Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 4 oktober 2019, nr. WJZ/ 19228697, houdende wijziging van de Mijnbouwregeling in verband met het stellen van nadere regels over de uitvoering van de operationele strategie door de houder van de winningsvergunning Groningenveld en regels over de rapportage na afloop van een gasjaar

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikelen 52g, vijfde lid, en 52h, tweede lid, van de Mijnbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

Na artikel 1.3a.4 van de Mijnbouwregeling worden zes artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1.3a.5

  • 1. De houder van de winningsvergunning Groningenveld houdt een overzicht bij van de volgende gegevens:

    • a. grondversnellingen van de aardbevingen in ruimte en tijd;

    • b. grondsnelheden van de aardbevingen in ruimte en tijd;

    • c. het aantal aardbevingen met een magnitude van 1,5 en hoger op de schaal van Richter;

    • d. de aardbevingsdichtheid in ruimte en tijd van aardbevingen met een magnitude van 1,0 en hoger op de schaal van Richter.

  • 2. De houder van de winningsvergunning Groningenveld zorgt dat de gegevens, bedoeld in het eerste lid, doorlopend te raadplegen zijn voor de minister en de inspecteur-generaal der mijnen.

  • 3. De houder van de winningsvergunning Groningenveld stelt twee keer per kalenderjaar een rapportage op over ontwikkelingen in de seismiciteit, waarin ten minste de onderdelen, genoemd in het eerste lid, aan de orde komen en stelt deze ter beschikking aan de minister en de inspecteur-generaal der mijnen.

Artikel 1.3a.6

  • 1. Indien de houder van de winningsvergunning Groningenveld één of meerdere van de volgende waarnemingen doet, meldt hij die waarneming binnen 48 uur aan de minister en de inspecteur-generaal der mijnen:

    • a. het aantal aardbevingen over het afgelopen jaar met een magnitude van 1,5 en hoger op de schaal van Richter is meer dan 15;

    • b. het aantal aardbevingen over het afgelopen jaar met een magnitude van 1,5 en hoger op de schaal van Richter is meer dan 20;

    • c. het aantal aardbevingen over het afgelopen jaar met een magnitude van 1,5 en hoger op de schaal van Richter is meer dan 25;

    • d. de aardbevingsdichtheid over het afgelopen jaar met een magnitude van 1,0 en hoger op de schaal van Richter is meer dan 0,17;

    • e. de aardbevingsdichtheid over het afgelopen jaar met een magnitude van 1,0 en hoger op de schaal van Richter is meer dan 0,25;

    • f. de aardbevingsdichtheid over het afgelopen jaar met een magnitude van 1,0 en hoger op de schaal van Richter is meer dan 0,40.

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet zolang na de melding van de eerste waarneming de daarop volgende waarneming of de daaropvolgende waarnemingen binnen dezelfde categorie blijven zoals omschreven in het eerste lid, onderdelen a tot en met f.

Artikel 1.3a.7

  • 1. Bij overschrijding van de parameters, bedoeld in artikel 1.3a.6, onderdelen b, c, e en f, analyseert de houder van de winningsvergunning Groningenveld de ontwikkeling van de seismiciteit en toetst hij of het veiligheidsrisico significant afwijkt van de gegevens die zijn verstrekt ter onderbouwing van de operationele strategie.

  • 2. De houder van de winningsvergunning Groningenveld rapporteert binnen twee weken aan de minister en de inspecteur-generaal der mijnen over de analyse en de toets, bedoeld in het eerste lid, met daarbij mogelijke voorstellen, binnen of met een aanpassing van de vastgestelde operationele strategie, ter minimalisering van de risico’s.

Artikel 1.3a.8

  • 1. Indien de houder van de winningsvergunning Groningenveld één of meerdere van de volgende waarnemingen doet, meldt hij iedere waarneming terstond aan de minister en de inspecteur-generaal der mijnen:

    • a. een grondversnelling groter dan 0,08 g;

    • b. een grondsnelheid groter dan 50 millimeter per seconde;

  • 2. De houder van de winningsvergunning Groningenveld stuurt een eerste analyse van het bereiken van de waarde, bedoeld in het eerst lid, en de mogelijke gevolgen daarvan voor de veiligheidsrisico’s, binnen 48 uur na de melding aan de minister en de inspecteur-generaal der mijnen.

  • 3. Binnen twee weken volgt een nadere analyse van de waarneming alsmede een toets of het veiligheidsrisico significant afwijkt van de gegevens die zijn verstrekt ter onderbouwing van de operationele strategie.

Artikel 1.3a.9

  • 1. De houder van de winningsvergunning Groningenveld meldt een aardbeving met een magnitude van 3,0 en hoger op de schaal van Richter terstond aan de minister en de inspecteur-generaal der mijnen, en vult deze melding binnen 48 uur aan met een eerste analyse van de aardbeving en de veiligheidsrisico’s.

  • 2. Binnen twee weken volgt een nadere analyse van de aardbeving alsmede een toets of het veiligheidsrisico significant afwijkt van de gegevens die zijn verstrekt ter onderbouwing van de operationele strategie.

Artikel 1.3a.10

De rapportage, bedoeld in artikel 52h, eerste lid, van de wet bevat tevens:

  • a. het aantal graaddagen;

  • b. de inzet van de clusters per kalendermaand;

  • c. de inzet van de gasopslag Norg per kalendermaand;

  • d. een overzicht van de vullingsgraad van de gasopslag Norg per kalendermaand;

  • e. een beschrijving van de waargenomen bodembeweging als gevolg van de inzet van de clusters;

  • f. een analyse van de waargenomen bodembeweging ten opzichte van gegevens over de verwachte bodembeweging;

  • g. een overzicht van de waargenomen productiefluctuaties in relatie tot het bepaalde hierover in de operationele strategie, en;

  • h. een beschrijving van de gehanteerde prioriteitsvolgorde.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 4 oktober 2019

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

TOELICHTING

I ALGEMEEN

§ 1 Aanleiding

De aanleiding voor deze wijziging van de Mijnbouwregeling is de Wet van 17 oktober 2018 tot wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld (Stb. 2018, 371). Deze wet voorziet in een aparte wettelijke regeling om de gaswinning uit het Groningenveld te minimaliseren. De wens van het kabinet is om de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk te beëindigen (Kamerstukken II 2017/18, 33 529, nr. 457). Het kabinet werkt daartoe aan het verlagen van de vraag naar laagcalorisch gas in Nederland en de buurlanden en streeft ernaar om de mogelijkheden om hoogcalorisch gas om te zetten in laagcalorisch gas zo snel mogelijk uit te breiden. Het gas uit het Groningenveld moet het sluitstuk zijn voor de inzet van laagcalorisch gas.

Deze wetswijziging kent in een aantal artikelen een grondslag om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen. Voor de artikelen uit de Gaswet en de Mijnbouwwet die op 1 januari 2019 zijn getreden, heeft reeds een aanpassing van de Uitvoeringsregeling Gaswet en de Mijnbouwregeling plaatsgevonden (Stcrt. 2018, 72338). De onderhavige wijziging van de Mijnbouwregeling voorziet hierin voor de artikelen van de Mijnbouwwet die op 1 oktober 2019 in werking treden. Dit zijn de artikelen die zien op de uitvoering van de operationele strategie en de rapportageplicht van de houder van de winningsvergunning Groningenveld (hierna: vergunninghouder) na afloop van een gasjaar.

§ 2 Hoofdlijnen

In de Mijnbouwregeling worden ter uitvoering van artikel 52g, vijfde lid, van de Mijnbouwwet regels vastgelegd over de uitvoering van de operationele strategie door de vergunninghouder. Zo wordt vastgelegd op welke wijze de vergunninghouder tijdens het uitvoeren van de operationele strategie de gevolgen van de gaswinning uit het Groningenveld dient te monitoren en daarover dient te rapporteren. De gedachte hierachter is dat bezien kan worden of er ingegrepen wordt in de wijze waarop het gas wordt gewonnen, mochten de seismische ontwikkelingen daar aanleiding toe geven. Als onderdeel van het monitoren houdt de vergunninghouder doorlopend een overzicht bij van een aantal parameters. Deze parameters zijn afkomstig uit het Meet- en Regelprotocol (hierna: MRP) dat destijds op grond van een aan het instemmingsbesluit 2016 verbonden voorschrift door de vergunninghouder is opgesteld ten genoegen van de inspecteur-generaal der mijnen. Als de voorgeschreven grenswaarden voor de parameters overschreden worden, volgt uit de Mijnbouwregeling wat de vergunninghouder moet ondernemen om de situatie in beeld te krijgen.

Als bij nadere analyse naar aanleiding van een overschrijding van een of meer van de grenswaarden blijkt dat het verwachte veiligheidsrisico significant hoger is dan wat is berekend ter onderbouwing van de operationele strategie, dan meldt de vergunninghouder dit en vult de vergunninghouder deze melding nader aan met een analyse met daarbij mogelijke voorstellen, binnen de vastgestelde operationele strategie, ter minimalisering van de risico’s. De meldplicht, inclusief een aanvullende analyse, geldt ook voor de vergunninghouder indien er een aardbeving plaatsvindt met een magnitude van 3,0 of hoger op de schaal van Richter.

Daarnaast geeft de regeling aan welke elementen, in aanvulling op de gegevens genoemd in artikel 52h van de Mijnbouwwet, de jaarlijkse rapportage van de vergunninghouder over het afgelopen gasjaar dient te bevatten. Deze ministeriële regeling is een aanvulling op de reeds bestaande verplichtingen aan de vergunninghouder die volgen uit het meetplan, specifiek voor het Groningen gasveld.

§ 3 Inhoud regeling

3.1 Regels over de uitvoering van de operationele strategie voor het Groningenveld

Meten, analyseren, rapporteren

In de Mijnbouwregeling worden diverse artikelen opgenomen met verplichtingen voor de vergunninghouder tijdens het uitvoeren van de operationele strategie. Deze regels zien kortweg op het doorlopend meten, analyseren en rapporteren van gegevens en zaken die zich voordoen bij de uitvoering van de operationele strategie.

De vergunninghouder heeft reeds eerder een MRP ontwikkeld, waarmee op basis van metingen en analyses daarvan ingegrepen kon worden in het productiesysteem van het Groningen gasveld, zodra de ontwikkelingen daar aanleiding toe gaven. Dit protocol vloeide voort uit een voorschrift uit het instemmingsbesluit voor het winningsplan Groningenveld 2016, waarin de vergunninghouder werd gevraagd dit MRP ten genoegen van de inspecteur-generaal der mijnen te ontwikkelen. Op 30 juni 2017 heeft de inspecteur-generaal der mijnen het voorgestelde MRP van de vergunninghouder goedgekeurd (Kamerstukken II 2017/18, 33 529, nr. 384). De voorliggende wijziging van de Mijnbouwregeling verankert de monitoring van seismische ontwikkelingen door middel van de parameters uit het MRP in de regelgeving.

Overname van het volledige MRP past niet binnen de systematiek van de voor het Groningenveld gewijzigde Mijnbouwwet. Onder de gewijzigde Gas- en Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld, wordt jaarlijks door de minister een operationele strategie vastgesteld. De vergunninghouder is op basis van artikel 52f, eerste lid, van de Mijnbouwwet, verplicht om de gaswinning uit te voeren overeenkomstig de operationele strategie, de zogenoemde winningsplicht. Omdat de vergunninghouder zich exact moet houden aan die operationele strategie, beschikt deze niet langer over de mogelijkheid om zelfstandig en naar eigen inzicht aanvullende maatregelen te treffen. Vanuit dat oogpunt past het ‘regeldeel’ uit het MRP niet langer bij de nieuwe systematiek van gaswinning uit Groningen.

In 2019 heeft het Staatstoezicht op de mijnen (hierna: SodM) als toezichthouder een evaluatie van het MRP uitgevoerd (Kamerstukken II 2018/19, 33 529, nr. 676). Deze evaluatie heeft naar voren gebracht dat de systematiek van het MRP door de betrokken partijen wordt omarmd, maar dat aanpassingen nodig zijn vanwege de nieuwe Mijnbouwwet. Het MRP moet in lijn worden gebracht met de veranderde rollen en verantwoordelijkheden van de vergunninghouder, toezichthouder en de minister in het systeem van de jaarlijkse vaststelling van de operationele strategie op basis van een geactualiseerde seismische dreigings- en risicoanalyse.

In de nieuwe systematiek voor de gaswinning uit het Groningenveld is het voorbehouden aan de minister om, na advies van SodM, indien nodig maatregelen te treffen. In artikel 52d, vierde lid, van de Mijnbouwwet is geregeld dat de operationele strategie gewijzigd kan worden als bijvoorbeeld het veiligheidsbelang daarom vraagt. Daarnaast kan de minister op basis van artikel 52e, tweede lid, van de Mijnbouwwet, een tijdelijke maatregel opleggen aan de vergunninghouder als bijvoorbeeld een melding van de vergunninghouder over een langdurige en substantiële afwijking van de operationele strategie, of als een onverwachte gebeurtenis noopt tot een andere verdeling van de winning over de clusters, dan wel als er een ernstige aantasting van de veiligheid van de omwonenden ontstaat of dreigt te ontstaan.

Indien de veiligheidssituatie daarom vraagt is derhalve in de Mijnbouwwet al geborgd dat de minister maatregelen kan opleggen aan de vergunninghouder. Daartoe is het noodzakelijk dat de minister tijdens de looptijd van de operationele strategie op de hoogte blijft van situaties die zich voordoen. De parameters die voorheen waren neergelegd in het MRP worden gebruikt om de gevolgen van de gaswinning continu te kunnen monitoren.

Meten: parameters en grenswaarden

De vergunninghouder monitort de seismiciteit ten gevolge van de gaswinning door het continu bijhouden van een overzicht van vier parameters1. Deze worden onderverdeeld in zogenaamde trend- en incidentparameters.

De aardbevingsdichtheid en het aantal bevingen (‘activity rate’) zijn trendparameters. Deze parameters kunnen worden gebruikt om vroegtijdig een (lokale) toename of afname van de seismiciteit te signaleren over de afgelopen 12 maanden. In het MRP werd gewerkt met een signaleringssysteem met grenswaarden, behorend bij de zogenaamde waakzaamheids-, signalerings- en interventieniveaus. In de Mijnbouwregeling blijven de grenswaarden uit het MRP behouden. De grenswaarden voor nadere analyse worden vastgesteld vanaf het signaleringsniveau. Dit past bij de nieuwe systematiek van de Mijnbouwwet waarbij jaarlijks een nieuwe analyse van de seismiciteit wordt gemaakt, die wordt gebruikt om het gaswinningsniveau en de productieverdeling te bepalen.

De grondversnellingen en grondsnelheden van de bevingen zijn incidentparameters en zijn een momentopname. Een hoge waarde van een incidentparameter betekent niet per definitie een toename in de seismische activiteit. Dit kan wel een aanleiding zijn om te onderzoeken of er sprake is van een toename van de seismiciteit en het veiligheidsrisico. Ook voor de incidentparameters is de grenswaarde in de Mijnbouwregeling vastgesteld op het signaleringsniveau uit het MRP. De grenswaarde van het interventieniveau is niet meer nodig omdat bij het bereiken van dit niveau automatisch ook het lagere signaleringsniveau is bereikt.

In de evaluatie van het MRP adviseert SodM om de grenswaarden te heroverwegen. Daarbij geeft SodM aan dat de onderbouwing van de grenswaarden zoals neergelegd in het technisch addendum behorend bij het MRP dient te worden uitgebreid. SodM zal de komende periode de grenswaarden, en definities van de parameters uit het MRP, actualiseren. Wanneer deze actualisatie is afgerond zal deze door middel van een wijziging worden verwerkt in de Mijnbouwregeling.

Bij overschrijding van de grenswaarden van één van de parameters heeft de vergunninghouder een meldplicht om de Minister van Economische Zaken & Klimaat en de inspecteur-generaal der mijnen te informeren. Vanaf het signaleringsniveau dient de vergunninghouder de melding aan te vullen met een nadere analyse.

Onderzoek significante afwijking seismisch risico

De vergunninghouder voert jaarlijks een dreigings- en risicoanalyse uit ten behoeve van de voorgestelde operationele strategie(ën) waarin hij de verwachte effecten van de winning op de bodembeweging en de bovengrondse effecten beschrijft. Dit geeft inzicht in de verwachte risico’s van de winning. Onder andere op basis van de resultaten van de dreigings- en risicoanalyse bepaalt de minister welke operationele strategie de vergunninghouder dient te hanteren.

Bij de overschrijding van één van de trendparameters is de aanvullende analyse van de vergunninghouder erop gericht om vast te stellen of er sprake is van een escalerende trend en of er op basis van de productieverdeling en lokale drukdaling een verklaring te vinden is voor de overschrijding. Daarnaast stelt de vergunninghouder vast of er sprake is van een significante afwijking van de risico’s die bij het opstellen van de operationele strategie werden verwacht.

Een overschrijding van een incidentparameters heeft een ander karakter dan het overschrijden van een trendparameter. Het incident (een aardbeving met grote grondbeweging en/of grondsnelheid) heeft immers al plaatsgevonden. Desalniettemin is de vergunninghouder verplicht terstond melding te maken van een overschrijding van de grenswaarde, en is een nadere analyse van de situatie nodig. In deze analyse gaat het erom vast te stellen of de aardbeving onverwacht was, of opvallend, in het licht van eerdere gebeurtenissen of modelmatige voorspellingen. Ook in deze analyse stelt de vergunninghouder daarom vast of er is van een significante afwijking van het verwachte risico’s bij het opstellen van de operationele strategie.

Aanvullend zal de vergunninghouder voorstellen doen binnen of met een geringe aanpassing van de vastgestelde operationele strategie, ter minimalisering van de risico’s. Bij de beoordeling of daadwerkelijk sprake is van significante afwijkingen van de veiligheidsrisico’s wordt SodM geraadpleegd. Op grond van deze analyse kan de minister besluiten om een tijdelijke maatregel op te leggen conform artikel 52e van de Mijnbouwwet. Daarnaast kan door de minister tot een wijziging van de operationele strategie worden besloten.

Meldplicht grotere aardbeving

Op het moment dat er een aardbeving plaatsvindt met een magnitude van 3,0 of meer op de schaal van Richter moet de vergunninghouder hier terstond een melding van doen. Dit vindt plaats bij de crisisorganisatie van het Ministerie van Economische & Zaken & Klimaat. Ook dient hierover binnen 48 uur te worden gerapporteerd door middel van een eerste analyse. Deze melding wordt binnen twee weken aangevuld met een nadere analyse van het veiligheidsrisico. Na de aardbeving bij Westerwijtwerd in mei 2019 zijn deze stappen ook doorlopen, zonder dat het signaleringssysteem van het MRP hiertoe direct aanleiding gaf. De maatschappelijke onrust die ontstond na de Westerwijtwerd aardbeving geeft aan dat er een sterke behoefte is aan (meer) informatie. In de gevraagde analyse zal de vergunninghouder de mogelijke oorzaken van de aardbeving benoemen en zal aangegeven in hoeverre er mogelijk sprake is van toename van het seismisch risic

3.2 Rapportage na afloop gasjaar

Met artikel 1.3a.10 worden nadere regels gesteld over de jaarlijkse rapportage van de vergunninghouder na afloop van het gasjaar. De rapportage over de waargenomen bodembeweging bevat zowel informatie over de opgetreden bodemtrillingen als over de waargenomen bodemdaling. Op basis van de gegevens uit de rapportage kan achteraf bezien worden of de vergunninghouder zich heeft gehouden aan de verplichting overeenkomstig de vastgestelde operationele strategie gas te winnen. Daarnaast kunnen deze gegevens worden gebruikt bij het vaststellen van de operationele strategie voor het komende gasjaar. Deze gegevens vormen een aanvulling op de gegevens die rechtstreeks op basis van artikel 52h, eerste lid, van de Mijnbouwwet moeten worden verstrekt.

§ 4 Regeldruk

De regeldrukeffecten van deze regeling zijn meegenomen in de beschrijving van de regeldrukeffecten van de wet van 17 oktober 2018 tot wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld.

Deze aanpassing van de Mijnbouwregeling leidt ten opzichte van in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel opgenomen regeldrukeffecten (Kamerstukken II, vergaderjaar 2017–2018, 34 957, nr. 3; § 4) op drie onderdelen tot lasten.

De vergunninghouder krijgt de plicht om in een gasjaar doorlopend de gevolgen van de gaswinning in relatie tot de seismiciteit te monitoren en, wanneer grenswaarden overschreden worden, het Minister van economische zaken en klimaat hierover binnen enkel dagen te informeren.

Ten tweede dient de vergunninghouder twee keer per kalenderjaar te rapporteren aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de seismische ontwikkelingen.

Tot slot dient de vergunninghouder bij het optreden van zwaardere bevingen en overschrijdingen van de grenswaarden van de incident parameters ‘terstond’ de crisisorganisatie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat te informeren, en daaropvolgend, binnen een bepaalde termijn, een rapportage op te leveren waarin de aardbeving nader wordt geanalyseerd.

De administratieve lasten zullen hierdoor voor de vergunninghouder toenemen. De kosten voor het doorlopend monitoren van de effecten van de gaswinning in een gasjaar worden geschat op 105.000 euro. Daarvoor zijn ongeveer 385 mensuren mee gemoeid tegen een uurtarief van 275 euro. De kosten voor het tweejaarlijks opleveren van een rapportage over de seismische ontwikkelingen worden geschat op 112.000 euro en 410 mensuren. De kosten voor de analyse van de veiligheidsrisico’s bij het optreden van zwaardere bevingen worden geschat op 114.000 euro en 415 mensuren.

Adviescollege Toetsing Regeldruk

Onderliggende aanpassing van de Mijnbouwregeling is op 8 augustus 2019 voorgelegd aan het adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). De gevolgen voor de regeldruk zijn, op basis van advisering door ATR, al in beeld gebracht bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld. ATR heeft onderhavige wijziging niet geselecteerd voor formele advisering.

§ 5 Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

SodM heeft een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uitgevoerd (24 september 2019). SodM geeft aan dat de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is en daarbij een aantal aandachtspunten gesignaleerd. De regeling is voor zover mogelijk aan de hand van deze punten aangepast.

§ 6 Vaste verandermomenten en inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant. Het is het streven om aan te sluiten bij de start van het nieuwe gasjaar 2019/2020, 1 oktober a.s.

II. ARTIKELEN

Artikel I

Artikel 1.3a.5 (monitoringsplicht houder winningsvergunning uit het Groningenveld)

In dit artikel wordt bepaald welke gegevens de vergunninghouder voortdurend moet bijhouden en dat deze gegevens te raadplegen moeten zijn voor de minister en de inspecteur-generaal der mijnen. Daarnaast is vastgelegd dat de vergunninghouder tweemaal per jaar een rapportage aanlevert over ontwikkelingen in de seismiciteit. Deze rapportage wordt opgeleverd in de maand mei (over de afgelopen 12 maanden) en in november (over de afgelopen 12 maanden). Deze monitorings- en rapportageverplichting zorgt voor een accuraat en actueel overzicht van de seismische ontwikkelingen als onderdeel van de veiligheidssituatie rondom de gaswinning uit het Groningenveld.

Artikel 1.3a.6 (meldplicht trendparameters)

Voor de vergunninghouder is vastgelegd in welke situatie een melding moet worden gedaan. Dit is het geval wanneer het aantal aardbevingen waarvan het epicentrum binnen de contour van het Groningenveld ligt over een jaar een grenswaarde overschrijdt en voorts wanneer dit het geval is voor de aardbevingsdichtheid. De aardbevingsdichtheid wordt berekend op basis van een voortschrijdend gemiddelde van de aardbevingen met een magnitude van 1,0 en hoger over een periode van één jaar en wordt voorts bepaald met een 'Kernel Density' met een straal van 5 kilometer en een celgrootte van 50 meter.

Artikel 1.3a.7 (onderzoek significante afwijking veiligheidsrisico)

Als een of meer grenswaarden uit artikel 1.3a.6 zijn overschreden wordt daarvan binnen 48 uur melding gemaakt bij de minister en de inspecteur-generaal der mijnen. Daarbij is het vervolgens noodzakelijk om inzicht te krijgen wat dit betekent voor het veiligheidsrisico. Daartoe zal een vergelijking moeten worden gemaakt met de gegevens die de basis hebben gevormd voor de onderbouwing van de operationele strategie. Dan immers wordt pas duidelijk of de overschrijding van de grenswaarden daadwerkelijk tot een hoger risico leiden. Deze vergelijking dient binnen twee weken na melding te worden gerapporteerd aan de minister en de inspecteur-generaal der mijnen. Deze analyse dient ook (mogelijke) voorstellen te bevatten binnen of met een geringe aanpassing van de vastgestelde operationele strategie ter minimalisering van de risico’s. Aan de hand van deze gegevens en advies daarover van SodM, kan vervolgens worden bezien of het nodig is dat de minister maatregelen neemt ten opzichte van de eerder vastgestelde operationele strategie. Indien een grenswaarde overschreden wordt, vervalt tijdelijk de meldings- en rapportageplicht. Pas als de betreffende parameter(s) een hogere grenswaarde bereikt, of na onder de grenswaarde te zijn gedaald opnieuw de grenswaarde bereikt, is er sprake van een nieuwe overschrijding, met bijbehorende meld- en rapportageplicht.

Artikel 1.3a.8 (meldplicht incidentparameters)

Dit artikel bevat een meldplicht in het geval de zogenaamde incidentparameters worden overschreden. Het gaat om de grenswaarden voor de grondsnelheid en grondversnelling. Omdat het hier gaat in incidentparameters in plaats van trendparameters is de noodzaak om snel op de hoogte te worden gesteld groter en is inzicht in de mogelijke gevolgen voor de veiligheidsrisico’s sneller geboden. Dit geeft de minister de mogelijkheid om snel te bezien of ingrijpen nodig is. De vergunninghouder dient een overschrijding terstond te melden aan de crisisorganisatie van het Ministerie van EZK, en binnen 48 uur een eerste analyse op te leveren over de mogelijke gevolgen op de veiligheidsrisico’s. Binnen twee weken volgt een nadere analyse waarbij dient te worden ingegaan op de vraag of de waarnemingen significant afwijken van de gegevens zoals versterkt ter onderbouwing van de operationele strategie.

Artikel 1.3a.9 (meldplicht aardbeving magnitude 3,0 en meer)

Indien zich een aardbeving voordoet met een magnitude van 3.0 of meer dient dit terstond gemeld te worden. Dit gebeurt bij de crisisorganisatie van het ministerie. Ook in dit geval moet de vergunninghouder het veiligheidsrisico analyseren en hierover binnen 48 uur rapporteren. Binnen twee weken dient een nadere analyse te volgen waarin wordt ingegaan op de vraag of de waarnemingen significant afwijken van de gegevens zoals versterkt ter onderbouwing van de operationele strategie.

Artikel 1.3a.10 (rapportageplicht na afloop gasjaar)

In artikel 52h van de Mijnbouwwet is de verplichting neergelegd voor de vergunninghouder om binnen een maand na afloop van het gasjaar een rapportage aan te leveren aan de minister en de inspecteur-generaal der mijnen. Naast de in dit wetsartikel genoemde gegevens, maken daar oo de in artikel 1.3a.10 van de Mijnbouwregeling genoemde gegevens onderdeel van uit. Deze set gegevens is behulpzaam bij het toezicht op de vergunninghouder en biedt daarnaast informatie die nuttig is bij het vaststellen van de operationele strategie voor het opvolgende gasjaar. Bij de rapportage met het overzicht van de vullingsgraad van de gasopslag Norg, dient de vullingsgraad per kalendermaand te worden weergegeven ten opzichte van de totale opslagcapaciteit van de gasopslag.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

De parameter ‘Damage State’ komt, conform de aanbevelingen uit de evaluatie van het MRP van SodM, niet terug in de Mijnbouwregeling.

Naar boven