ARTIKEL I
De Subsidieregeling AMIF en ISF 2014–2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De definitie van deelnemers komt te luiden:
personen uit de doelgroep die deelnemen aan activiteiten uit het project van de subsidieaanvrager
en personen die rechtstreeks gekoppeld kunnen worden aan de uitvoering van een activiteit
uit het project van de subsidieaanvrager.
2. De definitie van directe loonkosten komt te luiden:
loonkosten van personeel, waarbij sprake is van direct aan deelnemers van het project
bestede uren, dan wel loonkosten welke direct aan deelnemers van het project bestede
uren, dan wel loonkosten welke direct te relateren zijn aan de uitvoering van subsidiabele
activiteiten als bedoeld in bijlagen A tot en met Hf.
B
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 4, onderdeel k, door een puntkomma
worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
l. Inreis- en uitreissysteem, nader uitgewerkt in bijlage He, behorende bij deze regeling.
-
m. Specifieke Maatregel Frontex uitrusting die ter beschikking wordt gesteld aan het
Europese Grens en Kustwacht Agentschap, nader uitgewerkt in bijlage Hf, behorende
bij deze regeling.
C
In artikel 6, derde lid, wordt 'artikel 4, onderdelen d tot en met h' vervangen door
'artikel 4, onderdelen d tot en met m' en 'bijlagen D tot en met H' vervangen door
'bijlagen D tot en met Hf'.
D
In artikel 7, zevende lid, wordt 'achttien weken' vervangen door 'tweeëntwintig weken'.
E
In artikel 7, achtste lid, wordt 'artikel 4, onderdelen d tot en met h' vervangen
door 'artikel 4, onderdelen d tot en met m' en 'achttien weken' vervangen door 'tweeëntwintig
weken'.
F
In artikel 9, derde lid, wordt 'de periode, de totale subsidiabele kosten, het maximumbedrag
van de subsidie, alsmede – indien van toepassing – de doelgroep van het project' vervangen
door 'de in artikel 10, tweede lid, van de Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 1042/2014
genoemde onderdelen'.
G
Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:
H
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zevende lid komt te luiden:
-
7. De minister, de Europese Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben
de bevoegdheid om audits, op basis van documenten of ter plaatse, uit te voeren bij
alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die overeenkomstig de Horizontale
verordening en de specifieke verordeningen middelen van de Europese Unie hebben ontvangen.
Tevens verstrekken zij voornoemde instanties desgevraagd informatie over de projecten
die voor monitoring en evaluatie gebruikt kunnen worden.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
8. Het Europees Bureau voor Fraudebestrijding kan onderzoeken uitvoeren, zoals controles
en verificaties te plaatse, overeenkomstig de bepalingen en procedures in Verordening
(EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom,
EG) nr. 2185/96 van de Raad, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie
of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Europese Unie
zijn geschaad, in verband met een subsidieovereenkomst, subsidiebesluit of een overeenkomst,
gefinancierd overeenkomstig de Horizontale verordening of de specifieke verordeningen.
I
Bijlage A, artikel A3, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt '€ 9.379.708' vervangen door '€ 9.872.970'.
2. In het tweede lid wordt '€ 5.627.825' vervangen door '€ 5.923.782'.
J
In bijlage B, artikel B3, wordt '€ 8.557.969' vervangen door '€ 8.943.283'.
K
Bijlage C, artikel C3, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt '€ 14.156.950' vervangen door '€ 14.744.982'.
2. In het tweede lid wordt '€ 7.078.475' vervangen door '€ 7.372.491'.
L
Bijlage C, artikel C7, derde lid, komt te luiden:
-
3. Voor projecten die zich richten op de activiteiten, bedoeld in artikel C5, eerste
lid, onder a, b en c, zijn de volgende maximale bedragen die rechtstreeks ten goede
komen aan de terugkeerder, subsidiabel:
-
a. bij praktische ondersteuning van vreemdelingen, de gemaakte kosten voor de daadwerkelijke
terugkeer, met uitzondering van kosten voor vreemdelingen die de nationaliteit bezitten
van een lidstaat van de Europese Unie, een land die tot de Europese Economische Ruimte
behoort, van Andorra, Liechtenstein, Monaco, San Marino of Vaticaanstad of een land
dat tot de top 35 behoort van de hoogste inkomens per hoofd van de bevolking volgens
de lijst van de Wereldbank;
-
b. bij ondersteuning van vreemdelingen voor wie de kosten van de daadwerkelijke terugkeer
subsidiabel zijn, een financiële bijdrage voor levensonderhoud van maximaal € 200
per volwassene en alleenstaande minderjarige vreemdeling en € 40 per meereizend minderjarig
kind, met dien verstande dat voor vreemdelingen met de nationaliteit van Algerije,
Albanië, Bosnië-Herzegovina, Egypte, Georgië, Kosovo, Libanon, Noord-Macedonië, Marokko,
Montenegro, Moldavië, Oekraïne, Rusland, Servië, Tunesië, Turkije en Wit Rusland deze
vergoeding maximaal € 100 per volwassene en alleenstaande minderjarige vreemdeling
en € 40 per meereizend minderjarig kind is;
-
c. bij herintegratieondersteuning van vreemdelingen waarvoor een visumplicht om naar
Nederland te reizen geldt, die terugkeren naar het land van herkomst en die de nationaliteit
hebben van een land dat op de lijst met OESO-DAC-landen staat vermeld, € 1.800 per
volwassene en € 2.800 per minderjarig kind. Van dit bedrag mag maximaal € 300 in contanten
aan de vreemdeling worden verstrekt. Vreemdelingen met de nationaliteit van Algerije,
Egypte, Kosovo, Libanon, Marokko, Mongolië, Tunesië, Turkije, Rusland en Wit-Rusland
zijn uitgesloten van deze ondersteuning.
M
Bijlage G, artikel G1, komt te luiden:
De subsidie wordt aangevraagd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid, met uitzondering van de subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel
G4, onderdeel c, die wordt aangevraagd door het Directoraat-Generaal Politie en Veiligheidsregio’s
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
N
Bijlage H, artikel H1, komt te luiden:
De subsidie wordt aangevraagd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie
van Justitie en Veiligheid, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de Koninklijke
Marechaussee of de Kustwacht.
O
Bijlage H, artikel H2, komt te luiden:
Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van deze bijlage worden
door de minister ontvangen tot en met 31 december 2020, 17:00 uur.
P
Bijlage H, artikel H3, komt te luiden:
Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak
genoemd in artikel H2 € 30.388.515, waarbij maximaal € 9.276.917 beschikbaar wordt
gesteld voor subsidies voor de activiteit, bedoeld in artikel H5, onderdeel f.
Q
Bijlage H, artikel H7, vervalt.
R
Na Bijlage Hd worden twee bijlagen ingevoegd, die luiden als aangegeven in de bijlagen
1 en 2 bij deze regeling.
ARTIKEL II
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
-
2. Artikel I, onderdelen I, J en K werken terug tot en met 1 februari 2019.
-
3. Bijlage C, artikel C7, derde lid, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel
I, onderdeel L, blijft van toepassing op subsidies, die op basis van deze regeling
op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling zijn
verleend.
BIJLAGE 1, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL R
Bijlage He, behorende bij artikel 4, onderdeel L
Specifieke bepalingen met betrekking tot de actie, genoemd in artikel 4, onderdeel
l. Inreis- en uitreissysteem (EES).
Artikel He1. Subsidieaanvrager
De subsidie wordt aangevraagd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Artikel He2. Aanvraagtijdvak
Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van deze bijlage worden
door de minister ontvangen tot en met 31 december 2020, 17.00 uur.
Artikel He3. Subsidieplafond
Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak
genoemd in artikel He2 € 6.412.600,00.
Artikel He4. Subsidiabele activiteiten
Voor subsidie komen in aanmerking investeringen en activiteiten ter dekking van de
kosten bedoeld in artikel 64, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226 alsook de kosten
in verband met de instelling en werking van de nationale uniforme interface, als bedoeld
in artikel 64, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 (EES Verordening).
Artikel He5. Specifieke eisen aan het project
-
1. Een project gericht op de subsidiabele activiteiten genoemd in artikel He4 mag tot
maximaal 30 december 2022 duren.
-
2. In plaats van de datum van ontvangst van de volledige aanvraag kan door de Minister
in de beschikking tot subsidieverlening een andere startdatum van het project worden
vermeld.
Artikel He6. Hoogte van de subsidie
In afwijking van artikel 11 bedraagt de subsidie maximaal 100% van de subsidiabele
kosten doch ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag.
BIJLAGE 2, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL R
Bijlage Hf, behorende bij artikel 4, onderdeel M
Specifieke bepalingen met betrekking tot de actie, genoemd in artikel 4, onderdeel
m. Specifieke Maatregel Frontex uitrusting die ter beschikking wordt gesteld aan het
Europese Grens en Kustwacht Agentschap (EGKWA).
Artikel Hf1. Subsidieaanvrager
De subsidie wordt aangevraagd door de Koninklijke Marechaussee (Defensie).
Artikel Hf2. Aanvraagtijdvak
Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van deze bijlage worden
door de minister ontvangen tot en met 31 december 2019, 17.00 uur.
Artikel Hf3. Subsidieplafond
Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak
genoemd in artikel Hf2 € 2.025.000,00.
Artikel Hf4. Subsidiabele activiteiten
Voor subsidie komen in aanmerking investeringen en activiteiten in verband met de
aanschaf van een CABIN RHIB (vaartuig) inclusief uitrusting en toebehoren.
Artikel Hf5. Specifieke eisen aan het project
-
1. Een project gericht op de subsidiabele activiteiten genoemd in artikel Hf4 mag tot
maximaal 31 december 2021 duren.
-
2. In plaats van de datum van ontvangst van de volledige aanvraag kan door de Minister
in de beschikking tot subsidieverlening een andere startdatum van het project worden
vermeld.
Artikel Hf6. Hoogte van de subsidie
In afwijking van artikel 11 bedraagt de subsidie maximaal 90% van de subsidiabele
kosten doch ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling tot wijziging van de Subsidieregeling AMIF en ISF 2014–2020 bevat onder
andere:
-
– een ophoging van de maximaal beschikbare bedragen voor het verlenen van subsidie voor
de aanvraagtijdvakken, bedoeld in de artikelen A3, B3 en C3.
-
– diverse aanpassingen naar aanleiding van naamswijzigingen, overheveling van taken
en naar aanleiding van aanbevelingen van de Audit Autoriteit en de Europese Commissie.
-
– een aanpassing van het subsidieplafond met betrekking tot projecten op het gebied
van het management van de externe EU-grenzen. Het betreft wijzigingen met betrekking
tot het ISF die worden onderbouwd door aanpassingen in het nationaal programma. Voor
het management van de externe EU-Grenzen is namelijk door de Europese Commissie additioneel
budget beschikbaar gesteld en in het nationaal programma op projectniveau vastgelegd.
Om de additionele middelen, waarvan een gedeelte door de Europese Commissie geoormerkt
voor het inreis- uitreissysteem (EES) beschikbaar wordt gesteld, daadwerkelijk te
kunnen besteden is aanpassing van onderhavige regelgeving noodzakelijk.
-
– toevoeging van een aan Nederland toegekende Specifieke Maatregel ISF Frontex uitrusting
welke ter beschikking wordt gesteld aan het Europese Grens en Kustwacht Agentschap
(EGKWA) ten behoeve van de aanschaf van een boot (CABIN RHIB) inclusief uitrusting
en toebehoren. Hiertoe is door de Europese Commissie additioneel geoormerkt budget
beschikbaar gesteld en in het nationaal programma op projectniveau vastgelegd.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A (artikel 1)
De definitie van deelnemer is verduidelijkt, mede op verzoek van de Audit Autoriteit,
zodat het voor de organisaties die AMIF-projecten uitvoeren en voor de controlerende
instanties duidelijker is voor welke activiteiten het noodzakelijk is om een deelnemersadministratie
bij te houden. Het is bijvoorbeeld nodig dit te doen voor personen uit de doelgroep
die deelnemen aan activiteiten uit het project van de subsidieaanvrager. Maar ook
voor personen die rechtstreeks gekoppeld kunnen worden aan de uitvoering van een activiteit
uit het project van de subsidieaanvrager, zoals bijvoorbeeld voor medewerkers die
worden opgeleid als dit tot een van de activiteiten van het project behoort.
Aan de definitie van directe loonkosten zijn de twee nieuwe acties toegevoegd die
zijn vastgelegd in artikel 4 en in bijlagen He en Hf nader zijn uitgewerkt (zie voor
een nadere toelichting van de twee nieuwe acties de toelichting bij onderdeel R).
Onderdelen B en C (artikel 4, onderdelen l en m)
In artikel 4 zijn in de onderdelen l en m twee nieuwe acties toegevoegd die in bijlagen
He en Hf nader zijn uitgewerkt. De twee nieuwe acties zijn voorts toegevoegd in artikel
6, derde lid.
Onderdelen D en E (artikel 7, zevende en achtste lid)
Naar aanleiding van een aanbeveling van de Audit Autoriteit is besloten om de termijn
om te beslissen op aanvragen in lijn te brengen met de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking,
conform aanwijzing 17 (van 18 weken naar 22 weken). In het achtste lid zijn tevens
de twee nieuwe acties toegevoegd.
Onderdeel F (artikel 9, derde lid)
Naar aanleiding van een aanbeveling van de Europese Commissie wordt in dit artikel
expliciet verwezen naar artikel 10, tweede lid, van de Gedelegeerde verordening (EU)
Nr. 1042/2014 waarin is benoemd dat in de beschikking in elk geval het volgende wordt
opgenomen of vastgesteld:
-
a. het maximumbedrag dat de Europese Unie bijdraagt;
-
b. het maximumpercentage dat de Europese Unie overeenkomstig de relevante specifieke
verordening bijdraagt;
-
c. een gedetailleerde beschrijving en een tijdschema van het project
-
d. in voorkomend geval, belangrijke taken die de begunstigde van plan is in onderaanneming
te geven aan derde partijen, met de daaraan verbonden kosten;
-
e. de overeengekomen voorlopige begroting en het financieringsplan voor het project,
met inbegrip van uitgaven en inkomsten, overeenkomstig de vastgestelde subsidiabiliteitsregels;
-
f. de methode waarmee bij de afsluiting van het project de hoogte wordt berekend van
de bijdrage van de Europese Unie;
-
g. het tijdschema en de uitvoeringsbepalingen van de overeenkomst, met inbegrip van bepalingen
inzake verslagleggingsverplichtingen, wijzingen van de overeenkomst en beëindiging
van de overeenkomst;
-
h. de operationele doelstellingen van het project, met inbegrip van gekwantificeerde
doelstellingen en de indicatoren waarover verslag moet worden uitgebracht;
-
i. de vereiste dat de begunstigde tijdig de benodigde gegevens voor de in de specifieke
verordening vastgestelde gemeenschappelijke indicatoren en programmaspecifieke indicatoren
verzamelt en deze gegevens ten minste eenmaal per jaar meedeelt;
-
j. de definitie van de subsidiabele kosten met, indien van toepassing, een beschrijving
van de methode voor het bepalen van eenheidskosten, vaste bedragen en forfaitaire
financiering;
-
k. de boekhoudkundige vereisten en de voorwaarden voor de betaling van de subsidie, en
-
l. de voorwaarden betreffende het auditspoor, de voorschriften inzake gegevensbescherming
en de voorschriften inzake publiciteit.
Onderdeel G (artikel 14, tweede lid)
Naar aanleiding van een aanbeveling van de Audit Autoriteit is besloten om een aanvullend
voorschot te kunnen verlenen na realisatie van ten minste 50% van de subsidiabele
kosten, in plaats van na realisatie van ten minste 25% van de subsidiabele kosten.
Dit om zoveel mogelijk te voorkomen dat het totale bedrag aan voorschotten dat is
uitbetaald de uiteindelijke totale subsidiabele kosten overstijgt en bedragen moeten
worden teruggevorderd, met alle risico’s die dat met zich meebrengt.
Onderdeel H (artikel 15, zevende lid)
Naar aanleiding van een aanbeveling van de Europese Commissie wordt in dit artikel
expliciet verwezen naar de Algemene Rekenkamer en naar de Europese Rekenkamer als
instanties waaraan door subsidieontvangers inzage in of informatie uit de administratie
moet worden verstrekt, aangezien dit is vastgelegd in artikel 10, vierde lid, van
Gedelegeerde verordening (EU) Nr. 1042/2014.
Daarnaast is naar aanleiding van een aanbeveling van de Europese Commissie in dit
artikel expliciet verwezen naar het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF)
dat onderzoeken kan uitvoeren, zoals controles en verificaties ter plaatse om vast
te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten,
aangezien dit is vastgelegd in artikel 5, achtste lid, van Verordening (EU) Nr. 514/2014.
Onderdelen I tot en met K (bijlage A, artikel A3, bijlage B, artikelen B3 en bijlage
C, artikel C3)
In februari 2019 is er een aanvraagtijdvak voor de bijlagen A tot en met C geopend.
De projecten gericht op de subsidiabele activiteiten van de bijlagen A tot en met
C die zijn medegefinancierd uit het aanvraagtijdvak dat in 2015 is geopend zijn inmiddels
afgerond en hebben een verzoek tot vaststelling van de subsidie ingediend. Naar aanleiding
van de informatie uit deze verzoeken wordt verwacht dat niet al het budget dat in
2015 beschikbaar is gesteld en aan projecten is toegekend zal worden benut. Daarom
heeft de Verantwoordelijke Autoriteit voor AMIF en ISF, na positief advies van het
Monitorcomité voor AMIF en ISF, besloten het beschikbare budget voor het aanvraagtijdvak
dat in februari 2019 is geopend te verhogen. Dat besluit is in de subsidieregeling
verwerkt.
Onderdeel L (bijlage G, artikel G1)
De maximale bedragen die rechtstreeks ten goede komen aan de terugkeerder en de landen
waarvoor dit geldt zijn veranderd en deze veranderingen zijn doorgevoerd in de subsidieregeling.
Voor meer informatie wordt verwezen naar de website van de Dienst Terugkeer en Vertrek:
https://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/Subsidies/belangrijke-documenten/index.aspx.
Onderdeel M (Bijlage G, artikel G1)
In de wijziging van het Organisatiebesluit van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
(Stcrt. 2018, 48419) zijn met ingang van 1 mei 2018 de taken die betrekking hebben op de subsidiabele
activiteit opgenomen in artikel G4, onderdeel c (het doorontwikkelen van vroegtijdige
waarschuwings- en responsmaatregelen) overgeheveld van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid naar het directoraat-generaal Politie. Dit is in de subsidieregeling
doorgevoerd.
Onderdelen N tot en met Q (Bijlage H, artikelen H1, H2, H3 en H7)
Voor het management van de externe EU-Grenzen (ISF) is door de Europese Commissie
additioneel budget beschikbaar gesteld en in het Nationaal Programma op projectniveau
vastgelegd. Het nationaal programma ISF is hiertoe gewijzigd en op 27 september 2018
door de Europese Commissie goedgekeurd. Om de additionele middelen daadwerkelijk te
kunnen besteden is deze aanpassing van onderhavige regelgeving noodzakelijk. Het betreft
€ 2.242.188 als resultaat van de in 2017 en 2018 uitgevoerde ‘tussentijdse evaluatie’
(conform de artikelen 6, onderdeel c en 8 van Verordening (EU) Nr. 515/2014) welke
in Nederland zal worden uitgegeven aan de subsidiabele activiteit genoemd in artikel
H5, onderdeel f (zie ook de 5e wijzing van deze Subsidieregeling (Stcrt. 2018, 30958)).
Deze activiteit ziet op investeringen en activiteiten in verband met het voorbereiden,
ontwikkelen en onderhouden van de nationale systemen ten behoeve van de uitvoering
van slimme grenzen. In 2017 is besloten door de ndse Verantwoordelijke Autoriteit
dat eventueel te ontvangen additionele middelen of vrij te vallen middelen uit uitgevoerde
projecten voor ISF Grenzen aan deze subsidiabele activiteit worden besteed. Aanleiding
voor dit besluit was (onder meer) dat deze activiteit zich richt op het uitvoeren
van Europese afspraken waarvoor in Nederland financiële investeringen noodzakelijk
zijn binnen de looptijd van het huidige ISF. De activiteit heeft, omdat het gaat om
het uitvoeren van Europese afspraken, vanzelfsprekend een hoge toegevoegde waarde.
Het besluit past binnen de met de Europese Commissie overeengekomen Nederlandse strategie
voor ISF, te weten dat Nederland een strategische meerjarige aanpak ontwikkelt en
beschrijft in het nationaal programma voor ISF dat rekening houdt met de specifieke
Nederlandse situatie en kwetsbaarheden en zich richt op een beperkt aantal prioriteiten.
Daarbij zal ISF-financiering zich richten op die prioriteiten waar de inzet van Europese
middelen een bijzondere impact en toegevoegde waarde heeft. Daarnaast wordt een grote
hoeveelheid losse projecten zonder samenhang vermeden.
Deze strategie is mede gekozen gezien de Nederlandse ISF allocatie, die niet bijzonder
groot is vergeleken met de nationale middelen beschikbaar voor de ISF beleidsterreinen,
maar die wel een reële bijdrage kan leveren als deze gericht en strategisch wordt
ingezet.
Er was reeds € 7.467.468 gereserveerd voor deze subsidiabele activiteit. Daar zou
nu € 2.242.188 aan kunnen worden toegevoegd. Echter, als de beschikbare middelen voor
het ISF toenemen nemen ook de kosten voor het beheer van het ISF in Nederland toe.
Daarom is besloten € 432.739 toe te voegen aan de ‘technische bijstand’. De technische
bijstand is een maximum percentage (5% over het totaal) van de aan de lidstaat toegekende
middelen voor ISF (Grenzen) waarmee acties ter voorbereiding, beheer, toezicht, evaluatie,
voorlichting en communicatie, netwerkvorming, controle en audit kunnen worden ondersteund,
alsmede maatregelen om de bestuurlijke capaciteit voor de uitvoering van de ISF verordening
te versterken (conform artikel 20 van Verordening (EU) Nr. 514/2014 en artikel 16,
tweede lid, van Verordening (EU) Nr. 515/2014).
Dat maakt dat er door de additionele middelen in totaal € 9.276.917 beschikbaar wordt
gesteld voor de subsidiabele activiteit genoemd in artikel H5, onderdeel f (€ 7.467.468
+ € 2.242.188) = € 9.709.656 – € 432.739 = € 9.276.917).
Om het extra budget maximaal te kunnen benutten is in de subsidieregeling ook het
aanvraagtijdvak en de projectduur verlengd.
Onderdeel R (Bijlagen He en Hf)
Voor het management van de externe grenzen van de Europese Unie (ISF) is door de Europese
Commissie additioneel budget beschikbaar gesteld en in het nationaal programma op
projectniveau vastgelegd. Het nationaal programma ISF is hiertoe gewijzigd en op 11 december
2018 door de Europese Commissie goedgekeurd. Om de additionele middelen daadwerkelijk
te kunnen besteden is deze aanpassing van onderhavige regelgeving noodzakelijk. Het
betreft € 6.412.600 ten behoeve van het inreis- en uitreissysteem (EES) conform Gedelegeerde
Verordening (EU) Nr. 2018/1728 van 13 juli 2018 behorend bij Verordening (EU) Nr. 515/2014.
In deze gedelegeerde verordening is vastgelegd dat de aan het ISF (Grenzen) deelnemende
landen ieder € 6.412.600 toegevoegd krijgen aan hun nationale programma’s ter dekking
van de kosten bedoeld in artikel 64, tweede lid, van Verordening (EU) Nr. 2017/2226
als ook de kosten in verband met de instelling en werking van de nationale uniforme
interface, als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van Verordening (EU) Nr. 2017/2226
(EES-Verordening). Overeenkomstig artikel 64, eerste en tweede lid, van Verordening
(EU) Nr. 2017/2226 bedraagt de bijdrage uit de Uniebegroting aan de gemaakte kosten
100% van de totale in aanmerking komende kosten.
De Europese Commissie zal de wijze waarop deze extra allocatie in de lidstaat wordt
benut nauwgezet monitoren om er zeker van te zijn dat de gelden worden gebruikt zoals
in de Gedelegeerde Verordening is vastgelegd.
Nederland heeft in juni 2018 een aanvraag ingediend bij de Europese Commissie in het
kader van de ISF Specifieke Maatregel ‘Frontex uitrusting welke ter beschikking wordt
gesteld aan het Europese Grens en Kustwacht Agentschap (EGKWA)’, ten behoeve van de
aanschaf van een vaartuig (CABIN RHIB) inclusief uitrusting en toebehoren. In oktober
2018 heeft de Europese Commissie laten weten dat specifiek geoormerkt voor deze aanschaf
€ 2.025.000,00 aan het Nederlandse nationaal programma ISF (Grenzen) mag worden toegevoegd
(op basis van 90% financiering). Het nationaal programma ISF is hiertoe gewijzigd
en op 11 december 2018 door de Europese Commissie goedgekeurd. Om de additionele middelen
daadwerkelijk te kunnen besteden is deze aanpassing van onderhavige regelgeving noodzakelijk.
Artikel II
De invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden en de inwerkingtreding valt
niet op een vast verandermoment. Daarmee wijkt de inwerkingtreding af van het systeem
van vaste verandermomenten. Deze regeling betreft een aantal gunstige aanpassingen,
waarvoor afwijking is toegestaan, omdat de betreffende doelgroep daarbij gebaat is.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
M.G.J. Harbers
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees