Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor zorg en welzijn

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gezien de aanvraag van PGGM namens de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten en de Kunstenbond, daartoe strekkende, dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn, ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, wordt gewijzigd voor de in de aanvragen bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak toneel en dans;

Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank;

BESLUIT:

I.

Wijzigt het besluit van 31 december 1969, nr. 44 403, Stcrt. 1970, nr. 18 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 september 2018, Stcrt. 2018, nr. 5068), waarin werd overgegaan tot het wijzigen van de deelneming in de Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn.

De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:

‘De deelneming in de Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn is verplicht gesteld voor de hieronder gedefinieerde werkgevers en werknemers:

  • A. Werkgevers:

    • a. werkgevers in de intramurale en/of extramurale zorg

    • b. werkgevers in de huisartsenzorg

    • c. gezondheidscentra

    • d. tandartsen

    • e. werkgevers in de ambulancezorg

    • f. werkgevers in de jeugdzorg

    • g. werkgevers in het welzijnswerk en de maatschappelijke dienstverlening

    • h. werkgevers in de kinderopvang

    • i. werkgevers in de rechtsbijstand

    • j. Protestantse Kerk in Nederland

    • k. werkgevers in de kunstzinnige vorming

    • l. werkgevers in de sport

    • m. werkgevers in de tandtechniek

    • n. werkgevers in de toneel en dans

    Deze werkgevers worden als volgt nader omschreven:

    • a. werkgever in de intramurale en/of extramurale zorg:

      de rechtspersoon, de maatschap, de vennootschap onder firma of de commanditaire vennootschap die zorg of hulp verleent in een of meer van de volgende vormen:

      • 1. hulp bij het huishouden, mits in enige mate van overheidswege gefinancierd

      • 2. persoonlijke verzorging

      • 3. verpleging

      • 4. begeleiding

      • 5. medisch specialistische zorg door vrij gevestigde medisch specialisten

      • 6. behandeling

      • 7. verblijf

      • 8. uitleen van verpleegartikelen

      • 9. prenatale zorg

      • 10. vaccinaties

      • 11. jeugdgezondheidszorg

      • 12. kraamzorg

      • 13. verslavingszorg

      • 14. preventie ter voorkoming van de noodzaak tot (meer) zorg en begeleiding, en

      • 15. de indicatiestelling voor één of meer van de bovengenoemde vormen van zorg en voor materiële voorzieningen voor gehandicapten,

      uitgezonderd:

      • de werkgever die als privékliniek geen van overheidswege gefinancierde zorg verleent,

      • de werkgever die actief is in de zelfstandige uitoefening van het beroep van apotheker, fysiotherapeut, verloskundige, diëtist, ergotherapeut, huidtherapeut, klinisch fysicus, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut Cesar / Mensendieck, optometrist, orthoptist, podotherapeut, radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch laborant, tandprotheticus, chiropractor of beoefenaar van alternatieve geneeswijzen.

      • Zodra een werkgever zoals hiervoor omschreven daarnaast in enige vorm actief is in medisch specialistische behandeling, valt deze werkgever wel onder de werkingssfeer van de verplichtstelling,

      • de natuurlijke persoon of rechtspersoon die als zelfstandige eerstelijns vrije beroepsbeoefenaar geestelijke gezondheidszorg verleent,

      • de werkgever in de huisartsenzorg als bedoeld onder b van deze verplichtstelling, het gezondheidscentrum als bedoeld onder c van deze verplichtstelling, de tandarts als bedoeld onder d van deze verplichtstelling, de werkgever in de ambulancezorg als bedoeld onder e van deze verplichtstelling en de werkgever in de jeugdzorg als bedoeld onder f van deze verplichtstelling en

      • de overheidswerkgever in de zin van de Wet Privatisering ABP (Stb. 1995, 639, laatstelijk gewijzigd bij wet van 23 februari 2004, Stb. 2004, 87);

    • b. werkgevers in de huisartsenzorg:

      natuurlijke personen en rechtspersonen die (nagenoeg) uitsluitend (een onderdeel van) huisartsenzorg leveren, in enigerlei rechtsvorm;

    • c. gezondheidscentrum:

      de in Nederland gevestigde rechtspersoon die multidisciplinaire eerstelijns gezondheidszorg verleent, met dien verstande dat dit voor huisartsen uitsluitend van toepassing is voor zover zij in dienst zijn van een rechtspersoon die zonder winstoogmerk binnen het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen tenminste de disciplines huisartsgeneeskunde, maatschappelijk werk en wijkverpleging vanuit een gezamenlijke huisvesting multidisciplinaire eerstelijns hulp verleent;

    • d. tandarts:

      de natuurlijke persoon of rechtspersoon die als tandarts of tandarts-specialist tandheelkundige zorg verleent, voor wat betreft dat deel van de werknemers dat de functie vervult van tandartsassistent of tandartsassistent-plus;

    • e. werkgever in de ambulancezorg:

      de natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon die in Nederland het bedrijf uitoefent in het kader van het verlenen of doen verlenen van de in de Wet ambulancevervoer, (Stb. 1971, 369 d.d. 23 april 1971) geregelde ambulancezorg. Onder ambulancezorg wordt verstaan: zorg, erop gericht een zieke of gewonde ter zake van zijn aandoening of letsel hulp te verlenen en per ambulance te vervoeren, alsmede een Centrale Post voor het Ambulancevervoer c.q. Meldkamer Ambulancezorg voorzover het personeel in dienst is van de natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon of Regionale Ambulancevoorziening. Uitgezonderd zijn privaatrechtelijke instellingen waaraan een B3 status is toegekend op basis van de Wet Privatisering ABP (Stb. 1995, 639, laatstelijk gewijzigd bij wet van 23 februari 2004, Stb. 2004, 87).

    • f. werkgever in de jeugdzorg:

      de rechtspersoon die nagenoeg uitsluitend de navolgende voorzieningen van jeugdzorg in stand houdt c.q. beheert:

      • 1. alle vormen van ambulante hulpverlening en therapeutische interventies gericht op de individuele jeugdige of het gezin, waaronder

        • opvoedcursussen

        • intensieve (ortho)pedagogische gezinsbegeleiding

        • spelbegeleiding

        • speltherapie

        • creatieve therapie

        • vaardigheidstrainingen gericht op het omgaan met specifiek probleemgedrag van

        • jeugdigen

        • specifieke aanpak van gedragsproblemen van jeugdigen

        • individuele begeleiding en training van jeugdigen of hun ouders

        • kindertelefoons

        • jongerenadviescentra, en

        • adviesbureaus voor jeugd en gezin;

      • 2. (deeltijd) verblijf in een accommodatie van een zorgaanbieder of verblijf bij een pleegouder ter vervanging van de gezinssituatie, in verband met psychosociale, psychische of gedragsproblemen waaraan het gezin het hoofd niet kan bieden of tijdens voogdij of voorlopig voogdij van een bureau jeugdzorg, waaronder:

        • - voorzieningen voor crisisopvang

        • observatietehuizen

        • tehuizen voor opvoeding en verzorging

        • tehuizen voor buitengewone behandeling, en

        • gezinshuizen;

      • 3. de medische kindertehuizen, waaronder worden verstaan tehuizen waarin aan jeugdigen wier lichamelijke of geestelijke gezondheid is aangetast of in ernstige mate wordt bedreigd hulp wordt geboden bestaande uit geneeskundig onderzoek en observatie en geneeskundige behandeling door artsen in samenwerking met andere deskundigen, alsmede verpleging en verzorging gedurende dag en nacht;

      • 4. de medische kleuterdagverblijven, waaronder worden verstaan voorzieningen waarin aan jeugdigen bij wie een stoornis in de ontwikkeling is opgetreden of dreigt op te treden ten gevolge van een samenloop van lichamelijke of geestelijke en maatschappelijke factoren hulp wordt geboden, bestaande uit:

