Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 16 december 2019, nummer 2771730, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdvijfenzestigste wijziging)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikelen 2c, vijfde lid, 2l, eerste lid, 9, eerste en vijfde, 24, tweede lid, en 37, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 3.4, 4.21, eerste lid, onderdeel a, 4.53, tweede lid, onder c, en 6.4, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘bijlage 7a2’ ingevoegd ‘en bijlage 7a3’.

2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma in het derde lid, onderdeel o, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

  • p. arbeid als zelfstandige toegestaan, arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist.

3. In het vierde lid wordt ‘artikel 3.4, vierde lid, van het Besluit’ vervangen door ‘artikel 3.4, derde lid, van het Besluit’.

B

Artikel 3.2a vervalt.

C

Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een bedrag van € 3.927’ vervangen door ‘een bedrag van € 4.017’.

2. In het tweede lid wordt ‘een bedrag van € 1.963’ vervangen door ‘een bedrag van € 2.008’.

D

Artikel 1.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een bedrag van € 153’ vervangen door ‘een bedrag van € 157’.

2. In het derde lid wordt ‘een bedrag van € 45’ vervangen door ‘een bedrag van € 46’.

E

In artikel 3.34 wordt de tarieftabel vervangen door:

I. Verblijfsdoel

II. Verlening of wijziging

III. Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’

€ 174

€ 174

b. ‘verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’

€ 174, of als vermogende vreemdeling: € 2.223

€ 174, of als vermogende vreemdeling: € 1.112

c. ‘arbeid als zelfstandige’

In het kader van ‘arbeid als zelfstandige’ als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit € 333, overige € 1.379

€ 369

d. ‘arbeid als kennismigrant’

€ 290

€ 290

e. ‘verblijf als houder van de Europese blauwe kaart’

€ 290

€ 290

f. ‘seizoenarbeid’

€ 174

€ 174

g. ‘overplaatsing binnen een onderneming’

€ 290

€ 290

h. ‘arbeid in loondienst’

€ 290

€ 290

i. ‘grensoverschrijdende dienstverlening’

€ 290

€ 290

j. ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2016/801/EU’

€ 174

€ 174

k. ‘lerend werken’

€ 290

€ 290

l. ‘arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel’

€ 0

€ 0

m. ‘studie’

€ 174

€ 174

n. ‘het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’

€ 174

niet van toepassing

o. ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’

€ 290

€ 290

p. ‘medische behandeling’

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 1.057

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 369

q. ‘tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 333, overige € 0

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 333, overige € 0

r. ‘het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap’

€ 1.057

€ 369

s. ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, overige € 1.057

In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, in het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen € 168, overige € 369

t. alle overige verblijfsdoelen

€ 1.057

€ 369

F

In artikel 3.34a wordt de tarieftabel vervangen door:

I. Categorie

II. Verlening of wijziging

III. Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’ indien het een kind betreft die verblijf vraagt bij een ouder

€ 174

€ 174

b. gezinslid van een houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen welk gezinslid het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt

€ 174

€ 174

c. houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in een andere lidstaat of een gezinslid daarvan die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet aanvraagt

€ 174

€ 174

d. vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie

€ 58

€ 58

e. vreemdeling die in aanmerking komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet

€ 58

€ 58

f. vreemdeling met de nationaliteit van Argentinië, Australië, Canada, Hong Kong, Nieuw Zeeland dan wel Zuid-Korea die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in het kader van het Working Holiday Scheme of het Working Holiday Programme

€ 58

niet van toepassing

g. vreemdeling met de nationaliteit van Canada die het verblijfsdoel ‘lerend werken’ aanvraagt, in het kader van het Young Workers Exchange Programme

€ 58

€ 58

h. vreemdeling die werkzaamheden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het op 7 juni 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland (Trb. 2007, 25) verricht en het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 68

€ 68

i. vreemdeling die met het oog op de voorlaatste alinea van de brief van 21 december 2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties, behorend bij het op 21 december 2007 te New York tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228), het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 68

€ 68

j. vreemdeling die het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt en die om vrijstelling van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM en aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting te kunnen voldoen

€ 0

€ 0

k. vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden of met een ander verblijfsdoel dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 3.48, eerste lid, onder g, of 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit

€ 0

€ 0

m. de vreemdeling in aanmerking komt voor verlenging van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel van 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid voor verblijf bij een vreemdeling aan wie in het kader van dreigend eergerelateerd geweld, slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden is verleend

niet van toepassing

€ 0

n. de broer en zus die een aanvraag indienen voor ‘verblijf als familie- en gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van het beleid voor de Afghaanse vreemdeling die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is

€ 0

€ 0

o. vreemdeling die een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 3.101, tweede lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

p. de vreemdeling waaraan een verblijfsvergunning is verleend in het kader van verblijf als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command-headquarters) onder de beperking ‘arbeid in loondienst’

€ 290

€ 0

G

In artikel 3.34c, eerste lid, wordt ‘een bedrag van € 382’ vervangen door ‘een bedrag van € 391’.

H

In de artikelen 3.34c, tweede lid, 3.34g, eerste lid, en 3.43b, eerste lid, wordt ‘een bedrag van € 171’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 174’.

I

In de artikelen 3.34g, tweede, derde en vierde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34ha, eerste en tweede lid, 3.34j, derde en vierde lid, 3.34jb, 3.43b, tweede en vierde lid, 3.43c, derde en vierde lid, 3.43e, 3.51, tweede lid, 3.52 en 3.52b wordt ‘een bedrag van € 57’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 58’.

J

In de artikelen 3.34ja, 3.34k, tweede en derde lid, 3.43d en 3.52a wordt ‘een bedrag van € 30’ telkenmale vervangen door ‘een bedrag van € 31’.

K

In artikel 3.34k, eerste lid, wordt ‘een bedrag van € 108’ vervangen door ‘een bedrag van € 110’.

L

In de artikelen 3.34j, eerste, tweede en vijfde lid, 3.43c, eerste en tweede lid, en 3.51, eerste lid, wordt telkenmale ‘een bedrag van € 132’ vervangen door ‘een bedrag van € 135’.

M

In artikel 4.35, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘verblijf’ vervangen door ‘verblijft’.

N

Na bijlage 7a2 wordt de bij deze regeling opgenomen bijlage 7a3, behorend bij artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, ingevoegd.

O

In bijlage 22, behorend bij artikel 6.2a, wordt ‘€ 597’ vervangen door ‘€ 686’, ‘€ 55’ vervangen door ‘€ 60’ en ‘€ 191’ vervangen door ‘€ 298’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 december 2019

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

BIJLAGE 7A3, BEHOREND BIJ ARTIKEL 3.1, EERSTE LID, ONDERDEEL A

Schriftelijke verklaring waaruit volgt dat een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk of zijn derdelander familielid hier een tijdelijk verblijfsrecht op grond van artikel 3.4, derde lid van het Besluit geniet

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat onder andere een aanpassing van de legestarieven, de opname van een nieuwe arbeidsmarktaantekening en een actualisering van enkele tarieven in verband met het kostenverhaal.

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze uitzondering is toegestaan omdat de doelgroep bij de wijzigingen van de leges (artikel I, onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H, I en J) een financieel belang heeft (Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en N (artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, vierde lid, en bijlage 7a3)

In paragraaf B13 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is de ‘Terugtrekkingsregeling verblijfsrecht VK-onderdanen en familieleden’ (hierna: de Terugtrekkingsregeling) opgenomen. Hierin zijn de beleidsregels weergegeven om te bewerkstelligen dat het verblijfsrecht van VK- onderdanen en hun familieleden na de terugtrekking van het VK uit de EU zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. De Terugtrekkingsregeling is geactualiseerd omdat de terugtrekking van het VK niet heeft plaatsgevonden op 29 maart 2019 en inmiddels wordt voorzien op 31 oktober 2019. Op grond van de oorspronkelijke Terugtrekkingsregeling zijn aan VK-onderdanen en hun familieleden die op 29 maart 2019 rechtmatig in Nederland verbleven ambtshalve verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd verleend. De schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat dit tijdelijke verblijfsrecht is verleend gedurende een nationale overgangsperiode van 29 maart 2019 tot 1 juli 2020 is opgenomen in model 7a2, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000. In de geactualiseerde Terugtrekkingsregeling is een nieuwe nationale overgangsperiode opgenomen, van 31 oktober 2019 tot en met 31 januari 2021. De ambtshalve verblijfsvergunning op grond van de nieuwe overgangsregeling van de Terugtrekkingsregeling wordt wederom in de vorm van een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 toegezonden aan het adres waar de betrokkene staat ingeschreven in de Basis Registratie Personen. Middels het model in bijlage 7a3 wordt vastgesteld hoe de hier bedoelde schriftelijke verklaring eruitziet. Het model in bijlage 7a2, dat weergeeft hoe de reeds verstuurde schriftelijke verklaringen eruitzien, blijft eveneens geldig. VK-onderdanen en hun familieleden kunnen na de terugtrekking ook middels die verklaring en een geldig paspoort hun verblijfsrecht aantonen, zolang de geldigheidsduur ervan niet is verstreken.

Artikel 3.1, derde lid

Aan het derde lid wordt een nieuwe arbeidsmarktaantekening toegevoegd naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met enkele wijzigingen in de categorieën vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning wordt voorzien van een aantekening waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid. Het betreft familie- of gezinsleden van vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ die alleen in Nederland mogen werken als zelfstandige. Om het vestigingsklimaat voor ondernemers te bevorderen is met deze wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen geregeld dat familie- of gezinsleden van buitenlandse zelfstandigen kunnen werken zonder in het bezit te hoeven zijn van een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Artikel 3.1, vierde lid

Door de vernummering van het vierde lid tot derde lid bij wijziging van artikel 3.4 Vreemdelingenbesluit 2000 in het besluit van 8 april 2019 (Staatsblad 2019, 143) is de verwijzing naar de aantekening in het geval van een beroep op de algemene middelen naar het derde lid verplaatst. In het vierde lid van artikel 3.1 werd echter nog verwezen naar het vierde lid. Dat is hierbij aangepast.

Onderdeel B (artikel 3.2a)

Op 1 januari 2014 zijn de beperkingen in het recht op vrij verkeer van werknemers voor derdelanders met de nationaliteit van Bulgarije en Roemenië opgeheven. Hiermee kregen zij eenzelfde positie op de Nederlandse arbeidsmarkt als andere EU-onderdanen. Dit betekent onder andere dat zij in dienst kunnen treden bij een Nederlandse werkgever, zonder dat de werkgever een tewerkstellingsvergunning hoeft aan te vragen. Artikel 3.2a is daarmee overbodig geworden en vervalt.

Onderdelen C, D, E, F, G, H, I, J, K en L (artikelen 1.11, eerste en tweede lid, 1.17, eerste en derde lid, 3.34, 3.34a, 3.34c, eerste en tweede lid, 3.34g, eerste tot en met vierde lid, 3.34h, eerste en tweede lid, 3.34ha, eerste en tweede lid, 3.34j, eerste tot en met vierde lid, 3.34ja, 3.34jb, 3.34k, eerste tot en met derde lid, 3.43b, eerste, tweede en vierde lid, 3.43c, eerste tot en met vierde lid, 3.43d, 3.43e, 3.51, eerste en tweede lid, 3.52, 3.52a en 3.52b)

Bij brief van 20 december 2018 is de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2018/19, 30 573, nr. 169) geïnformeerd over de aanpassing van de leges voor reguliere verblijfsvergunningen die worden afgegeven uit hoofde van EU-richtlijnen over legale migratie. Deze tarieven zijn met ingang van 1 januari 2019 gekoppeld aan het legestarief voor de nationale identiteitskaart. Het tarief voor de nationale identiteitskaart is met ingang van 1 januari 2020 vastgesteld op € 58. De tarieven bestaan uit 3 x het tarief voor de nationale identiteitskaart (3 x € 58 = € 174) of 5 x het tarief voor de nationale identiteitskaart (5 x € 58 = € 290). Voorts is rekening gehouden met de langere duur van afgifte van de nationale identiteitskaart (10 jaar) ten opzichte van de maximale geldigheidsduur van een verblijfsvergunning (maximaal 5 jaar).

Voor de overige legestarieven geldt dat deze met ingang van 1 januari 2020 worden geïndexeerd. De leges zijn geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de cao-lonen zoals berekend door het CBS (2,3%), conform de handelwijze bij de indexering van de leges die geheven worden in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Voor een nadere toelichting over het indexeringscijfer wordt verwezen naar de toelichting bij de Beschikking wijzigingspercentage optie- en naturalisatiegelden 2020 (Stcrt. 2019, 47253).

Onderdeel M (artikel 4.35, eerste lid, onderdeel b)

Dit betreft het herstel van een taalkundige verschrijving.

Onderdeel O (bijlage 22, behorend bij artikel 6.2a)

In deze bijlage zijn de tarieven voor de kosten van het aanvraagproces voor een laissez passer, de kosten van een tolk tijdens het vooronderzoek en de kosten voor vreemdelingenbewaring geactualiseerd.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Naar boven