Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2018, 9364 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2018, 9364 | Overig |
Gelet op artikel 3.10, derde lid, van de Telecommunicatiewet en artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013;
Besluit:
De vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band met de daaraan, voor zover nu reeds mogelijk, te verbinden voorschriften en beperkingen, genoemd in tabel 1, worden verleend met toepassing van een veiling, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onderdeel f, van de Telecommunicatiewet.
Kavel |
Bijlage |
---|---|
B05 |
1 |
B36 |
2 |
De vergunningen, bedoeld in artikel 1, zijn nader bestemd voor niet-landelijke commerciële radio-omroep.
De voorschriften en beperkingen behorende bij de aan de vergunningen, bedoeld in artikel 1, te koppelen vergunningen voor digitale radio-omroep worden, voor zover dat reeds mogelijk is, vastgesteld in bijlage 3.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 19 februari 2018
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de rechtbank Rotterdam, Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op genoemde site voor de precieze voorwaarden.
De vergunningen voor niet-landelijke commerciële FM-radio voor kavels B05 en B36 zijn ingetrokken. Als gevolg van deze intrekkingen zijn deze vergunningen weer beschikbaar gekomen. Vanuit het oogpunt van doelmatig ethergebruik is het wenselijk om deze kavels opnieuw te verdelen, met een verplichting tot digitalisering. Met dit besluit wordt bepaald via welke verdeelmethode de vergunningen voor niet-landelijke commerciële FM-radio voor de genoemde kavels worden verdeeld. Daarbij wordt tevens het tijdstip van aanvang van de verdeelprocedure vastgelegd.
Voorts worden de FM-vergunningen en de daarbij behorende voorschriften en beperkingen, voor zover dit thans mogelijk is, vastgesteld. Dat geldt evenzeer voor de voorschriften en beperkingen behorende bij de aan de FM-vergunningen te koppelen vergunningen voor digitale radio-omroep.
De voorschriften en beperkingen die aan de vergunningen voor de kavels B05 en B36 worden verbonden zijn opgenomen in bijlagen 1 en 2. Ingevolge het Nationaal Frequentieplan 2014 zijn de vergunningen voor deze kavels gekoppeld aan vergunningen voor digitale radio-omroep. Zowel de winnaar van kavel B05 als van kavel B36 verkrijgt vanwege deze koppeling een vergunning in allotment 8A. De voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen in bijlage 3, inclusief bijbehorende bijlagen en toelichting.
De beschikbaar gekomen kavels B05 en B36 zullen worden verdeeld met toepassing van de veilingprocedure, opgenomen in de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 (hierna: de Regeling)1. Daartoe wordt het volgende van belang geacht.
De kavels B05 en B36 zijn bestemd voor niet-landelijke commerciële radio. In 2003 is B05 verdeeld, B36 is in 2008 verdeeld. Deze vergunningen zijn verdeeld middels een vergelijkende toets. Onderdeel van deze toets was onder meer de regiogerichtheid. Op grond van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (hierna: Regeling AGF) dient het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur voor ten minste 10 procent in het bijzonder gericht te zijn op het gebied waarvoor het programma is bestemd, de zogenaamde regiogerichtheid. Bij de in 2003 en 2008 ingediende aanvragen om in aanmerking te komen voor een niet-landelijke vergunning werden over het algemeen hogere percentages regiogerichtheid geboden. Dit hogere percentage regiogerichtheid is vervolgens als vergunningvoorschrift aan de te verlenen vergunning verbonden.
Zoals in de toelichting bij de Regeling uiteen is gezet, maken de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 29 maart 20162 en de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 20153 tezamen het voor niet-landelijke omroepen een uitdaging om aan de regio-eis te voldoen, met name als zij een hoger percentage regiogerichtheid hebben geboden. Naar verwachting zullen verschillende omroepen hun programmering moeten aanpassen. Daarbij is ook gewezen op de taak van Agentschap Telecom om erop toe te zien dat partijen hun regio-eis naleven. De Regeling maakt het mogelijk vergunningen die worden ingeleverd opnieuw te verlenen waarbij uitsluitend de wettelijke regiogerichtheidseis van 10% geldt. Dit besluit strekt ertoe de twee ingetrokken kavels opnieuw te verdelen, met deze regiogerichtheidseis van 10%, op grond van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroepen 2003.
Met toepassing van de Regeling kunnen deze ‘teruggekomen vergunningen’, binnen afzienbare tijd opnieuw worden verdeeld. In de toelichting van deze Regeling is uitgebreid ingegaan op de keuze voor veiling als verdeelinstrument voor deze teruggekomen vergunningen. Daarbij is gewezen op het uitgangspunt van het frequentiebeleid, als opgenomen in de Nota Frequentiebeleid 2016 (hierna: NFB 2016) en het wettelijk kader, dat schaarse vergunningen eindig zijn en na afloop opnieuw worden verdeeld met toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw). Wat de keuze tussen deze procedures betreft, is in de NFB 2016 gesteld dat veilen de hoofdregel is. Ook is er op gewezen dat een vergelijkende toets in deze waarschijnlijk contraproductief zal werken. Indien door middel van een vergelijkende toets, zoals in het verleden gebeurd is, getoetst zou worden in hoeverre een aanvrager voor deze vergunningen significant meer biedt dan andere aanvragers en het hiervoor genoemde wettelijke minimum, is er immers een sterke prikkel om een hoog programmatisch bod voor regiogerichte programmering uit te brengen.
Voor een nadere toelichting voor de keuze van veiling als verdeelinstrument wordt verwezen naar de toelichting bij de Regeling.
Met dit besluit worden de voorschriften en beperkingen, die zullen worden verbonden aan de FM-vergunningen voor de frequentieruimte in de kavels B05 en B36, voor zover mogelijk, vastgesteld.
Naast de aan de FM-vergunning te verbinden voorschriften, zal de vergunninghouder ook artikel 7 van de Regeling AGF in acht moeten nemen. Dit betekent onder meer dat de programmering voor ten minste 10% in het bijzonder moet zijn gericht op het gebied waarvoor het programma is bestemd. Dit wettelijk minimum van 10 procent heeft betrekking op het voorspelde FM-bereik en het bijbehorende digitale allotment. Door de veiling is het mogelijk om de regiogerichtheidseis terug te brengen naar dit wettelijke minimum van 10 procent. Aan de vergunning zullen geen hogere aanvullende regiogerichtheidspercentages worden verbonden.
De vergunningen worden verleend tot 1 september 2022. Dit is gelijk aan de looptijd van vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep die bij besluit van 17 augustus 2016 verlengbaar zijn geacht.4 Door de looptijd van de te verdelen vergunningen gelijk te schakelen met die verlengde vergunningen, wordt geborgd dat na september 2022 alle frequentieruimte voor niet-landelijke commerciele radio-omroep gelijktijdig opnieuw kan worden verdeeld.
De toekomstige vergunninghouders voor kavels B05 en B36 zullen worden verplicht houder te worden van een vergunning voor digitale radio-omroep. Dit laatste volgt uit het Nationaal Frequentieplan 2014. Bij de aanvraag om een vergunning voor een FM-vergunning dient ook een aanvraag voor verlening van een vergunning voor gebruik van digitale omroep te worden gevoegd. Het betreft dan een aanvraag voor 1/18e capaciteit van het allotment, waarin het analoge kavel geografisch is gelegen. De ontwerpen van deze vergunningen zijn eveneens opgenomen bij dit besluit, zodat het voor een potentiële vergunninghouder van het analoge kavel ook inzichtelijk is welke voorschriften met betrekking tot de digitale vergunning kunnen worden verwacht. Aangezien de vergunningen voor de kavels B05 en B36 beide zijn gekoppeld aan het allotment 8A zijn die gekoppelde vergunningen gelijkluidend. Deze is opgenomen in bijlage 3.
De Regeling, waarin de regels met betrekking tot deelname aan en het proces van de veiling worden opgenomen, heeft daarom ook betrekking op de aanvraag en verdeling van deze gekoppelde vergunningen voor het digitale spectrum.
Voor de goede orde wordt er nog op gewezen dat uit artikel 3.10, derde lid, tweede volzin, van de Tw volgt dat die onderdelen van de vergunning die pas na de procedure van de veiling kunnen worden vastgesteld niet worden opgenomen in dit besluit. Hierbij valt te denken aan de naam van de toekomstige vergunninghouder, de te betalen veilingprijs en de dossiernummers van de vergunningen.
De procedure vangt aan op 28 februari 2018. Dit is de eerste dag waarop ingevolge de Regeling een aanvraag kan worden ingediend. De periode waarbinnen een aanvraag kan worden ingediend is vier weken, gerekend vanaf die dag. Dit betekent dat een aanvraag uiterlijk op 26 maart 2018 moet zijn ontvangen, overeenkomstig de in de Regeling bepaalde wijze en met inachtneming van de in de Regeling genoemde tijdstippen. In de Regeling wordt voorts onder meer een model bepaald voor het indienen van een aanvraag en worden de daarbij over te leggen gegevens en bescheiden bepaald. Daarnaast bevat de Regeling nadere regels aangaande de inrichting van de veiling.
Dit besluit is voorbereid overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, overeenkomstig artikel 3.10, derde lid, Tw. Van 18 december 2017 tot en met 28 januari 2018 kon een ieder zijn zienswijze geven op een ontwerp van dit besluit. Hieronder wordt op de ingekomen zienswijzen ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op dit bekendmakingsbesluit.
Dit betekent dat niet wordt ingegaan op de zienswijzen die betrekking hebben op verbetervoorstellen om tot een andere alternatieve indeling van het digitale radiospectrum te komen. Dit is onderwerp van gesprek in de opgerichte Taskforce als genoemd in de brief aan de Tweede Kamer van 11 december 20175.
Evenmin wordt ingegaan op de wensen van een aantal respondenten om vergunningen te kunnen verwerven met een kleiner bereik. In dit kader wordt onder meer opgemerkt dat de vergunning voor B05 opgesplitst zou kunnen worden in losse frequenties. Het bereik van de bij dit besluit gevoegde vergunningen volgt uit het digitaliseringsbeleid en de koppeling tussen analoge en digitale vergunningen die reeds bij besluit van 19 augustus 2016 is verankerd in het Nationaal Frequentieplan. Verkleining van de kavels zou niet kunnen plaatsvinden zonder aanpassing van dat Nationaal Frequentieplan. De in de zienswijzen naar voren gebrachte zienswijzen raken in zoverre veeleer aan de vaststelling van het Nationaal Frequentieplan.
Een aantal respondenten heeft naar voren gebracht dat zij zich niet kunnen vinden in het feit dat twee vergunningen, te weten vergunningen voor de kavels B28 en B29, niet gelijktijdig met de vergunningen voor de kavels B05 en B36 verdeeld worden terwijl al deze vier vergunningen gelijktijdig zijn teruggekomen. De respondenten stellen dat vanuit het oogpunt van doelmatig ethergebruik het wenselijk is om ook deze vergunningen zo snel mogelijk te verdelen onder geïnteresseerde gegadigden.
De vergunning voor kavel B28 is op grond van het Nationaal Frequentieplan 2014 gekoppeld aan een vergunning voor digitale omroep in DAB+ laag 7. Met betrekking tot de (wijze van) uitgifte van de vergunningen uit deze laag heeft de Tweede Kamer bij brief van 14 september 2017 de toenmalige Minister van Economische Zaken verzocht om geen onomkeerbare stappen te nemen. Bovendien is conform de wens van de Tweede Kamer een Taskforce opgericht om de mogelijkheid en de wenselijkheid van een alternatieve indeling van het digitaal spectrum te verkennen. Ook laag 7 is daarvan onderdeel. Indien de vergunning voor kavel B28 met een koppeling in laag 7 nu uitgegeven zou worden, zou dit indruisen tegen de wensen van de Kamer en de uitkomsten van de Taskforce extra kunnen bemoeilijkheden.
De vergunning voor kavel B29 is gekoppeld aan allotment 6B in de digitale laag 4. In dat allotment is op dit moment onvoldoende ruimte om de vergunningen voor alle analoge B-kavels die geografisch gezien in dat allotment 6B zijn gelegen, uit te geven. Gelet hierop is er voor gekozen om ook de vergunning voor kavel B29 vooralsnog niet in de markt te zetten.
Indien uit de resultaten van de Taskforce duidelijk mocht worden dat een uitgifte van de vergunningen voor kavels B28 en B29 met de nu voorziene koppelingen in allotment 6C onderscheidenlijk 6B niet mogelijk blijkt dan zal bezien moeten worden of een andere koppeling mogelijk is of in hoeverre op andere wijze bij de uitgifte van die vergunningen toch aan de digitaliseringsverplichting kan worden voldaan.
Een respondent heeft er op gewezen dat rekening moet worden gehouden met het feit dat de vergunning voor kavel B05 onderdeel is van een gerechtelijke procedure. In dit kader wordt opgemerkt dat deze gerechtelijke procedure inmiddels heeft geleid tot een uitspraak van de voorzieningenrechter die geen indicatie geeft dat de bodemzaak in de weg staat aan deze verdeling. Dat de bodemprocedure nog niet is afgerond, vormt gelet daarop onvoldoende reden om de uitgifte van de vergunning voor kavel B05 op te schorten totdat uitspraak is gedaan.
Diezelfde respondent heeft opgemerkt dat er onvoldoende aandacht is voor de mogelijkheden om de frequenties te verplaatsen, het besluit onvoldoende informatie geeft over de mogelijkheden om een vergunning terug te geven en er voorts onvoldoende informatie is over de uitrolverplichtingen. Ten aanzien hiervan wordt opgemerkt dat de in de bij dit besluit opgenomen vergunningsvoorwaarden gelijk zijn aan die van andere vergunningen, met uitzondering van artikel 8 van de FM-vergunning voor kavel B05 en B36. Deze aanscherping is het gevolg van de omstandigheid dat voorheen 60% van de frequenties van kavel B05 niet in gebruik waren genomen. Dit was ook de reden voor de eerdere intrekking en het niet verlengen van de vergunning voor kavel B05. Voorts kunnen na vergunningverlening beperkte wijzigingen van de opstelplaatsen vanzenders bij het agentschap worden aangevraagd.
Een respondent geeft met betrekking tot de vergunning voor kavel B05 aan dat, gelet op de bijzondere omstandigheden waaronder deze vergunning is ingetrokken, onder andere de voormalig vergunninghouder maar ook de afzonderlijke bestuurders daarvan in de gelegenheid moeten worden gesteld om dit kavel opnieuw te verwerven. Voor zover de respondent hier bedoelt dat dit met voorrang dient te geschieden, wordt hierover het volgende opgemerkt.
Het uitgangspunt van de Tw is dat schaarse vergunningen eindig zijn en opnieuw worden verdeeld middels een veiling. Van belang bij dit uitgangspunt is dat een ieder die geïnteresseerd is de kans krijgt om over de vergunning te beschikken. Het reserveren van schaarse vergunningen voor een bepaalde groep van gegadigden is daarmee niet in overeenstemming.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat M.C.G. Keijzer
DE STAATSSCRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Gelezen de aanvraag van <aanvrager> te <woonplaats> van <datum aanvraag>, geregistreerd onder nummer <registratienummer aanvraag>;
Gelet op de artikelen 3.13 en 3.14 van de Telecommunicatiewet, artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 en de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017;
BESLUIT:
In deze beschikking wordt verstaan onder:
a. Staatssecretaris: Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat;
b. vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 3.13 van de Telecommunicatiewet voor het gebruik van frequentieruimte in de band van 87,5-104,8 MHz;
c. kavel: frequentie of samenstel van frequenties, behorend bij een vergunning;
d. digitale radio-omroepvergunning: de vergunning met dossiernummer <dossiernummer digitaal>, allotment 8A;
e. ziekenhuis: instelling voor medisch-specialistische zorg als bedoeld in artikel 1.2, onder 1, van het Uitvoeringsbesluit WTZi;
f. andere instelling: instelling als bedoeld in artikel 6.24 van de Mediawet 2008 die houder is van een andere vergunning dan deze vergunning, of een instelling als bedoeld in artikel 6.24 van de Mediawet 2008 die geen houder is van een vergunning en die instelling op grond van artikel 22 van het Mediabesluit 2008 tezamen met een instelling die wel beschikt over een andere vergunning dan deze vergunning wordt aangemerkt als één instelling;
g. commerciële radio-omroep: radio-omroep als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 die wordt verzorgd door een commerciële media-instelling als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet;
h. niet-landelijke commerciële radio-omroep: commerciële radio-omroep via FM-frequenties waarvoor op grond van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriften gelden;
i. Regeling: Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017.
1. Aan <aanvrager> ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel, onder nummer <KvK-nummer> hierna te noemen: vergunninghouder, wordt een vergunning verleend voor het gebruik van de frequentieruimte, omschreven in de bijlage bij deze vergunning, ten behoeve van niet-landelijke commerciële radio-omroep (kavel B05).
2. De vergunninghouder neemt de in de bijlagen genoemde frequenties binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze vergunning in gebruik en houdt deze in gebruik. Op frequenties die hetzelfde SFN-ID hebben en gemarkeerd zijn als gesynchroniseerd of als netgebonden, zendt de vergunninghouder, behoudens reclame, hetzelfde radioprogramma uit.
3. De vergunninghouder neemt daarbij de voorschriften en beperkingen bedoeld in de artikelen 3 tot en met 8 en de bijlagen van deze vergunning in acht.
1. De vergunninghouder veroorzaakt:
a. geen ontoelaatbare belemmeringen door het gewenste signaal van radioapparaten in andere radioapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen, en
b. in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz in ziekenhuizen, alsmede op de percelen waar deze ziekenhuizen staan, geen piekwaarde van de elektrische veldsterkte die gelijk is aan of hoger is dan 5,4 volt per meter.
2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien een vergunninghouder op of in een ziekenhuis of het perceel waarop dat ziekenhuis staat een radioapparaat heeft geplaatst met schriftelijke instemming van dat ziekenhuis.
Voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 en 19.00 uur betreft, wordt ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal gepresenteerd.
1. De vergunninghouder informeert Agentschap Telecom onmiddellijk over:
a. wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die andere instellingen direct of indirect op het beleid van de vergunninghouder kunnen uitoefenen;
b. wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die de vergunninghouder direct of indirect kan uitoefenen op het beleid van andere instellingen;
c. wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die natuurlijke personen direct of indirect kunnen uitoefenen op het beleid van de vergunninghouder, indien die natuurlijke personen direct of indirect een zodanige zeggenschap of feitelijke invloed hebben dat zij in belangrijke mate het beleid van een andere instelling kunnen bepalen of aanmerkelijke invloed hebben op de inhoud van dat beleid, en
d. wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die natuurlijke personen direct of indirect kunnen uitoefenen op het beleid van een andere instelling, indien die natuurlijke personen direct of indirect een zodanige zeggenschap of feitelijke invloed hebben dat zij in belangrijke mate het beleid van de vergunninghouder kunnen bepalen of aanmerkelijke invloed hebben op de inhoud van dat beleid.
2. In afwijking van het eerste lid, is de vergunninghouder niet verplicht informatie te verstrekken voor zover die informatie betrekking heeft op:
a. het kunnen uitoefenen van zeggenschap of feitelijke invloed op of door instellingen ten aanzien waarvan hij aan Agentschap Telecom schriftelijk en zonder enig voorbehoud heeft verklaard dat hij met die instellingen één instelling vormt als bedoeld in artikel 6.24 van de Mediawet 2008, of
b. het door natuurlijke personen kunnen uitoefenen van zeggenschap of feitelijke invloed op instellingen als bedoeld in artikel 6.24 van de Mediawet 2008 die onder de verklaring, bedoeld in onderdeel a, vallen.
1. De vergunninghouder is verplicht om het bod als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de Regeling ter grootte van € <bedrag>,- volledig te betalen binnen twee weken na inwerkingtreding van deze vergunning.
2. De betalingen worden verricht door overmaking op bankrekeningnummer 705001199, IBAN: NL41INGB0705001199, BIC: INGBNL2A, ten name van Agentschap Telecom, onder vermelding van kavel B05 in de FM-band.
Kennisgevingen en correspondentie die verband houden met deze vergunning, worden gericht aan Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat te Groningen, tenzij door of vanwege de Staatssecretaris anders wordt aangegeven.
Deze vergunning treedt in werking op <de dag na verzending> en eindigt,:
a. op de dag waarop de vergunninghouder niet langer tevens houder is van de digitale radio-omroepvergunning;
b. 12 maanden na inwerkingtreding van deze vergunning, uitsluitend indien het bod als bedoeld in artikel 6 dan niet volledig is betaald op de voorgeschreven wijze,
c. 12 maanden na inwerkingtreding van deze vergunning, tenzij dan 60% of meer van de frequenties, bedoeld in de bijlagen, in gebruik zijn genomen op de in de bijlagen van deze vergunning voorgeschreven opstelplaatsen, behalve indien een of meer frequenties niet in gebruik zijn genomen vanwege een stroomstoring van het landelijk hoogspanningsnet of de regionale distributienetten, diefstal, brand of natuurgeweld, onderscheidenlijk
d. in elk geval uiterlijk op 31 augustus 2022.
<<Deze beschikking wordt in de Staatscourant geplaatst, met uitzondering van de bijlagen.>>
Kavel |
B05 |
Dossiernummer |
|
Datum |
|
Aantal bladen |
1 van 11 |
Opstelplaats |
Frequentie |
Vermogen (ERP) |
---|---|---|
ALKMAAR |
95.4 MHz |
0.501 kW |
DEN HAAG |
95.6 MHz |
0.955 kW |
AMSTERDAM |
95.7 MHz |
6.31 kW |
ZOETERMEER |
95.7 MHz |
0.200 kW |
ALPHEN |
95.9 MHz |
4.51 kW |
GOUDA |
95.9 MHz |
0.501 kW |
ALMERE |
95.9 MHz |
0.398 kW |
HILVERSUM |
95.9 MHz |
0.100 kW |
NAALDWIJK |
96.0 MHz |
0.316 kW |
UTRECHT |
103.4 MHz |
0.050 kW |
Toelichting bij punt 5:
Onder punt 5 van de bijlage A zijn restricties opgenomen voor omroepzenders ten behoeve van het voorkomen van storing in de luchtvaartband 108 MHz – 118 MHz. De onderdrukking van ongewenste uitstraling in de luchtvaartband dient minimaal de waarde aangegeven in dBc te bedragen voor de gehele zendinstallatie.
De verticale apertuur van het antennesysteem in golflengtes dient minimaal de waarde aangegeven in λ te zijn. Indien er geen waarde(n) vermeld staan, gelden er geen aanvullende eisen met betrekking tot de bescherming van de luchtvaartband.
Station |
NET NLCO B05 |
||||
Dossiernummer |
|||||
Datum |
|||||
Aantal bladen |
2 van 11 |
||||
ALKMAAR 95.4 MHz |
|||||
1 |
Gegevens locatie |
||||
Naam |
ALKMAAR |
||||
Lengte/breedtegraad |
004E46 03.4 / 52N37 03.6 |
||||
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
50 meter |
||||
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–4 meter |
||||
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
||||
Frequentie |
95.4 MHz |
||||
ERP |
0.501 kW |
||||
ERPmax verticaal |
0.501 kW |
||||
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
||||
SFN ID |
NETGEBONDEN B5 |
||||
System |
4 |
||||
Polarisatie |
Verticaal |
||||
Klasse van uitzending |
300KF9E |
||||
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrecht |
||||
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
||||
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
||||
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
||
0.0 |
0.0 |
180.0 |
5.0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch) |
|
10.0 |
0.0 |
190.0 |
5.0 |
||
20.0 |
0.0 |
200.0 |
2.0 |
||
30.0 |
4.0 |
210.0 |
0.0 |
||
40.0 |
4.0 |
220.0 |
0.0 |
||
50.0 |
6.0 |
230.0 |
0.0 |
||
60.0 |
6.0 |
240.0 |
0.0 |
||
70.0 |
6.0 |
250.0 |
0.0 |
||
80.0 |
3.0 |
260.0 |
2.0 |
||
90.0 |
3.0 |
270.0 |
2.0 |
||
100.0 |
5.0 |
280.0 |
0.0 |
||
110.0 |
5.0 |
290.0 |
0.0 |
||
120.0 |
5.0 |
300.0 |
0.0 |
||
130.0 |
3.0 |
310.0 |
0.0 |
||
140.0 |
30 |
320.0 |
0.0 |
||
150.0 |
3.0 |
330.0 |
0.0 |
||
160.0 |
4.0 |
340.0 |
0.0 |
||
170.0 |
5.0 |
350.0 |
0.0 |
||
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
||||
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
86 dBc |
||||
Verticale aperture |
λ |
Station |
NET NLCO B05 |
||||
Dossiernummer |
|||||
Datum |
|||||
Aantal bladen |
3 van 11 |
||||
DEN HAAG 95.6 MHz |
|||||
1 |
Gegevens locatie |
||||
Naam |
DEN HAAG |
||||
Lengte/breedtegraad |
004E18 51.0 / 52N02 04.4 |
||||
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
82 meter |
||||
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
0 meter |
||||
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
||||
Frequentie |
95.6 MHz |
||||
ERP |
0.955 kW |
||||
ERPmax verticaal |
0.955 kW |
||||
Offset type |
Gsynchroniseerd |
||||
SFN ID |
B5 |
||||
System |
4 |
||||
Polarisatie |
Verticaal |
||||
Klasse van uitzending |
300KF9E |
||||
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrecht |
||||
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
||||
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
||||
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
||
0.0 |
0.0 |
180.0 |
10.0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch) |
|
10.0 |
0.0 |
190.0 |
10.0 |
||
20.0 |
0.0 |
200.0 |
10.0 |
||
30.0 |
0.0 |
210.0 |
10.0 |
||
40.0 |
3.0 |
220.0 |
10.0 |
||
50.0 |
6.0 |
230.0 |
10.0 |
||
60.0 |
8.0 |
240.0 |
10.0 |
||
70.0 |
10.0 |
250.0 |
9.0 |
||
80.0 |
10.0 |
260.0 |
8.0 |
||
90.0 |
10.0 |
270.0 |
7.0 |
||
100.0 |
10.0 |
280.0 |
7.0 |
||
110.0 |
10.0 |
290.0 |
5.0 |
||
120.0 |
10.0 |
300.0 |
2.0 |
||
130.0 |
10.0 |
310.0 |
0.0 |
||
140.0 |
10.0 |
320.0 |
0.0 |
||
150.0 |
12.0 |
330.0 |
0.0 |
||
160.0 |
12.0 |
340.0 |
0.0 |
||
170.0 |
12.0 |
350.0 |
0.0 |
||
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
||||
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
||||
Verticale aperture |
λ |
Station |
NET NLCO B05 |
||||
Dossiernummer |
|||||
Datum |
|||||
Aantal bladen |
4 van 11 |
||||
AMSTERDAM 95.7 MHz |
|||||
1 |
Gegevens locatie |
||||
Naam |
AMSTERDAM |
||||
Lengte/breedtegraad |
004E53 14.5 / 52N20 11.0 |
||||
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
113 meter |
||||
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–3 meter |
||||
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
||||
Frequentie |
95.7 MHz |
||||
ERP |
6.31 kW |
||||
ERPmax verticaal |
6.31 kW |
||||
Offset type |
Gesynchroniseerd |
||||
SFN ID |
B5 |
||||
System |
4 |
||||
Polarisatie |
Verticaal |
||||
Klasse van uitzending |
300KF9E |
||||
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrecht |
||||
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
||||
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
||||
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
||
0.0 |
0.0 |
180.0 |
25.0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch) |
|
10.0 |
0.0 |
190.0 |
25.0 |
||
20.0 |
0.0 |
200.0 |
25.0 |
||
30.0 |
0.0 |
210.0 |
25.0 |
||
40.0 |
3.0 |
220.0 |
25.0 |
||
50.0 |
5.0 |
230.0 |
25.0 |
||
60.0 |
10.0 |
240.0 |
2.0 |
||
70.0 |
25.0 |
250.0 |
0.0 |
||
80.0 |
25.0 |
260.0 |
0.0 |
||
90.0 |
25.0 |
270.0 |
0.0 |
||
100.0 |
25.0 |
280.0 |
0.0 |
||
110.0 |
25.0 |
290.0 |
0.0 |
||
120.0 |
25.0 |
300.0 |
0.0 |
||
130.0 |
25.0 |
310.0 |
0.0 |
||
140.0 |
25.0 |
320.0 |
0.0 |
||
150.0 |
25.0 |
330.0 |
0.0 |
||
160.0 |
25.0 |
340.0 |
0.0 |
||
170.0 |
25.0 |
350.0 |
0.0 |
||
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
||||
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
80 dBc |
||||
Verticale aperture |
λ |
Station |
NET NLCO B05 |
||||
Dossiernummer |
|||||
Datum |
|||||
Aantal bladen |
5 van 11 |
||||
ZOETERMEER 95.4 MHz |
|||||
1 |
Gegevens locatie |
||||
Naam |
ZOETERMEER |
||||
Lengte/breedtegraad |
004E31 29.6 / 52N03 11.2 |
||||
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
60 meter |
||||
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–5 meter |
||||
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
||||
Frequentie |
95.7 MHz |
||||
ERP |
0.200 kW |
||||
ERPmax verticaal |
0.200 kW |
||||
Offset type |
Gesynchroniseerd |
||||
SFN ID |
B5 |
||||
System |
4 |
||||
Polarisatie |
Verticaal |
||||
Klasse van uitzending |
300KF9E |
||||
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrecht |
||||
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
||||
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
||||
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
||
0.0 |
0.9 |
180.0 |
34.0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch) |
|
10.0 |
1.6 |
190.0 |
40.0 |
||
20.0 |
2.6 |
200.0 |
40.0 |
||
30.0 |
3.9 |
210.0 |
40.0 |
||
40.0 |
5.5 |
220.0 |
34.0 |
||
50.0 |
8.6 |
230.0 |
26.0 |
||
60.0 |
11.7 |
240.0 |
20.9 |
||
70.0 |
15.9 |
250.0 |
15.9 |
||
80.0 |
20.9 |
260.0 |
11.7 |
||
90.0 |
26.0 |
270.0 |
8.6 |
||
100.0 |
34.0 |
280.0 |
5.5 |
||
110.0 |
40.0 |
290.0 |
3.9 |
||
120.0 |
40.0 |
300.0 |
2.6 |
||
130.0 |
40.0 |
310.0 |
1.6 |
||
140.0 |
34.0 |
320.0 |
0.9 |
||
150.0 |
34.0 |
330.0 |
0.2 |
||
160.0 |
34.0 |
340.0 |
0.0 |
||
170.0 |
34.0 |
350.0 |
0.2 |
||
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
||||
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
80 dBc |
||||
Verticale aperture |
λ |
Station |
NET NLCO B05 |
||||
Dossiernummer |
|||||
Datum |
|||||
Aantal bladen |
6 van 11 |
||||
ALPHEN 95.9 MHz |
|||||
1 |
Gegevens locatie |
||||
Naam |
ALPHEN |
||||
Lengte/breedtegraad |
004E38 46.9 / 52N08 13.4 |
||||
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
106 meter |
||||
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–2 meter |
||||
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
||||
Frequentie |
95.9 MHz |
||||
ERP |
4.51 kW |
||||
ERPmax verticaal |
4.51 kW |
||||
Offset type |
Gesynchroniseerd |
||||
SFN ID |
B5 |
||||
System |
4 |
||||
Polarisatie |
Verticaal |
||||
Klasse van uitzending |
300KF9E |
||||
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrecht |
||||
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
||||
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
||||
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
||
0.0 |
2.0 |
180.0 |
28.0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch) |
|
10.0 |
3.0 |
190.0 |
29.0 |
||
20.0 |
2.0 |
200.0 |
29.0 |
||
30.0 |
4.0 |
210.0 |
29.0 |
||
40.0 |
6.0 |
220.0 |
27.0 |
||
50.0 |
8.0 |
230.0 |
23.0 |
||
60.0 |
10.0 |
240.0 |
21.0 |
||
70.0 |
12.0 |
250.0 |
20.0 |
||
80.0 |
14.0 |
260.0 |
18.0 |
||
90.0 |
16.0 |
270.0 |
16.0 |
||
100.0 |
18.0 |
280.0 |
14.0 |
||
110.0 |
20.0 |
290.0 |
10.0 |
||
120.0 |
22.0 |
300.0 |
8.0 |
||
130.0 |
23.0 |
310.0 |
4.0 |
||
140.0 |
24.0 |
320.0 |
1.0 |
||
150.0 |
25.0 |
330.0 |
0.0 |
||
160.0 |
25.0 |
340.0 |
0.0 |
||
170.0 |
25.0 |
350.0 |
0.0 |
||
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
||||
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
||||
Verticale aperture |
λ |
Station |
NET NLCO B05 |
||||
Dossiernummer |
|||||
Datum |
|||||
Aantal bladen |
7 va 11 |
||||
GOUDA 95.9 MHz |
|||||
1 |
Gegevens locatie |
||||
Naam |
GOUDA |
||||
Lengte/breedtegraad |
004E45 07.7 / 52N00 07.8 |
||||
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
45 meter |
||||
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
0 meter |
||||
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
||||
Frequentie |
95.9 MHz |
||||
ERP |
0.501 kW |
||||
ERPmax verticaal |
0.501 kW |
||||
Offset type |
Gesynchroniseerd |
||||
SFN ID |
B5 |
||||
System |
4 |
||||
Polarisatie |
Verticaal |
||||
Klasse van uitzending |
300KF9E |
||||
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrecht |
||||
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
||||
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
||||
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
||
0.0 |
0.0 |
180.0 |
10.0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch) |
|
10.0 |
0.0 |
190.0 |
10.0 |
||
20.0 |
0.0 |
200.0 |
18.0 |
||
30.0 |
0.0 |
210.0 |
19.0 |
||
40.0 |
0.0 |
220.0 |
19.0 |
||
50.0 |
0.0 |
230.0 |
17.0 |
||
60.0 |
0.0 |
240.0 |
12.0 |
||
70.0 |
8.0 |
250.0 |
9.0 |
||
80.0 |
8.0 |
260.0 |
5.0 |
||
90.0 |
4.0 |
270.0 |
5.0 |
||
100.0 |
4.0 |
280.0 |
0.0 |
||
110.0 |
4.0 |
290.0 |
0.0 |
||
120.0 |
3.0 |
300.0 |
0.0 |
||
130.0 |
7.0 |
310.0 |
0.0 |
||
140.0 |
8.0 |
320.0 |
0.0 |
||
150.0 |
10.2 |
330.0 |
0.0 |
||
160.0 |
10.2 |
340.0 |
0.0 |
||
170.0 |
10.0 |
350.0 |
0.0 |
||
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
||||
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
80 dBc |
||||
Verticale aperture |
λ |
Station |
NET NLCO B05 |
||||
Dossiernummer |
|||||
Datum |
|||||
Aantal bladen |
8 van 11 |
||||
ALMERE 95.9 MHz |
|||||
1 |
Gegevens locatie |
||||
Naam |
ALMERE |
||||
Lengte/breedtegraad |
005E13 06.4 / 52N22 33.6 |
||||
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
70 meter |
||||
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
–4 meter |
||||
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
||||
Frequentie |
95.9 MHz |
||||
ERP |
0.398 kW |
||||
ERPmax verticaal |
0.398 kW |
||||
Offset type |
Gesynchroniseerd |
||||
SFN ID |
B5 |
||||
System |
4 |
||||
Polarisatie |
Verticaal |
||||
Klasse van uitzending |
300KF9E |
||||
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrecht |
||||
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
||||
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
||||
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
||
0.0 |
0.4 |
180.0 |
17.7 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch) |
|
10.0 |
0.8 |
190.0 |
17.7 |
||
20.0 |
1.4 |
200.0 |
17.1 |
||
30.0 |
2.4 |
210.0 |
16.5 |
||
40.0 |
3.5 |
220.0 |
14.9 |
||
50.0 |
5.0 |
230.0 |
12.8 |
||
60.0 |
6.7 |
240.0 |
10.8 |
||
70.0 |
8.6 |
250.0 |
8.6 |
||
80.0 |
10.8 |
260.0 |
6.7 |
||
90.0 |
12.8 |
270.0 |
5.0 |
||
100.0 |
14.9 |
280.0 |
3.5 |
||
110.0 |
16.5 |
290.0 |
2.4 |
||
120.0 |
17.1 |
300.0 |
1.4 |
||
130.0 |
17.7 |
310.0 |
0.8 |
||
140.0 |
17.7 |
320.0 |
0.4 |
||
150.0 |
17.7 |
330.0 |
0.1 |
||
160.0 |
17.7 |
340.0 |
0.0 |
||
170.0 |
17.7 |
350.0 |
0.1 |
||
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
||||
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
80 dBc |
||||
Verticale aperture |
λ |
Station |
NET NLCO B05 |
||||
Dossiernummer |
|||||
Datum |
|||||
Aantal bladen |
9 van 11 |
||||
HILVERSUM 95.9 MHz |
|||||
1 |
Gegevens locatie |
||||
Naam |
HILVERSUM |
||||
Lengte/breedtegraad |
005E09 52.2 / 52N14 33.6 |
||||
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
100 meter |
||||
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
9 meter |
||||
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
||||
Frequentie |
95.9 MHz |
||||
ERP |
0.100 W |
||||
ERPmax verticaal |
0.100 kW |
||||
Offset type |
Gesynchroniseerd |
||||
SFN ID |
B5 |
||||
System |
4 |
||||
Polarisatie |
Verticaal |
||||
Klasse van uitzending |
300KF9E |
||||
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrecht |
||||
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
||||
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
||||
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
||
0.0 |
4.0 |
180.0 |
8.0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch) |
|
10.0 |
8.0 |
190.0 |
8.0 |
||
20.0 |
7.0 |
200.0 |
8.0 |
||
30.0 |
3.0 |
210.0 |
8.0 |
||
40.0 |
3.0 |
220.0 |
3.0 |
||
50.0 |
3.0 |
230.0 |
3.0 |
||
60.0 |
3.0 |
240.0 |
3.0 |
||
70.0 |
8.0 |
250.0 |
3.0 |
||
80.0 |
8.0 |
260.0 |
3.0 |
||
90.0 |
8.0 |
270.0 |
0.0 |
||
100.0 |
8.0 |
280.0 |
0.0 |
||
110.0 |
8.0 |
290.0 |
0.0 |
||
120.0 |
8.0 |
300.0 |
0.0 |
||
130.0 |
8.0 |
310.0 |
0.0 |
||
140.0 |
8.0 |
320.0 |
3.0 |
||
150.0 |
8.0 |
330.0 |
3.0 |
||
160.0 |
8.0 |
340.0 |
3.0 |
||
170.0 |
8.0 |
350.0 |
3.0 |
||
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
||||
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
93 dBc |
||||
Verticale aperture |
λ |
Station |
NET NLCO B05 |
||||
Dossiernummer |
|||||
Datum |
|||||
Aantal bladen |
10 van 11 |
||||
NAALDWIJK 96.0 MHz |
|||||
1 |
Gegevens locatie |
||||
Naam |
NAALDWIJK |
||||
Lengte/breedtegraad |
004E12 38.0 / 52N00 05.3 |
||||
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
50 meter |
||||
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
0 meter |
||||
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
||||
Frequentie |
96.0 MHz |
||||
ERP |
0.316 kW |
||||
ERPmax verticaal |
0.316 kW |
||||
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
||||
SFN ID |
NETGEBONDEN B5 |
||||
System |
4 |
||||
Polarisatie |
Verticaal |
||||
Klasse van uitzending |
300KF9E |
||||
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrecht |
||||
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
||||
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
||||
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
||
0.0 |
8.6 |
180.0 |
26.0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch) |
|
10.0 |
11.7 |
190.0 |
20.9 |
||
20.0 |
15.9 |
200.0 |
15.9 |
||
30.0 |
20.9 |
210.0 |
11.7 |
||
40.0 |
26.0 |
220.0 |
8.6 |
||
50.0 |
34.0 |
230.0 |
5.5 |
||
60.0 |
40.0 |
240.0 |
3.9 |
||
70.0 |
40.0 |
250.0 |
2.6 |
||
80.0 |
40.0 |
260.0 |
1.6 |
||
90.0 |
34.0 |
270.0 |
0.9 |
||
100.0 |
34.0 |
280.0 |
0.2 |
||
110.0 |
34.0 |
290.0 |
0.0 |
||
120.0 |
34.0 |
300.0 |
0.2 |
||
130.0 |
34.0 |
310.0 |
0.9 |
||
140.0 |
40.0 |
320.0 |
1.6 |
||
150.0 |
40.0 |
330.0 |
2.6 |
||
160.0 |
40.0 |
340.0 |
3.9 |
||
170.0 |
34.0 |
350.0 |
5.5 |
||
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
||||
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
80 dBc |
||||
Verticale aperture |
λ |
Station |
NET NLCO B05 |
||||
Dossiernummer |
|||||
Datum |
|||||
Aantal bladen |
11 van 11 |
||||
UTRECHT 103.4 MHz |
|||||
1 |
Gegevens locatie |
||||
Naam |
UTRECHT |
||||
Lengte/breedtegraad |
005E08 36.0 / 52N04 41.0 |
||||
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
100 meter |
||||
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
1 meter |
||||
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
||||
Frequentie |
103.4 MHz |
||||
ERP |
0.050 kW |
||||
ERPmax verticaal |
0.050 kW |
||||
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
||||
SFN ID |
– |
||||
System |
4 |
||||
Polarisatie |
Verticaal |
||||
Klasse van uitzending |
300KF9E |
||||
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrecht |
||||
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
||||
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
||||
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
||
0.0 |
0.0 |
180.0 |
11.0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch) |
|
10.0 |
0.0 |
190.0 |
11.0 |
||
20.0 |
1.3 |
200.0 |
11.0 |
||
30.0 |
2.3 |
210.0 |
10.0 |
||
40.0 |
2.3 |
220.0 |
2.0 |
||
50.0 |
11.3 |
230.0 |
0.0 |
||
60.0 |
11.3 |
240.0 |
0.0 |
||
70.0 |
11.3 |
250.0 |
0.0 |
||
80.0 |
11.3 |
260.0 |
0.0 |
||
90.0 |
11.3 |
270.0 |
0.0 |
||
100.0 |
11.3 |
280.0 |
0.0 |
||
110.0 |
11.0 |
290.0 |
0.0 |
||
120.0 |
11.0 |
300.0 |
0.0 |
||
130.0 |
11.0 |
310.0 |
0.0 |
||
140.0 |
11.0 |
320.0 |
0.0 |
||
150.0 |
11.0 |
330.0 |
0.0 |
||
160.0 |
11.0 |
340.0 |
0.0 |
||
170.0 |
11.0 |
350.0 |
0.0 |
||
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
||||
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
||||
Verticale aperture |
λ |
De vergunninghouder zendt uit binnen het in figuur 1 bedoelde masker (gemeten
volgens de procedure zoals vermeld in Annex 1 van ITU-R SM 1268-3).
In tabel 1 is dit masker in een tabel vorm weergegeven.
Figuur 1: Spectrummasker voor FM-uitzendingen.
Bron: ITU-R SM 1268-3
Tabel 1: Spectrummasker voor FM-uitzendingen in tabelvorm.
Bron: ITU-R SM 1268-3
De frequentieplanning en de berekening van het theoretische verzorgingsgebied (het zogenaamde groene gebied) van FM-omroepfrequenties van 87,6 MHz tot en met 104,8 MHz geschiedt op basis van onderstaande zerobase norm die is gebruikt bij de uitgifte van deze vergunningen in 2003 en nadien.
Parameter |
||
---|---|---|
Propagatiemodel |
ITU Recommendation 370 met TCA en morfografie |
|
Ontvangstantenne |
Non-directief |
|
Hoogte ontvangstantenne |
1,5 meter; met een morfografisch afhankelijke correctie om van 10 meter naar 1,5 meter om te rekenen Geen |
|
Polarisatiediscriminatie |
||
Gewenst signaalniveau |
50% plaats |
|
50% tijd |
||
Ongewenst signaalniveau |
50% plaats |
|
10% tijd & 50% tijd (worst case) |
||
Terrein-oneffenheid |
Terrain Clearance Angle (TCA) conform ITU rec. 370-7 |
|
Protectieverhoudingen conventioneel geplande zenders voor respectievelijk continue / troposferische storing |
0 kHz 100 kHz 200 kHz 300 kHz 400 kHz |
40 dB / 32 dB 30 dB / 22 dB - 2 dB - 15 dB - 25 dB |
Protectieverhoudingen voor SFN en NSF geplande zenders |
0 kHz 100 kHz 200 kHz 300 kHz 400 kHz |
2. 25 dB (afhankelijk van looptijd) 5 dB - 5 dB - 15 dB - 25 dB |
Berekening interferentie |
Methode sterkste stoorder |
|
Ontvangst |
Stereo |
|
Minimum bruikbare veldsterkte |
37 tot 43,5 dBµV/meter op 1,5 meter hoogte; afhankelijk van de morfografie |
DE STAATSSCRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Gelezen de aanvraag van <aanvrager> te <woonplaats> van <datum aanvraag>, geregistreerd onder nummer <registratienummer aanvraag>;
Gelet op de artikelen 3.13 en 3.14 van de Telecommunicatiewet, artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 en de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017;
BESLUIT:
In deze beschikking wordt verstaan onder:
a. Staatssecretaris: Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat;
b. vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 3.13 van de Telecommunicatiewet voor het gebruik van frequentieruimte in de band van 87,5-104,8 MHz;
c. kavel: frequentie of samenstel van frequenties, behorend bij een vergunning;
d. digitale radio-omroepvergunning: de vergunning met dossiernummer <dossiernummer digitaal>, allotment 8A;
e. ziekenhuis: instelling voor medisch-specialistische zorg als bedoeld in artikel 1.2, onder 1, van het Uitvoeringsbesluit WTZi;
f. andere instelling: instelling als bedoeld in artikel 6.24 van de Mediawet 2008 die houder is van een andere vergunning dan deze vergunning, of een instelling als bedoeld in artikel 6.24 van de Mediawet 2008 die geen houder is van een vergunning en die instelling op grond van artikel 22 van het Mediabesluit 2008 tezamen met een instelling die wel beschikt over een andere vergunning dan deze vergunning wordt aangemerkt als één instelling;
g. commerciële radio-omroep: radio-omroep als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 die wordt verzorgd door een commerciële media-instelling als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet;
h. niet-landelijke commerciële radio-omroep: commerciële radio-omroep via FM-frequenties waarvoor op grond van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriften gelden;
i. Regeling: Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017.
1. Aan <aanvrager> ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel, onder nummer <KvK-nummer> hierna te noemen: vergunninghouder, wordt een vergunning verleend voor het gebruik van de frequentieruimte, omschreven in de bijlage bij deze vergunning, ten behoeve van niet-landelijke commerciële radio-omroep (kavel B36).
2. De vergunninghouder neemt de in de bijlagen genoemde frequenties binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze vergunning in gebruik en houdt deze in gebruik. Op frequenties die hetzelfde SFN-ID hebben en gemarkeerd zijn als gesynchroniseerd of als netgebonden, zendt de vergunninghouder, behoudens reclame, hetzelfde radioprogramma uit.
3. De vergunninghouder neemt daarbij de voorschriften en beperkingen bedoeld in de artikelen 3 tot en met 8 en de bijlagen van deze vergunning in acht.
1. De vergunninghouder veroorzaakt:
a. geen ontoelaatbare belemmeringen door het gewenste signaal van radioapparaten in andere radioapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen, en
b. in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz in ziekenhuizen, alsmede op de percelen waar deze ziekenhuizen staan, geen piekwaarde van de elektrische veldsterkte die gelijk is aan of hoger is dan 5,4 volt per meter.
2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien een vergunninghouder op of in een ziekenhuis of het perceel waarop dat ziekenhuis staat een radioapparaat heeft geplaatst met schriftelijke instemming van dat ziekenhuis.
Voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 en 19.00 uur betreft, wordt ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal gepresenteerd.
1. De vergunninghouder informeert Agentschap Telecom onmiddellijk over:
a. wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die andere instellingen direct of indirect op het beleid van de vergunninghouder kunnen uitoefenen;
b. wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die de vergunninghouder direct of indirect kan uitoefenen op het beleid van andere instellingen;
c. wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die natuurlijke personen direct of indirect kunnen uitoefenen op het beleid van de vergunninghouder, indien die natuurlijke personen direct of indirect een zodanige zeggenschap of feitelijke invloed hebben dat zij in belangrijke mate het beleid van een andere instelling kunnen bepalen of aanmerkelijke invloed hebben op de inhoud van dat beleid, en
d. wijzigingen in de zeggenschap of feitelijke invloed die natuurlijke personen direct of indirect kunnen uitoefenen op het beleid van een andere instelling, indien die natuurlijke personen direct of indirect een zodanige zeggenschap of feitelijke invloed hebben dat zij in belangrijke mate het beleid van de vergunninghouder kunnen bepalen of aanmerkelijke invloed hebben op de inhoud van dat beleid.
2. In afwijking van het eerste lid, is de vergunninghouder niet verplicht informatie te verstrekken voor zover die informatie betrekking heeft op:
a. het kunnen uitoefenen van zeggenschap of feitelijke invloed op of door instellingen ten aanzien waarvan hij aan Agentschap Telecom schriftelijk en zonder enig voorbehoud heeft verklaard dat hij met die instellingen één instelling vormt als bedoeld in artikel 6.24 van de Mediawet 2008, of
b. het door natuurlijke personen kunnen uitoefenen van zeggenschap of feitelijke invloed op instellingen als bedoeld in artikel 6.24 van de Mediawet 2008 die onder de verklaring, bedoeld in onderdeel a, vallen.
1. De vergunninghouder is verplicht om het bod als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de Regeling ter grootte van € <bedrag>,- volledig te betalen binnen twee weken na inwerkingtreding van deze vergunning.
2. De betalingen worden verricht door overmaking op bankrekeningnummer 705001199, IBAN: NL41INGB0705001199, BIC: INGBNL2A, ten name van Agentschap Telecom, onder vermelding van kavel B36 in de FM-band.
Kennisgevingen en correspondentie die verband houden met deze vergunning, worden gericht aan Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat te Groningen, tenzij door of vanwege de Staatssecretaris anders wordt aangegeven.
Deze vergunning treedt in werking op <de dag na verzending> en eindigt:
a. de dag waarop de vergunninghouder niet langer tevens houder is van de digitale radio-omroepvergunning;
b. 12 maanden na inwerkingtreding van deze vergunning, uitsluitend indien het bod als bedoeld in artikel 6 dan niet volledig is betaald op de voorgeschreven wijze,
c. 12 maanden na inwerkingtreding van deze vergunning, tenzij dan 60% of meer van de frequenties, bedoeld in de bijlagen, in gebruik zijn genomen op de in de bijlagen van deze vergunning voorgeschreven opstelplaatsen, behalve indien een of meer frequenties niet in gebruik zijn genomen vanwege een stroomstoring van het landelijk hoogspanningsnet of de regionale distributienetten, diefstal, brand of natuurgeweld, onderscheidenlijk
d. in elk geval uiterlijk op 31 augustus 2022.
<<Deze beschikking wordt in de Staatscourant geplaatst, met uitzondering van de bijlagen.>>
Kavel |
B36 |
Dossiernummer |
|
Datum |
|
Aantal bladen |
1 van 2 |
Opstelplaats |
Frequentie |
Vermogen (ERP) |
---|---|---|
LEUSDEN |
99.5 MHz |
0.100 kW |
Toelichting bij punt 5:
Onder punt 5 van de bijlage A zijn restricties opgenomen voor omroepzenders ten behoeve van het voorkomen van storing in de luchtvaartband 108 MHz – 118 MHz. De onderdrukking van ongewenste uitstraling in de luchtvaartband dient minimaal de waarde aangegeven in dBc te bedragen voor de gehele zendinstallatie.
De verticale apertuur van het antennesysteem in golflengtes dient minimaal de waarde aangegeven in λ te zijn. Indien er geen waarde(n) vermeld staan, gelden er geen aanvullende eisen met betrekking tot de bescherming van de luchtvaartband.
Station |
NET NLCO B36 |
||||
Dossiernummer |
6165313 |
||||
Datum |
30 november 2017 |
||||
Aantal bladen |
2 van 2 |
||||
LEUSDEN 99.5 MHz |
|||||
1 |
Gegevens locatie |
||||
Naam |
LEUSDEN |
||||
Lengte/breedtegraad |
005E23 55.0 / 52N08 04.0 |
||||
Hoogte antenne t.o.v. maaiveld |
80 meter |
||||
Hoogte maaiveld t.o.v. NAP |
5 meter |
||||
2 |
Gegevens t.b.v. zendsysteem |
||||
Frequentie |
99.5 MHz |
||||
ERP |
0.100 kW |
||||
ERPmax verticaal |
0.100 kW |
||||
Offset type |
Niet gesynchroniseerd |
||||
SFN ID |
– |
||||
System |
4 |
||||
Polarisatie |
Verticaal |
||||
Klasse van uitzending |
300KF9E |
||||
3 |
Gegevens internationale coördinatie frequentiegebruiksrecht |
||||
Internationale coördinatie afgerond |
Ja |
||||
4 |
Gegevens m.b.t. antennesysteem |
||||
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
Zendhoek AZM (graden) |
Verzwakking (dB) |
||
0.0 |
0.0 |
180.0 |
5.0 |
Grafische weergave antennediagram (0 = geografisch) |
|
10.0 |
0.0 |
190.0 |
0.0 |
||
20.0 |
0.0 |
200.0 |
0.0 |
||
30.0 |
0.0 |
210.0 |
0.0 |
||
40.0 |
0.0 |
220.0 |
0.0 |
||
50.0 |
6.0 |
230.0 |
0.0 |
||
60.0 |
5.0 |
240.0 |
0.0 |
||
70.0 |
0.0 |
250.0 |
0.0 |
||
80.0 |
3.0 |
260.0 |
0.0 |
||
90.0 |
5.0 |
270.0 |
0.0 |
||
100.0 |
0.0 |
280.0 |
0.0 |
||
110.0 |
0.0 |
290.0 |
0.0 |
||
120.0 |
0.0 |
300.0 |
0.0 |
||
130.0 |
0.0 |
310.0 |
0.0 |
||
140.0 |
0.0 |
320.0 |
1.1 |
||
150.0 |
0.0 |
330.0 |
2.0 |
||
160.0 |
0.0 |
340.0 |
2.0 |
||
170.0 |
5.0 |
350.0 |
2.0 |
||
5 |
Aanvullende eisen m.b.t. bescherming van de luchtvaart |
||||
Minimale onderdrukking in de luchtvaartband |
dBc |
||||
Verticale aperture |
λ |
De vergunninghouder zendt uit binnen het in figuur 1 bedoelde masker (gemeten
volgens de procedure zoals vermeld in Annex 1 van ITU-R SM 1268-3).
In tabel 1 is dit masker in een tabel vorm weergegeven.
Figuur 1: Spectrummasker voor FM-uitzendingen.
Bron: ITU-R SM 1268-3
Tabel 1: Spectrummasker voor FM-uitzendingen in tabelvorm.
Bron: ITU-R SM 1268-3
De frequentieplanning en de berekening van het theoretische verzorgingsgebied (het zogenaamde groene gebied) van FM-omroepfrequenties van 87,6 MHz tot en met 104,8 MHz geschiedt op basis van onderstaande zerobase norm die is gebruikt bij de uitgifte van deze vergunningen in 2003 en nadien.
Parameter |
||
---|---|---|
Propagatiemodel |
ITU Recommendation 370 met TCA en morfografie |
|
Ontvangstantenne |
Non-directief |
|
Hoogte ontvangstantenne |
1,5 meter; met een morfografisch afhankelijke correctie om van 10 meter naar 1,5 meter om te rekenen |
|
Polarisatiediscriminatie |
Geen |
|
Gewenst signaalniveau |
50% plaats 50% tijd |
|
Ongewenst signaalniveau |
50% plaats 10% tijd & 50% tijd (worst case) |
|
Terrein-oneffenheid |
Terrain Clearance Angle (TCA) conform ITU rec. 370-7 |
|
Protectieverhoudingen conventioneel geplande zenders voor respectievelijk continue / troposferische storing |
0 kHz 100 kHz 200 kHz 300 kHz 400 kHz |
40 dB / 32 dB 30 dB / 22 dB – 2 dB – 15 dB – 25 dB |
Protectieverhoudingen voor SFN en NSF geplande zenders |
0 kHz 100 kHz 200 kHz 300 kHz 400 kHz |
2. 25 dB (afhankelijk van looptijd) 5 dB – 5 dB – 15 dB – 25 dB |
Berekening interferentie |
Methode sterkste stoorder |
|
Ontvangst |
Stereo |
|
Minimum bruikbare veldsterkte |
37 tot 43,5 dBµV/meter op 1,5 meter hoogte; afhankelijk van de morfografie |
DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Gelezen de aanvraag van <vergunninghouder> te <woonplaats> van <datum aanvraag>, geregistreerd onder nummer <dossiernummer>;
Gelet op de artikelen 3.13 en 3.14 van de Telecommunicatiewet, artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 en de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017;
BESLUIT:
DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Gelezen de aanvraag van <naam aanvrager> te <woonplaats> van <datum aanvraag>, geregistreerd onder nummer <ID-nummer aanvraag>
Gelet op de artikelen 3.13 en 3.14 van de Telecommunicatiewet, artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 en de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017;
BESLUIT:
1. In deze vergunning wordt verstaan onder:
a. Staatssecretaris: Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat;
b. ITU: Internationale Telecommunicatie Unie;
c. MIFR: Master International Frequency Register, zijnde het register waarin radiostations met hun frequentieruimte zijn opgenomen, bedoeld in artikel 4.3 van het Radioreglement van de ITU;
d. notificatieverzoek: verzoek van de samenwerkende vergunninghouders aan de Staatssecretaris tot het doen van een notificatie van een in gebruik genomen dan wel te nemen (gedeelte van de) frequentieruimte op een bepaalde plaats, met als doel (dit gedeelte van) de frequentieruimte op die bepaalde plaats na goedkeuring door het radiocommunicatiebureau van de ITU te registreren in het MIFR teneinde internationale bescherming van (dit gedeelte van) de frequentieruimte op die bepaalde plaats te bewerkstelligen;
e. GE06: Final Acts of the Regional Radiocommunication Conference for planning of the digital terrestrial Broadcasting service in parts of Regions 1 and 3, in the frequency bands 174 – 230 MHz and 470 – 862 MHz; Genève 2006;
f. samenwerkende vergunninghouders: vergunninghouders die houder zijn van een deel van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het in artikel 2, eerste lid, genoemde frequentiebereik;
g. N: het aantal houders van een vergunning op een bepaald moment binnen het in artikel 2, eerste lid, genoemde frequentiebereik;
h. samenwerkingsovereenkomst: overeenkomst als bedoeld in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet;
i. allotment: het gebied dat gelegen is binnen de contouren zoals gevisualiseerd in de bijlage I;
j. ziekenhuis: instelling voor medisch-specialistische zorg als bedoeld in artikel 1.2, onder 1, van het Uitvoeringsbesluit WTZi;
k. mobiele ontvangst: mobile reception, zoals bedoeld in paragraaf 1.3.13 van GE06;
l. binnenontvangst: portable reception class B, zoals bedoeld in paragraaf 1.3.12 van GE06.
2. De definities in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 zijn van toepassing.
1. Aan <naam vergunninghouder> ingeschreven in het handelsregister onder nummer, <nummer KvK>, hierna te noemen: vergunninghouder, wordt, onverminderd het vijfde en zesde lid, een vergunning verleend voor het gebruik van 1/18 deel van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 195,168 MHz – 196,704 MHz (allotment 8A).
2. De vergunninghouder gebruikt de in het eerste lid bedoelde frequentieruimte binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze vergunning en houdt deze in gebruik.
3. De vergunninghouder gebruikt de in het eerste lid genoemde frequentieruimte slechts in overeenstemming met de bestemming in het vigerende Nationaal Frequentieplan (NFP 2014), en onder die bestemming gegeven beperkingen.
4. De vergunninghouder gebruikt de aan hem toegewezen frequentieruimte voor het aanbieden van ten minste één programmakanaal bestaande uit radioprogramma’s, waarbij dat programmakanaal wordt gebruikt voor het gelijktijdig en ongewijzigd uitzenden van radioprogramma’s die door middel van de overeenkomstig het NFP 2014 gekoppelde analoge vergunning voor kavel B<kavelnummer> met dossiernummer <dossiernummer> worden uitgezonden in een kwaliteit die ten minste gelijk is aan 192 kb/s (stereo-uitzending), indien gebruikt wordt gemaakt van MPEG 2, 48 kb/s (stereo-uitzending), indien gebruik wordt gemaakt van AAC+, of, indien gebruik wordt gemaakt van een andere techniek, met een geluidskwaliteit die ten minste vergelijkbaar is met de kwaliteit die met stereo kan worden behaald door middel van de twee genoemde technieken.
5. Indien een andere vergunning voor het gebruik van een deel van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het in het eerste lid genoemde frequentiebereik niet is verleend dan wel is ingetrokken, is de vergunninghouder tot de dag van inwerkingtreding van het besluit waarmee die vergunning voor het eerst onderscheidenlijk opnieuw wordt verleend, gerechtigd 1/N-de deel van de capaciteit van de ingetrokken vergunning te gebruiken.
6. De vergunninghouder is gerechtigd een deel van de capaciteit te laten gebruiken door een andere samenwerkende vergunninghouder, indien:
a. beide vergunninghouders daarmee schriftelijk hebben ingestemd, en
b. hij blijft voldoen aan de voorschriften en beperkingen in zijn vergunning.
7. De vergunninghouder die een deel van de aan een andere samenwerkende vergunninghouder vergunde capaciteit gebruikt als bedoeld in het zesde lid, neemt het derde lid in acht.
8. De vergunninghouder die een schriftelijke instemming heeft gegeven als bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, zendt hiervan onverwijld een afschrift aan de Staatssecretaris.
1. De vergunninghouder gaat de samenwerkingsovereenkomst schriftelijk aan.
2. De vergunninghouder verstrekt een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst en aanvullingen of wijzigingen daarvan onverwijld aan de Staatssecretaris.
3. De vergunninghouder sluit tezamen met de andere samenwerkende vergunninghouders een overeenkomst als bedoeld in artikel 10.15, tweede lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet met een rechtspersoon die namens hen het elektronische communicatienetwerk zal aanleggen en in stand houden voor het gezamenlijk gebruik van de in artikel 2 genoemde frequentieruimte dan wel treedt tot een reeds bestaande overeenkomst, als voormeld, toe.
4. In het belang van doelmatig gebruik van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik genoemd in artikel 2, eerste lid, wordt in de overeenkomst, bedoeld in het derde lid, bepaald dat het in gebreke blijven van een andere samenwerkende vergunninghouder jegens de rechtspersoon, bedoeld in het derde lid, niet tot gevolg heeft dat de aanleg van het elektronische communicatienetwerk als bedoeld in het derde lid en de uitzending van de radioprogramma’s, bedoeld in artikel 2, vierde lid, ten behoeve van de vergunninghouder wordt gestaakt, onderbroken of beperkt.
5. Indien na het tijdstip waarop de samenwerkingsovereenkomst in werking treedt een vergunning wordt verleend voor een deel van het gebruik van de capaciteit van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik genoemd in artikel 2, eerste lid, zorgt de vergunninghouder ervoor dat die nieuwe vergunninghouder op non-discriminatoire voorwaarden partij kan worden bij de samenwerkingsovereenkomst.
Het gebruik van de frequentieruimte vindt plaats met inachtneming van de technische beschrijving zoals deze in bijlagen I en III is opgenomen. De technische beschrijving omvat tevens het spectrummasker 1 voor T-DAB radioapparaten, werkend in niet-kritische omstandigheden.
1. De vergunninghouder staakt of beperkt het gebruik van de frequentieruimte, bedoeld in artikel 2, voor zover dit leidt tot belemmeringen in het gebruik van in het MIFR door anderen geregistreerde frequentieruimte.
2. Bij het gebruik van de frequentieruimte heeft de vergunninghouder geen aanspraak op enigerlei vorm van bescherming van dat gebruik, indien verstoring van het gebruik plaatsvindt door het gebruik van in het MIFR geregistreerde frequentieruimte.
3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing voor zover de frequentieruimte, bedoeld in artikel 2, in het MIFR is geregistreerd door de samenwerkende vergunninghouders.
4. Teneinde registratie in het MIFR in gang te zetten, kunnen de samenwerkende vergunninghouders een notificatieverzoek daartoe indienen bij de Staatssecretaris.
5. Het notificatieverzoek geschiedt met gebruikmaking van het ‘Formulier kennisgeving ingebruikname en notificatie’ bedoeld in bijlage II.
1. Vanaf 1 januari 2018 biedt de vergunninghouder de dienst, omschreven in artikel 2, aan met een geografische verzorging van 85% mobiele ontvangst en een demografische verzorging van 65% binnenontvangst.
2. Vanaf 1 januari 2020 biedt de vergunninghouder de dienst, omschreven in artikel 2, aan met een geografische verzorging van 90% mobiele ontvangst en een demografische verzorging van 75% binnenontvangst.
3. De geografische verzorging zoals bedoeld in het eerste en tweede lid is voor mobiele ontvangst vastgesteld op een veldsterkte van 60 dBµV/m en de demografische verzorging voor binnenontvangst op een veldsterkte van 66 dBµV/m op 10 meter hoogte voor 50% van de tijd en plaats en bij een referentiefrequentie van 200 MHz. Indien een andere centrumfrequentie wordt gebruikt, wordt de voorgeschreven veldsterkte aangepast conform annex 3.5 van GE06.
1. Indien op enige plaats binnenshuis door het gewenste signaal van de in het kader van deze vergunning gebruikte radioapparaten belemmeringen in de ontvangst van kabeltelevisie worden veroorzaakt draagt de natuurlijke of rechtspersoon bedoeld in het vierde lid, dan wel indien deze verzaakt, de vergunninghouder, er op verzoek van degene die de belemmeringen ondervindt, zorg voor dat deze onverwijld op kosten van de samenwerkende vergunninghouders worden verholpen, voor zover ter plaatse:
a. de hoogfrequentdichtheid van de gebruikte aansluitkabels en de daaraan bevestigde connectoren een waarde hebben van ten minste 70 dB, en
b. het stoorsignaal als gevolg van het krachtens deze vergunning gebruiken van frequentieruimte hoger is dan 23 dBμV.
2. De in het eerste lid, onder b, genoemde waarde dient evenredig verhoogd te worden met de waarde van het signaalniveau op het abonnee-overnamepunt boven de vereiste minimumwaarde van 60 dBμV.
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, is de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in het vierde lid, danwel de vergunninghouder niet gehouden televisie-ontvangapparaten en aanverwante apparatuur te vervangen die:
a. niet geschikt zijn om een stoorspanning van 23 dBμV vermeerderd met de signaalspanning op het kabeltelevisienet bij het abonnee-overnamepunt te ontvangen, of
b. een hoogfrequentdichtheid van minder dan 70 dB hebben.
4. De samenwerkende vergunninghouders wijzen één natuurlijke persoon of rechtspersoon aan die de belemmeringen en de kosten, bedoeld in het eerste lid, wegneemt respectievelijk vergoedt.
5. De vergunninghouder is verplicht 1/N-de deel van de kosten, bedoeld in het eerste lid, te vergoeden.
1. De vergunninghouder veroorzaakt:
a. geen ontoelaatbare belemmeringen door het gewenste signaal van radioapparaten in andere radioapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen, en
b. in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz in ziekenhuizen, alsmede op de percelen waar deze ziekenhuizen staan, geen piekwaarde van de elektrische veldsterkte die gelijk is aan of hoger is dan 5,4 volt per meter.
2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien een vergunninghouder op of in een ziekenhuis of het perceel waarop dat ziekenhuis staat een radioapparaat heeft geplaatst met schriftelijke instemming van dat ziekenhuis.
3. Artikel 7, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
De vergunninghouder stelt de Staatssecretaris van elke ingebruikname van (onderdelen van) de frequentieruimte uiterlijk vier weken van tevoren schriftelijk in kennis en overlegt daarbij de gegevens bedoeld in bijlage II conform het in die bijlage vermelde format.
1. Kennisgevingen en correspondentie die verband houden met deze vergunning, worden gericht aan Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, te Groningen, tenzij door of vanwege de Staatssecretaris anders wordt aangegeven.
2. De verplichting, bedoeld in artikelen 3, tweede lid en 9, geldt niet voor zover een samenwerkende vergunninghouder namens een andere vergunninghouder de verplichte kennisgeving of mededeling doet.
De samenwerkingsovereenkomst wordt gesloten binnen een periode van ten hoogste zes weken na inwerkingtreding van deze vergunning.
Deze vergunning treedt in werking op <de dag na verzending> en loopt tot en met 31 augustus 2022.
<<Deze vergunning wordt in de Staatscourant geplaatst, met uitzondering van de bijlagen.>>
Het spectrummasker, bedoeld in artikel 4, is als volgt:
Figuur 1. Spectrum mask 1 for T-DAB transmitters operating in non sensitive cases
Bron: GE06 pagina 169
De technische beschrijving, bedoeld in artikel 4, luidt als volgt:
De regionale kavel 2 heeft de omtrek beschreven in figuur 2. De kavel is opgebouwd uit de GE06 DVB-T allotments HOL0901H (K9), HOL0902H (K6), HOL0903H (K8), HOL0904H (K9), HOL0905H (K7), HOL0906H (K9).
Figuur 2. Geografische indeling van de frequentieruimte
De DVB-T allotments K6, K7, K8, K9 kunnen respectievelijk opgesplitst worden in de T-DAB blokken A, B, C, D. De oorspronkelijke allotment vorm is hierdoor niet aangetast.
Ten behoeve van deze vergunning wordt het volgende T-DAB blok beschreven:
Blok 8A
De punten waaruit de omtrek van elk allotment is opgebouwd zijn op een USB-stick opgenomen. Deze (USB-stick) maakt onderdeel uit van bijlage III.
Gedurende de Genève ’06 conferentie is een aantal nadere afspraken gemaakt met de Nederland omringende landen. Deze afspraken bevatten in essentie hetgeen is weergegeven in de onderstaande tabellen. De vergunninghouder respecteert de afspraken die Nederland heeft gemaakt. De volledige afspraken zijn opgenomen in bijlage III. Bij tegenstrijdigheid van de samenvatting in de tabellen en de afspraken, opgenomen in bijlage III, prevaleren de laatstgenoemde.
De bilaterale afspraken zijn een verbijzondering van de algemene planningscriteria van GE06 met als doel incompatibiliteiten tussen de assignments of allotments in het GE06-plan op te heffen. De implementatie moet zowel voldoen aan GE06 als aan de aanvullende voorwaarden in de onderstaande tabellen.
Indien in tabellen geen aanvullende beschermingseisen zijn gesteld, dan mag een actueel netwerk evenveel interferentie produceren als een referentienetwerk.
Het gemarkeerde gebied met 8A heeft betrekking op frequentieblok 195,168 MHz – 196,704 MHz en komt uit allotment HOL0903H.
Figuur 3. Overzicht frequentieblok 8A, allotment HOL0903H
Afspraken gemaakt tijdens conferentie
Tabel 1 geeft de afwijkingen weer van de acceptatie van veldsterkten door, en bescherming van, buitenlandse allotments in overeenstemming met de procedure, bedoeld in artikel 5 jo. Section II of Annex 4 ‘Examination of conformity with the digital Plan entry’ GE06.
Blok 8A |
NEDERLAND (HOL) |
|
---|---|---|
LAND |
accepteert |
Beschermt |
Verenigd Koninkrijk (G) |
Vanaf 1-01-2013 geldt dat de cumulatieve veldsterkte van de Engelse PMR toepassingen op de Nederlandse kust 31 dB(μV/m) niet zal overschrijden. |
Vanaf 1-01-2013 geldt dat de veldsterkte van de Nederlandse T-DAB allotment HOL0905H op de Engelse kust de 55 dB(μV/m) niet zal overschrijden. |
Duitsland (D) |
Maximaal 44 dB(μV/m) van de Duitse DVB-T allotments toegestaan op de grens van het Nederlandse T-DAB allotment HOL0903H. |
Maximaal 35 dB(μV/m) van de Nederlandse T-DAB allotment HOL0903H toegestaan op de grens van de respectievelijke Duitse DVB-T allotments |
België (BEL) |
Geen beperkingen of verruimingen |
Maximaal 43 dB(μV/m) van de Nederlandse DVB-T allotment HOL0903H toegestaan op de grens van het Belgische T-DAB allotment BELGDABDG300. Voor het individuele T-DAB blok 8A betekent dit 37 dBµV/m. |
Frankrijk (F) |
Actuele netwerken kunnen worden geïmplementeerd zolang op de allotmentgrenzen de maximaal te accepteren cumulatieve interferentie veldsterkte van het uitgewerkte netwerk in agreement HOL-T (annex 1) niet wordt overschreden |
Actuele netwerken kunnen worden geïmplementeerd zolang op de allotment grenzen de maximaal te accepteren cumulatieve interferentie veldsterkte van het uitgewerkte netwerk in agreement HOL-T (annex 1) niet wordt overschreden |
Luxemburg (LUX) |
Geen beperkingen of verruimingen |
Geen beperkingen of verruimingen |
Denemarken (DNK) |
Geen beperkingen of verruimingen |
Geen beperkingen of verruimingen |
De kennisgeving van ingebruikname zoals bedoeld in artikel 9 dient conform circulair letter CR262 en in elektronische vorm (GE06 ITU Terrasys format) te worden aangeleverd. Een voorbeeld van dit format en CR262 zijn opgenomen op de USB-stick bedoeld in bijlage III, onderdeel 4.
Indien u tevens het gebruik van uw frequentieruimte wilt (laten) notificeren in het MIFR kunt u dit kenbaar maken.
1. GE06 final acts
2. GE06 NL allotments
3. GE06 Bilaterale afspraken
4. Notificatieverzoek
5. De interferentie nader in kaart gebracht
6. AT-DAB field trial using a low-mast infrastructure, university of Twente,
7. paragraaf 4.5.5, november 2006
8. OFCOM-Industry MOU to permit the use of transmission sites, not contained within the Reserved Assignments List, to enhance coverage of licensed T-DAB broadcast networks, Appendix B, v1.0, 14 november 2006
Met de onderhavige vergunning worden de frequentiegebruiksrechten geregeld voor digitale radio. De in de vergunning opgenomen frequentie-indeling volgt hoofdzakelijk uit internationale afspraken, waarvan de afspraken gemaakt tijdens een internationale conferentie in Genève in 2006 (GE06-afspraken) de meest in het oog springende afspraken zijn. De frequentieruimte bestaat uit één of meer frequentieblokken die in vast omlijnde geografische gebieden in Nederland inzetbaar zijn (zogenaamde ‘allotments’). Tijdens en na GE06 zijn nadere internationale afspraken gemaakt, doorgaans bilaterale afspraken tussen lidstaten, die als doel hebben om de inzetbaarheid en beschikbaarheid van de frequentieruimte voor digitale omroep in Nederland te verruimen. Van alle geldende afspraken zijn overzichten met voorwaarden en beperkingen samengesteld, die u in de bijlagen aantreft.
De frequentieruimte bedoeld in de vergunning bevindt zich in Band III binnen één of meer van de volgende frequentiebereiken:
182,880 – 184,416 MHz (frequentieblok 6B);
188,160 – 189,696 MHz (frequentieblok 7A);
195,168 – 196,704 MHz (frequentieblok 8A);
207,296 – 208,832 MHz (frequentieblok 9D-N en 9D-Z).
Aan het gebruik van frequentieruimte is een aantal voorschriften en beperkingen verbonden. Het frequentiegebruik is gebonden aan een spectrummasker. Een spectrummasker is ingesteld om doelmatig ethergebruik te bevorderen en te faciliteren dat aan de technologie verder geen bijzondere eisen worden gesteld. Door toepassing van een spectrummasker wordt eventuele storing op naastliggende frequentieblokken van andere vergunninghouders (zogenoemde nabuurkanaalinterferentie) beperkt.
Onderzoeksresultaten tonen aan dat nabuurkanaalinterferentie hinderlijke storing veroorzaakt indien op de ontvangstlocatie het vermogensverschil tussen de ontvangstsignalen van de twee (T-DAB) netwerken tussen de eerste nabuurkanalen met meer dan 23 dB wordt overschreden. Voor het schatten van de nabuurkanaalinterferentie kunnen de onderzoeksresultaten voor Band III T-DAB ontvangers van de Universiteit van Twente en van OFCOM (de Engelse administratie) worden gebruikt.6 Op deze onderzoeken zijn de navolgende nabuurkanaalprotectietabellen gebaseerd die door de vergunninghouder kunnen worden gebruikt. De in tabel 1 gebruikte verhouding van 23 dB is gebaseerd op een statistisch gecorrigeerde protectieverhouding bij eerste nabuurkanaalinterferentie.
Protectieverhouding exclusief statistische correctiefactor, dB |
||
---|---|---|
1e nabuurkanaal |
2e nabuurkanaal |
3e nabuurkanaal |
-35 |
-40 |
-45 |
Protectieverhouding inclusief statistische correctiefactor, dB |
||
---|---|---|
1e nabuurkanaal |
2e nabuurkanaal |
3e nabuurkanaal |
-23 |
-28 |
-33 |
Buitenomgeving locatie waarschijnlijkheid % |
Binnenshuis locatie waarschijnlijkheid % |
---|---|
99 |
95 |
standaarddeviatie 4,3 dB |
standaarddeviatie 7,41 dB |
Om verschil van inzicht omtrent de omvang van de nabuurkanaalinterferentie te voorkomen kunnen de nabuurkanaalinterferentieberekeningen volgens de in de GE06 overeenkomst beschreven procedures en het planningsmodel ITU-R P1546 steeds als uitgangspunt worden genomen.
Indien de vergunninghouder zijn netwerken uitrolt volgens het principe van ‘good engineering practice’ kan veel storing bij voorbaat worden voorkomen.
De vergunninghouder van een digitale omroepvergunning mag, binnen de grenzen van de vergunning, zelf bepalen waar hij welke zender in gebruik neemt. Ook mag hij een zender verplaatsen binnen de grenzen van de vergunning. Daarnaast kunnen vergunninghouders problemen van nabuurkanaalinterferentie zelf voorkomen en oplossen. Om die reden is er vooralsnog geen rol weggelegd voor de overheid anders dan het verschaffen van informatie.
Er zijn meerdere oplossingsrichtingen, geschikt voor het voorkomen van nabuurkanaalinterferentie, onder andere:
• het plaatsen van de zender op een gecombineerde zenderlocatie;
• het plaatsen van een zogenoemde gap filler, dat is een kleinvermogenszender die in staat is het verzorgingsgat in het naburige kanaal, dat is ontstaan door een nieuwe zender, te dichten;
• het aanpassen van de netwerktopologie, zodanig dat rekening wordt gehouden met de opstelpunten van de andere vergunninghouder.
Uiteraard zal in veel gevallen overleg met de andere vergunninghouder(s) van belang zijn bij het kunnen oplossen of voorkomen van nabuurkanaalinterferentie. Door de universiteit Twente (Schiphorst, R., A T-DAB field trial using a low-mast infrastructure, university of Twente, paragraaf 4.5.5, november 2006) is onderzoek gedaan naar nabuurkanaalinterferentie. Het spectrummasker in bijlage I van deze vergunning is mede op dit onderzoek gebaseerd. Daarnaast is er rekening gehouden met ervaringen met digitale omroep in Groot Brittannië.7
Er zijn verschillende frequentieblokken. Per frequentieblok geldt dat wordt vergund aan (maximaal) 18 vergunninghouders, waarbij iedere vergunninghouder 1/18-de deel van de capaciteit krijgt toebedeeld in een gelijk deel van het frequentiespectrum. Technisch gezien dienen de vergunninghouders daarom één gezamenlijk netwerk uit te (doen) rollen. Met het oog hierop is in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet bepaald dat vergunninghouders een samenwerkingsovereenkomst moeten sluiten, zie ook de toelichting bij artikel 11.
De vergunning is, zoals het Nationaal Frequentieplan (NFP 2014) voorschrijft, gekoppeld aan de vergunning voor de FM-band. Uit het NFP 2014 en artikel 2, vierde lid, van de vergunning volgt dat de vergunninghouder zijn
radioprogramma gelijktijdig en ongewijzigd dient uit te zenden in ten minste met FM-vergelijkbare stereo geluidskwaliteit althans een geluidskwaliteit die ten minste vergelijkbaar is met de geluidskwaliteit die kan worden behaald met een MPEG2 192 kb/s of AAC+ 48 kb/s stereo-uitzending. De laatste toevoeging is gekozen om digitaal ‘handen en voeten’ te geven aan het analoge begrip FM-stereokwaliteit. Uiteraard mag, binnen de grenzen van zijn vergunning, de houder kiezen voor een hoger kwaliteitsniveau. Daarnaast mag de vergunninghouder de eventueel overgebleven ruimte binnen de aan hem toegewezen capaciteit ook gebruiken voor andere omroepdiensten dan radio. Dit volgt ook uit de bestemming digitale omroep in het NFP 2014.
Mocht – om wat voor reden dan ook – een of meer van de vergunningen worden ingetrokken krachtens artikel 3.19 van de Telecommunicatiewet, dan gaat de resterende capaciteit van rechtswege en pro rato tijdelijk over naar de overgebleven vergunninghouders. Dit is geregeld in artikel 2, vijfde lid, van de vergunning. Na de intrekking zal die vergunning in beginsel opnieuw verdeeld worden. Alsdan zal de capaciteit van 1/18-de deel vergund worden aan de nieuwe vergunninghouder.
Verder is relevant dat de gewenste bitrate per type programma kan verschillen. De nuances van klassieke muziek vergen doorgaans een hogere bitrate dan de bitrate die is benodigd voor het overbrengen van spraak. In de onderlinge verschillen in bitrate is voorzien door te regelen dat de vergunninghouders afspraken kunnen maken over het ‘verdelen’ van capaciteit aan elkaar. Randvoorwaarde is wel dat de vergunninghouder zijn FM-radioprogramma ook digitaal in de minimaal voorgeschreven stereo geluidskwaliteit uitzendt en ook overigens de voorwaarden van NFP 2014 in acht neemt.
Een eventueel op te richten of al opgericht samenwerkingsverband treedt niet in de plaats van de verplichtingen van de vergunninghouder. Deze blijft rechtens aanspreekbaar. Iedere vergunninghouder is verplicht om zijn vergunningvoorschriften na te komen ongeacht een samenwerkingsverband.
Ten aanzien van de te gebruiken technologie zijn geen bijzondere eisen gesteld. Wel is een spectrummasker voorgeschreven (zie bijlage I).
Een ontwerp van deze vergunning is van (datum) tot en met (datum) geconsulteerd. Hieronder wordt op de ingekomen zienswijzen ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op deze ontwerpvergunning.
<PM>
In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen.
In artikel 2 wordt omschreven aan welke rechtspersoon de vergunning is toegekend en voor welke frequentieruimte dat is gebeurd. Voorts is de bestemming van de vergunning gekoppeld aan de bestemming in het geldende NFP zodat wijzigingen in het NFP direct doorwerken in de vergunning. De minimale geluidskwaliteit is kwalitatief voorgeschreven. Tevens is geregeld hoe eventueel bitrates kunnen worden uitgeruild.
In artikel 3, eerste en tweede lid, is geregeld dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet, (schriftelijk) dient te worden aangegaan en dat een afschrift hiervan en de wijzigingen daarop onverwijld aan de Staatssecretaris dienen te worden verstrekt.
De vergunninghouders worden geconfronteerd met de situatie dat zij gezamenlijk een netwerk dienen uit te rollen. Het derde lid bevat voorschriften om de samenwerking te bespoedigen en de kans op conflicten te minimaliseren. Een van de risico’s die zich kan voordoen is dat een van de vergunninghouders niet voldoet aan zijn financiële verplichting waardoor de samenwerking in het gedrang kan komen. Uit het derde lid volgt verder dat de gezamenlijke vergunninghouders een rechtspersoon dienen aan te wijzen die namens hen de uitrol verzorgt. Er gelden geen beperkingen aan de keuze voor een bepaalde rechtspersoon.
Het toezicht door de Staatssecretaris is alleen gericht op de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften inclusief de vergunning. De gezamenlijke vergunninghouders kunnen uiteraard wel civielrechtelijk eventueel geleden schade of sancties verhalen op de partij die in gebreke blijft.
Verder is bepaald dat het contract met de rechtspersoon verplicht dat het niet voldoen van één of meerdere samenwerkende vergunninghouders aan de contractuele verplichtingen geen gevolgen heeft voor de overige vergunninghouders die wel hun afspraken nakomen. Met dit voorschrift wordt beoogd te bereiken dat in de wisselwerking tussen de vergunninghouders en de rechtspersoon die namens hen het netwerk uitrolt, gekozen wordt voor die vorm van samenwerking waarbij de kans op succes zo groot mogelijk is.
De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghouder(s) de kennisgeving van de ingebruikname te melden en/of het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Wel dient ook de gemachtigde gebruik te maken van het formulier bedoeld in bijlage II en dienen de gegevens elektronisch te worden aangeleverd bij Agentschap Telecom.
De leden drie tot en met vijf zijn bedoeld om de samenwerking te stimuleren.
Indien een vergunning voor digitale radio-omroep op een later tijdstip wordt uitgegeven, zal de nieuwe vergunninghouder tot het samenwerkingsverband moeten toetreden. Het vijfde lid zorgt ervoor dat die toetreding op basis van non-discriminatoire voorwaarden geschiedt.
Artikel 4 verwijst naar het voorgeschreven ‘spectrum mask 1’ van figuur 1 in bijlage I en naar de overige technische voorwaarden verbonden aan het gebruik van de frequentieruimte. In figuur 1 van bijlage I worden drie spectrummaskers weergegeven. Het voorgeschreven spectrummasker 1 betreft het masker voor niet-kritische omstandigheden. Het spectrummasker regelt de maximale bandbreedte van het radiosignaal en is van belang om doelmatig ethergebruik te bevorderen. De voorwaarden zijn opgesomd in bijlage I van deze vergunning. Het spectrummasker toont een grafische weergave van een (denkbeeldige) omhullende dempingswaarde in een frequentieblok waarbinnen het frequentiegebruik kan plaatsvinden. Gezien het toenemend gebruik van frequentieruimte in Band III en daarmee de toenemende kans op nabuurkanaalinterferentie problemen, wordt echter geadviseerd om spectrummasker 2 voor kritische omstandigheden te hanteren.
In bijlage I wordt omschreven in welk geografisch gebied binnen Nederland de allotments kunnen worden gebruikt en onder welke voorwaarden.
Het geografische gebied is geschetst aan de hand van tijdens GE06 afgesproken grenspunten. De kavel bestaat uit een selectie van één of meer allotments uit de reeks: HOL0901H, HOL0902H, HOL0903H, HOL0904H, HOL0905H en HOL0906H. Op de bijgesloten USB-stick staan de geografische grenzen van elk allotment in de bovenregionale kavel nader gespecificeerd en is ook informatie te vinden over de ligging van een allotment ten opzichte van andere allotments elders in Nederland en de andere landen van West-Europa.
De samenwerkende vergunninghouders moeten hun netwerk zo inrichten dat voldaan wordt aan de waarden bedoeld in bijlage I.
Dit artikel beschrijft de procedure om opgenomen te worden in het Master International Frequency Register (MIFR), het frequentieregister van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU). Dit register is ingesteld om in het geval van storing tussen zenders te kunnen bepalen wie (internationaal) welke rechten heeft ten aanzien van het gebruik van de betwiste frequentieruimte. Opname in het register gaat per zenderopstelpunt (assignment) en kan niet voor een geheel frequentieblok (allotment) plaatsvinden.
Omdat deze vergunning frequentiegebruiksrechten in de vorm van allotments bevat, opdat een vergunninghouder zijn eigen netwerk kan plannen, moet – indien de vergunninghouder voor zijn frequentiegebruik internationaal gezien bescherming wenst – elk opstelpunt worden aangemeld bij het MIFR.
De procedure is facultatief, echter internationale bescherming van de frequentieruimte is volgens de ITU-regels pas bij inschrijving in het MIFR definitief. Agentschap Telecom adviseert om die reden inschrijving in het MIFR en zal de inschrijving faciliteren.
Voordat tot inschrijving wordt overgegaan worden de gegevens eerst ter inzage gelegd (notificatieprocedure). Inschrijving/Notificatie gebeurt op basis van de gegevens bedoeld in bijlage II. Deze gegevens worden elektronisch aangeleverd bij Agentschap Telecom. Het format voor het aanleveren van de gegevens is opgenomen op de USB-stick die bij deze vergunning hoort.
De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghouder(s) het notificatieverzoek in te dienen bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst.
Artikel 6 regelt de ingebruiknameverplichting voor deze vergunning vanaf 1 januari 2018 en vanaf 1 januari 2020. Technisch gezien moeten alle vergunninghouders van eenzelfde allotment gebruik maken van hetzelfde netwerk. Er is reeds een bestaand netwerk in gebruik.
De achtergrond van de ingebruiknameverplichting is de garantie dat er door de vergunninghouder geïnvesteerd wordt in een uitzendnetwerk voor digitale radio. Daarbij is gekozen voor een verplichting van een geografische verzorging op ten minste het verzorgingsniveau ‘mobiele ontvangst’ en een demografische verzorging op ten minste het verzorgingsniveau ‘binnenontvangst’.
Onder geografische verzorging binnen een allotment wordt verstaan de verzorging in het allotment inclusief binnen- en buitenwater. Het is aan de vergunninghouder zelf om te beslissen waar hij binnen het allotment zijn geografische en demografische verzorging realiseert, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan de in het eerste en tweede lid genoemde verzorging.
Het derde lid legt de minimaal te realiseren veldsterkte vast die de vergunninghouder moet realiseren bij naleving van de ingebruiknameverplichting. De te behalen veldsterkte niveaus zijn afkomstig van de in GE06 vastgelegde afspraken. Met deze veldsterkte waardes, welke voor 50% tijd en plaats waarschijnlijkheid gelden op 10 meter hoogte, is de kans op goede ontvangst op een gegeven locatie 99% voor mobiele ontvangst en 95% voor binnenontvangst op 1,5 meter hoogte. De verrekening van het effect van het verschil in ontvangstantenne hoogte kan bepaald worden middels tabel 3-3 van GE06.
Bij het bepalen van deze norm is rekening gehouden met terrein en morfologische eigenschappen.
De ingebruiknameverplichting is gebaseerd op het uitgangspunt dat digitale etherradio minimaal een volwaardig alternatief zal worden voor analoge FM-ontvangst, zodat de consument zowel in de auto als binnenshuis goede ontvangst ervaart en daadwerkelijk kan profiteren van de voordelen die digitale etherradio biedt.
Artikel 7 regelt het oplossen van storingsproblematiek op binnenhuisbekabeling bij consumenten thuis, voor zover het de ontvangst van kabeltelevisie betreft.
De reden hiervoor is dat de frequentieruimte die zich bevindt in Band III, en daarmee ook de frequentieruimte genoemd in deze vergunning, ook voor de verspreiding van televisiesignalen via kabelnetwerken gebruikt wordt. In beginsel beïnvloeden beide netwerken elkaar niet tenzij bepaalde stoorspanningsgrenswaarden worden overschreden.
In het artikel zijn de condities benoemd waaronder de vergunninghouder de kosten dient te dragen voor de oplossing van de storing. De in artikel 7 genoemde signaalniveaus zijn afgeleid uit het rapport ‘De interferentie nader in kaart gebracht’, 2000, van de Rijksdienst voor Radiocommunicatie.8
Ingevolge artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 is de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat bevoegd om aan een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte voorschriften en beperkingen te verbinden ter voorkoming van storingen of belemmeringen door het gewenste signaal van een radioapparaat in andere apparaten. De Staatssecretaris heeft, onverminderd de bepalingen ten aanzien van interferentie in kabeltelevisienetwerken bedoeld in artikel 7, als vaste beleidslijn in iedere vergunning waarin géén voorschriften over het maximale zendvermogen zijn opgenomen, het voorschrift op te nemen dat de vergunninghouder geen ontoelaatbare belemmeringen door het gewenste signaal mag veroorzaken. Deze beleidslijn is vastgelegd in de Beleidsregel storing door het gewenste signaal van radiozendapparaten.
Als frequentieruimte in gebruik wordt genomen, informeert de vergunninghouder Agentschap Telecom uiterlijk vier weken van tevoren. Dit is van belang om bij eventuele storingen, zoals storing op kabelnetwerken of op buitenlandse allotments, snel maatregelen te kunnen nemen. Vooraf kan storing worden voorkomen door goede voorlichting. Sinds 1 januari 2011 verzorgt het Antennebureau de publieksvoorlichting over interferentie op de ontvangst van kabeltelevisie. Voor meer informatie kan met het Antennebureau contact worden opgenomen. De contactgegevens zijn via http://www.antennebureau.nl te raadplegen.
Voor de melding bedoeld in dit artikel wordt gebruik gemaakt van het formulier bedoeld in bijlage II. Deze gegevens worden elektronisch aangeleverd bij Agentschap Telecom. Het format voor het aanleveren van de gegevens is opgenomen op de USB-stick die bij deze vergunning hoort.
De mogelijkheid bestaat om (bijvoorbeeld) een operator te machtigen om voor de vergunninghouder(s) de kennisgeving van de ingebruikname te melden bij Agentschap Telecom. De machtigingsbepaling kan indien gewenst worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst. Wel dient ook de gemachtigde gebruik te maken van het formulier bedoeld in bijlage II en dienen de gegevens elektronisch te worden aangeleverd bij Agentschap Telecom.
In artikel 10 wordt de wijze van correspondentie geregeld van vergunninghouders aan Agentschap Telecom.
De verkrijger van deze vergunning dient voor het gebruik van de frequentieruimte samen te werken met andere vergunninghouders. Artikel 3.21 van de Telecommunicatiewet verplicht in dat geval tot het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst en regelt daarvoor ook een periode waarin tot samenwerking moet worden gekomen. Hieraan wordt in artikel 11 van de vergunning uitvoering gegeven. De mogelijkheid bestaat om reeds bestaande samenwerkingsovereenkomsten te verlengen voor de looptijd van de nieuwe vergunningen. Hiervan dient een afschrift aan Agentschap Telecom te worden gestuurd.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding en looptijd van de vergunning.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-9364.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.