        • geneeskundig onderzoek en geneeskundige behandeling door een kinderarts in samenwerking met andere deskundigen, alsmede verzorging gedurende de dag of een gedeelte daarvan,

        • de begeleiding van het gezin waartoe het kind behoort;

      • 5. de bureaus jeugdzorg alsmede voorzieningen voor observatiediagnostiek ten behoeve van het stellen van een indicatie voor jeugdzorg;

      • 6. de particuliere justitiële jeugdinrichtingen zoals bedoeld in artikel 1 onder C van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Stb 2000,481);

    • g. werkgever in het welzijnswerk en de maatschappelijke dienstverlening:

      de rechtspersoon die de inkomsten geheel of ten dele direct of indirect ontvangt uit zorgverzekeringen of van de overheid en die, al dan niet met winstoogmerk, voor meer dan 50% van de inkomsten maatschappelijke zorg of hulp verleent in een van de volgende vormen:

      • 1. sociaal-cultureel werk:

        • sociaal-culturele, educatieve, vormende en/of recreatieve activiteiten, die algemeen toegankelijk zijn en bevorderlijk kunnen zijn voor de maatschappelijke participatie en/of ontplooiing van individuen en/of groepen,

        • activerende, ondersteunende en/of belangenbehartigende activiteiten gericht op bevordering van de leefbaarheid en het welzijn van (groepen van) burgers in hun woon- en leefomgeving en/of op de participatie aan en emancipatie in de samenleving van (groepen van) burgers,

        • vrijwilligerscentrales die als doel hebben het stimuleren, ondersteunen en/of bemiddelen ten behoeve van vrijwilligerswerk,

        • (ondersteuning van) jeugd- en jongerenwerk,

        • activiteiten gericht op bevordering van de maatschappelijke participatie van jongeren en het voorkomen van maatschappelijke uitval van jongeren;

      • 2. peuterspeelzaalwerk: het bieden van speel- en/of aanvullende ontwikkelingsmogelijkheden aan kinderen in de leeftijd vanaf 2 jaar tot aan het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen, gedurende minder dan 4 aaneengesloten uren per dag.

      • 3. welzijn minderheden, vluchtelingen en asielzoekers:

        • activiteiten gericht op de (medische) opvang, introductie, maatschappelijke oriëntatie en/of integratie van (etnische) minderheden, vluchtelingen en asielzoekers alsmede activiteiten gericht op begeleiding, ondersteuning en deskundigheidsbevordering van organisaties die zich richten op (etnische) minderheden, vluchtelingen en asielzoekers,

        • tolkencentra voorzover deze nagenoeg uitsluitend activiteiten verrichten ten

        • behoeve van minderheden,

        • zelforganisaties van minderheden (mits deze organisaties niet tevens politieke

        • doelstellingen hebben);

      • 4. maatschappelijke dienst- en hulpverlening:

        • sociaal raadsliedenwerk: kosteloze en laagdrempelige sociaal-juridische advisering op een zeer breed terrein,

        • telefonische hulpdiensten: informatieverstrekking, advisering en dienstverlening als eerste opvang aan personen bij verwerking van gebeurtenissen en omstandigheden die ingrijpen in hun leven en/of verstoorde of onvoldoende aanwezige relaties tussen mensen en hun sociale omgeving,

        • ambulante hulpverlening aan vrouwen en mannen op het gebied van zwangerschap, ouderschap, seksueel geweld, adoptie en/of kindafstand,

        • slachtofferhulp: opvang, dienstverlening en/of ondersteuning – zowel emotioneel, praktisch als juridisch – aan slachtoffers van misdrijven en verkeersongevallen,

        • algemeen en specifiek maatschappelijk werk,

        • schuldhulpverlening: advisering, praktische hulpverlening en/of bemiddeling bij het verantwoord (leren) omgaan met een huishoudbudget en / of het oplossen van een schuldprobleem;

      • 5. maatschappelijke opvang:

        • het bieden van korte of meer langdurige opvang en psychosociale begeleiding aan personen die (tijdelijk) niet beschikken over eigen woonruimte of die hun woonomgeving hebben verlaten, waaronder dak- en thuislozenzorg, algemene (crisis)opvangcentra, vrouwen(crisis)opvangcentra, blijf-van-mijn-lijf huizen, centra voor intensieve opvang, begeleid wonen en sociale pensions,

        • herstellingsoorden: het bieden van residentiële, kortdurende, somatische en/of psychosomatische hulpverlening aan personen die na ziekte, medische behandeling of ten gevolge van mentale overbelasting (door lichamelijke oorzaken) gedurende 24 uur per dag tijdelijk opvang, begeleiding en verpleging behoeven, waarbij de hulpverlening is gericht op terugkeer naar een zelfstandig maatschappelijk functioneren van het individu;

      • 6. welzijn ouderen:

        • ambulante praktische dienstverlening op materieel gebied en/of recreatieve activiteiten voor individuele en groepen ouderen, die bevorderlijk kunnen zijn voor hun individuele welzijn, gezondheid, maatschappelijke participatie en/of zelfredzaamheid,

        • activiteiten, direct of indirect gericht op het bevorderen van het maatschappelijk functioneren, de begeleiding of verpleging en verzorging of de belangenbehartiging van ouderen;

      • 7. welzijn gehandicapten:

        activiteiten, direct of indirect gericht op het bevorderen van de maatschappelijke integratie en ontplooiing of de belangenbehartiging van lichamelijk en/of verstandelijk gehandicapten;

      • 8. emancipatie, pleitbezorging, voorlichting, belangenbehartiging en bestrijding discriminatie ten behoeve van vrouwen, homoseksuelen, alleenstaanden, gezinnen, ouderen en minderheden;

    • h. werkgever in de kinderopvang:

      de natuurlijke persoon of rechtspersoon die:

      • 1. tegen vergoeding kinderopvang verzorgt voor kinderen van 0 jaar tot en met het einde van de basisschoolleeftijd en/of

      • 2. tegen vergoeding bemiddelende en/of begeleidende en/of ondersteunende diensten verricht ten behoeve van kinderopvang;

    • i. werkgever in de rechtsbijstand:

      • 1. de Raad voor de Rechtsbijstand die de verzoeken om toevoeging van een rechtsbijstandverlener beoordeelt;

      • 2. de publiekrechtelijke stichting het Juridisch Loket, verantwoordelijk voor gratis juridisch advies en informatie.

    • j. Protestantse Kerk in Nederland:

      een gemeente, diaconie, classis, de evangelisch-lutherse synode of de kerk dan wel een kerkelijke instelling als bedoeld in ordinantie 11-26 dan wel een protestantse stichting als bedoeld in artikel 2 van de Generale regeling stichtingen, voor wat betreft de medewerker, die met de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten.

    • k. werkgever in de kunstzinnige vorming:

      • 1. de rechtspersoon die uitsluitend of in overwegende mate zonder winstoogmerk lessen, cursussen en/of projecten verzorgt op het terrein van de muzikale vorming en/of op één of meer terreinen van de audiovisuele, beeldende, dansante of dramatische vorming, al dan niet gecombineerd met literaire vorming, dan wel zich daarmee uitsluitend of in overwegende mate bezighoudt;

      • 2. de rechtspersoon die één of meer elementen van de begeleiding gericht op ontwikkeling en vernieuwing van beleid en uitvoering, alsmede op verbetering van kwaliteit van activiteiten op het terrein van kunstzinnige vorming vervult, al dan niet op landelijk niveau, op één of meer dan de onder 1 bedoelde terreinen, indien deze rechtspersoon deswege geheel of gedeeltelijk gesubsidieerd wordt door de rijks-, provinciale en/of gemeentelijke overheid;

      • 3. de Vereniging van Centra voor de Kunsten, gevestigd te Utrecht;

    • l. werkgever in de sport:

      de rechtspersoon, werkzaam op landelijk, regionaal en/of provinciaal niveau, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk faciliteiten te verschaffen voor de sportbeoefening in de ruimste zin dan wel deze sportbeoefening te bevorderen, uitgezonderd:

      • werknemers die op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst met als benaming “arbiter” of “docent” in dienst zijn van en als zodanig werken voor een werkgever in de sport;

      • sporttechnisch kader in dienst van een provinciaal sportservicebureau en/of diens rechtsopvolgers, dat bij een lokale vereniging te werk is gesteld;

      • sporters in dienst van een aangesloten sportorganisatie;

      • (assistent) bondscoach van het Nederlands A-elftal en Jong Oranje in dienst van de KNVB.

    • m. werkgever in de tandtechniek:

      elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die:

      • a. zich in hoofdzaak richt op het vervaardigen en/of repareren van tandtechnische werkstukken;

      • b. zich niet in hoofdzaak richt op het vervaardigen of repareren van tandtechnische werkstukken, maar wel in hoofdzaak bedrijfsactiviteiten verricht in de mondzorg, alleen geldend voor zijn werknemers die hoofdzakelijk tandtechnische werkstukken vervaardigen en/of repareren.

      Onder tandtechnische werkstukken wordt verstaan alle werkstukken bestemd voor regulering, vervanging of herstel van gebitselementen, zoals bijvoorbeeld kronen, bruggen, (frame)protheses en regulatie-apparatuur.

    • n. werkgever in de toneel en dans:

      Elke in Nederland gevestigde rechtspersoon, die:

      • uitsluitend of in hoofdzaak toneel en/of dans produceert en/of uitvoert, gemeten naar ten minste 50% van de loonsom van de organisatie én die

      • op basis van continuïteit toneel en/of dans produceert en/of uitvoert, door ten minste één toneel- en/of dansproductie per jaar of per seizoen uit te brengen of te hernemen. Daarbij geldt dat de totale periode waarin deze productie(s) wordt of worden voorbereid, gerepeteerd en/of opgevoerd tenminste 6 maanden duurt gemeten in een periode van 1 kalenderjaar.

        De verplichte aansluiting vangt aan per 1 januari van het jaar na het hierboven genoemde kalenderjaar.

        Toneel en/of dans wordt in de ruimste zin van het woord opgevat, met of zonder muziek en/of tekst, voor alle leeftijds- en publieksgroepen, op podia of op locatie. Toneel en/of dans kan elementen bevatten van andere (podium)kunstdisciplines.

        Uitgezonderd zijn producties die uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit muziek, opera, operette, musical, cabaret, poppenspel en circus.

    • B. Werknemers:

      ieder die een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht heeft met een onder A genoemde werkgever, uitgezonderd:

      • a. de werknemers die de 15-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en de werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van artikel 7a lid 1 van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt,

      • b. de werknemers die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628) dan wel krachtens artikel 3 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Stb. 2005, 526), zoals die beschikking luidt op de datum waarop voor de werknemers van de desbetreffende categorie van instellingen de deelneming in het fonds is verplichtgesteld, reeds verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds dan wel in een beroepspensioenregeling,

      • c. de werknemers, die een dagopleiding volgen en uitsluitend gedurende hun school- of studievakanties werkzaam zijn voor een periode niet langer dan maximaal 6 weken achtereen en niet meer dan in totaal 60 dagen per kalenderjaar,

      • d. de werknemers die zijn aan te merken als directeur grootaandeelhouder in de zin van de Regeling aanwijzing directeur grootaandeelhouder 2016 (in werking getreden per 1 januari 2016, Stcrt.2015,19073).’

II.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2019 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 23 mei 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven