Besluit Normbedragen voorzieningen UWV 2019

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op het bepaalde in de artikelen 34a, 35 en 36 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de artikelen 2:22 en 2:23 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en artikel 19a Wet overige OCW-subsidies, artikel 3a.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 7 en 10g Participatiewet;

Besluit:

Artikel 1

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hanteert bij het toekennen van voorzieningen voor de werksituatie of de onderwijssituatie en bij het toekennen van een tolkvoorziening voor de leefsituatie, de normbedragen zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

UWV indexeert de normbedragen voorzieningen als volgt:

  • 1. Tweemaal per jaar, per 1 januari en per 1 juli normbedrag B 11 met dezelfde index als het wettelijk minimumloon;

  • 2. Jaarlijks, per 1 januari:

    • a. De normbedragen C 20 -I, C 20 -III en Z1 tot en met Z3 met dezelfde index als het maximum premieloon;

    • b. De normbedragen met de codes C 18 - II, C 18-III en C 18-IV, C 22, C 25-I, C25-V, C 26-I, C 26-II, C 27, C 31 tot en met C 34, C 71, E 17- A1, G 22 -I en I 12 met de consumentenprijsindex (CPI);

    • c. De normbedragen met de codes E 17- I tot en met E 17- III en E 17-A3 en Q 1 en Q 2 met dezelfde index als de Cao-lonen in de gezondheid- en welzijnszorg.

Artikel 3

UWV laat periodiek onafhankelijk (markt)onderzoek uitvoeren naar de actualiteit van de normbedragen.

Artikel 4

  • 1. In het geval aan de persoon vóór 1 juli 2019 een voorziening is toegekend, dan geldt, in afwijking van de normbedragen zoals opgenomen in de in artikel 1 bedoelde bijlage, voor die toegekende voorziening tot 1 januari 2021 de normbedragen zoals deze luidden vóór de inwerkingtreding van dit besluit. De vorige volzin geldt alleen voor de volgende normbedragen:

    • C 18-IV Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting;

    • C 25-I Kilometervergoeding voor gebruik van de eigen personenauto;

    • C 25-V Kilometervergoeding voor gebruik van een eigen bestelauto/busje;

    • C 26-I Algemeen gebruikelijke kosten woon- werkverkeer onder inkomensgrens C 20-I.

  • 2. In het geval voor een persoon de interne Jobcoaching is gestart vóór 1 juli 2019, dan bedraagt de subsidie met code Q2 voor de begeleidingsregimes midden en intensief voor het tweede jaar, het bedrag zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit besluit.

    De vorige volzin is ook van toepassing op de interne Jobcoaching voor een dienstbetrekking die direct voorafgegaan is door interne Jobcoaching op een proefplaatsing die is gestart voor 1 juli 2019.

Artikel 5

Het Normbedragenbesluit 2018 (Staatscourant nummer 21773 van 19 april 2018) wordt ingetrokken.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2019

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als het Besluit Normbedragen Voorzieningen UWV 2019.

Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 18 juni 2019

A. Paling Voorzitter Raad van Bestuur

TOELICHTING

I. Algemeen

Als een persoon – naar het oordeel van UWV – structureel functionele beperkingen heeft, kan UWV hem voorzieningen toekennen op grond van artikelen 34a, 35 en 36 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de artikelen 2:22 en 2:23 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en uitsluitend als het om een tolkvoorziening gaat artikel 10g Participatiewet. De voorziening dient dan om het werk mogelijk te maken of te behouden. Het kan gaan om werk in een dienstbetrekking of om werk in zelfstandige arbeid.

Ook kan UWV een persoon op grond van artikel 19a Wet overige OCW-subsidies (WOOS) een voorziening verstrekken, die hem in staat stelt om regulier onderwijs te volgen.

UWV kan – enkel aan personen met een auditieve beperking – op basis van artikel 3a.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een tolkvoorziening toekennen.

De voorwaarden waaronder UWV een voorziening kan toekennen, zijn neergelegd in de volgende besluiten:

  • de Beleidsregel Protocol Voorzieningen UWV;

  • de Beleidsregel Protocol Interne Jobcoach UWV en

  • de Beleidsregel Protocol Jobcoach UWV.

Bij de toekenning van voorzieningen zijn normbedragen van toepassing die UWV met dit besluit vaststelt. De bijlage bij dit besluit bevat het overzicht van deze normbedragen. Het overzicht met de normbedragen bevat de normbedragen voor de intermediaire activiteiten in het werk- onderwijs- en leefdomein en de vervoers- en de computervoorzieningen in zowel het werk- als onderwijsdomein. Tevens bevat het de normbedragen voor de persoonlijke ondersteuning/Jobcoach en interne Jobcoach, die ter ondersteuning van de persoon in een dienstbetrekking kan worden ingezet ter compensatie van de structurele functionele beperkingen. Om het overzicht te completeren bevat de bijlage ook de door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde bedragen met betrekking tot zelfstandige arbeid (code Z 4 Starterskrediet) en door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vastgestelde normbedrag tolkvoorziening voor de leefsituatie (code E 17-II). Zo ontstaat een compleet overzicht van alle normbedragen op het gebied van voorzieningen.

Onafhankelijk marktonderzoek

UWV heeft in 2018 onafhankelijk marktonderzoek laten verrichten naar de actualiteit van de normbedragen voorzieningen. Gekeken is naar samenstelling en onderbouwing van het normbedrag alsmede naar de wijze van indexeren. De uitkomsten van dit onderzoek zijn in de normbedragen per 1 juli 2019 verwerkt. De normbedragen dekken de plausibele kosten die gemaakt moeten worden om de voorziening te realiseren.

• Tolkvoorziening en daarmee samenhangende normbedragen

UWV verricht – na overleg met zijn opdrachtgevers de Ministeries SZW, OCW en VWS – aanvullend onderzoek naar de normbedragen van voorzieningen die verband houden met een auditieve beperking. Het gaat om de normbedragen met de codes E 17-I (uurvergoeding geregistreerde tolk werk/onderwijs), E 17-II (uurvergoeding geregistreerde tolk leef), E 17-III (uurvergoeding intermediaire dienstverleners werk/onderwijs), E -17 A1 (reisvergoeding geregistreerde tolk werk/onderwijs) en E-17 A3 (reisvergoeding intermediaire dienstverlener werk/onderwijs). Dit aanvullende onderzoek houdt o.a. verband met het de centralisatie van de tolkvoorziening. UWV voert per 1 juli 2019 ook voor het leefdomein (naast het onderwijs- en werkdomein) de tolkvoorziening uit. De tolkvoorziening in het leefdomein is in het onderzoek dat in 2018 is uitgevoerd niet betrokken.

II. Toelichting per artikel

Artikel 1

In de bijlage bij dit Normbedragenbesluit zijn de normbedragen opgenomen voor voorzieningen die UWV inzet in de werk- en onderwijssituatie en de tolk- en vervoersvoorziening in de leefsituatie:

• B 11 - Drempelbedrag

Dit bedrag is vastgesteld op 1,85 maal het wettelijk minimum loon per dag (artikel 3 lid 1 van het Reïntegratiebesluit). Dit betreft een jaarbedrag.

• C 18-II - Normbedrag referentieauto

De referentieauto staat voor de auto die gebruikt wordt door gezinnen rond de inkomensgrens (normbedrag C 20-I). UWV hanteerde tot datum invoering van dit Besluit voor de bepaling van de waarde van de referentieauto de gemiddelde verkoopprijs van nieuwe auto’s volgens de BOVAG. Onderzoek wijst uit dat een gezin met een inkomen rond de inkomensgrens een auto aanschaft met een waarde die beduidend lager ligt dan de gemiddelde verkoopprijs van nieuwe auto’s. Per 1 juli 2019 hanteert UWV de gemiddelde aanschafwaarde van een auto door die doelgroep als normbedrag voor de referentieauto.

• C 18-III - Normbedrag eigen bijdrage verzekeringskosten

In de eigen bijdrage zijn de kosten voor een WA-verzekering begrepen, zoals deze geldt voor de referentieauto. Het gaat hier om een bedrag per maand.

• C 18-IV - Normbedrag eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting

De basis voor dit normbedrag is de (gemiddelde) gewichtsklasse van de referentieauto en de gemiddelde kosten motorrijtuigenbelasting per provincie. Het betreft een bedrag per maand.

• C 20-I - Inkomensgrens vervoersvoorzieningen

Deze grens geldt voor gezinnen die gebruik maken van één vervoersvoorziening. Het gezinsinkomen bedraagt in dat geval 261 x 70% van het maximum premiedagloon (artikel 5 lid 1 van het Reïntegratiebesluit).

• C 20-III Inkomensgrens vervoersvoorzieningen

Deze grens is van toepassing als binnen een gezin meer dan één vervoersvoorziening noodzakelijk is. Deze grens bedraagt 1,5x de hoogte van normbedrag C 20-I.

• C 22 Kilometervergoeding voor een bruikleenauto

UWV gaat uit van het (gemiddelde) brandstofgebruik van een door UWV verstrekte bruikleenauto.

• C 25 -I en V Kilometervergoeding voor gebruik van een eigen personenauto of bestelauto/bus

In deze vergoeding zijn vaste kosten (w.o. afschrijving, verzekering en wegenbelasting) en variabele kosten (w.o. onderhoud) van de auto/bestelbus verwerkt.

• C 26 -I Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer onder inkomensgrens C 20-I

De eigen bijdrage is gebaseerd op de (gemiddelde) kosten openbaar vervoer.

• C 26 -II Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C 20-I en/of C 20-III

De algemeen gebruikelijke kosten woon- werkvervoer zijn bepaald aan de hand van de kosten van de referentieauto.

• C 27 Normbedrag maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer

Ongeacht de van toepassing zijnde situatie, betaalt een persoon aan eigen bijdrage als bedoeld in C 26-I of C 26-II nooit meer dan het in normbedrag C 27 genoemde bedrag per maand.

• C 31 en C 33 (Rolstoel)taxikostenvergoeding leefdomein

In dit normbedrag is het maximale start-, kilometer- en tijdtarief – zoals door de Rijksoverheid is vastgesteld – opgenomen. Dit bedrag is vermenigvuldigd met een reisafstand van 2000 kilometer op jaarbasis.

• C 32 en C 34 Taxikostenvergoeding voor personen met een visuele beperking en

Dit normbedrag is de helft van normbedrag C 31.

• C 71 Vergoeding reiskosten voor een begeleider

Het gaat om de maximale reiskosten openbaar vervoer als de begeleider op eigen gelegenheid heen en weer moet reizen om de persoon in het openbaar vervoer te begeleiden. Het gaat hier om een bedrag per jaar.

• E-17 -I Uurvergoeding geregistreerde tolk werk/onderwijsdomein

De hierna opgenomen grondslag geldt voor zowel het normbedrag E 17- I als E 17 -III (uurvergoeding intermediaire dienstverleners). De vergoedingen per uur volgens het normbedragen E 17-I en E 17-III zijn vastgesteld inclusief een overhead- en risico-opslag van 43% van het loon- of inkomensgedeelte in de norm.

Deze opslag is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die de werkgever van de tolk c.q. de zelfstandig werkende tolk of intermediaire dienstverlener moet maken zoals:

  • Registratie en onderhoud deskundigheid (8%)

  • Werkgeverslasten en verzekeringen (7%)

  • Ondernemersrisico en acquisitie opdrachten (8%)

  • Kantoor- en administratiekosten (7%)

  • Inconveniënte tijd, onder meer pauzes en wachttijd tijdens en tussen opdrachten, alsmede de vrijval als gevolg van te laat geannuleerde opdrachten (totaal 13%, inclusief 8% voor annuleringsschade) en

  • Voor schrijftolken bovendien: kosten apparatuur, inclusief opbouw- en afbraaktijd (maakt onderdeel uit van het inkomensgedeelte van de norm).

• E 17-II Uurvergoeding geregistreerde tolk leefdomein

Dit bedrag wordt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vastgesteld, zie hoofdstuk 3a Tolkdiensten voor auditief beperkten onder artikel 3 e van het Uitvoeringsbesluit WMO 2015.

• G 22 -I Vergoeding computer

Het gaat om een eenvoudige computer voor de lees- en schrijffunctie.

• I 12 Normbedrag voor verstrekking in bruikleen

Dit normbedrag is de middeling van een voorziening die in bruikleen wordt verstrekt (normbedrag C 18- II - de referentieauto) en een voorziening die in eigendom wordt verstrekt (normbedrag G 22 computer).

• Q1 Uurvergoeding Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching

In dit normbedrag zijn o.a. kosten voor sociale lasten, overhead en pensioenbijdrage opgenomen.

• Q 2 Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching (dienstbetrekking)

Normbedrag Q1 vormt de basis voor de subsidiebedragen. De focus ligt op de begeleiding op de werkplek zelf en niet op andere leefgebieden. UWV gaat uit van een dienstbetrekking van 24 uur per week of meer.

• Q 2 Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching op een proefplaatsing

Het subsidiebedrag bestaat uit een vast bedrag voor het opstarten van de begeleiding alsmede een variabel bedrag voor de begeleiding zelf, waarbij wordt uitgegaan van 24 werkuren per week.

• Z 1 Inkomensgrens voor startende zelfstandige

Deze inkomensgrens bedraagt 1,5x normbedrag C 20-III.

• Z2 Kosten begeleiding startende zelfstandigen voor en na de start

Dit normbedrag bedraagt 4,5% van normbedrag Z 1.

• Z 3 Voorbereidingskrediet startende zelfstandigen

De hoogte van het voorbereidingskrediet bedraagt 3,5% van normbedrag Z1.

• Z 4 Starterskrediet

Dit bedrag wordt door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgesteld, zie artikel 15 lid 1 van het Reïntegratiebesluit.

Artikel 2

UWV indexeert periode de normbedragen. UWV onderscheidt daarbij drie categorieën normbedragen:

  • a. Bedragen met een vast referentiepunt;

  • b. Bedragen die uitsluitend uit materiële kosten bestaan en

  • c. Bedragen die (deels) uit personele kosten bestaan.

Ad. a

Het normbedrag, met als vast referentiepunt het wettelijk minimumloon volgt de index van het wettelijk minimumloon. UWV indexeert dit normbedrag tweemaal per jaar; te weten zowel per 1 januari als per 1 juli. Het gaat hierbij om het normbedrag, met de code:

  • B 11 Drempelbedrag voorzieningen.

De normbedragen, met als vast referentiepunt het maximum premieloon, volgen de index van het maximum premieloon. UWV indexeert deze normbedragen eenmaal per jaar, te weten per 1 januari. Het gaat om de volgende normbedragen:

  • C 20-1 - de inkomensgrens bij één vervoersvoorziening

  • C 20-III - de inkomensgrens bij meerdere vervoersvoorzieningen

  • Z1 - de inkomensgrens voor startende zelfstandigen 3 jaar na start

  • Z2 - de vergoeding voor begeleiding voor startende zelfstandigen

  • Z3 - voorbereidingskrediet voor startende zelfstandigen

Ad. b

De normbedragen, die uitsluitend uit materiële kosten bestaan, hebben betrekking op goederen of diensten. UWV hanteert voor deze normbedragen de indexering de meest bekendste en complete prijsindex voor materiële kosten; te weten de consumentenprijsindex (CPI). De CPI wordt periodiek door het Centraal Bureau voor de Statistiek bepaald.

UWV indexeert de volgende normbedragen op basis van het CPI:

  • C 18- II - de hoogte van de referentieauto;

  • C 18-III en C 18-IV - de eigen bijdrage van een persoon aan de verzekeringskosten en motorrijtuigenbelasting;

  • C 22 en C 25 -I en C 25-V -de kilometervergoedingen;

  • C 26 -I en II - de algemeen gebruikelijke kosten per kilometer;

  • C 27 - maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer;

  • C 31 tot en met C 34 - de taxikostenvergoedingen in het leefdomein;

  • C 71 - de vergoeding reiskosten voor een begeleider;

  • E 17-A1 -de reisvergoeding geregistreerde tolk werk/onderwijs;

  • G 22-I het normbedrag voor vergoeding computer.

  • I12 - normbedrag verstrekking in bruikleen en

Ad. c

Personele normbedragen hebben betrekking op het inkomen van mensen. Het gaat specifiek om de normbedragen voor tolken en Jobcoaches. UWV sluit voor het indexeren aan bij de Cao-lonen in de gezondheids- en welzijnszorg. Geïndexeerd wordt met de contractuele loonkosten per uur. De volgende normbedragen worden geïndexeerd op basis van de Cao-lonen in de gezondheids- en welzijnszorg: normbedragen:

  • E 17-I - de uurvergoeding geregistreerde tolk werk/onderwijsdomein;

  • E 17 -II - de uurvergoeding geregistreerde tolk in het leefdomein;

  • E 17-III Uurvergoeding intermediaire dienstverlener werk/onderwijs;

  • E 17 A3 - de reisvergoeding intermediaire dienstverleners werk/onderwijs;

  • Q1 - de uurvergoeding Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching en

  • Q2 - de diverse subsidiebedragen Interne Jobcoaching.

Artikel 3

UWV monitort de vastgestelde normbedragen. Om deze zo actueel mogelijk te houden, laat UWV periodiek onafhankelijk marktonderzoek doen. Dit onderzoek vindt eens per 5–10 jaar plaats. Het marktonderzoek richt zich op de samenstelling, onderbouwing en wijze van indexering van de normbedragen voorzieningen. De normbedragen in deze Beleidsregel zijn gebaseerd op onderzoek in 2018. Dit betekent dat UWV op zijn vroegst in 2023 doch uiterlijk in 2028 een nieuw onderzoek laat uitvoeren.

Artikel 4

Als gevolg van de herijking van de normbedragen voorzieningen is een aantal normbedragen substantieel gewijzigd. In een aantal gevallen zijn die wijzigingen ten nadele van de persoon aan wie de voorziening is toegekend. UWV vindt het niet wenselijk dat de persoon direct te maken krijgt met deze voor hem nadelige wijzigingen. UWV hanteert daarom een overgangstermijn voor die normbedragen waarbij een lagere vergoeding en/of een hogere eigen bijdrage gaat gelden. Met het hanteren van een overgangstermijn biedt UWV de persoon aan wie de voorziening is toegekend de mogelijkheid om zich – binnen een realistische termijn – voor te bereiden op de lagere tegemoetkoming dan wel hogere eigen bijdrage.

Er geldt een tweetal overgangsbepalingen.

Vervoersvoorziening

In het geval aan de persoon vóór 1 juli 2019 een voorziening is toegekend, dan geldt een overgangstermijn tot 1 januari 2021. Tot deze datum worden de normbedragen gehanteerd zoals deze golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit. Het gaat om de volgende normbedragen:

  • C 18-IV Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting op € 34,00;

  • C 25-I Kilometervergoeding voor gebruik van de eigen personenauto op € 0,49 ;

  • C 25-V Kilometervergoeding voor gebruik van een eigen bestelauto/busje op € 0,61 en

  • C 26-I Algemeen gebruikelijke kosten woon- werkverkeer onder inkomensgrens C 20-I op € 0,14.

Voorbeelden:

Overgangsregeling vervoersvoorziening is van toepassing:

  • A. De voorziening is op 1 januari 2017 toegekend bij de start van een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd. De voorziening- kilometervergoeding gebruik eigen auto (normbedrag C 25-I - is dus voor 1 juli 2019 toegekend.

  • B. De voorziening is toegekend voor dienstbetrekking die is gestart op 1 maart 2012. De klant maakt gebruik van zijn eigen (aangepaste) auto en ontvangt hiervoor een kilometervergoeding. Per 1 maart 2019 is er sprake van een ‘vervangingsaanvraag’. Vervoer per eigen (aangepaste) auto is opnieuw per 1 maart 2019 als goedkoopste adequate voorziening toegekend.

  • C. De voorziening is per 1 september 2018 toegekend voor het volgen van onderwijs op een bepaalde school en schooltype. Zolang de leerling tot aan 1 januari 2021 dit onderwijs op dezelfde school en schooltype blijft volgen is de overgangssituatie van toepassing.

Overgangsregeling vervoersvoorziening is niet van toepassing:

  • D. Dezelfde situatie als in B. Alleen de ‘vervangingsaanvraag’ kent een ingangsdatum per 1 juli 2019 of later. Vanaf het moment dat er sprake is van een nieuwe ingangsdatum voor de verstrekking van de voorziening, is de overgangssituatie niet van toepassing. Het gaat hier namelijk om de verstrekking van een voorziening op een nieuwe aanvraag.

Interne Jobcoaching

In het geval voor een persoon de interne Jobcoaching op een dienstbetrekking is gestart vóór 1 juli 2019, dan bedraagt de subsidie met code Q2 voor de begeleidingsregimes midden en intensief voor het tweede jaar, het bedrag zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit besluit, te weten € 2.700,00 voor midden en € 4.500,00 voor het intensieve regime. Dit geldt ook voor de interne Jobcoaching die vóór 1 juli 2019 is gestart voor een proefplaatsing en die direct aansluitend is overgegaan in een interne Jobcoaching op een dienstbetrekking.

Voorbeelden:

Overgangsregeling is van toepassing:

  • E. Dienstbetrekking is gestart op 1 juni 2019 en Jobcoaching is per deze datum toegekend. De Jobcoachperiode start op 1 juni 2019.

  • F. Proefplaatsing is gestart op 1 juni 2019. Persoon krijgt een aansluitend dienstverband per 1 augustus 2019.

Overgangsregeling is niet van toepassing

  • G. Dienstbetrekking is gestart op 1 mei 2019. Noodzaak tot Jobcoaching wordt op 1 augustus 2019 onderkend, en verleend. De Jobcoachperiode start op 1 augustus 2019 omdat dan de noodzaak hiervoor vaststaat.

Tot slot: UWV indexeert de normbedragen waarop een overgangstermijn van toepassing is niet.

Amsterdam, 18 juni 2019

A. Paling Voorzitter Raad van Bestuur

BIJLAGE

NORMBEDRAGEN VOORZIENINGEN 01 JULI 2019
   

Normbedrag als de Voorziening is toegekend vóór 01-07-2019 tot aan einde overgangstermijn

Normbedrag geldend op en na 01-07-2019

B11

Drempelbedrag (excl. BTW)

nvt

€ 139,66

C18-II

Normbedrag referentieauto (incl. BTW)

nvt

€ 4.976,10

C18-III

Eigen bijdrage verzekeringskosten

nvt

€ 52,82

C18-IV

Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting

€ 34,00

€ 46,20

C20-I

Inkomensgrens vervoersvoorzieningen

nvt

€ 39.150,95

C20-III

Inkomensgrens vervoersvoorzieningen

nvt

€ 58.726,42

C22

Kilometervergoeding bruikleenauto

nvt

€ 0,13

C25-I

Kilometervergoeding gebruik eigen personenauto

€ 0,49

€ 0,35

C25-V

Kilometervergoeding gebruik eigen bestelauto/bus

€ 0,61

€ 0,49

C26-I

Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer onder de inkomensgrens C20-I

€ 0,14

€ 0,17

C26-II

Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III

nvt

€ 0,35

C27

Normbedrag maximale eigen bijdrage woon-werkvervoer

nvt

€ 225,00

C31

Taxikostenvergoeding leefdomein

nvt

€ 5.547,05

C32

Taxikostenvergoeding leefdomein voor personen met een visuele beperking

nvt

€ 2.773,52

C33

Rolstoeltaxivergoeding leefdomein

nvt

€ 7.080,35

C34

Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer) leefdomein

nvt

€ 2.773,52

C71

Vergoeding reiskosten voor een begeleider

nvt

€ 1.370,60

E17-I

Uurvergoeding geregistreerde tolk werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)

nvt

€ 54,94

E17-II

Uurvergoeding geregistreerde tolk leefdomein (bedrag excl. BTW)

nvt

€ 56,44

E17-III

Uurvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)

nvt

€ 21,50

E17-A1

Reisvergoeding geregistreerde tolk onderwijs/werkdomein (bedrag excl. BTW)

nvt

€ 0,69

E17-A3

Reisvergoeding voor intermediaire dienstverlener werk/onderwijsdomein (bedrag excl. BTW)

nvt

€ 0,32

G22-I

Vergoeding computer (bedrag incl. BTW)

nvt

€ 804,72

I12

Normbedrag voor verstrekking in bruikleen (Contractuele uitzonderingen zijn mogelijk)

nvt

€ 2.890,41

Q1

Uurvergoeding voor Persoonlijke ondersteuning/Jobcoaching (bedrag excl. BTW)

nvt

€ 87,75

Q2

Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching

   
 

begeleidingsregime jaar 1 licht

nvt

€ 2.785,56

 

begeleidingsregime jaar 1 midden

nvt

€ 4.745,77

 

begeleidingsregime jaar 1 intensief

nvt

€ 7.015,49

 

begeleidingsregime jaar 2 licht

nvt

€ 1.444,37

 

begeleidingsregime jaar 2 midden

€ 2.700,00

€ 2.372,89

 

begeleidingsregime jaar 2 intensief

€ 4.500,00

€ 3.507,75

 

begeleidingsregime jaar 3 licht

nvt

€ 1.444,37

 

begeleidingsregime jaar 3 midden

nvt

€ 1.444,37

 

begeleidingsregime jaar 3 intensief

nvt

€ 2.785,56

 

Subsidiebedrag voor Interne Jobcoaching voor een proefplaatsing

   
 

begeleidingsregime licht

nvt

€ 515,85

 

begeleidingsregime midden

nvt

€ 619,01

 

begeleidingsregime intensief

nvt

€ 825,35

Z1

Inkomensgrens voor startende zelfstandige

nvt

€ 87.466,71

Z2

Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen voor en na de start (bedrag excl. BTW)

nvt

€ 3.936,00

Z3

Voorbereidingskrediet startende zelfstandigen (bedrag incl. BTW)

nvt

€ 3.061,33

Z4

Starterskrediet

nvt

€ 36.762,00

Naar boven