TOELICHTING
1. Algemeen
Met deze regeling wordt conform de motie Bruins/ Heerma1 een uniforme wachttijd toegevoegd aan de voorwaarden voor een uitkering op grond
van artikel 18 van de Werkloosheidswet (WW) in verband met buitengewone natuurlijke
omstandigheden (onwerkbaar weer). De motie verzoekt de regering een uniforme wachttijd
in te voeren in de nog in te voeren calamiteitenregeling, maar deze regeling zal voorlopig
nog niet in werking treden. De beoogd uitvoerder UWV heeft tot 2022 geen veranderruimte
in het ICT-portfolio. Met de invoering van de WW-premiedifferentiatie naar de aard
van het contract worden de sectorfondsen met ingang van 1 januari 2020 opgeheven.
Doordat uitkeringen op grond van cao-regelingen in verband met onwerkbaar weer niet
langer uit de sectorfondsen worden betaald, maar uit het Algemeen Werkloosheidsfonds
(AWf), is het bepalen bij cao van het aantal wachtdagen alvorens gebruik gemaakt kan
worden van de regeling niet langer logisch. In de ene cao zou bijvoorbeeld gekozen
worden voor één wachtdag alvorens bij vorst aanspraak gemaakt kan worden op een WW-uitkering
en in de andere cao voor een wachtperiode van twee weken. Onder de huidige sectorindeling
is die keuze van invloed op de hoogte van de sectorale premie, maar in het nieuwe
stelsel heeft die keuze enkel effect op de AWf-premie die door alle werkgevers wordt
afgedragen. Daarom is het wenselijk een uniforme wachttijd te stellen. Dat is dan
ook de belangrijkste strekking van deze regeling.
Gelijktijdig met deze regeling zijn bij Koninklijk Besluit van 18 december 2019 (Stb. 503) het in de Wet werk en zekerheid (Wwz) gewijzigde eerste lid en het nieuwe negende
lid van artikel 628 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in werking getreden
en is in verband hiermee tevens het laten vervallen van artikel 627 van Boek 7 van
het BW in werking getreden waarin de Wwz eveneens voorziet. Tevens treden in verband
met deze regelingen enkele onderdelen van de Wet vereenvoudiging regelingen UWV in
werking. In de eerste plaats betreft dit een aanvulling op artikel 25 van de WW in
artikel I, onderdeel L, waarin geregeld wordt dat de werkgever ook verplicht is relevante
informatie door te geven aan het UWV, voor zover relevant voor een uitkering op grond
van artikel 18, eerste lid, van de WW. Daarnaast wordt in artikel I, onderdeel Q,
van de Wet vereenvoudiging regelingen UWV geregeld in artikel 36, eerste lid, van
de WW dat indien een uitkering op grond van art 18 van de WW wordt teruggevorderd,
de werkgever het teruggevorderde bedrag niet kan verhalen op de werknemer. Deze onderdelen
treden gelijktijdig in werking met deze regeling.
De grondslag voor deze regeling is gelegen in artikel 628, negende lid, van Boek 7
van het BW. In artikel XXXIV, onderdeel B, van de Verzamelwet SZW 2015 was als overgangsrecht
voor de Wwz geregeld dat tot het moment waarop het negende lid in werking treedt,
sociale partners bij cao afspraken kunnen maken over de voorwaarden van gebruik van
de WW bij onwerkbaar weer. In de memorie van toelichting bij de Verzamelwet SZW 20152 staat daarover:
‘Beoogd is om per 1 april 2016 de Calamiteitenregeling in werking te laten treden.
In deze regeling zal worden bepaald wanneer de verplichting het loon te betalen komt
te vervallen als de arbeid geheel of gedeeltelijk niet kan worden verricht als gevolg
van bij die ministeriële regeling te benoemen buitengewone omstandigheden. Gelet op
de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 april 2016 wordt het al opgenomen overgangsrecht
aangevuld in die zin dat totdat de nieuwe Calamiteitenregeling in werking treedt,
de huidige afwijkingsmogelijkheid van de loondoorbetalingsverplichting blijft bestaan,
zij het enkel voor die gevallen waarin van deze afwijkingsmogelijkheid gebruik wordt
gemaakt vanwege buitengewone natuurlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 18
van de WW. Dit schept de mogelijkheid om ook na de datum van inwerkingtreding van
het door de Wwz gewijzigde artikel 7:628 (beoogde datum is 1 juli 2014) om voornoemde
reden en tot de datum van inwerkingtreding van de Calamiteitenregeling bij cao of
regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan af te wijken van de loondoorbetalingsplicht.
Zie artikel XXXIV, onderdeel B.’
Nu het nieuwe negende lid van artikel 628 in werking is getreden middels het hiervoor
genoemde Koninklijk Besluit zijn cao-afspraken over het niet voldoen aan de verplichting
tot loondoorbetaling wegens buitengewone natuurlijke omstandigheden op grond van dat
overgangsrecht niet meer mogelijk, maar geldt op grond van artikel 2 van deze regeling
een vrijstelling van de loondoorbetalingsplicht, mits aan de in deze regeling gestelde
voorwaarden wordt voldaan.
Indien een werkgever is vrijgesteld van de verplichting tot loondoorbetaling wegens
buitengewone natuurlijke omstandigheden, krijgt de werknemer op grond van artikel
18, eerste lid, van de WW recht op een WW-uitkering op grond van werkloosheid wegens
buitengewone natuurlijke omstandigheden. Het recht op uitkering bestaat alleen als
de werkgever niet gehouden is het loon door te betalen en de werknemer als gevolg
daarvan ten minste vijf uur per week of ten minste de helft van zijn arbeidsuren per
week minder heeft gewerkt. Daarnaast dient de werknemer beschikbaar te zijn om arbeid
te aanvaarden. Als de werkgever voor zijn werknemers bij het UWV een WW-uitkering
wil aanvragen in verband met onwerkbaar weer, moet hij daarvoor aan het UWV melden
dat de werkzaamheden stilliggen door onwerkbaar weer. Hij dient daarvoor het formulier
Aanvraag WW-uitkering wegens onwerkbaar weer te gebruiken.
Ten behoeve van de handhaafbaarheid van de regeling is in artikel 6, eerste lid, voorzien
in een aantal gevallen waarin de vrijstelling niet meer geldt of vervalt. Het gaat
daarbij onder andere om gevallen waarin het UWV constateert dat een werkgever ondanks
de melding dat geen arbeid kan worden verricht, een of meer werknemers toch laat werken
en het niet meewerken aan controle. In dergelijke gevallen vervalt de vrijstelling
van de loondoorbetalingsplicht voor de werkgever ten aanzien van alle werknemers voor
de betreffende werkgever voor de betreffende omstandigheid. Als de vrijstelling niet
voor de werkgever geldt, is de werkgever verplicht het loon van de werknemer te voldoen.
De reeds op grond van artikel 18 van de WW betaalde uitkeringen zijn onverschuldigd
betaald. Indien aan de werkgever reeds WW-uitkeringen zijn verstrekt, zullen deze
als gevolg van het vervallen van de vrijstelling van de werkgever worden teruggevorderd
op grond van artikel 36, tweede lid, van de WW. De werkgever kan het teruggevorderde
bedrag door inwerkingtreding van de hiervoor genoemde toevoeging aan artikel 36, eerste
lid, van de WW niet verhalen op de werknemer.
Indien de werkgever het niet eens is met het vervallen van de vrijstelling, kan hij
tegen deze beslissing van UWV in bezwaar. Weigert de werkgever daarnaast het loon
aan de werknemer te betalen omdat hij het niet eens is met het vervallen van de vrijstelling,
dient de werknemer een loonvordering in te stellen bij de burgerlijke rechter.
Tevens regelt artikel 6, tweede lid, dat een werkgever in dat geval gedurende een
jaar vanaf de dag waarop de betreffende vrijstelling vervalt, voor geen enkele werknemer
meer in aanmerking komt voor vrijstelling van de loondoorbetalingplicht in verband
met buitengewone natuurlijke omstandigheden. Gedurende dat jaar tellen de dagen waarop
in verband met buitengewone natuurlijke omstandigheden de overeengekomen arbeid niet
kan worden verricht, niet mee als wachtdagen. Hierbij is in ogenschouw genomen dat
met de onderhavige regeling de werkgever een zekere vrijheid wordt geboden om van
de vrijstelling van de loondoorbetalingsplicht gebruik te maken. Daarbij past het
om een werkgever een jaar lang uit te sluiten van een vrijstelling op de loondoorbetalingsplicht
bij onwerkbaar weer als hiervan misbruik wordt gemaakt. De verwachting is dat hier
een sterke preventieve werking vanuit zal gaan.
Tot de datum van inwerkingtreding van deze regeling geldt het in de cao vastgelegde
aantal wachtdagen. Na deze datum geldt het aantal wachtdagen zoals vastgelegd in deze
regeling. Vanaf het moment dat de regeling in werking treedt, kan na een melding worden
begonnen met het tellen van wachtdagen. Dagen waarop niet kan worden gewerkt ten gevolge
van buitengewone natuurlijke omstandigheden die eerder dan deze datum hebben plaatsgevonden,
tellen niet mee voor het vereiste aantal wachtdagen waarna grond van deze regeling
een uitzondering op de loondoorbetalingsplicht geldt.
2. Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepaling
Artikel 1 regelt de definities van de begrippen ‘loondoorbetalingsplicht’, ‘buitengewone
natuurlijke omstandigheden’, ‘wachtdagen’ en ‘UWV’. Voor zover nodig worden deze begrippen
toegelicht bij de artikelen 2 en 3.
Artikel 2 Vrijstelling bij buitengewone natuurlijke omstandigheden
Artikel 2 van deze regeling voorziet in een vrijstelling van de verplichting van de
werkgever tot loondoorbetaling op grond van artikel 628, eerste lid, van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek indien het niet verrichten van de overeengekomen arbeid het
gevolg is van buitengewone natuurlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 18, eerste
lid, van de Werkloosheidswet, en daarover bij collectieve arbeidsovereenkomst, dan
wel bij regeling van het daartoe bevoegde bestuursorgaan, een regeling is getroffen
waarin wordt beschreven in welke buitengewone natuurlijke omstandigheden en onder
welke voorwaarden er niet zal worden gewerkt. Daarnaast dient te worden voldaan aan
het in artikel 3 genoemde aantal wachtdagen. Wachtdagen worden in artikel 1 omschreven
als werkdagen waarin niet kan worden gewerkt ten gevolge van de een omstandigheid,
genoemd in artikel 3, onderdeel a, b of c. De betrokken omstandigheid kan bestaan
uit (1) vorst, ijzel of sneeuwval, (2) overvloedige regenval of (3) een andere buitengewone
natuurlijke omstandigheid. Wachtdagen mogen daarbij geen werkdagen betreffen waarop
ten gevolge van feestdagen niet wordt gewerkt, of dagen waarop een bedrijf wegens
vakantie gesloten is, en de betreffende wachtdagen moeten overeenkomstig artikel 4
zijn gemeld aan het UWV. De vrijstelling van de verplichting tot loondoorbetaling
is gebaseerd op artikel 628, negende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en
stelt de werkgever vrij van de in artikel 628, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek neergelegde verplichting van de werkgever om het naar tijdruimte vastgestelde
loon van de werknemer te voldoen, indien het niet verrichten van arbeid niet in redelijkheid
voor de rekening van de werknemer dient te komen. Als voorwaarde wordt verder gesteld
dat de betrokken werknemers aanspraak hebben op een uitkering op grond van artikel
18 van de Werkloosheidswet. Indien een werknemer niet blijkt te voldoen aan de vereisten
voor een WW-uitkering, dient het loon dus te worden doorbetaald. Tot slot dient de
werkgever voldaan te hebben aan de meldingsplicht aan UWV overeenkomstig artikel 4.
Artikel 3 Wachtdagen
Voor de omstandigheden vorst, ijzel en sneeuwval gelden er 2 wachtdagen in het betreffende
winterseizoen (1 november-31 maart). Daarbij tellen wachtdagen waarbij niet gewerkt
kan worden ten gevolge van andere buitengewone natuurlijke omstandigheden dan vorst,
ijzel en sneeuwval niet mee, en tellen wachtdagen wegens vorst, ijzel en sneeuwval
ook niet mee met de wachtdagen voor andere omstandigheden. In artikel 1 wordt in de
omschrijving van het begrip ‘buitengewone natuurlijke omstandigheden’ geregeld dat
deze omstandigheden voor een beroep op de uitzondering op de loondoorbetalingsplicht
zich moeten hebben voorgedaan in de periode van 1 november tot en met 31 maart. Ook
de wachtdagen moeten in die periode zijn gelegen.
Indien ten gevolge van overvloedige regenval niet kan worden gewerkt, wordt voorzien
in 19 wachtdagen per kalenderjaar. De wachtdagen voor overvloedige regenval tellen
daarbij niet mee met de wachtdagen voor omstandigheden als bedoeld in het eerste of
derde lid, en eveneens tellen wachtdagen wegens omstandigheden als bedoeld in het
eerste of derde lid niet mee met de wachtdagen voor overvloedige regenval. Opgemerkt
wordt dat in artikel 1 tevens als voorwaarde wordt gesteld dat op een dag waarop niet
kan worden gewerkt wegens overvloedige regenval het tussen 7.00 en 19.00 uur ten minste
300 minuten per dag moet hebben geregend.
Voor overige buitengewone natuurlijke omstandigheden geldt de voorwaarde dat een wachttijd
van 2 werkdagen per kalenderjaar in acht dient te worden genomen, waarin ten gevolge
van overige buitengewone natuurlijke omstandigheden niet gewerkt kon worden. Daarbij
worden de wachtdagen voor alle overige buitengewone natuurlijke omstandigheden samengeteld.
Wachtdagen wegens vorst, ijzel, sneeuwval of regenval wordt niet meegeteld. Opgemerkt
wordt nog dat overige buitengewone natuurlijke omstandigheden ook omstandigheden in
verband met hoog water kunnen betreffen. Niettemin is voor de naamgeving van deze
regeling gekozen voor ‘Regeling onwerkbaar weer’.
Artikel 4 Melding bij buitengewone natuurlijke omstandigheden
In artikel 4 wordt de verplichting geregeld van de werkgever om melding te doen aan
het UWV indien zich een buitengewone natuurlijke omstandigheid voordoet ten gevolge
waarvan de overeengekomen arbeid niet kan worden verricht. Bij de melding moet de
werkgever per werknemer melden gedurende welk tijdvak van de dag en welk aantal arbeidsuren
op welke werklocatie de arbeid niet kan worden verricht. Daarnaast dient de werkgever
de functie van de werknemer aan te geven en waarom als gevolg van de betreffende omstandigheid
er niet kan worden gewerkt. Met behulp van deze melding kan het UWV onder meer controleren
of voldaan is aan het aantal wachtdagen per categorie van buitengewone natuurlijke
omstandigheden. Deze melding moet per dag waarop niet kan worden gewerkt, worden gedaan,
en moet op de dag waarop de melding betrekking heeft, zijn ontvangen door het UWV.
De melding geldt voor de gehele dag. De melding dient bovendien vanuit het oogpunt
van controleerbaarheid vóór 10:00 uur ‘s morgens door het UWV te zijn ontvangen indien
de melding betrekking heeft op een buitengewone natuurlijke omstandigheid wegens vorst,
sneeuw of ijzel, dan wel een overige omstandigheid als bedoeld in artikel 3, onderdeel
c. Een melding van onwerkbaar weer wegens overvloedige regenval moet op de betreffende
dag worden gedaan, omdat een werkgever aan het begin van een werkdag nog niet weet
of is voldaan aan het vereiste dat het tussen 7:00 en 19:00 uur ten minste 300 minuten
heeft geregend. De melding wordt gedaan met behulp van een door het UWV beschikbaar
te stellen formulier. Indien een werkgever nalaat de melding te doen overeenkomstig
dit artikel, worden de niet gewerkte uren ingevolge artikel 2, eerste lid, niet in
aanmerking genomen voor de vrijstelling van de loondoorbetalingsplicht of de bepaling
van het aantal wachtdagen.
Artikel 5 Vrijstelling wegens ontheffing van het verbod op werktijdverkorting
In artikel 5 wordt voorzien in een vrijstelling van de plicht tot loondoorbetaling
voor zover een ontheffing in verband met werktijdverkorting is verleend op grond van
artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945. In deze
regeling zelf wordt echter vooralsnog niet voorzien in een regeling omtrent werktijdverkorting.
Om die reden blijft artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945
vooralsnog van kracht. Het kabinet blijft wel voornemens de calamiteitenregeling in
te voeren, waarin werktijdverkorting zelf wordt geregeld, zodra dit uitvoeringstechnisch
mogelijk is.
Artikel 6 Vrijstelling geldt niet of vervalt
In dit artikel is geregeld wanneer de vrijstelling van de loondoorbetalingsplicht
niet geldt en wanneer deze, nadat voldaan is aan de hiervoor geldende voorwaarden,
met terugwerkende kracht komt te vervallen vanaf de aanvang van de betreffende omstandigheid.
Dat is het geval als:
-
a. het UWV heeft geconstateerd dat een werknemer na 10:00 uur in de ochtend aanwezig
is op een locatie waar de werknemer zijn arbeid gewoonlijk verricht, of op elke andere
locatie waar de werkgever arbeid gewoonlijk laat verrichten, op een tijdstip waarop
de werknemer in verband met omstandigheden waarvoor een vrijstelling of ontheffing
geldt, geen arbeid verricht;
-
b. het UWV heeft geconstateerd dat een werknemer arbeid heeft verricht voor de werkgever
op een tijdstip waarop de werknemer in verband met omstandigheden waarvoor een vrijstelling
of ontheffing geldt geacht wordt geen arbeid te verrichten;
-
c. een persoon, waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat hij werknemer is, geweigerd
heeft zich bij een controle door het UWV te identificeren;
-
d. het UWV heeft vastgesteld dat de door de werkgever opgegeven hem ter beschikking staande
arbeidscapaciteit niet in overeenstemming is met de werkelijk hem ter beschikking
staande arbeidscapaciteit;
-
e. de werkgever geen medewerking verleend aan het UWV in het kader van het te houden
toezicht op de naleving van de regeling;
-
f. de werkgever niet beschikt over een administratie aan de hand waarvan het UWV de beschikbare
arbeidscapaciteit van de werkgever en het aantal niet gewerkte uren per werknemer
kan vaststellen.
Meldingen door werkgevers zullen door het UWV steekproefsgewijs worden gecontroleerd.
Als bij controle blijkt dat één van de hiervoor genoemde situaties zich voordoet,
ten aanzien van één of meerdere werknemers, dan geldt op grond van het tweede lid
dat de werkgever, voor geen enkele werknemer gedurende een jaar meer een beroep op
de regeling zal kunnen doen voor wat betreft buitengewone natuurlijke omstandigheden.
De termijn van één jaar gaat in vanaf het moment dat de vrijstelling niet meer geldt
of is komen te vervallen. Als één van de hiervoor genoemde situaties zich voordoet
dan komt de vrijstelling van de loondoorbetalingsplicht voor die buitengewone natuurlijke
omstandigheid ook met terugwerkende kracht te vervallen op grond van het eerste lid.
Opgemerkt zij nog dat het tweede lid niet geldt bij vrijstelling van de loonbetalingsplicht
op grond van een ontheffing van het verbod op werktijdverkorting op grond van artikel
5.
Ten slotte geldt dat als aan de werkgever reeds WW-uitkeringen zijn verstrekt, deze
als gevolg van het vervallen van de vrijstelling van de werkgever zullen worden teruggevorderd.
Immers door het met terugwerkende kracht vervallen van de vrijstelling, is de werkgever
verplicht het loon van de werknemer te voldoen en zijn alle op grond van artikel 18
van de WW betaalde uitkeringen onverschuldigd betaald. Deze wijziging is verder toegelicht
in het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel 7 Wijziging van een andere regeling
In artikel 7 wordt in de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 22 juni 2015, nr. 2015-0000103205, tot wijziging van enkele ministeriële regelingen
in verband met onder meer de invoering van de Wet werk en zekerheid (Stcrt. 2015, 17649) een technische wijziging aangebracht in de inwerkingtredingsbepaling omdat -anders
dan eerder beoogd- het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) niet wordt
ingetrokken op het moment waarop de grondslag voor de calamiteitenregeling in werking
treedt. De wijzigingen in die regeling voorzien in een technische aanpassing in verband
met het vervallen van het BBA 1945.
Artikel 8 Overgangsartikel
Om een spoedige inwerkingtreding van de regeling mogelijk te maken zijn enkele overgangsregels
noodzakelijk. In het eerste lid wordt geregeld dat in de periode tot 1 november 2020
als voorwaarde nog niet geldt dat een CAO moet regelen in welke buitengewone natuurlijke
omstandigheden de overeengekomen arbeid niet kan worden verricht. Er hoeft slechts
een regeling te zijn opgenomen onder welke voorwaarden er niet wordt gewerkt. Te denken
valt aan de voorwaarde dat de werkgever de WW-uitkering aanvult tot 100 procent van
het loon, zoals doorgaans in cao’s is opgenomen. CAO-partijen krijgen hiermee tot
1 november 2020 de gelegenheid de CAO aan te vullen door op te nemen onder welke buitengewone
natuurlijke omstandigheden er niet zal worden gewerkt.
In het tweede lid wordt geregeld dat in de melding dat op een bepaalde dag sprake
is van onwerkbaar weer tot 1 november 2020 geen persoonsgegevens van de werknemers
worden opgenomen die ten gevolge daarvan niet kunnen werken op die dag. Dit is nodig
omdat persoonsgegevens ingevolge de Algemene verordening gegevensbescherming op een
voldoende beveiligde manier moeten worden aangeleverd. Aangezien de melding elektronisch
zal geschieden, en het UWV heeft aangegeven de benodigde technische beveiligingsvoorziening
niet eerder gereed te hebben dan 1 november 2020, is het niet mogelijk persoonsgegevens
van werknemers op te nemen in de melding. Om die reden hoeft een melding, gedaan voor
1 november 2020 geen persoonsgegevens van werknemers te bevatten. Wel moet het aantal
werknemers dat niet kan werken worden gemeld.
In het derde lid wordt erin voorzien dat onwerkbare dagen ten gevolge van vorst, ijzel
of sneeuw in de winterperiode van 1 november 2019 tot en met 31 december 2019 niet
meetellen als wachtdag. Vanaf 1 januari 2020 kan dus ook voor die omstandigheden pas
worden begonnen met het tellen van wachtdagen.
Artikel 9 Inwerkingtreding
In artikel 9 wordt in inwerkingtreding per 1 januari 2020 voorzien. Spoedige inwerkingtreding
is wenselijk, omdat vanaf 1 januari 2020 de sectorfondsen zijn opgeheven, van waaruit
de WW-uitkeringen in verband met onwerkbaar weer werden betaald, en hetgeen aanleiding
is om verplicht aantal wachtdagen te introduceren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees