen op dit terrein gedaan, die zich mede richten op de vormgeving van de verhouding tussen het Rijk en de eilanden en de verdeling van bevoegdheden.

Voorkomen moet worden dat de aandacht zich nu uitsluitend richt op het lopende traject naar aanleiding van de bestuurlijke ingreep en dat daarmee de noodzakelijke structurele veranderingen ondertussen onvoldoende worden ingezet. Dit maakt het risico groter dat binnen afzienbare tijd na de afloop van de bestuurlijke ingreep opnieuw een situatie ontstaat op Sint Eustatius die ingrijpen nodig maakt. De Afdeling wijst er overigens op dat de aanbevelingen niet alleen zien op zaken die op de eilanden dienen te geschieden, maar juist ook op punten waar aan Nederlandse zijde verandering gewenst is.

De Afdeling adviseert in de toelichting, in samenhang met de beoogde afbouw van de huidige voorzieningen, in te gaan op de vraag welke structurele veranderingen nodig zijn in de relatie tussen Nederland en Sint Eustatius na afloop van het bestuurlijk ingrijpen en het tijdpad dat de regering hierbij voor ogen staat.

Reactie 3.

De Afdeling vraagt naar de samenhang van het wetsvoorstel met de structurele veranderingen die nodig zijn in de relatie tussen Nederland en Sint Eustatius. Het kabinet deelt de opvatting van de Afdeling dat voldoende aandacht moet worden besteed aan de benodigde structurele veranderingen om te voorkomen dat na afloop van de bestuurlijke ingreep een situatie ontstaat die nieuw ingrijpen noodzakelijk maakt. Met de kabinetsreactie op de genoemde voorlichting van de Afdeling en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties heeft het kabinet een aantal maatregelen aangekondigd die zowel in Europees als in Caribisch Nederland vorm zullen krijgen.3 Naar aanleiding van de opmerkingen bij dit wetsvoorstel wordt in paragraaf 3.2.7 van de memorie van toelichting hier verder op ingegaan. De te nemen maatregelen en het bijbehorende tijdspad worden de komende periode verder uitgewerkt.

Tot slot zijn in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State,

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops.

Advies Raad van State

No. W04.19.0416/I

’s-Gravenhage, 27 februari 2020

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 19 december 2019, no.2019002716, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt ertoe de bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius te verlengen en de huidige voorzieningen die tot stand zijn gekomen op grond van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius geleidelijk af te bouwen.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de reeds bereikte resultaten in verband met de haalbaarheid van het voorgestelde tijdpad, de wijze van fasering in het voorstel en de flankerende maatregelen die nodig zijn om na afloop van de bestuurlijke ingreep te komen tot een houdbare situatie. In verband daarmee is aanpassing van het voorstel en de toelichting wenselijk.

1. Motivering en randvoorwaarden afbouw ingreep

Bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet is gesteld dat er een aantal stappen zou moeten worden gezet om te komen tot een houdbare situatie op Sint Eustatius. Destijds bestond echter geen duidelijk beeld over de precieze omvang van de problemen en de maatregelen die nodig zouden zijn. Ondertussen zijn er enkele voortgangsrapportages verschenen. Daarin is wat meer duidelijkheid verschaft over de ondertussen bereikte resultaten. In dat licht valt op dat de toelichting bij het wetsvoorstel op dit punt summier is. Er wordt gesteld dat veel werk is verzet, dat de vraagstukken helder in beeld zijn gebracht en dat duidelijk is welke verbeteringen nog nodig zijn. Hierbij wordt verwezen naar een brief die aan de Tweede Kamer is gestuurd.1

a. Afbouw ingreep

De Afdeling merkt op dat met het voorstel de ingreep in het bestuur van Sint Eustatius weliswaar wordt verlengd, maar dat dit tevens een proces van afbouw van de ingreep inhoudt. Voordat overgegaan kan worden tot deze afbouw moeten voldoende concrete en tastbare resultaten zijn bereikt. Die moeten niet alleen betrekking hebben op het verbeteren van het bestuur en de ondersteuning daarvan, maar ook op het leefklimaat van de bevolking. Hierbij gaat het onder meer om de sociaaleconomische omstandigheden en de verbetering van infrastructurele voorzieningen. Verbetering van het leefklimaat van de bevolking in concrete zin is noodzakelijk om draagvlak voor het voortdurende ingrijpen te creëren en het vertrouwen van de bevolking in het bestuur en in de lokale democratie te vergroten. Hiermee wordt tevens voorkomen dat een nieuw bestuur onmiddellijk geconfronteerd wordt met grote opgaven die een afbreukrisico vormen. Eveneens is van belang dat aan Nederlandse zijde de noodzakelijke (bestuurlijke) verbeteringen worden doorgevoerd.2

De Afdeling adviseert in het licht hiervan in de toelichting op concrete wijze nader in te gaan op de bereikte resultaten tot nu toe, zowel op Sint Eustatius als in de relatie met Europees Nederland, die rechtvaardigen dat begonnen wordt met de afbouw van het bestuurlijk ingrijpen. Tevens adviseert zij in te gaan op de zaken die nog in concrete zin verbeterd moeten worden om daadwerkelijk een volledige normalisatie van de bestuurlijke situatie op Sint Eustatius te bereiken.

b. Gekozen tijdpad

In het voorstel zelf is geen datum opgenomen voor de te houden verkiezingen. Uit de toelichting blijkt dat gestreefd wordt naar het houden van verkiezingen op 21 oktober 2020. Mede in het licht van de hiervoor gemaakte opmerkingen over de noodzaak om eerst concrete en tastbare resultaten te bereiken, acht de Afdeling de haalbaarheid van deze verkiezingsdatum onvoldoende gemotiveerd.3

In de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius wordt gesproken van kandidaatstelling op uiterlijk 1 februari 2021, leidend tot verkiezingen in maart 2021.4 Daarna zou deze wet vervallen. Met het voorliggende voorstel wordt de ingreep verlengd omdat blijkens de toelichting volledige terugkeer naar de reguliere situatie nog niet mogelijk is. De toelichting motiveert niet waarom in het licht hiervan gestreefd wordt naar verkiezingen die zes maanden eerder worden gehouden dan de uiterste datum die de Tijdelijke wet toelaat. In dat verband merkt de Afdeling op dat met de eerstvolgende verkiezingen de dan gekozen eilandsraad nog niet alle bevoegdheden zal krijgen die normaal aan de gekozen volksvertegenwoordiging toekomen. Het is daarom de vraag of er politieke partijen of organisaties zijn die onder die voorwaarden aan die verkiezingen zullen willen deelnemen.

De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande in de toelichting nader in te gaan op de vraag of het beoogde tijdpad voor het houden van verkiezingen realistisch en verantwoord is. Bij voorkeur dient de vermelding van een concrete datum in de toelichting achterwege te blijven.

c. Positie maatschappelijke adviesraad

In de toelichting wordt aangekondigd dat na de installatie van de eilandsraad de maatschappelijke adviesraad zal worden opgeheven.5 De Afdeling acht dat ongewenst. Zij acht het raadzaam dat het maatschappelijk middenveld op Sint Eustatius de mogelijkheid blijft houden om in georganiseerd verband met het bestuur te spreken,6 zolang het bestuurlijk ingrijpen (deels) voortduurt. Handhaving van de maatschappelijke adviesraad in de eerste periode geeft aan de geleidelijke afbouw een steviger fundament en kan daarmee in positieve zin bijdragen aan het daarvoor noodzakelijke maatschappelijk draagvlak.

De Afdeling adviseert de opheffing van de maatschappelijke adviesraad uit te stellen.

2. Fasering in het voorstel

Het voorstel regelt dat de eerdere, op grond van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius overgenomen bevoegdheden in fasen ‘teruggegeven’ worden aan de reguliere organen op Sint Eustatius. Daarbij zal allereerst een verkiezing voor een eilandraad plaatsvinden. Deze eilandraad krijgt evenwel nog niet alle bevoegdheden die zij op grond van de WolBES zou hebben. Zo worden het enquêterecht, de bevoegdheden en taken op grond van de FinBES en de rechtspositionele beslissingen met betrekking tot de ambtenaren van de griffie in deze fase nog niet toegekend. Ook zijn er in de eerste fase nog geen gedeputeerden; deze worden pas in de tweede fase benoemd. Voordat overgegaan wordt naar een volgende fase zal steeds door de regering afgewogen moeten worden of de situatie op Sint Eustatius zodanig verbeterd is dat een verdere terugkeer naar de reguliere situatie aangewezen is.

De Afdeling merkt op dat in het voorstel uitsluitend de mogelijkheid is opgenomen om over te gaan naar een volgende fase, met meer bevoegdheden voor de reguliere organen. Zij onderkent dat dit aansluit bij het doel van het voorstel om te komen tot een normalisering van de situatie op Sint Eustatius. Hierbij valt echter niet uit te sluiten dat er in dit proces er een uitzonderlijke situatie ontstaat die aanleiding kan zijn om de aan de reguliere organen toegekende bevoegdheden weer te ontnemen of deze te beperken. Hiervan kan sprake zijn in het geval dat de bevoegdheden worden gebruikt op een manier die leiden tot een verslechtering van de situatie op Sint Eustatius en daarmee tot onrust onder de bevolking.

Voor het ontbinden van een eenmaal gekozen eilandraad zal in ieder geval een nieuwe tijdelijke wet nodig zijn, in verband met het feit dat het daar gaat om een inbreuk op artikel 4 van de Grondwet.7 Dit laat echter onverlet dat in het voorliggende voorstel voor de andere bevoegdheden geregeld zou kunnen worden dat deze na toekenning in uitzonderlijke gevallen weer ontnomen of beperkt kunnen worden. Het voordeel hiervan is dat voorkomen wordt dat in dergelijke uitzonderlijke gevallen weer de procedure van een tijdelijke wet, die hoogstwaarschijnlijk met grote spoed tot stand moet komen, moet worden gevolgd.

De Afdeling adviseert daarom de mogelijkheid te bezien om in het voorstel een voorziening op te nemen die het mogelijk maakt om niet alleen bevoegdheden toe te kennen aan de reguliere organen, maar deze in uitzonderlijke situaties ook weer te kunnen ontnemen of beperken.

3. Noodzakelijk verbetertraject na beëindiging van de bestuurlijke ingreep

Op het moment dat alle fasen zijn doorlopen en de organen op Sint Eustatius hun reguliere taken en bevoegdheden weer uitoefenen, zal deze wet vervallen. Daarmee komt echter geen einde aan het noodzakelijke verbetertraject dat met Sint Eustatius is ingezet. De Afdeling heeft vorig jaar een voorlichting uitgebracht waarin een aantal aanbevelingen staan om de verhouding tussen Europees Nederland en de drie Caribische eilanden te verbeteren.8 Ook andere instanties hebben aanbevelingen op dit terrein gedaan, die zich mede richten op de vormgeving van de verhouding tussen het Rijk en de eilanden en de verdeling van bevoegdheden.9

Voorkomen moet worden dat de aandacht zich nu uitsluitend richt op het lopende traject naar aanleiding van de bestuurlijke ingreep en dat daarmee de noodzakelijke structurele veranderingen ondertussen onvoldoende worden ingezet. Dit maakt het risico groter dat binnen afzienbare tijd na de afloop van de bestuurlijke ingreep opnieuw een situatie ontstaat op Sint Eustatius die ingrijpen nodig maakt. De Afdeling wijst er overigens op dat de aanbevelingen niet alleen zien op zaken die op de eilanden dienen te geschieden, maar juist ook op punten waar aan Nederlandse zijde verandering gewenst is.10

De Afdeling adviseert in de toelichting, in samenhang met de beoogde afbouw van de huidige voorzieningen, in te gaan op de vraag welke structurele veranderingen nodig zijn in de relatie tussen Nederland en Sint Eustatius na afloop van het bestuurlijk ingrijpen en het tijdpad dat de regering hierbij voor ogen staat.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om, in overeenstemming met de artikelen 129, vierde lid, en 132, tweede en vijfde lid, in samenhang met artikel 132a, tweede lid van de Grondwet, alsmede artikel 232 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de tijdelijke voorziening wegens taakverwaarlozing op Sint Eustatius voor bepaalde tijd te verlengen en regels te stellen voor een geleidelijk herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 (Begripsbepaling)

In deze wet wordt verstaan onder:

bestuurscollege, eilandgriffier, eilandsbestuur, eilandsecretaris, eilandsraad, eilandgedeputeerden, griffie onderscheidenlijk gezaghebber:

bestuurscollege, eilandgriffier, eilandsbestuur, eilandsecretaris, eilandsraad, eilandgedeputeerden, griffie onderscheidenlijk gezaghebber als bedoeld in de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van het openbaar lichaam Sint Eustatius;

Onze Minister:

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

regeringscommissaris:

de regeringscommissaris, bedoeld in artikel 2;

plaatsvervangend regeringscommissaris:

de plaatsvervangend regeringscommissaris, bedoeld in artikel 2.

HOOFDSTUK 2. (INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN DE ORGANEN)

Artikel 2 (Regeringscommissaris en plaatsvervangend regeringscommissaris)
  • 1. In afwijking van hoofdstuk III van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn er geen eilandgedeputeerden en is er geen gezaghebber in het openbaar lichaam Sint Eustatius.

  • 2. In afwijking van hoofdstuk III van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, een regeringscommissaris en een plaatsvervangend regeringscommissaris voor het openbaar lichaam Sint Eustatius benoemd voor de periode die eindigt op de dag waarop de gezaghebber bij koninklijk besluit is benoemd. Indien de regeringscommissaris of de plaatsvervangend regeringscommissaris tussentijds vervangen wordt, geschiedt dit op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad.

  • 3. De plaatsvervangend regeringscommissaris heeft tot taak de regeringscommissaris te ondersteunen en op diens verzoek in de waarneming van diens ambt te voorzien.

  • 4. De artikelen 74, 75, 77 tot en met 80, 82 tot en met 87 en 89 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de regeringscommissaris en de plaatsvervangend regeringscommissaris.

  • 5. De bezoldiging, bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en tegemoetkomingen, vergoedingen en andere voorzieningen als bedoeld in het tweede lid van dat artikel, worden voor de regeringscommissaris en de plaatsvervangend regeringscommissaris vastgesteld door Onze Minister.

Artikel 3 (Verkiezing eilandsraad)
  • 1. In het openbaar lichaam Sint Eustatius vindt verkiezing plaats van de leden van de eilandsraad. Op voordracht van Onze Minister wordt bij koninklijk besluit, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, de dag van de kandidaatstelling bepaald, waarbij kan worden afgeweken van artikel Ya 13 juncto artikel F 1, eerste lid, van de Kieswet en de in artikel Ya 13 juncto de artikelen G 1, achtste lid, G 3, eerste lid, G 4, derde lid, en G 5, eerste lid, onderdeel c, van die wet bedoelde termijnen inzake de registratie van de aanduidingen van politieke groeperingen.

  • 2. Na verkiezing van de leden van de eilandsraad geschiedt in afwijking van artikel V 4 van de Kieswet het onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden van de eilandsraad door die leden.

Artikel 4 (Zittingsperiode leden eilandsraad)
  • 1. De zittingsperiode van de leden van de ingevolge artikel 3 gekozen eilandsraad eindigt, in afwijking van artikel Ya 13 juncto artikel C 4 van de Kieswet, tegelijk met de zittingsperiode van de leden van de eilandsraden van de openbare lichamen Bonaire en Saba die op de dag van de stemming zitting hebben.

  • 2. Indien de datum waarop overeenkomstig artikel 3, tweede lid, de benoemde leden tot de eilandsraad zijn toegelaten valt binnen twee jaar voor de datum van de reguliere eilandsraadsverkiezingen, blijft deze verkiezing in het openbaar lichaam Sint Eustatius achterwege. In dat geval eindigt de zittingsperiode van de leden van de eilandsraad tegelijk met de eerstvolgende zittingsperiode van de leden van de eilandsraden van de openbare lichamen Bonaire en Saba.

  • 3. In het geval bedoeld in het tweede lid, worden in afwijking van artikel Ya 24 van de Kieswet in het openbaar lichaam Sint Eustatius een of meer stembureaus en een hoofdstembureau ingesteld voor de verkiezing van de leden van het kiescollege voor de Eerste Kamer, bedoeld in § 3a van hoofdstuk Ya van die wet.

Artikel 5 (Benoeming eilandgriffier)
  • 1. Na de dag waarop overeenkomstig artikel 3, tweede lid, de benoemde leden tot de eilandsraad zijn toegelaten, benoemt de eilandsraad zo spoedig mogelijk een eilandgriffier. Tot het tijdstip met ingang waarvan de eilandgriffier is benoemd blijft de medeondertekening, bedoeld in artikel 34 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, achterwege en vervult de eilandsecretaris de taak, bedoeld in artikel 94f van die wet.

  • 2. In afwijking van artikel 135 van die wet, behoeven besluiten houdende de benoeming, bevordering, schorsing of ontslag van de eilandgriffier de goedkeuring van de regeringscommissaris. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens de in artikel 135 van die wet genoemde gronden.

HOOFDSTUK 3. TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 6 (Taken en bevoegdheden regeringscommissaris)
  • 1. Naast de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 7 en 8, oefent de regeringscommissaris bij het openbaar lichaam Sint Eustatius de taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of enige andere wet aan het bestuurscollege of de gezaghebber zijn opgedragen.

  • 2. Besluiten die de regeringscommissaris in de plaats van het bestuurscollege of de gezaghebber neemt, worden geacht afkomstig te zijn van die organen.

  • 3. Indien ter uitvoering van wetten of andere vanwege het Rijk vastgestelde voorschriften door het bestuurscollege of de gezaghebber moet worden medegewerkt, geschiedt dit in het openbaar lichaam Sint Eustatius door de regeringscommissaris.

  • 4. Onverminderd zijn overige wettelijke taken en bevoegdheden draagt de regeringscommissaris zorg voor het bevorderen van de omstandigheden waaronder het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius in de toekomst naar behoren zal kunnen functioneren, onder meer door zijn kennis over de inrichting en werking van de lokale democratie over te dragen aan hen die willen bijdragen aan het bestuur van het openbaar lichaam.

  • 5. Het eilandsbestuur alsmede de daaronder ressorterende diensten en ambtenaren verlenen op verzoek van de regeringscommissaris hun medewerking bij de uitoefening van de aan hem toegekende taken en bevoegdheden.

Artikel 7 (Taken en bevoegdheden griffie en ambtelijke organisatie)
  • 1. In afwijking van artikel 134 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voorziet de regeringscommissaris in plaats van de eilandsraad in de uitoefening van de in dat artikel bedoelde bevoegdheden.

  • 2. In afwijking van artikel 168, eerste lid, onderdelen c en d, en tweede lid, van die wet voorziet de regeringscommissaris in plaats van het bestuurscollege in de uitoefening van de in die onderdelen en dat lid bedoelde bevoegdheden.

  • 3. In afwijking van de artikelen 16 en 16d van Boek 1, Titel 4, Afdeling 1 van het Burgerlijk Wetboek Bonaire, Sint Eustatius en Saba voorziet de regeringscommissaris in plaats van het bestuurscollege in de uitoefening van de in die artikelen bedoelde taken.

  • 4. In afwijking van artikel 4 van de Ambtenarenwet BES is de regeringscommissaris het bevoegd gezag wat betreft de ambtenaren in dienst van het openbaar lichaam Sint Eustatius, de eilandgriffier en de op de griffie werkzame ambtenaren. Tevens treedt de regeringscommissaris in plaats van het bestuurscollege in de uitoefening van de bij of krachtens de Ambtenarenwet BES geregelde taken en bevoegdheden van het bestuurscollege.

  • 5. Besluiten die de regeringscommissaris in plaats van de eilandsraad en het bestuurscollege neemt, worden geacht afkomstig te zijn van die organen.

Artikel 8 (Financiële taken en bevoegdheden)
  • 1. De regeringscommissaris oefent bij het openbaar lichaam Sint Eustatius de taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan de eilandsraad of het bestuurscollege zijn opgedragen.

  • 2. Besluiten die de regeringscommissaris in plaats van de eilandsraad of het bestuurscollege neemt, worden geacht afkomstig te zijn van die organen.

  • 3. De artikelen 9, 10, 18 tot en met 36, 38 en 39 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, voor zover deze artikelen niet strekken tot toepassing van artikel 17, gelden niet ten aanzien van het openbaar lichaam Sint Eustatius.

  • 4. Alvorens de begroting vast te stellen legt de regeringscommissaris de ontwerpbegroting en het advies van het College financieel toezicht, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gedurende een maand voor eenieder ter inzage en draagt hij er zorg voor dat deze algemeen verkrijgbaar zijn. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennisgegeven.

Artikel 9 (Beperking onderzoeksbevoegdheid eilandsraad)

In afwijking van artikel 160 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is de eilandsraad niet bevoegd tot het instellen van een onderzoek naar het door het bestuurscollege of de gezaghebber gevoerde bestuur. De artikelen 161 tot en met 165 gelden niet ten aanzien van het openbaar lichaam Sint Eustatius.

Artikel 10 (Goedkeuring regeringscommissaris)
  • 1. Eilandsverordeningen behoeven de goedkeuring van de regeringscommissaris, met uitzondering van de eilandsverordeningen op grond van de Wet financiën Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht, of als naar het oordeel van de regeringscommissaris, de uitvoering van de eilandsverordening:

    • a. voor de ingezetenen van het openbaar lichaam Sint Eustatius onevenredig nadelige gevolgen heeft in verhouding tot de met de eilandsverordening te dienen doelen;

    • b. leidt tot onredelijke administratieve of financiële lasten voor het openbaar lichaam Sint Eustatius;

    • c. het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur in de toekomst belemmert.

  • 2. Op de goedkeuring is afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Ontheffing als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, kan worden verleend door de regeringscommissaris in plaats van de Rijksvertegenwoordiger.

Artikel 11 (Verantwoordingsplicht regeringscommissaris)
  • 1. De regeringscommissaris is verantwoording verschuldigd aan Onze Minister.

  • 2. Onze Minister kan de regeringscommissaris de nodige algemene en bijzondere aanwijzingen geven met betrekking tot zijn taken en bevoegdheden.

  • 3. De regeringscommissaris verstrekt Onze Minister desgevraagd alle inlichtingen.

  • 4. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangend regeringscommissaris.

Artikel 12 (Taken en bevoegdheden Rijksvertegenwoordiger)
  • 1. De Rijksvertegenwoordiger oefent zijn taken en bevoegdheden op grond van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet uit ten aanzien van het openbaar lichaam Sint Eustatius. Goedkeuring als bedoeld in de artikelen 126, tweede lid, en 168, derde en vierde lid van die wet is ten aanzien van het openbaar lichaam Sint Eustatius niet vereist.

  • 2. De regeringscommissaris en de plaatsvervangend regeringscommissaris leggen de eed of de verklaring en belofte, bedoeld in artikel 77 van die wet, af, ten overstaan van Onze Minister.

  • 3. Voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 16, tweede lid, 49 tot en met 52, 85, tweede lid, en 86 van die wet op de regeringscommissaris en de plaatsvervangend regeringscommissaris wordt voor ‘de Rijksvertegenwoordiger’ gelezen: Onze Minister.

HOOFDSTUK 4. HERSTEL VOORZIENINGEN

Artikel 13 (Herstel voorzieningen eilandgedeputeerden)

Indien de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat mag worden verwacht dat het bestuurscollege de taken op grond van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met uitzondering van de taken die betrekking hebben op de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 168, eerste lid, onderdeel c, van die wet, zelf naar behoren kan vervullen, wordt op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, deze wet op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip als volgt gewijzigd:

1. In artikel 2, eerste lid, vervalt ‘zijn er geen eilandgedeputeerden en’.

2. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid vervalt ‘het bestuurscollege of’.

b. In het tweede lid vervalt ‘het bestuurscollege of’ en wordt ‘die organen’ vervangen door ‘dat orgaan’.

c. In het derde lid, vervalt ‘het bestuurscollege of’.

3. Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10 (Goedkeuring regeringscommissaris)
  • 1. In de gevallen, bedoeld in de artikelen 35, vierde lid, 105, tweede lid, 123, tweede lid, en 168, derde lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wordt in afwijking van die artikelleden goedkeuring verleend door de regeringscommissaris in plaats van de Rijksvertegenwoordiger. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of de in die artikelen genoemde gronden.

  • 2. Besluiten van het bestuurscollege behoeven goedkeuring van de regeringscommissaris, met uitzondering van de besluiten bedoeld in de artikelen 5a, 7 en 8. Goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht, of als naar het oordeel van de regeringscommissaris, de uitvoering van het besluit:

    • a. voor de ingezetenen van het openbaar lichaam Sint Eustatius onevenredig nadelige gevolgen heeft in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen;

    • b. leidt tot onredelijke administratieve of financiële lasten voor het openbaar lichaam Sint Eustatius;

    • c. het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur in de toekomst belemmert.

  • 3. Op de goedkeuring is afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Ontheffing als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, kan worden verleend door de regeringscommissaris.

4. In artikel 12, eerste lid, vervalt de tweede zin.

Artikel 14 (Herstel voorzieningen griffie en ambtelijke organisatie)

Indien de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat mag worden verwacht dat de eilandsraad en het bestuurscollege hun taken en bevoegdheden met betrekking tot de griffie onderscheidenlijk de ambtelijke organisatie op grond van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius zelf naar behoren kunnen vervullen, vervalt artikel 7 van deze wet op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 15 (Herstel verantwoordelijkheid financiële taken)

Indien de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat mag worden verwacht dat de eilandsraad en het bestuurscollege hun taken en bevoegdheden op grond van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius zelf naar behoren kunnen vervullen, vervalt artikel 8 van deze wet op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 16 (Herstel gezaghebber)

Nadat de in de artikelen 13 tot en met 15 genoemde koninklijke besluiten zijn genomen en indien mag worden verwacht dat de gezaghebber zijn taken en bevoegdheden zelf naar behoren kan vervullen, wordt op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip deze wet als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2, eerste lid, vervalt onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot eerste tot en met vierde lid.

2. De artikelen 6, 9, 10 en 11 vervallen.

3. Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12 (Taken en bevoegdheden Rijksvertegenwoordiger)
  • 1. De Rijksvertegenwoordiger oefent de aan hem bij of krachtens artikel 73 van de Wet

    openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegekende taken en bevoegdheden uit.

  • 2. De Rijksvertegenwoordiger, volgens aanwijzingen te stellen bij een door de regering gegeven ambtsinstructie, is belast met het adviseren en bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in het openbaar lichaam Sint Eustatius en wanneer de bestuurlijke integriteit van het openbaar lichaam in het geding is. Hij is daartoe bevoegd alle vergaderingen van het eilandsbestuur bij te wonen en kennis te nemen van alle bescheiden waarover het eilandsbestuur beschikt en waarvan naar het redelijk oordeel van de Rijksvertegenwoordiger kennisneming voor het vervullen van zijn taak nodig is.

HOOFDSTUK 5. OVERIGE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 (Voorhangprocedure)

De voordracht voor een krachtens de artikelen 13 tot en met 16 vast te stellen koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 18 (Overgangsrecht)

De artikelen 3 en 5 van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius, zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, blijven van kracht tot en met de datum waarop overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van deze wet de benoemde leden tot de eilandsraad zijn toegelaten.

Artikel 19 (Intrekking Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius)

De Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius wordt ingetrokken.

Artikel 20 (Inwerkingtreding)

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van:

  • a. de artikelen 6 tot en met 10, die in werking treden op de dag na de dag waarop overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van deze wet de benoemde leden tot de eilandsraad zijn toegelaten;

  • b. artikel 16, derde lid, dat in werking treedt op de dag waarop de gezaghebber bij koninklijk besluit is benoemd.

Artikel 21 (Verval)
  • 1. Deze wet vervalt op 1 september 2024.

  • 2. Indien op 1 februari 2024 het in artikel 16 bedoelde koninklijk besluit nog niet is vastgesteld, zendt Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, aan de Staten-Generaal een standpunt over het voornemen tot verlenging van deze wet. Indien het standpunt een voornemen tot verlenging inhoudt of indien een voorstel van wet daaromtrent is ingediend bij de Staten-Generaal, kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister, de werking van deze wet eenmalig met maximaal een jaar worden verlengd tot de inwerkingtreding van de desbetreffende wetswijziging.

  • 3. Indien het voorstel van wet, bedoeld in het tweede lid, wordt ingetrokken of indien een van beide Kamers der Staten-Generaal het voorstel verwerpt, vervalt deze wet op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 22 (Citeertitel)

Deze wet wordt aangehaald als: Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Dit wetsvoorstel strekt ertoe de bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius te verlengen en de huidige voorzieningen in de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius (hierna: Tijdelijke wet) geleidelijk af te bouwen.

Naar aanleiding van het rapport van de Commissie van Wijzen, dat stelde dat er sprake was van grove taakverwaarlozing door het eilandsbestuur van Sint Eustatius1, heeft de wetgever in februari 2018 bestuurlijk ingegrepen op Sint Eustatius. Op grond van de Tijdelijke wet is de eilandsraad ontbonden en het bestuur uit zijn functie ontheven. Er is een regeringscommissaris aangesteld die sindsdien voorziet in het bestuur van Sint Eustatius. Het doel van de bestuurlijke ingreep is om de grove taakverwaarlozing te beëindigen en de voorwaarden voor goed bestuur duurzaam te verbeteren, zodat toekomstige eilandsbesturen zelf hun taken naar behoren kunnen vervullen. Uitgangspunt hierbij is dat de ingreep niet langer mag duren dan noodzakelijk, tegelijkertijd sloot het kabinet, met de Commissie van Wijzen, niet uit dat een duur van langer dan twee jaar noodzakelijk zou kunnen zijn.

Bij brief aan de Eerste en Tweede Kamer van 24 september 20192 is de voortgang op Sint Eustatius per 1 september 2019 getoetst aan de hand van twaalf criteria die zijn opgenomen in de tweede voortgangsrapportage van 14 november 2018. Op basis van deze toetsing is geconcludeerd dat er sinds de aanvang van de ingreep veel werk is verzet en dat duidelijk in kaart is gebracht welke verbeteringen nog nodig zijn, maar dat het – ondanks alle gezette stappen – niet de verwachting is dat de situatie op korte termijn zodanig zal zijn verbeterd dat een nieuw bestuur voldoende basis zal hebben om zijn taken naar behoren te kunnen uitoefenen. Ook voor het op orde brengen van het financieel beheer en de ambtelijke organisatie is meer tijd nodig. De grove taakverwaarlozing is, kortom, op bepaalde terreinen door de regeringscommissaris nog niet voldoende hersteld waardoor het niet aannemelijk is dat een volledig lokaal eilandsbestuur naar behoren kan functioneren en het niet verantwoord is om de ingreep op korte termijn te beëindigen.

De Tijdelijke wet voorziet in een uiterlijke datum van verkiezingen voor de eilandsraad op 17 maart 2021, waarna de wet vervalt. Gezien de huidige situatie op Sint Eustatius en gelet op het tempo waarmee duurzame verbetering bewerkstelligd wordt, is verlenging van de ingreep noodzakelijk. Alleen dan kunnen de tot nu toe doorgevoerde verbeteringen duurzaam worden geborgd en kunnen verdere verbeteringen worden gerealiseerd. Te allen tijde moet voorkomen worden dat de ontstane situatie op het eiland van vóór de ingreep zich na terugkeer naar de reguliere bestuurlijke verhoudingen opnieuw voordoet. Tegelijkertijd is het voor de bevolking van Sint Eustatius van groot belang dat de lokale democratie zo snel als mogelijk hersteld wordt. Verkiezingen zijn wezenlijk voor de lokale bevolking; op deze manier wordt zij vertegenwoordigd. In voornoemde brief van 24 september 2019 is het vertrouwen uitgesproken dat in het najaar van 2020 sprake zal zijn van voldoende institutionele stabiliteit om verkiezingen voor de eilandsraad te organiseren.

De regering acht het wenselijk dat de eilandsraad een belangrijk deel van zijn taken hervat, maar acht het tegelijkertijd noodzakelijk dat de regeringscommissaris nog enige tijd verantwoordelijk blijft voor de overige taken van de eilandsraad alsmede de taken van het bestuurscollege en de gezaghebber. Met dit wetsvoorstel worden de huidige voorzieningen verlengd en wordt tegelijkertijd een overgangsregime ingevoerd om deze geleidelijke overgang naar een reguliere bestuurlijke situatie te faciliteren. Het aanstellen van de eilandsraad is in dit overgangsregime de eerste stap in de afbouw van de bestuurlijke ingreep.

In het volgende hoofdstuk wordt allereerst de voorgeschiedenis van de bestuurlijke ingreep beschreven, alsmede de voortgang die de afgelopen anderhalf jaar is geboekt en de actuele stand van zaken. Hoofdstuk 3 betreft de hoofdlijnen van het wetsvoorstel en de voorziene ondersteunende maatregelen voor de verdere afbouw van de bestuurlijke ingreep. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verhouding van het wetsvoorstel tot het bestaande en komende recht, waarna in hoofdstuk 5 de gevolgen aan bod komen.

2. Aanleiding
2.1. Aanleiding bestuurlijke ingreep

Vanwege de aanhoudende zorgen over de staat van bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius heeft de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) op 24 mei 2017 een Commissie van Wijzen (verder: de commissie) gevraagd om onderzoek te doen naar het functioneren van het openbaar lichaam en daarover aan hem te rapporteren, inclusief conclusies en aanbevelingen. Op 5 februari 2018 heeft de commissie haar rapport gepresenteerd.3 De commissie heeft vastgesteld dat Sint Eustatius zowel sociaaleconomisch als fysiek in sterk verwaarloosde staat verkeerde en dat er sprake was van ernstig verstoorde bestuurlijke verhoudingen en een ongunstig ondernemings- en investeringsklimaat met elementen van willekeur.

Volgens de commissie werd de situatie op bestuurlijk vlak gekenmerkt door wetteloosheid, financieel wanbeheer, het negeren van ander wettelijk gezag, discriminatie, intimidatie en het nastreven van persoonlijke macht; de verhoudingen tussen de coalitie en de oppositie en tussen het Nederlandse en Statiaanse bestuur waren ernstig verstoord of vrijwel geheel verbroken. In de eilandsraad is een motie aangenomen waarin werd uitgesproken dat de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: WolBES) en de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: FinBES) niet langer op het eiland zouden worden toegepast. De commissie constateerde dat het bestuur van Sint Eustatius zich had afgewend van de bestaande rechts- en staatsorde en niet meer bereid was de eigenmachtig toegeëigende autonomie weer los te laten. Burgers gaven aan dat politici en bestuurders steun kochten met beloftes, het vergeven van banen en het zwartmaken van Nederland. Bovendien was er, aldus burgers en ondernemers, sprake van een bestuurscultuur van rechtsongelijkheid, willekeur en uitsluiting, in stand gehouden door een kleine groep.

De commissie concludeerde dat de mogelijkheden om de situatie te verbeteren door het benutten van de reguliere instrumenten waren uitgeput. Gelet op de bestuurlijke wanorde op vrijwel alle terreinen en de wetteloosheid binnen het bestuur, constateerde de commissie grove taakverwaarlozing. Het laten voortbestaan van de situatie zou volgens de commissie funest zijn voor de bevolking en het eiland. Daarop is maar één antwoord mogelijk, aldus de commissie, namelijk bestuurlijk ingrijpen door Nederland. Het door de commissie geschetste beeld van de bestuurlijke situatie overtrof de vermoedens van het kabinet, zo gaf het aan in zijn reactie op het rapport.4 Het kabinet deelde de opvatting van de commissie dat het onbestaanbaar is dat een bestuurlijk orgaan in Nederland zich afkeert van de bestaande rechts- en staatsorde. Met de commissie concludeerde het kabinet dat de situatie van wanorde niet langer kon worden toegestaan in het belang van de bevolking. De situatie zou ingrijpende gevolgen hebben voor het dagelijks leven van de bevolking; ontstane achterstanden in projecten ter verbetering van wegen, de watervoorzieningen, woningen en afvalverwerking zijn immers direct voelbaar voor de Statianen.

Met de Tijdelijke wet heeft de wetgever de bestuurlijke ingreep geregeld en voorzieningen getroffen om de grove taakverwaarlozing te keren. Op 6 februari 2018 werd het wetsvoorstel Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius door beide Kamers der Staten-Generaal unaniem aangenomen.5 Met deze wet werd de eilandsraad ontbonden en de eilandgedeputeerden en de waarnemend gezaghebber werden van hun functie ontheven. Op basis van de Tijdelijke wet is een regeringscommissaris aangesteld die voorziet in het bestuur van Sint Eustatius en alle taken en bevoegdheden van het eilandsbestuur uitoefent. De ingreep moest ertoe leiden dat het bestuur van het eiland op orde komt en de voorwaarden worden vervuld voor duurzame verbetering.

Hoewel de bijzondere voorzieningen enerzijds niet langer mogen duren dan noodzakelijk, moet anderzijds voorkomen worden dat binnen korte tijd na het herstel van de normale bestuurlijke verhoudingen een nieuwe ingreep moet worden overwogen. De Tijdelijke wet bepaalt in artikel 8, eerste lid, dat verkiezingen voor de eilandsraad gehouden worden wanneer de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat mag worden verwacht dat het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius duurzaam in staat is zijn taken zelf naar behoren te kunnen vervullen. Zodra dat het geval is, wordt bij koninklijk besluit bepaald dat in Sint Eustatius verkiezingen zullen plaatsvinden voor de eilandsraad. De uiterlijke datum van kandidaatstelling is op grond van de Tijdelijke wet 1 februari 2021 en dat betekent dat verkiezingen uiterlijk 17 maart 2021 plaatsvinden.6 De Tijdelijke wet en de daarin geregelde voorzieningen vervallen vervolgens een dag na de toelating van de nieuwe leden tot de eilandsraad (artikel 13, derde lid).

2.2. Toetsing van de voortgang

De werkzaamheden van de regeringscommissaris zijn erop gericht zo snel mogelijk de omstandigheden te creëren waaronder het bestuur van Sint Eustatius zijn taken zelf naar behoren kan vervullen. Bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet is reeds geconcludeerd dat het op voorhand niet eenvoudig te zeggen is welke stappen gezet moeten worden om tot het oordeel te kunnen komen dat het bestuur van Sint Eustatius zijn taken wederom zelf adequaat kan uitoefenen. Daarbij is aangegeven dat de eerste ervaringen en constateringen van de regeringscommissaris bepalend zijn voor het verdere vervolg en dat het kabinet samen met de regeringscommissaris de criteria voor het beëindigen van de ingreep nader zou definiëren. Hierbij werd al wel aangegeven dat daartoe in ieder geval de financiën en het ambtelijk apparaat van Sint Eustatius op een aanvaardbaar niveau moeten zijn gebracht. Dit wil zeggen dat er in ieder geval sprake is van ordentelijk personeelsbeleid, rechtmatig, doelmatig en controleerbaar financieel beheer, beleidskaders waarbinnen de taken van het bestuur worden uitgevoerd en dat de ambtenaren over een redelijk niveau van kennis en kunde beschikken om hun werkzaamheden te kunnen verrichten. Dat er sprake dient te zijn van ordentelijke procedures om transparante en objectieve communicatie te bevorderen – ambtenaren moeten zich vrij voelen om zich uit te spreken en tegenwicht te bieden aan het bestuur – en dat ook de financiële, bevolkings- en personeelsadministraties van het openbaar lichaam op orde dienen te zijn. Voorts is aangegeven dat verder valt te denken aan het op orde brengen van het stelsel van verordeningen en vergunningverlening en een daarbij behorend handhavings- en toezichtsregime.

De Tweede Kamer is met periodieke rapportages geïnformeerd over de voortgang van de grote verscheidenheid aan projecten op Sint Eustatius. Daarbij gaat het niet alleen om de hierboven genoemde projecten, maar ook om projecten binnen het sociaaleconomisch en fysieke domein en alle activiteiten in relatie tot de wederopbouw van het eiland na de orkanen Irma en Maria uit september 2017. In § 3.3 wordt hier verder op ingegaan. De situatie op Sint Eustatius bleek bij aanvang van de ingreep nog ernstiger dan gedacht en gaandeweg deden zich nieuwe vraagstukken voor waarover de Tweede Kamer is bericht. Uit de voortgangsrapportages van 31 mei 2018, 14 november 2018 en 29 mei 2019 blijkt dat de grote reeks aan verschillende projecten met voortvarendheid wordt aangepakt door de regeringscommissaris, zijn plaatsvervanger, het ondersteuningsteam en de lokale ambtenaren.7 Tegelijkertijd wordt duidelijk dat het binnen de kleinschalige werkelijkheid van het eiland vaak lastig is om voldoende kennis, mankracht, materiaal en middelen te verzamelen om projecten tijdig af te ronden.

In de tweede voortgangsrapportage van 14 november 2018 heeft de staatssecretaris de toezegging gedaan om op 1 september 2019 de stand van zaken op Sint Eustatius te toetsen aan de hand van de voortgang van een twaalftal criteria om zo inzichtelijk te maken op welk moment op Sint Eustatius verkiezingen van de eilandsraad gehouden kunnen worden. Deze criteria zijn:

  • opschonen bevolkingsadministratie;

  • hoogwaardig beheren van administraties als de belastingadministratie en kadasterfunctie;

  • aanpassen onjuiste en verouderde verordeningen;

  • reorganiseren ambtelijk apparaat en voorzien in de juiste procedures en werkinstructies;

  • beschrijven beleidskaders openbaar lichaam;

  • ordenen toezicht- en handhavingsinstrumentarium;

  • toerusten openbaar lichaam voor uitvoering toezicht en handhaving;

  • invoeren meerjarig opleidingsprogramma ambtenaren en politici;

  • digitaliseren en centraliseren financiële processen;

  • inrichten planning- en controlcyclus conform FinBES;

  • uitvoeren acties uit Plan van Aanpak financieel beheer;

  • instellen rekenkamer(functie).

Om een nieuw lokaal bestuur in staat te stellen zijn taken naar behoren uit te voeren, moet de bestuurlijke structuur, inclusief de ambtelijke organisatie en het financieel beheer, niet alleen op orde zijn, maar ook duurzaam zijn ingericht. Dan is het vervolgens aan de toekomstige bestuurders om de duurzame inrichting te onderhouden en het vertrouwen van de bevolking in de democratie en rechtsorde vorm te geven.

2.3. Stand van zaken peildatum 1 september 2019

Uit de brief aan de Tweede Kamer van 24 september 20198 blijkt dat er na anderhalf jaar veel werk is verzet, de vraagstukken helder in beeld zijn gebracht en het duidelijk is welke verbeteringen nog nodig zijn. In de bijlage bij die brief is eveneens gedetailleerd aangegeven wat de stand van zaken is, met daarbij – voor zover mogelijk – de verwachte einddata van de aangekondigde maatregelen. Tegelijkertijd wordt vastgesteld dat er sprake is van een veelheid aan problematiek, meer dan aanvankelijk was gedacht en dat de werklast voor het huidige bestuur maar vooral voor de ambtenaren zwaar is. Het is geen geringe opdracht om de sterke, gedurende jaren ontstane, bestuurlijke verwaarlozing van Sint Eustatius te kantelen naar een situatie waarbinnen toekomstige lokale besturen hun functie meer zelf adequaat kunnen uitoefenen en waarin achterstanden hanteerbaar worden.

De nog steeds omvangrijke en arbeidsintensieve bestuurlijke opdracht leidt naar het oordeel van de regering tot de conclusie dat een besluit tot volledig herstel van de democratie en de daarbij behorende reguliere bestuurlijke verhoudingen nog niet verantwoord is. Op basis van de stand van zaken op 1 september 2019 ligt het volgens de regering niet in de lijn der verwachting dat, ondanks alle stappen die inmiddels zijn gezet, de situatie op korte termijn zodanig is verbeterd dat een nieuw bestuurscollege voldoende basis heeft om zijn taken en/of functie naar behoren te kunnen uitoefenen. Dat betekent dat, omstreeks de nu wettelijk voorgeschreven uiterlijke verkiezingsdatum, er naar verwachting nog geen einde zal zijn gekomen aan de grove taakverwaarlozing ten aanzien van de bestuurlijke taken, inclusief het financieel beheer.

Bestuurlijke processen

Bestuurders kunnen hun bestuurlijke taken naar behoren uitvoeren wanneer de lokale wet- en regelgeving, de administraties en werkprocessen op orde zijn. Het openbaar lichaam kent ruim honderd verordeningen en bijhorende besluiten, waarvan een groot deel op het moment van ingrijpen niet actueel was. Inmiddels is een aantal verordeningen ingetrokken (belang verloren) en is een aantal verordeningen aangepast, onder meer vanwege contra-legem bepalingen. De verwachting is dat afronding medio 2020 plaatsvindt. De administraties op het gebied van vergunning- en ontheffingsverlening, subsidieverlening en belastingheffingen worden up-to-date gebracht. De bevolkingsadministratie, ook van belang voor het kiesregister en andere administraties en afnemers – in de zorg, onderwijs en de sociale voorzieningen – wordt opgeschoond. Dit is een bewerkelijk en arbeidsintensief project omdat vertrekkers en nieuwkomers zich lang niet altijd hebben uit- of ingeschreven. Het onderzoek naar persoonslijsten loopt door tot in het voorjaar van 2020.

Aan de procesbeschrijvingen en procedures voor de ambtelijke ondersteuning bij de uitvoering van de bestuurlijke processen wordt eveneens gewerkt, afronding vindt naar verwachting plaats in januari 2020. Inzake de toezicht- en handhavingsfunctie is er een nieuwe Unitmanager Vergunningen, toezicht & handhaving aangesteld. In samenwerking met deze Unitmanager en de ministeries van BZK, Infrastructuur en Waterstaat en Economische Zaken en Klimaat wordt momenteel een plan gemaakt om het openbaar lichaam te ondersteunen bij het inrichten van een nieuw en eenvoudiger toezicht- en handhavingsbeleid. Daarnaast zijn er 15 medewerkers van het openbaar lichaam en enkele andere organisaties opgeleid tot Buitengewone agenten van politie (BAV-Pol). De verwachting is dat begin 2021 het toezicht en handhaving volledig op orde zal zijn.

Financieel beheer

Goed financieel beheer vormt de ondergrond voor goed bestuur. Het Plan van aanpak financieel beheer van de regeringscommissaris uit oktober 2018 bevat een groot aantal projecten, gebaseerd op een vrijwel volledige professionalisering van het financieel beheer. Met ongeveer de helft van de maatregelen is een start gemaakt, met een derde is deels gestart en met zo’n 20% van de maatregelen moet nog een aanvang worden gemaakt. Uiteindelijk wordt toegewerkt naar een goedkeurende accountantsverklaring over het boekjaar 2021. Het verbeteren van ICT-faciliteiten en digitalisering van financiële processen spelen hierbij een belangrijke rol.

De afronding van de maatregelen zal meer tijd in beslag nemen dan aanvankelijk werd verwacht. Dat komt onder meer vanwege de samenloop van de grote hoeveelheid aan projecten en acties, terwijl er tegelijkertijd sprake is van een tekort aan gekwalificeerde financiële medewerkers. Van volledige implementatie kan gesproken worden wanneer ook toekomstige bestuurders zich de nieuwe werkwijzen eigen hebben gemaakt.

Ambtelijke organisatie

Ook ondersteuning door een gekwalificeerd ambtenarenapparaat is noodzakelijk voor een goede taakvervulling. Na een proces dat meer dan een jaar in beslag heeft genomen, is per 1 september 2019 een nieuwe organisatiestructuur ingevoerd, waarbij functiescheiding en kennisbundeling de leidende principes zijn. Tevens wordt er gewerkt aan de ambtelijke procesbeschrijvingen en procedures. Het werken in een andere context van ambtelijk vakmanschap verlangt het afstand nemen van jarenlange gewoonten en gebruiken. Een adequaat trainings- en opleidingsprogramma is daartoe onontbeerlijk, te meer omdat het de afgelopen jaren heeft ontbroken aan voldoende (bij)scholing en opleidingen. Om duurzaam effect en kwaliteitsverbetering te bewerkstelligen, loopt het opgestelde opleidingsprogramma meerjarig door.

2.4. Aanleiding voor verlenging en nadere regeling van de geleidelijke afbouw van de voorzieningen

De regering concludeert op basis van het voorgaande dat het noodzakelijk is dat de regeringscommissaris langer aanblijft dan waarin de huidige Tijdelijke wet voorziet. Om alle verbeteringen duurzaam te kunnen waarborgen is het van groot belang dat het kabinet zijn handen niet van deze opgave aftrekt voordat alle werkzaamheden zijn afgerond en het vertrouwen bestaat dat Sint Eustatius niet in de oude situatie vervalt.

De regering is daarbij van mening dat een geleidelijke terugkeer naar de reguliere bestuurlijke verhoudingen wenselijk is om de bestuurlijke ingreep tot een goed einde te kunnen brengen. Bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet heeft de Afdeling advisering van de Raad van State opgemerkt9 dat die wet niet voorziet in de mogelijkheid van een eventuele geleidelijke overgang van de situatie waarin de regeringscommissaris alle taken uitoefent naar de reguliere situatie. De Afdeling achtte het denkbaar dat zo’n geleidelijke overgang minder disruptief is dan een plotselinge terugkeer naar de reguliere situatie. Hierbij zou volgens de Afdeling bijvoorbeeld kunnen worden gedacht aan een situatie waarin de eilandsraad al wel weer geheel of gedeeltelijk in functie is, maar de regeringscommissaris nog enige tijd de taken en bevoegdheden van het bestuurscollege en van de gezaghebber uitoefent. Dit biedt de mogelijkheid om stap voor stap het nieuwe bestuur van Sint Eustatius te introduceren. Daarnaast kan dit zorgen voor een geleidelijke ontwikkeling naar institutionele stabiliteit, wat volgens de Afdeling ook met het oog op de financiële situatie wenselijk is. De regering heeft vervolgens nadrukkelijk aangegeven dat het denkbaar is dat voor de periode na beëindiging van de grove taakverwaarlozing een dergelijk overgangsregime wordt getroffen om de terugkeer naar normale verhoudingen in goede banen te leiden.

Tijdens het functioneren van de regeringscommissaris is bezien of een overgangsregime noodzakelijk is en hoe dit het beste kan worden ingericht. De regering acht het voor de inwoners van Sint Eustatius van groot belang dat de democratie en het bestuur op het eiland op deugdelijke en ordentelijke wijze worden hersteld en gaan functioneren. De gefaseerde aanpak heeft als belangrijk voordeel dat de eilandsraad als volksvertegenwoordiging snel kan terugkeren. Ook het bestuurscollege heeft door middel van deze fasering de mogelijkheid om in de nieuwe constellatie geleidelijk weer in positie te komen. Als onderdeel van het bestuurscollege geldt ditzelfde ook voor de gezaghebber. Door middel van een geleidelijke overgang naar volledig herstel van de reguliere situatie is enerzijds een zachte overdracht mogelijk, inclusief verrijking van bestuurlijke praktijkervaring. Anderzijds kunnen de nog noodzakelijke activiteiten worden uitgevoerd om het toekomstig Statiaans bestuur in staat te stellen zijn taken uit te voeren conform de eisen van behoorlijk bestuur, zonder tempoverlies en onder leiding van de regeringscommissaris.

Met dit wetsvoorstel wordt de geleidelijke afbouw van de bestuurlijke ingreep tegelijk met de verlenging van de huidige bestuurlijke voorzieningen geregeld. De voorzieningen kunnen dan worden afgebouwd zodra de nodige resultaten zijn bereikt. Met dit wetsvoorstel worden de reguliere bestuurlijke verhoudingen in vier fases langs de lijnen van de WolBES en de FinBES teruggebracht. Deze fases worden in het volgende hoofdstuk nader beschreven.

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

Het is – gelet op de achtergrond van de problematiek en de regeling zoals deze door de Tijdelijke wet is getroffen – niet mogelijk om het herstel van het een op het andere moment plaats te laten vinden. In vier fases wordt daarom op proportionele wijze toegewerkt naar een einddoel, namelijk het bewerkstelligen van een reguliere bestuurlijke situatie op Sint Eustatius. De geleidelijke afbouw van de huidige voorzieningen die tot uiting komt in de fasering is terug te vinden in de opbouw van het wetsvoorstel.

Hoewel de fases een logische volgtijdelijkheid kennen, kunnen sommige voorzieningen, zoals de verantwoordelijkheid voor het financieel beheer en de ambtenaren en de griffie, parallel worden hersteld. Dit hangt af van de situatie en geboekte voortgang op dat moment. Zodra dat mogelijk is, worden taken en bevoegdheden teruggegeven aan de reguliere bestuursorganen, maar wel steeds gepaard met de nodige grip op de situatie.

3.1. Voortzetting huidige voorzieningen

In paragraaf 2.3 en 2.4 is aangegeven dat de regering het noodzakelijk acht de bestuurlijke ingreep te verlengen, met daarbij de regeling van een overgangsregime dat voorziet in de geleidelijke afbouw van de getroffen voorzieningen om de ingreep in verhouding te laten staan tot de bestuurlijke situatie en perspectief te bieden op herstel. Een verlenging brengt met zich dat de afwijking van de normale bestuurlijke inrichting zoals die is verankerd in de Grondwet langer wordt voortgezet. Op grond van artikel 132a van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 132, vijfde lid, van de Grondwet, is het vereist dat de verlenging bij formele wet wordt geregeld. In dit wetsvoorstel worden de voorzieningen van de Tijdelijke wet zo overgenomen dat de bestuurlijke ingreep op dezelfde voet kan worden voortgezet, totdat de verkiezingen hebben plaatsgevonden en de eilandsraad weer in functie is. De Tijdelijke wet wordt met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel ingetrokken.

Ten opzichte van de Tijdelijke wet bevat dit wetsvoorstel een belangrijke wijziging ten aanzien van het moment waarop verkiezingen voor de eilandsraad kunnen worden uitgeschreven, met als reden de eilandsraad te kunnen herstellen zonder dat de bestuurlijke ingreep wordt beëindigd. In het huidige artikel 13, derde lid, van de Tijdelijke wet is het verval van de bestuurlijke ingreep gekoppeld aan de terugkeer van de eilandsraad en daarom kunnen de verkiezingen thans pas plaatsvinden als het (gehele) bestuur zijn taken zelf naar behoren kan vervullen. Het onderhavige wetsvoorstel is erop gericht het functioneren van de eilandsraad te herstellen, terwijl de regeringscommissaris verantwoordelijk blijft voor een deel van de taken van de eilandsraad, het bestuurscollege en de gezaghebber en de verdere opbouw van het eiland. De voorgestelde artikelen 2 tot en met 12 voorzien hierin. Met dit wetsvoorstel wordt in de artikelen 2, 7 en 8 de bestuurlijke ingreep alleen voortgezet ten aanzien van de taken en bevoegdheden van het bestuurscollege, de gezaghebber en ten aanzien van de ambtelijke organisatie en het financieel beheer.

Voorts is het niet langer noodzakelijk om te regelen dat de gezaghebber alle maatregelen neemt die noodzakelijk zijn ter voorkoming van de vernietiging van documenten die berusten bij het eilandsbestuur. Het doel van deze bepaling toentertijd was te voorkomen dat bestuurders of ambtenaren van Sint Eustatius, na het openbaar worden van de Tijdelijke wet, zouden overgaan tot vernietiging van papieren stukken en digitale (archief)stukken. Deze voorziening is nu niet meer nodig. Het bepaalde in artikel 10 van de Tijdelijke wet wordt dan ook niet opgenomen in het wetsvoorstel. Ook de maatschappelijke raad van advies is na het herstel van de eilandsraad niet langer nodig om de regeringscommissaris te kunnen adviseren en het draagvlak van zijn optreden te verzekeren. De regeringscommissaris kan draagvlak peilen bij de eilandsraad en de eilandsraad kan met het reguliere vragen- en interpellatierecht en moties een standpunt innemen over het gevoerde bestuur van de regeringscommissaris.

Enkele andere wijzigingen in de voorgestelde hoofdstukken 1, 2 en 3 ten opzichte van de Tijdelijke wet zijn technisch van aard en worden toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze memorie van toelichting.

3.2. Systeem van inrichting geleidelijk herstel

Zoals vermeld wordt in de voorgestelde hoofdstukken 2 en 3 van het wetsvoorstel bepaald dat de eilandsraad wordt hersteld, terwijl de regeringscommissaris verantwoordelijk blijft voor een deel van de taken van de eilandsraad, het bestuurscollege en de gezaghebber en de verdere opbouw van het eiland. Het voorgestelde hoofdstuk 4 bepaalt vervolgens het overgangsregime betreffende het bestuurscollege en de gezaghebber.

In de voorgestelde artikelen 7 en 8 zijn de verantwoordelijkheden omtrent de ambtelijke organisatie en het financieel beheer afzonderlijk geregeld, zodat die taken langer door de regeringscommissaris uitgevoerd kunnen worden. Op deze manier is de fasering, zoals toegelicht in paragraaf 2.4 van deze memorie van toelichting, in het wetsvoorstel opgenomen. De overgang tussen de verschillende fases wordt telkens gemarkeerd met een koninklijk besluit, waarin het tijdstip wordt bepaald van de ingangsdatum van die fase. Op dat tijdstip wordt vervolgens het wetsvoorstel telkens zo gewijzigd dat leden voor het betreffende orgaan benoemd kunnen worden en het orgaan zijn wettelijke taken en bevoegdheden zelf kan uitoefenen. Bij de overgang naar een volgende fase wordt rekening gehouden met voorwaarden, relevante ijkpunten – namelijk de criteria genoemd onder § 2.2. – die bij de desbetreffende overgang worden betrokken. Indien de minister van BZK oordeelt dat zich zodanige verbeteringen hebben voltrokken dat de volgende fase kan aanvangen, is dit mogelijk zonder al te voldoen aan (alle) gestelde voorwaarden. De Staten-Generaal wordt uitdrukkelijk betrokken bij ieder overgangsmoment omdat het ontwerp van voorgenoemde koninklijke besluiten voor de inwerkingtreding van de afzonderlijke artikelen in een zogenoemde voorhangprocedure aan beide Kamers wordt gezonden met een toelichting waarin het gekozen moment voor de start van een volgende fase worden onderbouwd.

3.2.1. Herstel voorzieningen m.b.t. de eilandsraad

Als eerste stap richting volledig herstel van de reguliere bestuurlijke verhoudingen worden na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk verkiezingen voor de eilandsraad gehouden. Voorafgaand hieraan is het kiesregister volledig op orde zodat de verkiezingen kunnen plaatsvinden. De verwachting is dat de eilandsraad in staat is zelf een groot deel van zijn taken naar behoren uit te oefenen, als voorafgaand aan de inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel ter ondersteuning van de eilandsraad de griffie van de juiste werkinstructies is voorzien en de rekenkamer is ingesteld. Tevens is dan de reorganisatie afgerond, inclusief ambtelijke procedures en werkinstructies. In aanloop naar de verkiezingen is het daarnaast van belang dat in de eerste helft van 2020 opleidingsprogramma’s beschikbaar zijn voor potentiële politici. Op die manier wordt toekomstige bestuurders de mogelijkheid geboden om zich te verdiepen in de functie van raadslid of gedeputeerde, met alle bijkomende taken en bevoegdheden. Op kortere termijn zal hierover een algemene voorlichting voor het bredere publiek plaatsvinden. De focus ligt hierbij op het geven van informatie over de aanloop naar de eilandsraadverkiezingen en de te volgen stappen indien men zich verkiesbaar wil stellen.

De eilandsraad heeft na het herstel de controlerende taak voor zover het gaat om het vragenrecht en het interpellatierecht (artikel 159 van de WolBES). De mogelijkheid om moties in te dienen kan de eilandsraad nader regelen in het reglement van orde (artikel 17 van de WolBES). In deze fase is er nog geen bestuurscollege en geen gezaghebber. De leden van de eilandsraad kunnen gebruik maken van het hun toekomende vragenrecht, waarbij de vragen gesteld kunnen worden aan de regeringscommissaris, die in deze fase nog steeds de taken van het bestuurscollege en de gezaghebber uitvoert. Op grond van het voorgestelde artikel 11 (het thans geldende artikel 4 van de Tijdelijke wet) blijft voorop staan dat de regeringscommissaris namens de regering optreedt en verantwoording verschuldigd is aan de minister van BZK. Dit brengt mee dat hij de aanwijzingen van de minister opvolgt en alle inlichtingen verstrekt die de minister verlangt. Deze verantwoordingsplicht staat er niet aan in de weg dat de regeringscommissaris na het aantreden van de eilandsraad gehouden is de vragen van de leden van de eilandsraad te beantwoorden en inlichtingen te verstrekken over zijn beleid, met inachtneming van de kaders van de WolBES. Ook is het wenselijk dat hij de moties van de eilandsraad serieus neemt en betrekt bij de uitvoering van zijn taken. De eilandsraad kan evenwel de regeringscommissaris niet ontslaan, die bevoegdheid is uitsluitend belegd bij de regering, op voordracht van de minister van BZK.

Een tweede taak die de eilandsraad heeft, is de vaststelling van eilandsverordeningen, zowel autonome verordeningen die de eilandsraad in het belang van het openbaar lichaam nodig oordeelt als verordeningen waarmee uitvoering wordt gegeven aan in de medebewindswetgeving gevorderde taken (artikel 149 in samenhang met artikel 152 van de WolBES). De vastgestelde verordeningen zijn onderworpen aan goedkeuring van de regeringscommissaris (het voorgestelde artikel 10). Hij onthoudt een verordening alleen van goedkeuring wanneer deze in strijd is met hoger recht, ingaat tegen de belangen van de bevolking van Sint Eustatius, disproportionele administratieve lasten met zich meebrengt, financieel onuitvoerbaar is of het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur in de toekomst belemmert. Op goedkeuring is afdeling 10.2.1 van Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.10 Er is hier gekozen voor een goedkeuringsprocedure om te voorkomen dat de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van eilandsverordeningen door de eilandsraad tegen de belangen van Sint Eustatius en haar inwoners ingaat en dat inmiddels doorgevoerde verbeteringen worden teruggedraaid. Aangezien de bevoegdheid tot het vaststellen van eilandsverordeningen zwaarwegende effecten kan hebben voor de inwoners is de inzet van een goedkeuringsclausule een nodige veiligheidsklep waarmee geboekte voortgang en positieve ontwikkelingen op het eiland gewaarborgd worden. De regeringscommissaris maakt die afweging. Een volgende veiligheidsklep is de overgang naar een volgende fase per koninklijk besluit. Een dergelijk besluit wordt niet geslagen wanneer er geen sprake is van duurzame verbetering en wanneer eilandraadsleden (dan wel gedeputeerden) niet overtuigend naar behoren functioneren. Gelet op deze waarborgen is de mogelijkheid tot het afschalen van bevoegdheden in deze en de volgende fases niet nodig.

De regeringscommissaris is bij de uitvoering van de taken van het bestuurscollege bevoegd om de beslissingen van de eilandsraad voor te bereiden en uit te voeren (het voorgestelde artikel 6, eerste lid, in samenhang met artikel 168, eerste lid, onderdeel b, van de WolBES) en kan zo voorstellen doen voor de vaststelling van eilandsverordeningen. Daarnaast heeft de eilandsraad het amendementsrecht en initiatiefrecht (de artikelen 151, eerste lid, en 150, eerste lid, van de WolBES). Het toezicht op de vaststelling van eilandsverordeningen wordt krachtens onderhavig wetsvoorstel, met het aantreden van de eilandsraad, belegd bij de regeringscommissaris.

In het wetsvoorstel worden drie uitzonderingen geregeld voor enkele taken en bevoegdheden die regulier bij de eilandsraad belegd zijn, maar nog niet onmiddellijk onderdeel zijn van het herstel van de voorzieningen. In de eerste plaats is dat het recht van onderzoek (enquêterecht), dat is geregeld in de artikelen 160 tot en met 165 van de WolBES (het voorgestelde artikel 9). De reden voor deze uitsluiting is dat een dergelijke enquête een zware bevoegdheid is die veel vraagt van de organisatie van het openbaar lichaam en waarvoor een aantal vergaande medewerkingsplichten gelden. Het proces van bewerkstelligen van bestuurlijke stabiliteit loopt mogelijk schade op door de inzet van een dergelijk ingrijpend onderzoek als dat deze bevoegdheid teweeg kan brengen. De inzet van dit controlemiddel verdraagt zich daarnaast niet goed met de omstandigheid waarin de regeringscommissaris nog veel bestuurlijke taken uitvoert. Ten tweede blijft de regeringscommissaris vooralsnog de taken en bevoegdheden uitoefenen die de eilandsraad heeft op grond van de FinBES, waaronder het budgetrecht en de vaststelling van de jaarrekening (het voorgestelde artikel 8). Ter ondersteuning van de regeringscommissaris en gezien het feit dat de advisering op de begroting een elementair onderdeel is van het proces van budgettering en financieel beheer hervat het College financieel toezicht Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Cft BES) haar adviesfunctie zoals beschreven in artikel 17 van de FinBES. Een derde uitzondering betreft de bevoegdheid van de eilandsraad om rechtspositionele beslissingen te nemen ten aanzien van de ambtenaren die werkzaam zijn op de griffie (het voorgestelde artikel 7). Wel benoemt de eilandsraad zelf een griffier. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 is de verwachting dat voor de duurzame verbetering van het financieel beheer en de ambtelijke organisatie meer tijd nodig is. De afzonderlijke regeling van het herstel van deze taken en bevoegdheden stelt de regeringscommissaris in de gelegenheid om ook na het aantreden van de eilandsraad zijn werkzaamheden op deze terreinen te blijven uitvoeren.

3.2.2. Herstel voorzieningen m.b.t. het bestuurscollege

Na aantreden van de eilandsraad heeft hij de bevoegdheid om (de leden van) het bestuurscollege (de gedeputeerden) te benoemen en te ontslaan. Voor aanvang van deze tweede fase is voorwaardelijk dat alle eilandsverordeningen zijn vastgesteld en in werking zijn getreden, de procedures en werkinstructies van het bestuurscollege op orde zijn en dat de administraties op het terrein van vergunning- en/of ontheffingsverlening, subsidieverlening en de kadasterfunctie gereed zijn. Daarnaast is toezicht en handhaving op orde, zowel wat betreft het handhavingsbeleid als voor toereikende aanstelling en opleiding van medewerkers.

Na benoeming van de gedeputeerden door de eilandsraad, vormen zij het bestuurscollege tezamen met de regeringscommissaris die nog de taken van de gezaghebber blijft uitvoeren. De verhouding van de regeringscommissaris jegens de eilandgedeputeerden, zoals eerder beschreven met betrekking tot de eilandsraad, geldt hier – eveneens met inachtneming van zijn verantwoordingsplicht jegens de minister van BZK – ongewijzigd.

Op grond van het wetsvoorstel blijft het mogelijk om in afwijking van de WolBES geen gezaghebber te benoemen (het voorgestelde artikel 16). De regeringscommissaris is in die functie voorzitter en lid van het bestuurscollege en heeft de bevoegdheid om besluiten van het bestuurscollege aan goedkeuring te onderwerpen (het voorgestelde artikel 13 in samenhang met artikel 10 (nieuw)). Het onthouden van goedkeuring is ook hier alleen mogelijk wanneer een besluit in strijd is met hoger recht, ingaat tegen de belangen van de bevolking van Sint Eustatius, disproportionele administratieve lasten met zich meebrengt, financieel onuitvoerbaar is of het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur in de toekomst belemmert. Afdeling 10.2.1 van Algemene wet bestuursrecht is eveneens hierop van overeenkomstige toepassing, net als de onderbouwing bij de goedkeuringsclausule onder § 3.2.1. Ten behoeve van diens ondersteuning benoemt het bestuurscollege een eilandsecretaris. Zolang onderhavige wet na inwerkingtreding van kracht is, is het niet mogelijk voor het bestuurscollege om de eilandsecretaris te ontslaan. Gelet op de situatie van vóór de ingreep is het van belang ontslag van de eilandsecretaris om oneigenlijke redenen te voorkomen. De bevoegdheid van de regeringscommissaris om besluiten van het bestuurscollege goed te keuren, is ook op het besluit tot benoeming van de eilandsecretaris van toepassing.

De eilandsraad kan in deze fase het gebruikelijke vragen- en interpellatierecht inzetten ten aanzien van het bestuurscollege en heeft de bevoegdheid om gedeputeerden te ontslaan, bijvoorbeeld nadat zij het vertrouwen in een gedeputeerde hebben opgezegd (artikel 60 van de WolBES).

Het bestuurscollege voert het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de autonome- en medebewindstaken, inclusief het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving en de handhaving in geval van overtredingen met betrekking tot de wettelijke taken en bevoegdheden van het bestuurscollege. De regeringscommissaris is verantwoordelijk voor de toezichthoudende taken ten aanzien van het bestuurscollege voor de uitvoering van deze toezichts- en handhavingstaken.

De autonome en medebewindstaken die in de reguliere situatie bij de gezaghebber belegd zijn, worden in deze fase nog uitgevoerd door de regeringscommissaris. De regeringscommissaris treedt eveneens in de plaats van het bestuurscollege bij de uitoefening van de taken en bevoegdheden op grond van de FinBES en de ambtelijke organisatie en rechtspositionele beslissingen ten aanzien van ambtenaren werkzaam voor het openbaar lichaam uitgezonderd (de voorgestelde artikelen 7 en 8).

3.2.3. Verantwoordelijkheid voor de griffie en ambtelijke organisatie

Hiervoor is aangegeven dat de taken en bevoegdheden van de eilandsraad en het bestuurscollege die zien op het stellen van regels over de griffie en de verdere ambtelijke organisatie en beslissingen over benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren langer worden uitgezonderd. Deze taken en bevoegdheden blijven bij de regeringscommissaris totdat de politieke ambtsdragers en ambtenaren het aangeboden opleidingsprogramma hebben afgerond en het personeelsbeleid op orde is. Zodra de eilandsraad en het bestuurscollege weer bevoegd zijn omtrent deze aangelegenheden zal de regeringscommissaris in plaats van de Rijksvertegenwoordiger de reguliere goedkeuringsbevoegdheden uitoefenen (het voorgestelde artikel 13: het voorgestelde artikel 10 (nieuw)).

3.2.4. Verantwoordelijkheid voor het financieel beheer

Hiervoor is aangegeven dat de taken en bevoegdheden die de eilandsraad en het bestuurscollege uitoefenen op grond van de FinBES langer worden uitgezonderd en dat hiervoor de regeringscommissaris verantwoordelijkheid blijft dragen. Door het budgetrecht en andere besluiten rond de financiën afzonderlijk te regelen, kunnen deze in een later stadium worden hersteld langs de lijnen van de FinBES. Daarmee kan de regeringscommissaris in de gelegenheid worden gesteld om deze werkzaamheden duurzaam af te ronden, alsmede om de beoogde resultaten van de ondersteunende maatregelen verder vorm te geven. De financiële taken worden weer bij de eilandsraad en het bestuurscollege belegd zodra de financiële processen zijn gedigitaliseerd en gecentraliseerd, de planning- en controlecyclus conform de FinBES loopt en alle acties uit het Plan van aanpak financieel beheer gereed zijn (het voorgestelde artikel 15).

3.2.5. De taak van de Rijksvertegenwoordiger na het beëindigen van de voorzieningen wegens grove taakverwaarlozing

Als alle hiervoor beschreven taken en bevoegdheden weer door de betreffende bestuursorganen worden uitgevoerd, wordt daarmee niet langer afgeweken van de artikelen 125 en 127 in samenhang met artikel 132a van de Grondwet. Deze derde fase vangt aan als de grove taakverwaarlozing op alle taken is beëindigd. De implementatie van alle ondersteunende maatregelen op het gebied van het financieel beheer, de bestuurlijke structuur en het ambtelijk apparaat is dan voltooid.

In deze fase is er sprake van volledig herstel. De eilandsraad en het bestuurscollege hebben in deze fase weer de verantwoordelijkheid over al hun reguliere taken – zoals het budgetrecht – en oefenen hun bevoegdheden op grond van de WolBES en de FinBES op reguliere wijze uit. De Rijksvertegenwoordiger is bevoegd goedkeuring te verlenen aan beslissingen over benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren. Met inachtneming van artikel 73 van de WolBES wordt een gezaghebber benoemd die alle, op grond van wet- en regelgeving, aan hem toekomende taken en bevoegdheden uitoefent. Voorafgaand aan de benoeming van de gezaghebber moet zijn gebleken dat het bestuurscollege naar behoren en langs de lijnen van de WolBES en FinBES functioneert en dat ook de verwachting is dat een gezaghebber zijn taken en bevoegdheden naar behoren kan vervullen. Tot aan dit moment is overgang naar deze fase onverantwoord. Zodra de gezaghebber middels koninklijk besluit is benoemd, is de situatie in lijn met de WolBES en wordt de regeringscommissaris uit zijn functie ontheven.

Gezien de voorgeschiedenis op Sint Eustatius, zoals beschreven in § 2.1, blijft een reëel risico dat na herstel van de voorzieningen op grond van dit wetsvoorstel wederom de bestuurlijke verhoudingen verstoord raken en bestuurlijke integriteitsproblemen ontstaan. De primaire verantwoordelijkheid voor het bevorderen en bewaken van de bestuurlijke integriteit binnen het openbaar lichaam is gelegen bij de gezaghebber. Dit is sinds 2016 wettelijk verankerd in artikel 172, tweede lid, van de WolBES. Het is mogelijk dat de gezaghebber gezien zijn positie in het lokale politieke krachtenveld belemmerd wordt om deze taak naar behoren uit te (kunnen) voeren, of dat de situatie zodanig escaleert dat hij de grip verliest. Op dat moment kan behoefte zijn aan de bijstand van een ambtsdrager die beschikt over gezag, kennis en een zekere afstand tot de betrokken partijen.

Met dit wetsvoorstel komt de zorgplicht om deze behoefte te vervullen bij de Rijksvertegenwoordiger te liggen. De Rijksvertegenwoordiger wordt belast met het adviseren over en bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in het openbaar lichaam Sint Eustatius en wanneer de bestuurlijke integriteit van het openbaar lichaam in het geding is. Een vergelijkbare taak wordt in het Europees deel van Nederland uitgevoerd door de commissaris van de Koning. Er is sprake van regulier toezicht in de zin van artikel 132, tweede lid, van de Grondwet, in samenhang met artikel 132a, tweede lid, van de Grondwet, dat bij wet geregeld wordt.

Het is tevens wenselijk dat, nadat alle reguliere taken weer door de betreffende bestuursorganen worden uitgevoerd, een vinger aan de pols kan worden gehouden, door goed gebruik te maken van goedkeuring en vernietiging als reguliere toezichtinstrumenten. De Rijksvertegenwoordiger kan besluiten aandragen voor vernietiging. Ten behoeve van de intensivering van het reguliere toezicht is het nodig dat de Rijksvertegenwoordiger voldoende inzicht heeft in het beleid van het eilandsbestuur. Er zijn momenteel geen formele belemmeringen voor de Rijksvertegenwoordiger om, net als eenieder, kennis te nemen van documenten en hetgeen dat wordt besproken in openbare vergaderingen van de eilandsraad. Ook de besluiten van het bestuurscollege zijn openbaar, maar dit geldt niet voor de vergaderingen van het bestuurscollege, deze vinden plaats achter gesloten deuren. Ook de eilandsraad kan besluiten om gebruik te maken van de bevoegdheid om informatie of bijeenkomsten achter gesloten deuren te laten plaatsvinden en dan is de vergadering niet toegankelijk te maken voor het publiek. Met dit wetsvoorstel wordt aan de Rijksvertegenwoordiger het recht toegekend de vergaderingen van de eilandsraad en het bestuurscollege bij te wonen, ook als deze achter gesloten deuren plaatsvinden. Voorts wordt aan de Rijksvertegenwoordiger het recht toegekend om kennis te mogen nemen van alle bescheiden waarover het eilandsbestuur beschikt (het voorgestelde artikel 16 in samenhang met artikel 12 (nieuw)). De Rijksvertegenwoordiger fungeert zo als extra controlerende schakel ten behoeve van het behoud van duurzaam doorgevoerde verbeteringen en de naleving van de voorwaarden voor goed bestuur.

3.2.6. Eindfase, volledig herstel van de voorzieningen

Met de vierde fase wordt de bestuurlijke ingreep beëindigd. Gelet op het tijdelijke karakter van de bestuurlijke ingreep vervalt de Wet op 1 september 2024. Dat betekent dat de Rijksvertegenwoordiger nog anderhalf jaar na de eerstvolgende reguliere verkiezingen, die gehouden worden in maart 2023, zijn aanvullende bevoegdheden behoudt. Bij verval van de Wet is de Rijksvertegenwoordiger wederom verantwoordelijk voor al zijn reguliere taken en bevoegdheden zoals opgenomen in de WolBES.

De Wet wordt echter verlengd als op 1 februari 2024 de derde fase nog niet is aangevangen en de regeringscommissaris nog in de plaats treedt van het bestuurscollege en de gezaghebber bij (een deel van) diens taken. In dat geval zendt Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, een standpunt naar beide Kamers der Staten-Generaal over de verlenging van de Wet. Als dit standpunt een verlenging inhoudt of als een wetsvoorstel wordt ingediend dat strekt tot verlenging dan kan deze Wet met maximaal 1 jaar worden verlengd, tot 1 september 2025. Wordt het wetsvoorstel dat strekt tot verlenging ingetrokken of verworpen, dan wordt de Wet waarvan de werkingsduur verlengd was, onverwijld bij koninklijk besluit ingetrokken, onverminderd de uiterste vervaldatum van de wet (het voorgestelde artikel 21).

Bij het voorgaande wordt opgemerkt dat de gemaakte keuzen, toegelicht in deze memorie van toelichting, zoals het herstel van de functie van Rijksvertegenwoordiger, in dit verband niet vooruitlopen op eventuele toekomstige aanpassingen van onder meer de WolBES, zoals aangegeven in de kabinetsreactie op de voorlichting van de Raad van State en het interdepartementaal beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties. Deze tijdelijke wet is uniek, daarnaast kunnen andere trajecten worden ingezet welke geen betrekking hebben op of verband houden met deze wet. Bij verval van onderhavige wet wordt de op dat moment geldende rechtsorde weer van kracht.

3.2.7. Schematische weergave fasering

Stap

Wat

Afronding

 

VOORWAARDEN

 

1

– Kiesregister volledig

– Reorganisatie ambtelijk apparaat gereed

– Procedures en werkinstructies ambtelijke organisatie incl. griffie gereed

– Rekenkamer ingesteld

– Opleidingsprogramma potentiele politici aangeboden eerste helft 2020

Voorafgaand aan fase 1

 

FASE 1 (inwerkingtreding Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius)

 

2

– Kb met vaststelling datum kandidaatstelling (artikel 3)

– Verkiezingen eilandsraad

Herstelde bevoegdheden eilandsraad:

– Vragen- en interpellatierecht

– Indienen moties regelen in reglement van orde

– Vaststelling verordeningen (autonoom en medebewind)

– Amendementsrecht

– Initiatiefrecht

Uitgezonderd:

– Enquêterecht (artikel 9)

– Bevoegdheden en taken o.b.v. FinBES

– Rechtspositionele beslissingen ambtenaren griffie

Rol RC:

– Blijft in de plaats treden van bestuurscollege en gezaghebber (artikel 6)

– Blijft in de plaats treden van bevoegdheden eilandsraad en bestuurscollege o.b.v. FinBES en ambtenaren griffie (artikel 7 en 8).

– Goedkeuring van alle verordeningen eilandsraad (artikel 10).

Aanvang en tijdens fase 1

 

VOORWAARDEN

 

3

– Procedures en werkinstructies bestuurscollege afgerond

– Verordeningen vaststellen en in werking

– Administraties vergunning-/ontheffingsverlening, subsidieverlening, kadasterfunctie op orde

– Toezicht en handhaving (beleid + aanstelling en opleiding personeel) op orde

Tijdens fase 1,

voorafgaand aan fase 2

 

FASE 2 (KB artikel 13)

 

4

– Eilandsraad benoemt gedeputeerden

Herstelde bevoegdheden:

– Alle autonome en medebewindstaken bestuurscollege

– Inclusief bevoegdheden inzake toezicht op de naleving van wet- en regelgeving en de handhaving daarvan

Uitgezonderd:

– Taken/bevoegdheden o.b.v. FinBES

– Taken/bevoegdheden t.o.v. ambtelijke organisatie en rechtspositionele beslissingen

Rol RC:

– Blijft in de plaats treden van gezaghebber (artikel 6)

– Blijft in de plaats treden van bevoegdheden eilandsraad en bestuurscollege o.b.v. FinBES en ambtenaren griffie (artikel 7 en 8).

– Reguliere goedkeuring van verordeningen eilandsraad i.p.v. RV (artikel 10 lid 1)

– Goedkeuring van alle besluiten bestuurscollege (artikel 10 lid 2)

Aanvang en tijdens fase 2

 

VOORWAARDEN

 

5

– Afronden aangeboden opleidingsprogramma ambtelijk vakmanschap ambtenaren

– Afronden aangeboden opleidingsprogramma raadsleden en gedeputeerden

– Personeelsbeleid op orde en rechtspositionele regelgeving opnieuw vastgesteld.

Tijdens fase 2, voorafgaand aan fase 2.1

 

FASE 2.1 (KB artikel 14)

 

6

Herstelde bevoegdheden:

– Taken/bevoegdheden t.o.v. ambtelijke organisatie en rechtspositionele beslissingen (benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren) (ER en BC)

Rol RC:

– Reguliere goedkeuring van personeelsbesluiten, i.p.v. RV (artikel 10).

Tijdens fase 2

 

VOORWAARDEN

 

7

– Digitaliseren en centraliseren financiële processen

– Planning- en controlecyclus conform de FinBES

– Alle acties Plan van aanpak financieel beheer gereed

Tijdens fase 2.1, voorafgaand aan fase 2.2

 

FASE 2.2 (KB artikel 15)

 

8

Herstelde bevoegdheden:

– Taken/bevoegdheden o.b.v. FinBES (ER en BC)

Rol RC:

– Goedkeuring van alle besluiten van het bestuurscollege o.g.v. FinBES, i.p.v. RV (artikel 10).

Tijdens fase 2.1

 

VOORWAARDEN

 

9

– Alle bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld en alle ondersteunende maatregelen geïmplementeerd: grove taakverwaarlozing is beëindigd en verwachting is dat nieuwe gezaghebber de bereikte situatie kan voortzetten.

Tijdens fase 2, voorafgaand aan fase 3

 

FASE 3 (KB artikel 16)

 

10

– Volledig herstel van reguliere bestuurlijke verhoudingen langs lijnen WolBES en FinBES

– Start procedure benoeming gezaghebber conform art. 73 WolBES

Aanvang en tijdens fase 3

11

FASE 3.1 Dag waarop gezaghebber wordt benoemd (KB o.g.v. 73 WolBES)

Tijdens fase 3

 

Herstelde bevoegdheden:

 
 

– Taken/bevoegdheden gezaghebber

Tijdens fase 3

 

– Taken/bevoegdheden RV

 
 

Aanvullend geregeld:

 
 

– RV adviseert over bestuurlijke verhoudingen en heeft inzage- en aanwezigheidsrecht

 
 

Rol RC:

 
 

– Benoeming beëindigd, geen taken en bevoegdheden meer

 

12

FASE 4 (1 september 2024, tenzij verlengd)

 
 

– Aanvullende bevoegdheden worden beëindigd.

Eindfase

3.3. Implementatie van het voorstel/ondersteunende maatregelen

Naast de in § 2.3 beschreven maatregelen inzake het op orde krijgen van het bestuurlijk domein, het ambtelijk apparaat en het financieel beheer zijn en worden er ook op andere terreinen ondersteunende maatregelen genomen. Deze staan beschreven in de eerder genoemde brief van 24 september 2019 en voortgangsrapportages. Deze memorie beperkt zich daarom tot een beknopt, niet-limitatief, overzicht van maatregelen en betrokken partijen.

Inzake het sociaal domein en ter verbetering van de situatie van inwoners van Caribisch Nederland heeft het kabinet dit jaar substantiële stappen gezet met de vaststelling van het ijkpunt sociaal minimum en bijbehorende maatregelen. Hiermee zet het kabinet in op het verlagen van de kosten van levensonderhoud en het verbeteren van de inkomenspositie van inwoners. In het kader van het programma BES(t) 4 kids zijn op Sint Eustatius opleidingstrajecten gestart voor de medewerkers van de kinderopvang. Daarnaast is er onder meer aandacht voor maatregelen inzake het tegengaan van huiselijk geweld en armoedebestrijding. Slachtoffers van huiselijk geweld kunnen terecht op een daarvoor ingerichte locatie. Maatregelen inzake armoedebestrijding vragen tevens de nadrukkelijke inspanning van het openbaar lichaam. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid biedt hier ondersteuning bij.

In het kader van de woonlastenverlaging is het belangrijk dat toegang bestaat tot voldoende en kwalitatief goede sociale woningbouw. De Europees Nederlandse woningcorporatie Woonlinie en het openbaar lichaam Sint Eustatius hebben daarom een gezamenlijk voorstel ingediend om een structurele oplossing te vinden voor renovatie, onderhoud en nieuwbouw van sociale huisvesting. Inmiddels wordt gewerkt aan het eerste pilotproject.

Ook binnen het fysiek domein is een aantal projecten in volle gang. Wegens de dreiging van erosie op verschillende vitale plekken op het eiland wordt op basis van een integraal plan erosiebestrijding, opgesteld door Rijkswaterstaat, gewerkt aan verscheidene projecten. Zo is de stabilisatie van de klif onder Fort Oranje in een vergevorderd stadium en worden wegen aangepakt die te lijden hebben onder erosie door afvoer van hemelwater en achterstallig onderhoud. Tevens loopt de voorbereiding van maatregelen ter bescherming van de kuststrook. In het kader van afvalbeheer heeft het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) middelen ter beschikking gesteld voor de aanschaf van een nieuwe afvalverbrandingsinstallatie. Daarnaast hebben de regeringscommissaris en de staatssecretaris van I&W een intentieverklaring ondertekend omtrent de aanpak van zwerfafval.

Wat betreft de wederopbouw na de orkanen Irma en Maria van september 2017 is een groot deel van de projecten inmiddels afgerond of bevinden zich in het laatste stadium. Dit geldt bijvoorbeeld voor de het herstel van huizen met orkaanschade, watervoorziening voor de landbouw en verscheidene natuurprojecten. Enkele projecten, zoals herbebossing en koraalrestauratie, kennen een langere doorlooptijd.

4. Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving
4.1. Verhouding tot de Grondwet en het internationale recht

Sint Eustatius is een openbaar lichaam in de zin van artikel 132a van de Grondwet. De instelling, inrichting, samenstelling en de bevoegdheden van de besturen van de openbare lichamen in de zin van dit artikel zijn daarbij vormgegeven in de WolBES. De relevante grondwetsbepalingen over gemeenten zijn op de openbare lichamen van overeenkomstige toepassing verklaard (artikel 132a, tweede lid, van de Grondwet), waaronder de bepalingen over het toezicht. Op grond van artikel 132, vijfde lid, van de Grondwet in samenhang met artikel 132a, tweede lid, van de Grondwet kunnen bij wet voorzieningen worden getroffen indien het bestuur van een openbaar lichaam zijn taken grovelijk verwaarloost. Bij deze voorzieningen kan worden afgeweken van de normale bevoegdheidsverdeling binnen het openbaar lichaam, zoals neergelegd in de artikelen 125 en 127 (in samenhang met artikel 132a, tweede lid,) van de Grondwet en uitgewerkt in de WolBES.

De Grondwet bevat het beoordelingskader voor voorzieningen in verband met grove taakverwaarlozing. Voorzieningen wegens grove taakverwaarlozing dienen bij formele wet te worden geregeld en te voldoen aan vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Uit artikel 3 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 25 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten vloeien ter zake geen aanvullende vereisten voort. Over de aard van de te treffen voorzieningen is in de Grondwet niets vastgelegd. Een taakverwaarlozingswet heeft per definitie tot doel tot een herstel van de normale taakuitoefening te geraken. In de Tijdelijke wet is ervoor gekozen dat alle taken en bevoegdheden van het eilandsbestuur gedurende de periode van grove taakverwaarlozing worden uitgeoefend door een regeringscommissaris. De wetgever heeft tevens de afloop van de voorziening geregeld en vastgesteld op 17 maart 2021. Dit wetsvoorstel beoogt de voorziening wegens taakverwaarlozing te verlengen, en dat betekent dat afwijking van de normale bestuurlijke inrichting en bevoegdheden die zijn verankerd in de Grondwet, wordt voortgezet. Met de geleidelijke afbouw van een getroffen voorziening bij grove taakverwaarlozing, zoals wordt voorgesteld eerst uitsluitend de terugkeer van de eilandsraad, wordt de bestuurlijke ingreep evenwel gedeeltelijk voortgezet. De verlenging en wijziging van de voorzieningen moeten op grond van artikel 132, vijfde lid, van de Grondwet, in samenhang met artikel 132a, tweede lid, van de Grondwet, bij wet worden geregeld. Dit wetsvoorstel voorziet hierin.

De Grondwet vereist voorts dat de voorzieningen noodzakelijk en proportioneel zijn. In paragrafen 2.3 en 2.4 is aangegeven dat een verlenging van de voorziening noodzakelijk is om alle verbeteringen duurzaam te kunnen waarborgen en de grove taakverwaarlozing blijvend te keren. Dat bij deze verlenging wordt voorzien in een geleidelijke afbouw en niet een onverkorte voortzetting van het bestuurlijk ingrijpen past volgens de regering bij deze proportionaliteit en noodzakelijkheid. Bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet is reeds aangegeven dat de periode waarin de eilandsraad is ontbonden zo kort mogelijk moet zijn. Het is de opvatting van de regering dat het gezien de bereikte resultaten en de verwachte voortgang tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel niet langer noodzakelijk om in afwijking van de Grondwet de afwezigheid van de eilandsraad te laten voortduren.

Vanaf de derde fase is er geen sprake meer van afwijking van de artikelen 125 en 127 van de Grondwet. Zoals in het vorenstaande is uiteengezet, kan deze derde fase intreden als er geen sprake meer is van grove taakverwaarlozing, omdat alle maatregelen zijn voltooid en de verwachting is dat het eilandsbestuur zijn taken onder die omstandigheden naar behoren kan vervullen. Op grond van artikel 132, tweede lid, van de Grondwet regelt de wet het toezicht. De Grondwet benoemt twee reguliere vormen van toezicht, buiten situaties van taakverwaarlozing om, namelijk de regeling van goedkeuring van besluiten en vernietiging van besluiten in geval van strijd met het recht of met het algemeen belang. Deze vormen van toezicht worden wat betreft de openbare lichamen in Caribisch Nederland verder uitgewerkt in de WolBES. Ook goedkeuring is voor een aantal specifieke besluiten al voorgeschreven op grond van de WolBES, de FinBES en medebewindswetgeving. Andere vormen van toezicht kunnen geregeld worden bij formele wet, waarbij delegatie mogelijk is. Dat toezicht kan niet zo ver gaan dat wordt afgeweken van de hiervoor genoemde grondwettelijke kaders. De tijdelijke aanvullende taak en bevoegdheden voor de Rijksvertegenwoordiger die met dit wetsvoorstel voorgesteld worden in de fase na afloop van de grove taakverwaarlozing (het voorgestelde artikel 16, derde lid, wijzigt artikel 12), zijn te beschouwen als toezicht in de zin van artikel 132, tweede lid, van de Grondwet. De regering acht dit aanvullende toezicht voor Sint Eustatius noodzakelijk om te borgen dat het herstel van de reguliere verhoudingen duurzaam is en dat niet wordt teruggevallen in de oude situatie voor de ingreep. Dergelijke differentiatie tussen de openbare lichamen is in overeenstemming met artikel 137 van de WolBES, dat onderscheid tussen de openbare lichamen mogelijk maakt.

4.2. Verhouding tot de WolBES en de FinBES

De inrichting van de openbare lichamen, hun samenstelling en de bevoegdheden van hun besturen zijn geregeld in de WolBES. Op grond van het wetsvoorstel zal de regeringscommissaris alle taken en bevoegdheden uitoefenen die aan de eilandsraad, het bestuurscollege of de gezaghebber zijn opgedragen, waaronder de (autonome) taken en bevoegdheden op grond van de WolBES. Dit laat, voor zover het wetsvoorstel niet anders bepaalt, de overige bepalingen van de WolBES onverlet. Een aantal van deze bepalingen zal gedurende het functioneren van de regeringscommissaris niet relevant zijn. Te denken valt aan de bepalingen over de positie van gedeputeerden en gezaghebber zolang die niet zijn benoemd. Voor het overige is in hoofdstuk 3 aangegeven door welk orgaan de taken en bevoegdheden die zijn geregeld in de WolBES en de FinBES in de verschillende fases worden uitgeoefend.

5. Gevolgen
5.1. Algemene gevolgen

Het algemene gevolg van dit wetsvoorstel is dat de voorzieningen, die op grond van de Tijdelijke wet van kracht zijn, langduriger worden voortgezet dan op grond van de huidige wet mogelijk is. Dit moet ertoe leiden dat het bestuur van het eiland duurzaam op orde komt. Getracht moet worden te voorkomen dat een situatie zoals ontstaan vóór aanvang van de bestuurlijke ingreep zich na terugkeer naar de reguliere bestuurlijke verhoudingen opnieuw kan voordoen. Zoals beschreven is hier meer tijd voor nodig, hetgeen op basis van onderhavig wetsvoorstel mogelijk is. De nuance hierbij is dat de organen en bevoegdheden van het lokale bestuur stapsgewijs terugkomen, de bestuurlijke ingreep wordt dus niet in volledige vorm voortgezet, maar geleidelijk afgebouwd.

Er wordt voor alle betrokken partijen perspectief geboden op een overgang naar de reguliere situatie. Burgers hebben wederom actief en passief kiesrecht en burgers en bedrijven kunnen zich na verloop van tijd weer tot een bestuurscollege wenden, waarvan de gedeputeerden door hun volksvertegenwoordiging zijn benoemd. De eilandsraad en het bestuurscollege kunnen zich door middel van het overgangsregime geleidelijk ontwikkelen in het werkveld, hetgeen de kans op een duurzaam functionerend bestuurlijk systeem op Sint Eustatius vergroot. Een stabiel bestuur komt de bevolking uiteraard ten goede. Het bestuur wordt daarnaast nog nadrukkelijk gevolgd zodat burgers, bedrijven en ook het milieu niet worden geconfronteerd met de gevolgen van een tekortschietend bestuur.

5.2. Financiële gevolgen

De verlenging en geleidelijke afbouw van de ingreep in het bestuur van Sint Eustatius moet er, zoals hiervoor is beschreven, toe leiden dat het bestuur van het eiland duurzaam op orde komt en zelf naar behoren kan functioneren. Voorkomen moet worden dat een situatie zoals ontstaan vóór de ingreep zich na terugkeer naar de reguliere bestuurlijke verhoudingen opnieuw voordoet. Investeren in het eiland blijft daarom onontbeerlijk.

Gelet op de zwaarte van de opdracht op Sint Eustatius hebben de regeringscommissaris en zijn plaatsvervanger ondersteuning nodig. Hierbij gaat het om een aantal sleutelfuncties op verschillende terreinen in het ambtelijk apparaat. Afhankelijk van de looptijd van onderhavige wet en het tempo waarmee de verschillende fases worden doorlopen, wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van de regeringscommissaris en zijn plaatsvervanger. Ditzelfde geldt voor hun ondersteuning. Wanneer dit medewerkers uit Europees Nederland betreft, zal er gedurende hun aanwezigheid zoveel mogelijk worden geïnvesteerd in de overdracht van kennis op lokaal personeel. Waar mogelijk zal kennis en expertise uit de regio worden ingezet.

Naast de salariskosten voor de regeringscommissaris, zijn plaatsvervanger en de benodigde ondersteuning zal nog steeds geïnvesteerd worden in de opleiding en training van ambtenaren. Tevens wordt geïnvesteerd in training van potentiele politici en, wanneer in functie, in opleiding van raadsleden en gedeputeerden. De kosten die hiermee gemoeid zijn, bedragen in 2020 tot en met 2023 jaarlijks € 1,8 mln.

In het regeerakkoord is voorzien in regionale enveloppen, die ook ter beschikking kunnen komen voor Caribisch Nederland. Ook worden via het infrastructuurfonds, tevens op grond van het regeerakkoord, structureel middelen beschikbaar gemaakt voor de verbetering van de infrastructuur.

6. Advies en consultatie

Ter consultatie is het wetsvoorstel voorgelegd aan de regeringscommissaris van Sint Eustatius. In zijn reactie laat de regeringscommissaris weten zich te kunnen vinden in het wetsvoorstel en geen verdere opmerkingen te hebben bij zowel de verlenging van de ingreep als de gefaseerde afbouw van de voorzieningen.

De regeringscommissaris heeft het wetsvoorstel daarnaast besproken met de Maatschappelijke Raad van Advies op Sint Eustatius. De Maatschappelijke Raad van Advies, met een voor Sint Eustatius representatieve samenstelling, adviseert de regeringscommissaris gevraagd en ongevraagd over in de lokale samenleving bestaande opvattingen over bestuurlijke aangelegenheden.

De meerderheid van de leden heeft zijn steun voor het voorstel uitgesproken. Tegelijkertijd zijn er op- en aanmerkingen geplaatst. Zo roept het voorstel vragen op wat betreft het voorziene tijdspad aangezien de fases elkaar opvolgen op basis van criteria en niet een uiterste datum bevatten. Overgang van fases zou gepaard moeten gaan met duidelijke mijlpalen in de tijd, criteria kunnen daarbij dienen als hulpmiddel. Daarbij dient het op voorhand duidelijk te zijn hoe en door wie de criteria – op objectieve wijze – worden beoordeeld. De meerderheid van de leden gaf ook aan de voorgenomen verkiezingen in het najaar van 2020 aan de ambitieuze kant te vinden. De start van de opleiding voor potentiële politici op de korte termijn wordt daarom als noodzakelijk gezien in het proces richting goed bestuur. Tevens heeft de meerderheid voorkeur voor het verstevigen van de positie van de gezaghebber om diens mogelijkheden tot handelen uit te kunnen breiden.

De minderheid van de leden gaf te kennen dat inwoners erg uitzien naar de terugkeer van hun democratische rechten. Er werd aangegeven dat er groepen binnen de gemeenschap zijn die zich van hun stemrecht beroofd voelen. Gelet daarop zou elke vertraging te lang duren.

Artikelsgewijs deel

Artikel 1

Het voorgestelde artikel 1 komt overeen met het thans geldende artikel 1 van de Tijdelijke wet. Voorgesteld wordt om aan de definitiebepaling de definitie van ‘eilandsbestuur’ toe te voegen. Ter zake wordt verwezen naar de definitie van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de WolBES.

Artikel 2

Zoals in paragraaf 2.4 van het algemeen deel van de memorie van toelichting beargumenteerd, acht de regering het wenselijk dat de voorzieningen die met de Tijdelijke wet wegens grove taakverwaarlozing werden getroffen, worden afgebouwd waar het gaat om de eilandsraad. Het thans geldende artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet is in die zin met het voorgestelde artikel 2, eerste lid, zo aangepast dat de situatie wordt voortgezet dat er nog geen eilandgedeputeerden en geen gezaghebber zijn in Sint Eustatius. De regeringscommissaris blijft vooralsnog de taken en bevoegdheden van het bestuurscollege en de gezaghebber uitvoeren en is in die functie tevens voorzitter van de eilandsraad. Het voorgestelde tweede tot en met vijfde lid komt overeen met dezelfde leden van het thans geldende artikel 2 van de Tijdelijke wet. De aanstelling van de regeringscommissaris en de plaatsvervangend regeringscommissaris eindigt op het moment dat de gezaghebber wordt benoemd. Zie hiervoor de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 16 en 21.

Artikelen 3 en 4

Het voorgestelde artikel 3 komt grotendeels overeen met het thans geldende artikel 8, tweede en vierde lid, van de Tijdelijke wet, waarin is geregeld wanneer verkiezingen voor de eilandsraad kunnen plaatsvinden. In het voorgestelde artikel 3, eerste lid, wordt de dag van kandidaatstelling bij koninklijk besluit bepaald. Hierbij wordt artikel J 1 van de Kieswet in acht genomen en dat betekent dat de dag van stemming plaatsvindt op de vierenveertigste dag na de kandidaatstelling. Om de verkiezingen spoedig te kunnen laten plaatsvinden, kan daarbij afgeweken worden van enkele termijnen van de Kieswet met betrekking tot de registratie van aanduidingen van politieke groeperingen (het voorgestelde artikel 3, eerste lid).

In de regel oordelen de zittende leden van de eilandsraad over de toelating van nieuwgekozen leden (artikel V 4 van de Kieswet). Omdat er momenteel geen eilandsraad in Sint Eustatius functioneert en geen zitting hebbende eilandsraadsleden zijn, is bepaald dat de benoemde leden het geloofsbrievenonderzoek zelf verrichten (het voorgestelde tweede lid). Voor de toepassing van de artikelen H 4, achtste lid, H 14 en I 14 van de Kieswet wordt uitgegaan van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de eilandsraad van Sint Eustatius, die plaats heeft gevonden op 18 maart 2015.

Bij de artikelen van de Kieswet wordt voorts ook nog verwezen naar artikel Ya 13 van die wet. Hierin is bepaald dat de betreffende artikelen van de Kieswet ook gelden voor de eilandsraden.

Het voorgestelde artikel 4, eerste en tweede lid, komt overeen met het thans geldende artikel 9 van de Tijdelijke wet en regelt de zittingsduur van de eilandsraad. De zittingsperiode van de nieuwe leden van de eilandsraad van Sint Eustatius eindigt in beginsel tegelijk met de zittingsperiode van de leden van de eilandsraden van Bonaire en Saba na de eerstvolgende reguliere eilandsraadsverkiezingen. Het is echter niet wenselijk dat de nieuwgekozen eilandsraad van Sint Eustatius slechts korte tijd zitting heeft. Daarom bepaalt het voorgestelde artikel 4, tweede lid, dat de reguliere eilandsraadsverkiezingen van 15 maart 2023 in Sint Eustatius worden overgeslagen als het moment waarop de nieuwe leden tot de eilandsraad zijn toegelaten valt binnen twee jaar voor die verkiezingen. Zo wordt verzekerd dat de nieuwgekozen eilandsraad ten minste twee jaar (en ten hoogste ongeveer zes jaar) zitting heeft. Het thans geldende artikel 8, vijfde lid, Tijdelijke wet regelt dat voor de verkiezing van de leden van het kiescollege zelfstandige stembureaus worden ingericht in het geval de reguliere eilandsraadsverkiezingen van 15 maart 2023 in Sint Eustatius niet doorgaan en dit wordt overgenomen in het voorgestelde artikel 4, derde lid.

Artikel 5

Aangezien de eilandsraad op dit moment niet in functie is, is met artikel 2, zesde lid, van de Tijdelijke wet de waarnemend eilandgriffier eervol ontslagen en is de benoeming van een nieuwe eilandgriffier en de in artikel 34 van de WolBES voorgeschreven medeondertekening van stukken achterwege gebleven. Zodra de eilandsraad weer in functie is, benoemt hij in overeenstemming met artikel 130 van de WolBES zo spoedig mogelijk een nieuwe eilandgriffier. Voorgesteld wordt dat het besluit houdende de benoeming van de eilandgriffier de goedkeuring behoeft van de regeringscommissaris in plaats van de Rijksvertegenwoordiger. Goedkeuring kan worden onthouden in geval van strijd met het recht of strijd met de regels die door de regeringscommissaris zijn vastgesteld voor benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van de eilandgriffier op grond van artikel 134 van de WolBES in samenhang gelezen met artikel 3 Tijdelijke wet, en na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, het voorgestelde artikel 7.

Artikel 6

Het voorgestelde artikel 6, eerste tot en met vierde lid, komt grotendeels overeen met het thans geldende artikel 3 van de Tijdelijke wet, met dien verstande dat de regeringscommissaris niet meer in de plaats treedt van de eilandsraad. De regeringscommissaris blijft de taken en bevoegdheden van de gezaghebber uitvoeren en is in die functie ook voorzitter van de eilandsraad. Met het oog op de geleidelijke afbouw is de verantwoordelijkheid voor de taken en bevoegdheden van de eilandsraad op het terrein van de griffie en de ambtelijke organisatie en de taken en bevoegdheden van de eilandsraad op grond van de FinBES afzonderlijk in de voorgestelde artikelen 7 en 8 opgenomen.

In het voorgestelde artikel 6, vijfde lid, is de zogenoemde medewerkingsplicht opgenomen. Om te bewaken dat de regeringscommissaris zijn taken die zien op het herstel van de voorzieningen goed kan uitvoeren ook wanneer de eilandsraad weer zitting heeft, en later het bestuurscollege, wordt met deze bepaling medewerking van alle ambtenaren verzekerd.

Artikel 7

Op grond van het thans geldende artikel 3, eerste lid, van de Tijdelijke wet voert de regeringscommissaris momenteel alle taken en bevoegdheden van de eilandsraad en het bestuurscollege uit, waaronder ook de taken op gebied van de organisatie van de griffie, overige ambtelijke organisatie en de rechtspositie van de voor het openbaar lichaam werkzame ambtenaren. In paragraaf 3.2.3 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting is toegelicht dat de regering het wenselijk acht dat de personele verantwoordelijkheid voor de ambtenaren die werkzaam zijn op de griffie ook na herstel van de eilandsraad bij de regeringscommissaris belegd blijft. In het voorgestelde artikel 7, eerste lid, is daarom bepaald dat de regeringscommissaris voorziet in de uitoefening van artikel 134 van de WolBES. In het voorgestelde tweede en derde lid wordt de verantwoordelijkheid van de regeringscommissaris voor de ambtelijke organisatie voortgezet (artikelen 168, eerste lid, onderdeel c en d, en tweede lid van de WolBES en artikelen 16 en 16d van Boek 1, Titel 4, Afdeling 1, van het Burgerlijk Wetboek Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Hiertoe is bepaald dat, in afwijking van artikel 4 van de Ambtenarenwet BES, de regeringscommissaris geldt als het bevoegd gezag voor de ambtenaren die werkzaam zijn bij het openbaar lichaam, inclusief de eilandgriffier en het griffiepersoneel. Ook de taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Ambtenarenwet BES door het bestuurscollege worden uitgeoefend, blijven nog bij de regeringscommissaris.

Het voorgestelde artikel 7, vijfde lid, komt overeen met artikel 3, tweede lid, van de Tijdelijke wet; besluiten die de regeringscommissaris in de plaats van de eilandsraad en het bestuurscollege neemt op het personele terrein, worden geacht afkomstig te zijn van die organen. Dit verzekert de continuïteit van het bestuur en zorgt ervoor dat – ook na beëindiging van de voorzieningen op grond van deze wet – de reguliere voorschriften en procedures van toepassing blijven.

Artikel 8

Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Tijdelijke wet treedt de regeringscommissaris sinds aanvang van de bestuurlijke ingreep in de plaats van de eilandsraad en het bestuurscollege bij de uitvoering van de taken en bevoegdheden op grond van de FinBES. In dit wetsvoorstel wordt deze indeplaatsstelling bij financiële taken specifiek geregeld in het voorgestelde artikel 8, eerste lid. Het voorgestelde artikel 8, tweede lid, komt overeen met het thans geldende artikel 3, tweede lid. Besluiten die de regeringscommissaris in de plaats van de eilandsraad of het bestuurscollege neemt op grond van de FinBES, worden geacht afkomstig te zijn van die organen.

Het voorgestelde artikel 8, derde lid, komt overeen met het thans geldende artikel 7, eerste lid, van de Tijdelijke wet. Net als in artikel 3, eerste lid, van de Tijdelijke wet wordt in het voorgestelde artikel 8, derde lid, ten aanzien van Sint Eustatius een aantal bepalingen van de FinBES buiten toepassing verklaard voor de periode waarin de regeringscommissaris in functie is. Het gaat om voorschriften over de financiële functie, (de goedkeuring van) de besluiten met financiële gevolgen, de begroting en de jaarrekening, alsmede de rol van het College financieel toezicht BES en de Minister in het kader van het financieel toezicht. Een wijziging ten opzichte van het thans geldende artikel 7, eerste lid, is wel dat het College financieel toezicht BES haar adviserende taak ten aanzien van de ontwerpbegroting op grond van artikel 17 van de FinBES hervat. Enkele voorschriften over geldleningen, de rekening-courant en de zorg voor de bankrekeningen gelden ook weer ten aanzien van het openbaar lichaam Sint Eustatius (respectievelijk de artikelen 11, 12 en 37 van de FinBES), ook gedurende de periode waarin de regeringscommissaris namens de regering verantwoordelijk is voor het op orde brengen van de financiën van Sint Eustatius. Het volgen van de overige thans in artikel 7 van de Tijdelijke wet uitgesloten voorschriften ligt niet in de rede en deze uitsluitingen worden voortgezet. Voorts dient de regeringscommissaris de ontwerpbegroting en het advies van het College financieel toezicht voor eenieder ter inzage te leggen en ervoor te zorgen dat deze algemeen verkrijgbaar is. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennisgegeven (het voorgestelde artikel 8, vierde lid), dit komt overeen met het thans geldende artikel 7, derde lid, van de Tijdelijke wet.

Artikel 9

Zoals paragraaf 3.2.1 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting vermeldt, verkrijgt de eilandsraad in beginsel geen recht van onderzoek. Dit komt tot uiting in het voorgestelde artikel 9.

Artikel 10

Na instelling van de eilandsraad is hij bevoegd tot het vaststellen van verordeningen, met uitzondering van de verordeningen op grond van de FinBES omdat deze nog worden vastgesteld door de regeringscommissaris in plaats van de eilandsraad (vgl. het voorgestelde artikel 8). Zoals in paragraaf 3.2.1 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting uiteen is gezet is het wenselijk dat in de eerste periode de regeringscommissaris spoedig kan ingrijpen als eilandsverordeningen in strijd zijn met het recht of nadelige gevolgen hebben voor het openbaar lichaam. Hiervoor is in artikel 10, eerste lid, een goedkeuringsbevoegdheid voorgesteld. Naast strijd met het recht wordt een aantal limitatieve criteria aangelegd voor het onthouden van goedkeuring. In de eerste plaats is dat als naar het oordeel van de regeringscommissaris de uitvoering van de eilandsverordening voor de ingezetenen van het openbaar lichaam Sint Eustatius onevenredig nadelige gevolgen heeft in verhouding tot de met de eilandsverordening te dienen doelen. De regeringscommissaris kan tevens goedkeuring onthouden als de uitvoering van de verordening leidt tot onredelijke administratieve of financiële lasten voor het openbaar lichaam Sint Eustatius. Bij deze afweging is relevant of de baten in verhouding met de beoogde administratieve en financiële lasten. Ten slotte kan de regeringscommissaris goedkeuring onthouden als de verordening het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur in de toekomst belemmert. Dit laatste houdt verband met de zorg van de regeringscommissaris voor het bevorderen van de omstandigheden waaronder het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius in de toekomst zal kunnen functioneren. Deze taak is thans geregeld is in artikel 3, vierde lid, van de Tijdelijke wet en die wordt voorgesteld in artikel 6, vierde lid, van dit wetsvoorstel.

Tevens wordt voorgesteld dat de regeringscommissaris in plaats van de Rijksvertegenwoordiger ontheffing kan verlenen in het geval van bepaalde verboden handelingen die op grond van artikel 16 van de WolBES gelden voor de leden van de eilandsraad.

Artikel 11

Het voorgestelde artikel 11 komt overeen met het thans geldende artikel 4 van de Tijdelijke wet.

Artikel 12

Net als nu het geval is op grond van het thans geldende artikel 6, eerste lid, van de Tijdelijke wet, oefent de Rijksvertegenwoordiger zijn taken op grond van de WolBES niet uit ten aanzien van Sint Eustatius gedurende de periode dat de regeringscommissaris taken van het eilandsbestuur uitvoert. De regeringscommissaris handelt immers net als de Rijksvertegenwoordiger namens de regering en functioneert nu tijdelijk als schakel tussen het eilandsbestuur en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor zover de regeringscommissaris taken en bevoegdheden blijft uitoefenen, is voor die besluiten geen goedkeuring vereist. Voor zover voor besluiten van de eilandsraad goedkeuring vereist is, wordt dit op grond van het voorgestelde artikel 10 uitgeoefend door de regeringscommissaris.

Het voorgestelde artikel 12, tweede en derde lid, komen overeen met het thans geldende artikel 6, tweede en derde lid, van de Tijdelijke wet.

Artikel 13

Zodra de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat mag worden verwacht dat de nieuwe bestuurders de autonome en medebewindstaken van het openbaar lichaam weer naar behoren kunnen vervullen, zoals is toegelicht in paragraaf 3.2.2 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting, wordt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip deze wet zo gewijzigd dat de eilandsraad weer gedeputeerden kan benoemen. Het bestuurscollege hervat zijn reguliere taken en bevoegdheden, met uitzondering van de taken op het terrein van de ambtelijke organisatie en financiële taken, deze bevoegdheden zijn afzonderlijk geregeld in het voorgestelde artikel 14 en 15. In de aanhef van het voorgestelde artikel 13 is opgenomen dat voor het nemen van dit koninklijk besluit niet verwacht hoeft te worden dat de taken die betrekking hebben op de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 168, eerste lid, onderdeel c, van de WolBES naar behoren kan worden vervuld. Dat is omdat deze taken afzonderlijk zijn geregeld in het voorgestelde artikel 14; de regeringscommissaris kan deze taken blijven uitoefenen na terugkeer van het bestuurscollege, zolang het in artikel 14 genoemde koninklijke besluit niet is genomen. De formulering van de voorgestelde artikelen 14 en 15 is zo dat deze koninklijke besluiten tegelijkertijd met het in artikel 13 genoemde besluit genomen kan worden.

Met het voorgestelde artikel 13, eerste lid, wordt het voorgestelde artikel 2, eerste lid, zo gewijzigd dat het in afwijking van de WolBES mogelijk blijft geen gezaghebber te benoemen. De regeringscommissaris blijft de taken en bevoegdheden van de gezaghebber uitvoeren en is in die functie voorzitter en lid van het bestuurscollege. Voorts behoeven de besluiten van het bestuurscollege goedkeuring van de regeringscommissaris en hiertoe worden de voorgestelde artikelen 10 en 12 gewijzigd.

Artikel 14

In paragraaf 3.2.3 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting is toegelicht wat nodig is om de ambtelijke organisatie en griffie duurzaam op orde te brengen voordat de verantwoordelijkheid voor de ambtelijke organisatie weer bij het bestuurscollege belegd kan worden en voor de griffie bij de eilandsraad. Dat betekent dat het bestuurscollege reeds is hersteld op grond van het voorgestelde artikel 13 of dat dit gelijktijdig gebeurt. Zodra de verwachting is dat de eilandsraad en het bestuurscollege hun taken op dit terrein naar behoren kunnen vervullen, wordt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip deze wet zo gewijzigd dat deze organen weer zelf regels kunnen stellen over de ambtelijke organisatie en beslissen over benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren en hun rechtspositie. Hiertoe vervalt het voorgestelde artikel 7.

Artikel 15

In paragraaf 3.2.4 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is toegelicht wat nodig is om het financieel beheer duurzaam op orde te brengen voordat de verantwoordelijkheid voor de financiële taken en bevoegdheden weer bij de eilandsraad en het bestuurscollege belegd kunnen worden. Dat betekent dat het bestuurscollege reeds is hersteld op grond van het voorgestelde artikel 13 of dat dit gelijktijdig gebeurt. Zodra de verwachting is dat het bestuurscollege de financiële taken naar behoren kan vervullen, wordt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip deze wet zo gewijzigd dat de hiervoor geregelde uitzondering in het voorgestelde artikel 8 vervalt.

Artikelen 16 en 20 (deels)

Indien de taken en bevoegdheden van de eilandsraad en het bestuurscollege zijn hersteld, na toepassing van de voorgestelde artikelen 13 tot en met 15, is niet langer sprake van grove taakverwaarlozing en wordt niet meer afgeweken van artikel 125 en 127 van de Grondwet. Het voorgestelde artikel 16, aanhef en eerste lid, bepaalt dat dan bij koninklijk besluit artikel 2 van de wet zodanig wordt gewijzigd dat de gezaghebber zal worden benoemd. Dit koninklijk besluit wordt genomen op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad. De functie van regeringscommissaris verdwijnt dientengevolge. Dit betekent dat de artikelen 6, 9, 10 en 11 komen te vervallen (het voorgestelde artikel 16, tweede lid).

Met het voorgestelde artikel 12 (nieuw) is nader invulling gegeven aan de taken en bevoegdheden van de Rijksvertegenwoordiger. Op grond van het voorgestelde en op dat moment geldende artikel 12 geldt namelijk dat de Rijksvertegenwoordiger zijn taken en bevoegdheden op grond van de WolBES nog niet vervult. Het voorgestelde artikel 12, eerste lid, (nieuw) bepaalt dat de Rijksvertegenwoordiger wel bevoegd is zijn rol bij de benoeming van de gezaghebber uit te oefenen.

In paragraaf 3.2.5 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is aangegeven dat het wenselijk is dat na afloop van de bestuurlijke ingreep op grond van artikel 132, vijfde lid, in samenhang met artikel 132a, tweede lid, van de Grondwet de Rijksvertegenwoordiger een aanvullende taak verkrijgt, namelijk het adviseren en bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in het openbaar lichaam Sint Eustatius en wanneer de bestuurlijke integriteit van het openbaar lichaam in het geding is. Een vergelijkbare taak rust in het Europees deel van Nederland op de commissaris van de Koning. Er is sprake van regulier toezicht in de zin van artikel 132, tweede lid, in samenhang met artikel 132a, tweede lid, van de Grondwet dat bij wet geregeld wordt. Met de voorgestelde wijziging van artikel 12, tweede lid, (nieuw) wordt deze aanvullende taak geregeld. Zo worden de bevoegdheden toegekend ten behoeve van de uitoefening van deze taak, te weten het recht de vergaderingen van de eilandsraad en het bestuurscollege bij te wonen, ook als deze met gesloten deuren plaatsvinden, en het recht kennis te nemen van alle bescheiden waarover het eilandsbestuur beschikt en waarvan naar het redelijk oordeel van de regeringscommissaris kennisneming voor het vervullen van zijn taak nodig is, ook als op deze documenten geheimhouding rust. Deze voorgestelde wijziging van artikel 12 treedt in werking op de dag dat de gezaghebber is benoemd (zie het voorgestelde artikel 20, onderdeel b).

Artikel 17

De overgang tussen de verschillende fases wordt telkens gemarkeerd met een koninklijk besluit waarin het tijdstip wordt bepaald van de ingangsdatum van de betreffende fase. Het voorgestelde artikel 17 bepaalt de voorhangprocedure.

Artikelen 18, 19 en 20 (deels)

Met dit wetsvoorstel wordt de Tijdelijke wet ingetrokken (het voorgestelde artikel 19) op het moment dat dit wetsvoorstel in werking treedt. De inwerkingtreding zal bepaald worden bij koninklijk besluit (het voorgestelde artikel 20, aanhef). Na inwerkingtreding van deze wet worden verkiezingen gehouden voor de eilandsraad op grond van het voorgestelde artikel 4. Gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel en de toelating van de nieuwe leden tot de eilandsraad blijven de artikelen 3 en 5 van de Tijdelijke wet van kracht, waarmee de regeringscommissaris bevoegd blijft om in de plaats van de eilandsraad te treden. Dit overgangsrecht wordt voorgesteld in artikel 18. Tegelijkertijd zal de inwerkingtreding van de voorgestelde artikelen 6 tot en met 10 ook uitgesteld worden tot dat moment (het voorgestelde artikel 20, onderdeel a).

Artikel 21

De bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius heeft een tijdelijk karakter en voorgesteld wordt dat de wet op 1 september 2024 vervalt.

Het voorgestelde artikel 21, tweede lid, voorziet in de mogelijkheid dat het tijdstip waarop de wet vervalt, bij koninklijk besluit wordt verlengd als op 1 februari 2024 het koninklijk besluit, bedoeld in het voorgestelde artikel 16, nog niet is vastgesteld. In dat geval zendt Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, een standpunt naar beide Kamers der Staten-Generaal over de verlenging van de wet. Indien dit standpunt een verlenging inhoudt of een wetsvoorstel wordt ingediend dat strekt tot verlenging dan kan deze wet voor de periode van 1 februari 2024 tot het moment waarop de verlengingswet in werking treedt met maximaal 1 jaar worden verlengd. Wordt het wetsvoorstel dat strekt tot verlenging ingetrokken of verworpen, dan wordt de onderhavige wet waarvan de werkingsduur verlengd was, onverwijld ingetrokken (artikel 21, derde lid). Dat gebeurt bij koninklijk besluit dat de datum van intrekking bepaalt.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 35 300 IV, nr. 6.

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 35 300 IV, nr. 36.

X Noot
3

Kamerstukken 2019/20, 35 300 IV, nr. 11.

X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 35 300 IV, nr. 6. Op 5 december 2019 is de meest recente voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 IV, nr. 36).

X Noot
2

Zie ook het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 31 januari 2018 inzake het voorstel van wet houdende voorziening in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius), Kamerstukken II 2017/18, nr. 4, p. 5.

X Noot
3

Zie ook de opmerkingen van de maatschappelijke adviesraad hieromtrent in onderdeel 6 van de toelichting.

X Noot
4

Zie artikel 8, derde lid, van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius, Stb. 2018, 26.

X Noot
5

Memorie van Toelichting p. 14.

X Noot
6

In eerste instantie de regeringscommissaris en naderhand met het bestuurscollege.

X Noot
7

Daarmee samenhangend artikel 25 IVBPR en artikel 3, eerste Protocol EVRM.

X Noot
8

In deze voorlichting adviseerde de Afdeling onder meer om verschillende toezichtsregimes op te nemen in de WolBES en FinBES en om meer te werken met gedifferentieerde wetgeving, waarbij ook tussen de eilanden onderling gedifferentieerd kan worden. Daarnaast adviseerde de Afdeling om specifieke uitkeringen zoveel mogelijk te bundelen, de positie van de gezaghebber te bezien en de functie van Rijksvertegenwoordiger af te schaffen (Voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State van 17 juli 2019 betreffende de bestaande vormgeving tussen Caribisch en Europees Nederland en de coördinerende rol van BZK, bijlage bij Kamerstukken II 2019/20, 35300-IV-11).

X Noot
9

Zie in dit verband ook Kamerstukken II 2017/18, 34 877, nr. 3, blz. 10 en nr. 4, p. 6.

X Noot
10

Zie ook het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 31 januari 2018 inzake het voorstel van wet houdende voorziening in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius), Kamerstukken II 2017/18, nr. 4, p. 5.

X Noot
1

Kamerstukken II 2017/18, 34 877, nr. 3, p. 3–4.

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 35300-1V, nr. 6.

X Noot
3

Commissie van Wijzen, ‘Nabijheid of distantie, een wereld van verschil’ 5 februari 2018.

X Noot
4

Kamerstukken II 2017/18, 31 568, nr. 196.

X Noot
5

Stb. 2018, 26.

X Noot
6

Met inachtneming van artikel J 1, eerste lid, van de Kieswet.

X Noot
7

Kamerstukken II 2017/18, 34 775-IV, nr.41, Kamerstukken II 2018/19, 35 000-IV, nr.29 en Kamerstukken II 2018/19, 35 000-IV, nr.57.

X Noot
8

Kamerstukken II 2019/20, 35300-1V, nr. 6.

X Noot
9

Kamerstukken II 2017/18, 34 877, nr. 4.

X Noot
10

Vgl. artikel 217, tweede lid, van de WolBES.

Naar boven