Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 10 juli 2019, nr. VO /1436725, houdende regels voor de voorzieningenplanning bij scholen, de startbekostiging en aanvullende bekostiging nieuwe school in het voortgezet onderwijs in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Regeling voorzieningenplanning vo BES 2019)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 120, vierde lid, 127g, 155, 157 en 188 van de Wet voortgezet onderwijs BES;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. VOORZIENINGENPLANNING

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet;

bijzondere school:

een bijzondere school als bedoeld in artikel 1 van de wet;

DUO:

Dienst Uitvoering Onderwijs;

Minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

nevenvestiging:

nevenvestiging als bedoeld in artikel 127a van de wet;

openbare school:

een openbare school als bedoeld in artikel 1 van de wet;

ouders:

ouders, voogden of verzorgers als bedoeld in artikel 1 van de wet;

profiel:

profiel als bedoeld in artikel 18, eerste, tweede, en derde lid, of 29, eerste, tweede, en derde lid, van de wet;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de wet;

scholengemeenschap:

scholengemeenschap als bedoeld in artikel 1, van de wet;

wet:

Wet voortgezet onderwijs BES.

Paragraaf 2. Stichting en opheffing

Artikel 2. Stichtings- en opheffingscriteria
  • 1. Het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de wet, bedraagt voor een school per schoolsoort op Bonaire:

    • a. 210 leerlingen voor een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs;

    • b. 175 leerlingen voor een school voor hoger algemeen vormend onderwijs;

    • c. 140 leerlingen voor een school voor middelbaar algemeen vormend onderwijs;

    • d. 140 leerlingen voor een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met 1 profiel;

    • e. 80 leerlingen voor elk profiel van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs indien meer dan 1 profiel binnen de school voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht; of

    • f. 60 leerlingen voor praktijkonderwijs.

  • 2. Op Sint Eustatius of Saba komt een nieuwe scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking indien:

    • a. is aangetoond dat de ouders van ten minste 75% van de leerlingen in groep 1 tot en met 7 van de basisscholen, een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs wenst van eenzelfde richting, die anders is dan de richting van de bestaande scholengemeenschap op het eiland; en

    • b. het bevoegd gezag van de bestaande scholengemeenschap weigert de richting van de bestaande scholengemeenschap te veranderen door omzetting als bedoeld in artikel 126 van de wet, in de door de ouders gewenste richting.

Artikel 3. Stichting van scholen, scholengemeenschappen en profielen
  • 1. De methodiek voor het berekenen van het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 1.

  • 2. De methodiek voor het berekenen van het deelnamepercentage voor de verlangde richting, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2.

  • 3. Het bevoegd gezag maakt bij de aanvraag, bedoeld in artikel 123, eerste lid, van de wet gebruik van het aanvraagformulier dat is opgenomen in bijlage 3.

Artikel 4. Opheffing openbare school en beëindiging bekostiging bijzondere school
  • 1. Het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 188, eerste lid, van de wet, bedraagt voor een school op Bonaire 75% van het aantal genoemd in artikel 2, eerste lid.

  • 2. Het aantal leerlingen op Sint Eustatius en Saba is zodanig dat, mede gelet op de hoogte van de bekostiging die wordt verstrekt, niet kan worden voorzien in een tweede school of scholengemeenschap die onderwijs kan geven van voldoende kwaliteit.

  • 3. Indien op Sint Eustatius en Saba een nieuwe school of scholengemeenschap, met inachtneming van artikel 2, tweede lid, voor bekostiging in aanmerking komt, wordt de bekostiging van de reeds bestaande school beëindigd.

Paragraaf 3. Omzetting, nevenvestiging, verplaatsing vestiging

Artikel 5. Omzetting openbare school in bijzondere school
  • 1. Het bevoegd gezag van een openbare school kan een aanvraag voor omzetting, als bedoeld in artikel 126, eerste lid, van de wet, indienen voor 1 november van enig kalenderjaar.

  • 2. De Minister besluit voor 1 mei in het jaar volgend op de aanvraag. Indien het besluit niet voor 1 mei genomen kan worden, stelt de Minister het bevoegd gezag daarvan in kennis en noemt daarbij een termijn waarbinnen het besluit wel genomen wordt.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van een advies van de Rijksvertegenwoordiger over de voorgenomen omzetting.

Artikel 6. Omzetting bijzondere school in school van andere richting en uitbreiding bijzondere school met een richting

Het bevoegd gezag meldt voor 1 april van enig kalenderjaar schriftelijk aan DUO het voornemen per 1 augustus van datzelfde kalenderjaar over te gaan tot omzetting van een bijzondere school in een gelijksoortige bijzondere school van een andere richting of uitbreiding van het onderwijs aan een bijzondere school met onderwijs van een andere richting als bedoeld in artikel 126, tweede of derde lid, van de wet.

Artikel 7. Omzetting bijzondere school in openbare school
  • 1. Het bevoegd gezag meldt voor 1 april van enig kalenderjaar schriftelijk aan DUO het voornemen per 1 augustus van datzelfde kalenderjaar over te gaan tot omzetting van een bijzondere school in een openbare school als bedoeld in artikel 126, tweede lid, van de wet.

  • 2. De melding gaat vergezeld van een document waaruit blijkt dat het bevoegd gezag over de omzetting overleg heeft gevoerd met de gezaghebber en gedeputeerden van het betreffende openbaar lichaam.

Artikel 8. Nevenvestiging
  • 1. Het bevoegd gezag meldt het voornemen tot ingebruikneming van een nevenvestiging schriftelijk aan DUO uiterlijk vier maanden voorafgaande aan de datum van de feitelijke ingebruikneming. Bij die melding wordt aangegeven welke vestiging de hoofdvestiging en welke vestiging de nevenvestiging is.

  • 2. De melding gaat vergezeld van een document waaruit blijkt dat de eilandsraad van het openbare lichaam met ingang van de datum van de feitelijke ingebruikneming de benodigde huisvesting ter beschikking stelt.

Artikel 9. Verplaatsing van een vestiging
  • 1. Het bevoegd gezag dat een vestiging van een school of scholengemeenschap verplaatst, doet hiervan schriftelijk melding aan DUO uiterlijk vier maanden voorafgaande aan de feitelijke verplaatsing.

  • 2. De melding gaat vergezeld van een document waaruit blijkt dat de eilandsraad van het openbare lichaam met ingang van de datum van de feitelijke ingebruikneming de benodigde huisvesting ter beschikking stelt.

HOOFDSTUK 2. STARTBEKOSTIGING EN AANVULLENDE BEKOSTIGING NIEUWE SCHOLEN VOORTGEZET ONDERWIJS

Artikel 10. Startbekostiging nieuwe school of scholengemeenschap

  • 1. Voorafgaand aan de feitelijke start per 1 augustus van het schooljaar, ontvangt een nieuwe school:

    • a. eenmalig, zoals aangegeven in de tabel opgenomen in het derde lid, een personele bekostiging waarvan de hoogte afhankelijk is van de soort school;

    • b. bekostiging voor lesmateriaal, deze bekostiging wordt definitief vastgesteld in december van het eerste schooljaar op basis van het werkelijk aantal leerlingen op 1 oktober; en

    • c. eenmalig voor vier maanden exploitatiekosten op basis van de prognose van het aantal leerlingen van het eerste schooljaar, deze bekostiging wordt definitief vastgesteld in december van het eerste schooljaar op basis van het werkelijk aantal leerlingen op 1 oktober.

  • 2. Nadat positief op de aanvraag van een nieuwe school is besloten, verstrekt de minister, nadat het bevoegd gezag van de school de prognose van het aantal leerlingen op 1 oktober van het eerste schooljaar heeft ingediend, de startbekostiging.

  • 3. De bedragen in USD, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn als volgt:

    Schoolsoortgroep

    Directie

    Onderwijsondersteunend personeel (OOP)

    Totaal

    A. Categoraal mavo en praktijkonderwijs

    16.459,93

    8.615,43

    25.075,37

    B. Categoraal, vwo, havo en scholengemeenschap vwo/havo

    19.645,06

    8.615,43

    28.260,49

    C. Categoraal vbo en scholengemeenschap mavo/vbo

    24.689,89

    12.923,16

    37.613,05

    D. Scholengemeenschap havo/mavo al dan niet met vwo

    38.839,96

    17.230,87

    56.070,83

    E. Scholengemeenschap mavo/havo/vbo al dan niet met vwo

    47.197,13

    21.538,59

    68.735,72

  • 4. De bedragen, genoemd in het derde lid, worden jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 11. Aanvullende bekostiging nieuwe school eerste schooljaar

  • 1. Een nieuwe school ontvangt personele en materiële bekostiging over de eerste vijf maanden van het eerste schooljaar op basis van de prognose van het aantal leerlingen op 1 oktober van het eerste schooljaar. Deze bekostiging wordt vastgesteld in december van het eerste schooljaar op basis van het werkelijke aantal leerlingen op 1 oktober van dat jaar.

  • 2. De Minister verstrekt in het eerste schooljaar eenmalig een aanvullende bekostiging ten bedrage van eenmaal de eilandelijke gemiddelde personeelslast in het desbetreffende openbaar lichaam die op 1 augustus van dat jaar geldt voor leraren van de schoolsoortgroepwaartoe de school behoort. Deze aanvullende bekostiging wordt in een keer in de maand augustus van het eerste schooljaar uitbetaald.

Artikel 12. Aanvullende bekostiging nieuwe school in tweede en volgende schooljaar

  • 1. Het bevoegd gezag van de nieuwe school kan vanwege leerlingengroei een aanvraag indienen voor een aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 157, tweede lid, van de wet.

  • 2. De leerlingengroei wordt vastgesteld door het verschil te berekenen tussen het aantal geprognosticeerde leerlingen in het lopende schooljaar en het aantal leerlingen op 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar (t-1).

  • 3. De aanvullende bekostiging wordt vastgesteld door de leerlingengroei, bedoeld in het tweede lid, te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling. De uitkomst wordt vermenigvuldigd met 32%. De bekostiging wordt definitief vastgesteld in december van het lopende schooljaar op basis van het werkelijke aantal leerlingen op 1 oktober.

  • 4. De in het eerste lid vermelde aanvraag kan betrekking hebben op het tweede schooljaar of daaropvolgende schooljaren tot en met het schooljaar waarin voor het eerst aan de school onderwijs wordt gegeven in alle leerjaren van de toegestane schoolsoorten.

  • 5. De aanvullende bekostiging wordt verleend indien de financiële positie van het bevoegd gezag van de nieuwe school daartoe blijkens de jaarrekening over het voorafgaande kalenderjaar aanleiding geeft.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 13. Intrekken Regeling voorzieningenplanning VO BES

De Regeling voorzieningenplanning VO BES wordt ingetrokken.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 augustus 2019.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorzieningenplanning vo BES 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

BIJLAGE 1, ALS BEDOELD BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, BIJ DE REGELING VOORZIENINGENPLANNING VO BES 2019

Methodiek om het leerlingpotentieel te berekenen bij aanvraag nieuwe school of scholengemeenschap

Definities

Voedingsgebied school of scholengemeenschap:

eilandsgebied waarin de nieuw te stichten school of scholengemeenschap zal worden gevestigd.

Berekenen leerlingpotentieel bij aanvraag nieuwe school/scholengemeenschap

Het leerlingpotentieel in de prognosejaren (6 en 10 jaar na het jaar van de aanvraag) wordt berekend door (AxBxCxD), waarbij:

  • A: De basisgeneratie van de aangevraagde voorziening, is het aantal 12- en 13-jarigen gedeeld door 2, voor het betrokken eiland, voor bovengenoemde prognosejaren, zoals weergegeven in de meest recente publicatie ‘Basisgeneraties en aantallen inwoners van de Nederlandse gemeenten’,1.

  • B: Deelnamepercentage van de verlangde richting voor het betrokken eiland op basis van een directe meting (bijlage 2).

  • C: Deelnamepercentage gevraagde schoolsoort of afdeling in leerjaar 1 van het voortgezet onderwijs op het eiland waarvoor de voorziening wordt aangevraagd, ontleend aan de meest recente Dienst Uitvoering Onderwijs publicatie ‘Cijfermateriaal Scholenstichting VO voor de BES eilanden’.2

  • D: De verblijfsduur is de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 van de gevraagde schoolsoort.

Voor een scholengemeenschap wordt eerst het leerlingpotentieel voor elke afzonderlijke school bepaald, waarna vervolgens per schoolsoort 75% van dit getal meetelt om een inschatting te kunnen maken of er wordt voldaan aan het vereiste leerlingpotentieel.

Termijn

Aan het vereiste aantal leerlingen wordt zowel in het zesde als in het tiende schooljaar na de datum van de aanvraag voldaan.

BIJLAGE 2, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, TWEEDE LID, BIJ DE REGELING VOORZIENINGENPLANNING VO BES 2019

Berekenen deelnamepercentage verlangde richting door directe meting

Het deelnamepercentage voor de verlangde richting wordt gebaseerd op een meting van de belangstelling voor die richting (denominatie) via een onderzoek naar de voorkeur van ouders van leerlingen van groep 1 tot en met 7 van de basisscholen, die woonachtig zijn in het voedingsgebied van de aangevraagde school.

Criteria waaraan het onderzoek directe meting moet voldoen:

  • a. de directe meting is uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau op basis van een wetenschappelijk verantwoorde schriftelijke enquête;

  • b. de directe meting is gebaseerd op een representatieve, aselecte steekproef uit de onderzoekspopulatie die bestaat uit de ouders van leerlingen van groep 1 tot en met 7 van de basisscholen, die woonachtig zijn in het voedingsgebied van de gewenste school of scholengemeenschap;

  • c. de anonimiteit van de ondervraagden is gegarandeerd;

  • d. het onderzoek inventariseert de voorkeuren van de ondervraagden voor alle richtingen; ook wordt de ouders gevraagd of ze hun kind daadwerkelijk naar de aan te vragen school/afdeling (idem) zullen sturen als de school of afdeling er is op het moment dat hun kind naar het voortgezet onderwijs gaat;

  • e. het onderzoek directe meting is op de uiterste indieningsdatum van de aanvraag niet ouder dan drie jaar.

BIJLAGE 3, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, DERDE LID, BIJ DE REGELING VOORZIENINGENPLANNING VO BES 2019

Aanvraag

Stichting nieuwe afdeling, school of scholengemeenschap per 1 augustus t+2, waarbij t het jaar is waarin de aanvraag wordt ingediend.

Opsturen

Dienst Uitvoering Onderwijs

OND/ODS

Postbus 30205

2500 GE Den Haag

1.

Aanvrager (rechtspersoon)

1.1

Naam van de rechtspersoon

1.2

Naam contactpersoon

1.3

Telefoon

1.4

Adres

1.5

Postcode en plaats

1.6

Naam eventuele gemachtigde

   

2.

Gevraagde school c.q. gevraagd profiel

2.1

Onderwijssoort

2.2

Openbaar lichaam

2.3

Richting van de gevraagde school c.q. het gevraagde profiel

   

3.

Herhalingsaanvraag

3.1

aanvraag is eerder ingediend in jaar

3.2

veranderde omstandigheden of nieuwe feiten

3.2.1

indien ja, deze veranderde omstandigheden/nieuwe feiten op aparte bijlage vermelden

3.2.2

nee

   

4.

Prognose

4.1

aantal leerlingen jaar

t+6

   

t+10

   

5.

Datum verzoek

5.1

Datum

5.2

Handtekening bevoegd gezag

TOELICHTING

Algemeen

Met deze Regeling voorzieningenplanning vo BES 2019 treedt een nieuwe regeling in werking en wordt de ‘Regeling voorzieningenplanning VO BES’ ingetrokken.

Wat is voorzieningenplanning?

Voorzieningenplanning is het geheel van wet- en regelgeving over de voorwaarden voor:

  • a. de start van een nieuwe school of scholengemeenschap; en

  • b. het wijzigen van het onderwijsaanbod, de vestigingen en de richting van bestaande scholen en scholengemeenschappen.

Het doel van de voorzieningenplanning is het tot stand brengen en in stand houden van een goed bereikbaar, toegankelijk en doelmatig netwerk van scholen en scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs met een goede kwaliteit.

Aanleiding voor een nieuwe regeling

Op 1 augustus 2008 is een wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) in werking getreden die de regels voor de voorzieningenplanning bij scholen voor vo moderniseerde, vereenvoudigde en beperkte.3 De WVO is in 2013 geëvalueerd.4 De uitkomst van de evaluatie was dat het nieuwe systeem naar behoren werkt, maar wel behoefte bleek aan enkele technische en licht beleidsmatige verbeteringen. Deze verbeteringen zijn in 2018 in de wetgeving aangebracht bij de Wet tot wijziging van onder meer de WVO en de WVO BES in verband met modernisering van de bepalingen over voorzieningenplanning.5 Ook zijn bij die gelegenheid alle bepalingen over de voorzieningenplanning redactioneel herzien waardoor die moderner, inzichtelijker en meer leesbaar zijn geworden. Deze wetswijziging is met ingang van 1 augustus 2018 in werking getreden.6 Dit heeft mede tot gevolg dat ook de Regeling voorzieningenplanning VO BES moest worden aangepast. De verbeteringen en verduidelijkingen leiden tot een omvangrijke en onoverzichtelijke wijzigingsregeling. Daarom is de gehele ministeriële regeling opnieuw vastgesteld.

Voorzieningenplanning Caribisch Nederland

Voor het stichten van scholen voor voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland heeft de wetgeving voor Caribisch Nederland eenzelfde uitgangspunt als de wetgeving voor Europees Nederland. Het gaat in beide wetten om scholen van een omvang die onderwijs van voldoende kwaliteit mogelijk maakt. In Europees Nederland is dit uitgewerkt in het noemen van minimum leerlingenaantallen. Gezien de omvang van de bevolking op de eilanden is het noemen van concrete aantallen in Caribisch Nederland niet altijd mogelijk, laat staan dat voor alle 3 de eilanden dezelfde aantallen zouden kunnen worden aangehouden.

Bonaire

Voor Bonaire, met ongeveer 1.200 vo leerlingen, kan wel een tweede school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs worden gesticht, indien wordt voldaan aan de stichtingsnormen. De stichtingsnormen zijn gebaseerd op 35 leerlingen per leerjaar per schoolsoort (in Europees Nederland is dat 65 leerlingen per leerjaar per schoolsoort). Bij de vaststelling van dit aantal is het huidige aantal leerlingen op Bonaire als uitgangspunt genomen. Er zitten op de Scholengemeenschap Bonaire ongeveer 50 leerlingen per schoolsoort per leerjaar, 75% hiervan is 35 leerlingen per schoolsoort per leerjaar. Voor praktijkonderwijs geldt een iets lagere norm, omdat in deze onderwijssoort, net als in Europees Nederland, over het algemeen met kleinere klassen wordt gewerkt.

Voor de opheffingsnorm in Bonaire geldt dat deze in een percentage van de stichtingsnormen is uitgedrukt. De opheffingsnorm is 75% van de geldende stichtingsnormen. De opheffingsnormen resulteren erin dat het niet in de verwachting ligt dat op Bonaire meer dan twee scholen bekostigd zullen worden, tenzij een groei van het aantal inwoners zal plaatsvinden.

Saba en Sint Eustatius

Voor Sint Eustatius en Saba, met ongeveer in het totaal 250 en 100 vo leerlingen, is het noemen van een minimaal aantal leerlingen niet mogelijk. De abstracte norm, dat er voldoende leerlingen moeten zijn om onderwijs van voldoende kwaliteit te kunnen bieden binnen de beschikbare bekostiging, leidt ertoe dat er op zowel Sint Eustatius als op Saba ruimte is voor één school voor voortgezet onderwijs. Artikel 23 van de Grondwet schrijft voor dat er vrijheid is van stichting van onderwijs en dat bijzonder onderwijs en openbaar onderwijs op gelijke voet moeten worden bekostigd. Daarom moet het mogelijk zijn om, als voldoende ouders dat wensen, een nieuwe school op te richten van een andere denominatie dan de bestaande school. De norm dat er voldoende leerlingen moeten zijn om onderwijs van voldoende kwaliteit te kunnen bieden binnen de beschikbare bekostiging, is zowel de stichtings- als opheffingsnorm voor Sint Eustatius en Saba.

Voor Saba en Sint Eustatius geldt dat sprake kan zijn van de stichting van een nieuwe school als een groot deel van de ouders van de toekomstige leerlingen liever zouden zien dat de school van een andere denominatie zou zijn dan die van de bestaande school. Als de behoefte aan een school van een andere richting is aangetoond én het bevoegd gezag van de bestaande school weigert aan die behoefte gehoor te geven door de school, volgens artikel 126 van de wet, om te zetten in de door de ouders verlangde richting kan het initiatief worden genomen om een nieuwe school te stichten. Indien ten minste 75% van de ouders van leerlingen in de groepen 1 tot en met 7 van de basisschool, een school van een andere richting wenst, zal een nieuwe school voor bekostiging in aanmerking worden gebracht. Deze norm biedt het vooruitzicht op een levensvatbare nieuwe scholengemeenschap. Verwacht mag immers worden dat het overgrote deel van de ouders die zich voor een nieuwe scholengemeenschap hebben uitgesproken, hun kinderen ook daadwerkelijk op die nieuwe school zullen inschrijven. In dat geval zal de bekostiging van de bestaande school worden beëindigd, omdat deze, mede gezien de hoogte van de bekostiging, onvoldoende leerlingen zal overhouden voor het kunnen bieden van onderwijs van voldoende kwaliteit. Dit is in artikel 4 geëxpliciteerd.

Gevolgen voor de regeldruk

Deze Regeling voorzieningenplanning vo BES 2019 is redactioneel herzien waardoor zij moderner, inzichtelijker en meer leesbaar is geworden. Inhoudelijke wijzigingen zijn niet doorgevoerd en er zijn geen nieuwe elementen in de regeling opgenomen die leiden tot meer of minder regeldruk. Zoals al aangegeven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel modernisering van de bepalingen over voorzieningenplanning (Kamerstukken II 2016/17, 34 642, nr. 3), vindt het wetsvoorstel voor wat betreft administratieve lasten zijn uitwerking in deze regeling. Op elk eiland is één school voor voortgezet onderwijs. De afgelopen jaren zijn er geen aanvragen voor nieuwe scholen of wijzigingen in het bestaande aanbod ingediend. De verwachting is dat dit komende jaren ook niet zal gebeuren.

De al bestaande aanvraagformulieren voor de voorzieningenplanning ondergaan beperkte veranderingen. De daarin gehanteerde terminologie is, waar nodig, aangepast en verhelderd.

De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft besloten de regeling niet te selecteren voor een toets.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Het besluit is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). En voor consultatie aangeboden aan Caribisch Nederland.

De Auditdienst rijk en Caribisch Nederland hebben geen opmerkingen gemaakt.

Van de zijde van DUO en de Inspectie van het Onderwijs zijn opmerkingen gemaakt die hebben geleid tot verbeteringen van en aanvullingen op het besluit, ook om inconsistenties weg te nemen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De wettelijke norm bij de stichting van scholen is neergelegd in artikel 120, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES. Een school zal altijd bezocht moeten worden door een zodanig aantal leerlingen dat het, mede gelet op de hoogte van de bekostiging, mogelijk is om een school van voldoende kwaliteit in stand te houden.

Bonaire

Voor het eiland Bonaire wordt de Europees Nederlandse systematiek van het stichten van nieuwe scholen gevolgd. De stichtingsnormen liggen echter lager dan in Europees Nederland omdat het eiland kleiner is dan het voedingsgebied van een gemiddelde school in het Europese deel van Nederland. Daarnaast wordt het deelnamepercentage voor een verlangde richting, anders dan in Europees Nederland, aangetoond door middel van een directe meting van de belangstelling van ouders van basisschoolleerlingen.

Sint Eustatius en Saba

Voor de eilanden Sint Eustatius en Saba geldt dat het aantal leerlingen zo klein is, dat mede gelet op de hoogte van de bekostiging, er in de praktijk slechts sprake kan zijn van één kwalitatief goede scholengemeenschap of school. De scholen(gemeenschappen) zouden zo klein worden dat de kwaliteit niet gewaarborgd kan worden.

In verband hiermee zijn in de regeling geen stichtingsnormen opgenomen. Wel voorziet het tweede lid in een systeem waarmee een school van een andere richting kan worden gesticht. Dit gaat echter altijd ten koste van de bestaande school. Een nieuwe school kan voor bekostiging in aanmerking worden gebracht als de ouders van minimaal 75% van de leerlingen van de groepen één tot en met zeven van de basisschool een school wenst van andere richting dan die van de bestaande school op het eiland. Deze ouders moeten dan wel allemaal een school wensen van eenzelfde richting, die een ándere moet zijn dan de richting van de bestaande school. De wensen van de ouders kunnen ook leiden tot omzetting van de bestaande school in een school van de gewenste richting. Alleen als het bevoegd gezag van de bestaande school de omzetting weigert kan de Minister besluiten het initiatief om een nieuwe school te stichten te honoreren. Het directe gevolg hiervan is dat de bekostiging van de bestaande school zal moeten worden beëindigd. De zittende leerlingen kunnen desgewenst hun opleiding aan die school nog afmaken.

Het minimum, van de ouders van 75% van de leerlingen, een school van een andere richting wensen, is gekozen omdat in de praktijk blijkt dat de belangstelling – het deelnamepercentage – voor de verlangde richting hoger uitvalt dan de feitelijke realisatie. De feitelijke realisatie ligt voor het voortgezet onderwijs op ongeveer 70% van het deelnamepercentage op basis van directe meting. Met zo’n realisatie betekent het dat de nieuwe school in ieder geval op meer dan de helft van de populatie leerlingen van het eiland kan rekenen.

Overigens geldt bij het bestaan van één school op het eiland dat deze school het onderwijs zodanig inricht dat dit toegankelijk is voor alle leerlingen, dus ook voor leerlingen waarvan de ouders voor een andere denominatie zouden hebben gekozen.

Artikel 3

De methodieken voor het berekenen of een nieuwe school voor bekostiging in aanmerking kan komen zijn opgenomen in bijlagen 1 en 2 bij deze regeling. Het aanvraagformulier is opgenomen in bijlage 3.

Bijlage 1 schrijft voor hoe het leerling-potentieel wordt berekend waarmee moet worden aangetoond dat de aangevraagde school of scholengemeenschap aan de stichtingsnorm haalt.

Bijlage 2 schrijft voor hoe het deelnamepercentage verlangde richting moet worden bepaald.

Bijlage 3 spreekt over t+2, waarbij t het jaar van de aanvraag is. De +2 betekent dat als de aanvraag wordt ingediend voor 1 november van 2019 de start van de nieuwe school niet eerder kan plaatsvinden dan 1 augustus 2021.

Artikel 4

Artikel 188 van de wet bepaalt dat een school wordt opgeheven indien in drie achtereenvolgende jaren het aantal leerlingen minder is dan de opheffingsnorm. De opheffingsnorm is, net als in de Europees Nederlandse systematiek, gerelateerd aan de stichtingsnorm. Dit geldt zowel voor de getalsmatige norm die op Bonaire geldt, als voor de meer abstracte norm die geldt op Sint Eustatius en Saba.

Artikel 5 tot en met 7

De Rijksvertegenwoordiger dient er zorg voor te dragen dat is voorzien in de behoefte van openbaar onderwijs (artikel 122, eerste lid, WVO BES). Daarom moet voor de omzetting van een openbare school in een bijzondere school aangevraagd worden en volstaat een melding niet. Vanwege de verantwoordelijkheid van de Rijksvertegenwoordiger voor het openbaar onderwijs, dient bij de aanvraag voor omzetting van openbaar onderwijs naar bijzonder onderwijs een advies van de Rijksvertegenwoordiger te worden meegestuurd.

Voor andere omzettingen en uitbreiding met een of meer richtingen geldt een meldingsprocedure bij DUO.

Artikel 8

Een school kan een nevenvestiging op hetzelfde eiland in gebruik nemen, mits het eilandsbestuur daarmee heeft ingestemd. Het eilandsbestuur dient daartoe te verklaren dat het zal voorzien in de benodigde huisvesting. Vier maanden voor de feitelijke ingebruikneming dient dit bij de Dienst Uitvoering Onderwijs gemeld te worden.

Artikel 9

Het bevoegd gezag mag binnen de grenzen van het eiland zijn hoofd- en/of nevenvestigingen verplaatsen zonder dat dit consequenties heeft voor de bekostiging. Voorwaarde is dat het eilandsbestuur instemt met de verplaatsing door te verklaren te zullen voorzien in de benodigde huisvesting op de nieuwe locatie. Indien aan deze voorwaarde is voldaan kan het bevoegd gezag de verplaatsing uiterlijk vier maanden voor de feitelijke verplaatsing melden bij de Dienst Uitvoering Onderwijs.

Artikelen 10 tot en met 12

Deze artikelen hebben betrekking op de startbekostiging van nieuwe scholen. De inhoud is ontleend aan de in Europees Nederland geldende regels op dit punt. Met de financiële positie in artikel 12, vijfde lid, wordt onder andere gekeken naar het weerstandsvermogen of liquiditeitsvermogen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Deze publicatie kunnen besturen bij ICO/VO ico@duo.nl, aanvragen als zij een school willen gaan stichten.

X Noot
2

Idem.

X Noot
3

Stb. 2008, 296.

X Noot
4

Kamerstukken II 2012/13, 33 630, nr.1.

X Noot
5

Stb. 2018, 156.

X Noot
6

Stb. 2018, 213.

Naar boven