Regeling van de Minister van Economische Zaken van 19 mei 2017, nr. WJZ/17075503, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de aanvraag en veiling van teruggekomen vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio (Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017)

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 8, 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013;

Besluit:

§ 1 Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aanvrager:

degene die een aanvraag heeft ingediend;

b. activiteitsniveau:

totaal aantal activiteitspunten waarover een deelnemer op een gegeven moment in de veiling kan beschikken en welk aantal de maximale biedbevoegdheid van die deelnemer bepaalt om actief te zijn of te blijven in de veiling;

c. activiteitspunt:

aan een te veilen FM-vergunning op grond van artikel 3, derde lid, toegekend punt ten behoeve van het bepalen van het activiteitsniveau van een deelnemer;

d. bekendmakingsbesluit:

besluit van de minister op grond van artikel 3.10, derde lid, van de wet, omtrent de keuze en het tijdstip van aanvang van de verdeling van de in dat besluit omschreven vergunning of vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio met toepassing van de procedure, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onder f, van de wet;

e. beschikbare demografische ruimte:

maximaal demografisch bereik minus het demografisch bereik van de vergunning of vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio, waarover degene die in aanmerking voor een FM-vergunning wil komen en een met diegene verbonden instelling ten tijde van zijn aanvraag beschikt, uitgaande van het demografisch bereik van vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio zoals op de dag na inwerkingtreding van het bekendmakingsbesluit door de minister in de Staatscourant kenbaar is gemaakt;

f. bod:

bieding, uitgebracht door een deelnemer via het elektronisch veilingsysteem van de minister en bevestigd door middel van dit elektronisch veilingsysteem;

g. deelnemer:

aanvrager die toegelaten is tot de betrokken veiling;

h. FM-vergunning:

vergunning voor niet-landelijke commerciële radio, die voor 31 augustus 2022 beschikbaar komt en ingevolge een bekendmakingsbesluit zal worden verdeeld;

i. maximaal demografisch bereik:

maximaal demografisch bereik, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;

j. minister:

minister van Economische Zaken;

k. rente:

volgens actual/360 berekende rente op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Overnight Index Average, minus 100 basispunten, met een minimum van 0%;

l. rondeprijs:

minimaal te bieden bedrag, vastgesteld per FM-vergunning, per biedronde.

m. verbonden instelling:

instelling die, ingevolge artikel 22 van het Mediabesluit 2008, met de aanvrager als één instelling wordt aangemerkt;

n. vergunning voor digitale radio-omroep:

vergunning voor het gebruik van 1/18e deel van de capaciteit van het frequentieblok dat of één van de frequentieblokken die ingevolge nationale voetnoot HOL006 van het Nationaal Frequentieplan 2014 gekoppeld is of zijn aan de FM-vergunning of FM-vergunningen;

o. vergunning voor niet-landelijke commerciële radio:

vergunning voor frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in artikel 7, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003.

§ 2 Beschikbaarheid en aanvraag vergunningen

Artikel 2

  • 1. Aan een aanvrager wordt geen FM-vergunning verleend indien het demografisch bereik van die FM-vergunning de beschikbare demografische ruimte van de betrokken aanvrager overschrijdt.

  • 2. Aan een aanvrager wordt geen combinatie van FM-vergunningen verleend, indien het gezamenlijke demografische bereik van die combinatie van FM-vergunningen de beschikbare demografische ruimte van de aanvrager overschrijdt.

  • 3. Elke FM-vergunning komt overeen met 1 activiteitspunt. Een aanvrager kan over niet meer activiteitspunten beschikken dan het aantal dat overeenkomt met de grootst mogelijke combinatie van FM-vergunningen die voor een aanvrager mogelijk is binnen zijn beschikbare demografische ruimte.

Artikel 3

  • 1. Degene die voor een FM-vergunning in aanmerking wil komen, dient daartoe een aanvraag in.

  • 2. Een aanvraag wordt binnen de periode van vier weken, die aanvangt op de dag van aanvang van de procedure, vermeld in het betrokken bekendmakingsbesluit, per aangetekende post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het volgende adres en met de volgende adressering:

    Agentschap Telecom

    Ter attentie van: Projectteam uitgifte FM-vergunningen

    Emmasingel 1

    9726 AH Groningen

  • 3. De persoonlijke overhandiging, bedoeld in het tweede lid, vindt in de genoemde periode plaats op werkdagen tussen 10.00 uur en 12.00 uur of tussen 13.30 uur en 16.00 uur. Bij persoonlijke overhandiging van de aanvraag wordt een bewijs van ontvangst afgegeven dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst en ondertekening.

  • 4. In de aanvraag wordt, voor zover van toepassing, vermeld van welke vergunningen voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio in de FM-band de aanvrager en een met de aanvrager verbonden instelling reeds houder zijn. Daarbij vermeldt de aanvrager tevens zijn beschikbare demografische ruimte.

  • 5. In de aanvraag wordt vermeld op welk aantal FM-vergunningen de aanvraag betrekking heeft.

  • 6. De aanvraag heeft betrekking op het aantal activiteitspunten dat gelijk is aan het aantal FM-vergunningen waar de aanvraag ingevolge het vijfde lid betrekking op heeft.

  • 7. In de aanvraag wordt, ten behoeve van het vaststellen van de noodzaak van veilen overeenkomstig artikel 13, tweede lid, vermeld welke FM-vergunning of FM-vergunningen de aanvrager bij voorkeur wenst te verwerven, uitgaande van het aantal waar de aanvraag ingevolge het vijfde lid betrekking op heeft.

  • 8. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten minste één en ten hoogste vier natuurlijke personen, die ieder voor zich zelfstandig bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veilingprocedure en die daartoe beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht.

  • 9. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het in bijlage I opgenomen model en gaat, onverminderd de overigens in deze regeling gestelde eisen, vergezeld van de in dit model genoemde gegevens en bescheiden.

  • 10. Bij het invullen van de aanvraag neemt de aanvrager het bepaalde in artikel 2 in acht.

  • 11. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.

  • 12. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het negende lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden, opgesteld krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 13. De gegevens en bescheiden, bedoeld in het twaalfde lid, mogen in afwijking van het elfde lid, in een van de officiële talen van de Europese Unie of Europese Economische Ruimte worden gesteld. In dat geval worden die gegevens en bescheiden vergezeld van een Nederlandse vertaling van die gegevens en bescheiden.

  • 14. De aanvrager informeert de minister per aangetekende brief, die wordt geadresseerd op de in het tweede lid genoemde wijze, onverwijld over wijzigingen met betrekking tot de in bijlage I bedoelde gegevens en bescheiden.

Artikel 4

  • 1. Teneinde te kunnen voldoen aan het Nationaal Frequentieplan 2014 doet de aanvrager die een aanvraag doet voor een FM-vergunning, zijn aanvraag, bedoeld in artikel 3, vergezeld gaan van een aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep per FM-vergunning waar de aanvraag ingevolge artikel 3, vijfde lid, betrekking op heeft, onder de voorwaarde dat aan hem op grond van artikel 13 of artikel 26 een FM-vergunning wordt verleend.

  • 2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe in bijlage I, onderdeel C, opgenomen model.

Artikel 5

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.18 van de wet, wijst de minister de aanvraag volledig af indien:

    • a. de aanvrager op grond van zijn beschikbare demografische ruimte geen van de FM-vergunningen kan verwerven;

    • b. niet is voldaan aan artikel 3, tweede lid.

  • 2. De aanvraag wordt gedeeltelijk geweigerd met betrekking tot een FM-vergunning waarvoor de betrokken aanvrager niet in aanmerking kan komen, omdat verlening daarvan in strijd zou komen met artikel 2, eerste lid.

  • 3. De aanvraag wordt gedeeltelijk geweigerd voor het aantal FM-vergunningen dat ingevolge het bepaalde in artikel 2 niet aan hem kan worden verleend. Het aantal activiteitspunten waar de aanvrager over kan beschikken, wordt met hetzelfde aantal verminderd. Bij deze gedeeltelijke afwijzing vermeldt de minister op welk aantal FM-vergunningen de aanvraag als gevolg van deze gedeeltelijke weigering betrekking heeft.

Artikel 6

  • 1. Een aanvrager verstrekt als zekerheid voor de betaling van het bod en teneinde te borgen dat de vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder een waarborgsom of een bankgarantie per FM-vergunning waar de aanvraag ingevolge artikel 3, vijfde lid, of, voor zover van toepassing, na toepassing van artikel 5, tweede of derde lid, betrekking op heeft, ter grootte van € 10.000,–.

  • 2. De waarborgsom wordt verstrekt voor de periode tot:

    • a. in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van de afwijzing;

    • b. in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit om de aanvraag niet te behandelen;

    • c. in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het winnende bod als bedoeld in artikel 25, vierde lid, volledig is betaald.

  • 3. Een aanvrager zorgt ervoor dat uiterlijk op het in artikel 3, tweede lid, bedoelde tijdstip:

    • a. de waarborgsom is ontvangen op bankrekeningnummer 705001199, IBAN: NL41INGB0705001199, BIC: INGBNL2A, ten name van Ministerie van Economische Zaken, Agentschap Telecom, Afdeling Finance & Control, onder vermelding van naam en nummer van het betrokken bekendmakingsbesluit, of

    • b. de bankgarantie, verstrekt volgens het model, bedoeld in bijlage II, is ontvangen op het in artikel 3, tweede lid, genoemde adres.

  • 4. In geval blijkt dat voor meer FM-vergunningen een waarborgsom is gestort dan het aantal waar de aanvraag na een gedeeltelijke weigering op grond van artikel 5, tweede of derde lid, betrekking op heeft, wordt het te hoog gestorte bedrag aan de betrokken aanvrager teruggestort uiterlijk twee weken na de gedeeltelijke weigering. De minister vergoedt aan de aanvrager rente over dat te hoog gestorte bedrag over de periode vanaf de dag na de dag dat de gedeeltelijke weigering op grond van artikel 5, tweede of derde lid is gedaan tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop het te hoog gestorte bedrag door de minister wordt teruggestort. Deze rente wordt op dezelfde dag teruggestort als de dag waarop hij het te hoog gestorte bedrag terugstort.

Artikel 7

  • 1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan een van de in artikel 3, vierde tot en met negende lid, elfde lid of dertiende lid, artikel 4 of artikel 6, gestelde eisen, deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt de minister de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 2. De aanvrager heeft gedurende tien werkdagen, te rekenen vanaf de dag na dagtekening van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 3. De gegevens of bescheiden ten behoeve van het verzuimherstel worden per aangetekende post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het adres, genoemd in artikel 3, tweede lid, binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, met dien verstande dat de ontvangst geschiedt vóór 16.00 uur van de laatste werkdag van die termijn.

  • 4. Verzuimherstel aangaande de waarborgsom geschiedt binnen dezelfde termijn, en met gebruikmaking van het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 6, derde lid.

  • 5. Artikel 3, derde lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat als datum en tijdstip van ontvangst gelden de datum en het tijdstip waarop de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, zijn ontvangen.

  • 6. Indien het verzuim niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede en het derde lid, en op de wijze, vermeld in het derde lid, is hersteld of indien na herstel niet wordt voldaan aan de in artikel 3, vierde tot en met negende lid, elfde lid of dertiende lid, artikel 4 of artikel 6, gestelde eisen, kan de minister besluiten de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

Artikel 8

Een aanvrager verstrekt ter onderbouwing van zijn financiële draagkracht om te kunnen voldoen aan diens aan de vergunning voor digitale radio-omroep verbonden verplichtingen en de daaruit voortvloeiende investeringen:

  • a. een bankverklaring overeenkomstig bijlage III, of

  • b. een kopie van een bankafschrift van de rekening op naam van de aanvrager waaruit ten tijde van de aanvraag of in ten hoogste vier weken voorafgaande aan het indienen van de aanvraag een positief saldo blijkt van ten minste € 15.000,– per FM-vergunning waar zijn aanvraag ingevolge artikel 3, vijfde lid, of, voor zover van toepassing, na toepassing van artikel 5, tweede of derde lid, betrekking op heeft.

Artikel 9

Een aanvrager heeft zich blijkens een door hem ondertekende verklaring overeenkomstig bijlage IV bij deze regeling ertoe verplicht dat een krachtens deze regeling aan hem verleende FM-vergunning zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd.

Artikel 10

De aanvrager beschikt over de vereiste toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008.

Artikel 11

  • 1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De aanvrager voldoet voorts aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, noch is door de aanvrager faillissement aangevraagd, en

    • b. de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd.

  • 3. Met de eisen, bedoeld in het tweede lid, worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 4. De minister wijst de aanvraag af, indien uit de aanvraag niet blijkt dat aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid is voldaan.

Artikel 12

  • 1. Een aanvrager verklaart door middel van een door hem ondertekende verklaring, overeenkomstig bijlage V bij deze regeling, dat hij zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich na het indienen van de aanvraag zal onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het verrichten van dergelijke gedragingen.

  • 2. De minister kan een aanvraag afwijzen als naar zijn oordeel aannemelijk is dat de aanvrager afspraken heeft gemaakt of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft verricht die afbreuk doen of kunnen doen of gedaan hebben of gedaan kunnen hebben aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure.

§ 3 Vaststelling eventuele schaarste

Artikel 13

  • 1. In geval blijkens het bekendmakingsbesluit één FM-vergunning verdeeld wordt en de minister ten aanzien van die FM-vergunning vaststelt dat, uitgezonderd de aanvragers waarvan de aanvraag buiten behandeling is gesteld, de aanvraag is afgewezen, of waarvan de aanvraag op grond van artikel 3.18 van de wet is geweigerd, slechts één aanvraag voldoet aan de in paragraaf 2 van deze regeling gestelde eisen, vindt geen veiling van de FM-vergunning plaats en wordt die FM-vergunning aan de betreffende aanvrager verleend.

  • 2. In geval blijkens het bekendmakingsbesluit twee of meer FM-vergunningen worden verdeeld en de minister voor een FM-vergunning vaststelt dat, uitgezonderd de aanvraag die buiten behandeling is gesteld, de aanvraag die geheel is afgewezen, de aanvraag van de aanvrager aan wie de betrokken FM-vergunning gelet op artikel 2, eerste lid, niet kan worden verleend, of de aanvraag die op grond van artikel 3.18 van de wet is geweigerd, in slechts één aanvraag een voorkeur is uitgesproken voor die FM-vergunning, wordt die FM-vergunning aan de betreffende aanvrager verleend.

Artikel 14

  • 1. Indien na toepassing van artikel 13 de noodzaak van veilen van een FM-vergunning is komen vast te staan, deelt de minister de aanvragers, uitgezonderd de aanvragers waarvan de aanvraag buiten behandeling is gesteld, de aanvraag is afgewezen, of waarvan de aanvraag op grond van artikel 3.18 van de wet is geweigerd, schriftelijk mee dat zij als deelnemer worden toegelaten tot de veiling.

  • 2. Bij de mededeling, bedoeld in het eerste lid, wordt tevens bekendgemaakt:

    • a. het totaal aantal deelnemers aan de veiling;

    • b. de FM-vergunning of de FM-vergunningen waarop de deelnemer geen bod kan uitbrengen, omdat verlening van die vergunning of vergunningen aan de deelnemer in strijd zou komen met artikel 2;

    • c. het aantal activiteitspunten waarover de deelnemer aan het begin van de veiling kan beschikken;

    • d. de beschikbare demografische ruimte van de deelnemer;

    • e. in geval meerdere FM-vergunningen worden verdeeld, de combinaties van FM-vergunningen waarop de deelnemer bij aanvang van de veiling uitsluitend een bod kan uitbrengen.

§ 4 De veiling

Artikel 15

  • 1. De veiling vindt plaats via internet, met behulp van een elektronisch veilingsysteem, en geschiedt door middel van een simultane meerrondenveiling.

  • 2. Biedingen worden uitsluitend uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem.

  • 3. Andere communicatie vindt plaats via het elektronisch veilingsysteem dan wel telefonisch of per e-mail, waarbij de deelnemer bereikbaar is op het door hem in zijn aanvraag opgegeven telefoonnummer en e-mailadres en de minister bereikbaar is op het telefoonnummer en e-mailadres bedoeld in artikel 16, onderdeel d.

  • 4. De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

  • 5. De minister leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop van de veiling.

Artikel 16

De minister deelt een deelnemer uiterlijk twee weken voor de aanvang van de veiling schriftelijk mee:

  • a. de datum, de aanvangstijd van de eerste biedronde;

  • b. de duur van de eerste biedronde en, voor zover van toepassing, dat de biedronde overeenkomstig artikel 18, derde lid, niet eerder eindigt dan nadat die duur is verstreken;

  • c. de voor de veiling benodigde programmatuur;

  • d. het telefoonnummer en het e-mailadres waarop de minister bereikbaar is;

  • e. de combinatie van een gebruikersnaam en wachtwoord van de deelnemer, en

  • f. het internetadres waarop de deelnemer inlogt teneinde aan de veiling deel te nemen.

Artikel 17

  • 1. Een deelnemer, inbegrepen diegene die een deelnemer ten behoeve van de veiling bijstaat, onthoudt zich van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure. Daaronder worden mede verstaan afspraken of gedragingen die leiden tot een, ten opzichte van de situatie ten tijde van de aanvraag van de deelnemer, nieuwe verbonden instelling waaraan verlening van een FM-vergunning of een combinatie van FM-vergunningen in strijd zou komen met artikel 6.24 van de Mediawet 2008 of tot een zodanige wijziging van een bestaande verbonden instellingen dat verlening van een FM-vergunning of een combinatie van FM-vergunningen daaraan in strijd zou komen met artikel 6.24 van de Mediawet 2008, voor zover als gevolg van die nieuwe of gewijzigde verbondenheid de informatie, bedoeld in artikel 14, tweede lid, vermeld in de mededeling aan de betrokken deelnemer niet langer juist is.

  • 2. De minister kan de veiling stopzetten of opschorten indien naar zijn oordeel sprake is van afspraken of gedragingen in strijd met het eerste lid.

  • 3. Indien een deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met het eerste lid, kan de minister de betrokken deelnemer uitsluiten van verdere deelname aan de veiling en het bod of de biedingen van de betrokken deelnemer uit een of meerdere biedronden ongeldig verklaren.

  • 4. Onverminderd het derde lid, kan de minister, indien een deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met het eerste lid, de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig verklaren en besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

Artikel 18

  • 1. De minister bepaalt wanneer de biedronden van de veiling plaatsvinden en de duur van die biedronden.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 19, eindigt een biedronde zodra de door de minister vastgestelde duur van de biedronde, bedoeld in het eerste lid, is verstreken, of zoveel eerder als alle deelnemers, die op grond van hun beschikbare activiteitsniveau daartoe gerechtigd zijn, een bod hebben uitgebracht.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, kan de minister bij het vaststellen van de duur van een biedronde, bedoeld in het eerste lid, bepalen dat de biedronde niet eerder eindigt dan nadat de door hem vastgestelde duur van die biedronde is verstreken, ongeacht of alle deelnemers die op grond van hun beschikbare activiteitsniveau daartoe gerechtigd zijn eerder dan het verstrijken van de biedronde een bod hebben uitgebracht.

Artikel 19

  • 1. Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod uitbrengt op een of meerdere vergunningen, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten.

  • 2. Een verlenging als bedoeld in het eerste lid vindt in ten hoogste twee biedronden per deelnemer plaats, niet meegerekend biedronden waarvoor de minister op grond van artikel 17, vierde lid, of artikel 20, derde lid, heeft besloten dat deze opnieuw moeten worden gehouden.

  • 3. In de situatie dat alle actieve deelnemers een bod in de biedronde of verlengde biedronde hebben uitgebracht, bedoeld in artikel 20, derde lid, aanhef en onder a, maar een deelnemer daartoe gebruik heeft moeten maken van een verlenging, bedoeld in het eerste lid, omdat technische problemen zijn ontstaan voor het verstrijken van de biedronde, kan de minister, onverminderd het bepaalde in het tweede lid, besluiten dat die verlengde biedronde overeenkomstig het tweede lid niet wordt meegerekend.

  • 4. Een op grond van het eerste lid verlengde biedronde is afgelopen zodra de termijn van de verlengde biedronde, bedoeld in het eerste lid, is verstreken, of zoveel eerder als alle deelnemers wiens biedronde is verlengd, een bod hebben uitgebracht.

  • 5. De minister deelt in het geval, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk aan alle deelnemers mee dat de biedronde ten behoeve van een of meer deelnemers is verlengd.

Artikel 20

  • 1. De minister kan de veiling opschorten indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers of indien technische problemen optreden waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden. Een bijzondere omstandigheid of technisch probleem wordt door een deelnemer onverwijld maar uiterlijk binnen 10 minuten na afloop van een biedronde of verlengde biedronde per telefoon gemeld aan de minister.

  • 2. Indien de technische problemen optreden bij een deelnemer, kan de minister verlangen dat zijn biedingen worden uitgebracht door middel van een computer die de minister ter beschikking stelt op een door hem te bepalen locatie.

  • 3. Indien de veiling wordt opgeschort, kan de minister ten aanzien van de biedronde of verlengde biedronde waarin of waarna de bijzondere omstandigheden of technische problemen zijn opgetreden besluiten dat:

    • a. alle biedingen uitgebracht in die ronde ongeldig worden verklaard, tenzij alle nog actieve deelnemers reeds een bod in die ronde hebben uitgebracht;

    • b. die biedronde ongeldig wordt verklaard en opnieuw moet worden gehouden.

Artikel 21

  • 1. Het activiteitsniveau van een deelnemer bedraagt:

    • a. in de eerste biedronde, het aantal activiteitspunten dat hem op grond van artikel 14, tweede lid, onderdeel c, is medegedeeld.

    • b. in biedronden volgend op de eerste biedronde, het aantal activiteitspunten van de bieding van de deelnemer in de voorgaande ronde.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het activiteitsniveau van een deelnemer:

    • a. in de biedronde volgend op de biedronde waarin een of meer biedingen van de deelnemer als hoogste bod is aangemerkt, het aantal activiteitspunten van de bieding van de deelnemer in de voorgaande ronde minus het aantal activiteitspunten van de FM-vergunning of FM-vergunningen waarvoor de deelnemer het hoogste bod in de voorafgaande ronde heeft uitgebracht;

    • b. in de biedronde volgend op een biedronde waarin het hoogste bod van de deelnemer is overboden, het aantal activiteitspunten van de bieding van de deelnemer in de voorgaande ronde plus het aantal activiteitspunten van de FM-vergunning of FM-vergunningen ten aanzien waarvan zijn hoogste bod is overboden.

  • 3. Een deelnemer brengt in een biedronde geen bieding uit:

    • a. die hoger is dan het activiteitsniveau van de deelnemer in die biedronde;

    • b. op een FM-vergunning als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdeel b;

    • c. op een combinatie van FM-vergunningen, waarvan het gezamenlijke demografisch bereik zoals bekendgemaakt op de dag na inwerkingtreding van het bekendmakingsbesluit, zijn beschikbare demografische ruimte, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdeel d, overschrijdt;

    • d. op een FM-vergunning waarvoor de deelnemer het hoogste bod heeft.

  • 4. Het derde lid, onderdeel d, is niet van toepassing in de laatste biedronde die door de minister is aangekondigd, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 22

  • 1. Een bieding wordt afgerond op eenheden van honderd euro en bedraagt minimaal de voor die biedronde vastgestelde rondeprijs.

  • 2. Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden.

  • 3. De rondeprijs bedraagt in de eerste biedronde € 0,– per FM-vergunning.

  • 4. De rondeprijs voor een FM-vergunning in de volgende biedronden is gelijk aan het in de voorgaande biedronde hoogst geboden bedrag voor die vergunning, vermeerderd met een door de minister vast te stellen bedrag.

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op een bieding in de laatste biedronde die door de minister is aangekondigd, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 23

  • 1. Na elke biedronde stelt de minister per FM-vergunning het hoogst geboden bedrag voor die vergunning vast als hoogste bod.

  • 2. Indien in een biedronde twee of meer deelnemers hetzelfde hoogste bedrag voor eenzelfde FM-vergunning hebben geboden, wordt door middel van loting met gebruikmaking van de veilingsoftware vastgesteld wie van hen wordt aangemerkt als de deelnemer die het hoogste bod in die ronde op die FM-vergunning heeft uitgebracht.

Artikel 24

  • 1. De minister deelt elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde mee:

    • a. het rondenummer van de vorige biedronde;

    • b. per FM-vergunning, of 1 of meer biedingen zijn uitgebracht;

    • c. per FM-vergunning, het hoogste bod;

    • d. het aantal deelnemers dat nog actief is in de veiling, waarbij de code van de deelnemers wordt vermeld, maar de identiteit van de deelnemers geheim blijft;

    • e. per FM-vergunning de rondeprijs die in de volgende biedronde geldt;

    • f. de aanvangstijd en de duur van de volgende biedronde en in hoeverre in die biedronde op grond van artikel 18, derde lid, afgeweken wordt van artikel 18, tweede lid, en

    • g. het rondenummer van de volgende biedronde.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid deelt de minister elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde mee:

    • a. zijn in die biedronde uitgebrachte bieding of biedingen, of het gebrek daaraan;

    • b. in hoeverre zijn bieding is aangemerkt als hoogste bod, met vermelding van de betrokken FM-vergunning;

    • c. het activiteitsniveau van de deelnemer in de volgende biedronde;

    • d. zijn verlengingsmogelijkheden in de volgende biedronde.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt geen informatie over een volgende biedronde gegeven indien de biedronden op grond van artikel 25, eerste lid, definitief eindigen.

Artikel 25

  • 1. De laatste biedronde is:

    • a. de eerste biedronde waarin op geen enkele vergunning een bod is uitgebracht, of

    • b. die door de minister als laatste ronde is aangekondigd.

  • 2. De minister kan de ronde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aankondigen indien naar het oordeel van de minister het verloop van de veiling zodanig is dat de vergunningen niet binnen een redelijke termijn kunnen worden verleend.

  • 3. De ronde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt door de minister minimaal tien ronden voorafgaand aan die ronde aangekondigd aan de deelnemers.

  • 4. Het in de ronde voorafgaande aan de laatste biedronde uitgebrachte hoogste bod, of, in geval de laatste ronde door de minister is aangekondigd, het in die laatste biedronde uitgebrachte hoogste bod, wordt aangemerkt als winnend bod voor die vergunning.

§ 5 Vergunningverlening na veiling

Artikel 26

  • 1. Na beëindiging van de veiling, verleent de minister de betreffende FM-vergunning, aan de deelnemer die ingevolge artikel 25 het winnende bod voor die FM-vergunning heeft uitgebracht. De minister deelt alle deelnemers mee aan wie de FM-vergunning wordt verleend.

  • 2. De minister wijst de overige aanvragen voor de betreffende FM-vergunning af.

  • 3. Uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan:

    • a. stort de minister de waarborgsom van iedere deelnemer aan wie geen FM-vergunning is verleend, terug;

    • b. stuurt de minister aan de bank van iedere deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend en die ter zekerheidstelling een bankgarantie heeft overgelegd, een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de deelnemer.

  • 4. Het door de deelnemer aan wie de FM-vergunning op grond van het eerste lid wordt verleend, verschuldigde bedrag is gelijk aan het winnende bod, bedoeld in artikel 25, vierde lid.

  • 5. De deelnemer aan wie een vergunning is verleend, betaalt het door hem verschuldigde bedrag binnen twee weken nadat de vergunning aan hem is verleend op de wijze die is bepaald in zijn vergunning.

  • 6. Indien de deelnemer aan wie een vergunning is verleend een bankgarantie heeft verstrekt, stuurt de minister, zodra het verschuldigde bedrag ingevolge het vijfde lid van de deelnemer is ontvangen, per aangetekende brief een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt aan de bank van die deelnemer. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de deelnemer.

  • 7. Indien de deelnemer aan wie een vergunning is verleend een waarborgsom heeft gestort wordt de waarborgsom aangewend voor de betaling van het voor de vergunning verschuldigde bedrag, bedoeld in het vierde lid, met dien verstande dat:

    • a. indien de waarborgsom van een deelnemer minder dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag bedraagt, die deelnemer het restant van het verschuldigde bedrag betaalt overeenkomstig het vijfde lid, en

    • b. indien de waarborgsom van een deelnemer meer dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert, aan die deelnemer wordt teruggestort uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan.

  • 8. De minister vergoedt de rente over de gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 6, derde lid, onder a, met dien verstande dat de rente wordt vergoed tot en met de dag:

    • a. voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort: voor de deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend, of

    • b. waarop de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan: voor de deelnemer aan wie de vergunning wordt verleend, met dien verstande dat er alleen rente wordt betaald over het door de deelnemer gestorte bedrag.

  • 9. De minister vergoedt voorts aan een deelnemer van wie de waarborgsom meer bedraagt dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag, rente over het restant, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, over de periode vanaf de dag na de dag dat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort, met dien verstande dat alleen rente wordt betaald over dat restant.

  • 10. De minister stort de rente, bedoeld in het achtste en negende lid, terug op dezelfde dag waarop hij de waarborgsom of het bedrag dat resteert van de waarborgsom, terugstort.

§ 6 Vergunningen voor frequentieruimte in band III

Artikel 27

Op grond van de aanvraag, bedoeld in artikel 4, wordt aan de deelnemer aan wie op grond van artikel 13 of op grond van artikel 26 een FM-vergunning is verleend, een vergunning verleend voor digitale radio-omroep, die ingevolge het Nationaal Frequentieplan 2014 aan de verleende FM-vergunning is gekoppeld.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 28

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 29

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 19 mei 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE I, BEHOREND BIJ ARTIKEL 3, NEGENDE LID

– Model aanvraagformulier –

ONDERDEEL A: Bestuurdersverklaring

Ondergetekende, bevoegd op grond van het bij deze aanvraag overgelegde uittreksel uit het handelsregister, de overgelegde statuten en/of de overgelegde volmacht, verklaart dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is.

Naam: .....

Plaats: .....

Datum: .....

Handtekening: .....

ONDERDEEL B: De aanvrager

B.1. Algemeen
  • a) Statutaire naam aanvrager: .....

  • b) Rechtsvorm, met vermelding van het recht van het land dat deze rechtsvorm beheerst (bijvoorbeeld Besloten vennootschap naar Nederlands recht’): .....

  • c) Vestigingsplaats, en als deze niet dezelfde zijn, de statutaire zetel en de zetel van het hoofdbestuur: .....

  • d) (Een beschrijving van) Het doel en van de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor zover deze aandeelhouders rechtspersonen zijn: .....

  • e) Nummer van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

  • f) Land van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

  • g) Beherende instantie van het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

  • h) E-mailadres: .....

    • i) Het telefoonnummer waarop in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 20 van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 (hierna: de Regeling) de vertegenwoordigingsbevoegden, bedoeld in onderdeel B.2, tijdens de veiling bereikbaar is: .....

Bij de aanvraag wordt gevoegd:

  • j) Recente uittreksels, niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, gevoegd uit het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register, van:

    • i. de aanvrager;

    • ii. eventuele dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • iii. als de aanvrager deel uitmaakt van een groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van de andere ondernemingen waarmee de aanvrager als verbonden instelling wordt aangemerkt.

  • k) Statuten van:

    • i. de aanvrager;

    • ii. eventuele dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a va Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • iii. als de aanvrager deel uitmaakt van een groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van de andere ondernemingen waarmee de aanvrager als verbonden instelling wordt aangemerkt.

  • l) De ingevolge de Regeling vereiste ondertekende verklaringen, overeenkomstig bijlagen II tot en met V van de Regeling (zie de artikelen 6, 8, 9 en 12 van de Regeling)

  • m) Een kopie van de toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008 (zie artikel 10 van de Regeling).

B.2. Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Opgave van degene(n) die bevoegd is (zijn) om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen in verband met deze aanvraag en alle handelingen gedurende de veilingprocedure, met opgave van eventuele beperkingen met betrekking tot die vertegenwoordigingsbevoegdheid.

Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet blijkt uit het handelsregister of een daarmee vergelijkbaar register, maar uit een volmacht, moet een kopie van de volmacht worden bijgevoegd.

Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt uit de statuten, wordt het betrokken artikelnummer van de statuten vermeld.

B.2.1 Functionaris 1

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening: .....

B.2.2 Functionaris 2

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid:.....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: ....

Handtekening .....

B.2.3 Functionaris 3

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening .....

B.2.4 Functionaris 4

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening .....

B.3. Statutaire en financiële positie
  • B.3.1 De aanvrager is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • B.3.2 De aanvrager is wel/niet* ontbonden.

  • B.3.3 De aanvrager is wel/niet* failliet verklaard.

  • B.3.4 De aanvrager heeft wel/niet* eigen aangifte tot faillissement gedaan.

  • B.3.5 Een verzoek tot faillissement van de aanvrager is wel/niet* ingediend.

  • B.3.6 Aan de aanvrager is wel/geen* surseance van betaling verleend.

  • B.3.7 De aanvrager heeft wel/geen* aanvraag tot surseance van betaling gedaan.

* Doorhalen wat niet van toepassing is.

B.4. Informatie aangaande verbonden instellingen
B.4.1 Beschrijving eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen

Bij de aanvraag wordt gevoegd een beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen die de rechtspersoon raken. De beschrijving moet inzicht geven in alle banden met andere partijen, zodat kan worden nagegaan of er een zodanige verbondenheid is met andere aanvragers van vergunningen of met bestaande houders van een FM-vergunning dat er sprake is van een instelling in de zin van artikel 22, eerste lid, van het Mediabesluit 2008.

De beschrijving bevat in elk geval gegevens, inclusief de bijbehorende documenten, over (voor zover van toepassing):

  • a. de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen, zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen, en de verdeling over de aandeelhouders;

  • b. het vreemde vermogen van de aanvrager, zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen, en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt, wie de financiële middelen ter beschikking hebben gesteld en aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend;

  • c. de wijze van besluitvorming binnen het bestuur, de raad van commissarissen en de vergadering van aandeelhouders onder meer bij benoeming, schorsing of ontslag van leden van het bestuur of de raad van commissarissen;

  • d. aan wie en onder welke condities en beperkingen doorlopende volmachten zijn gegeven om de aanvrager te vertegenwoordigen (procuratie), in welk geval een kopie of kopieën van verleende geldige volmachten bij de aanvraag worden gevoegd;

  • e. bestaande en voorgenomen overeenkomsten tussen enerzijds de aanvrager of een rechtspersoon die behoort tot de groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van de aanvrager en anderzijds rechtspersonen, vennootschappen, of natuurlijke personen, die zelf of via een dochter- of moedervennootschap radioprogramma’s via de ether verzorgen of van plan zijn dat te doen,(in welk geval een kopie van bestaande en voorgenomen overeenkomsten bij de aanvraag worden gevoegd, of, indien deze informatie niet is vastgelegd, een volledige beschrijving wordt opgenomen in de aanvraag), en

  • f. andere dan de onder a tot en met e bedoelde banden die de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen van de rechtspersoon raken en die van belang (kunnen) zijn voor de beoordeling of er sprake is van een instelling in die zin van artikel 22, eerste lid, van het Mediabesluit 2008.

B.4.2 Extra bij te voegen documenten

De aanvrager voegt in verband met de in onderdeel B.4.1 bedoelde toetsing op verbondenheid bovendien de volgende documenten bij de aanvraag (voor zover van toepassing):

  • a. een kopie van het aandeelhoudersregister waaruit blijkt wie de aandeelhouders zijn ten tijde van de aanvraag;

  • b. een kopie van verleende geldige volmachten;

  • c. kopieën van overeenkomsten tussen en volmachten van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de aanvrager en in de algemene vergadering van aandeelhouders van de moedermaatschappij van de aanvrager;

  • d. kopieën van documenten inzake beschermingsconstructies van de aanvrager en de moedermaatschappij van de aanvrager, in het bijzonder beschermingsconstructies met betrekking tot plaatsing van preferente aandelen of prioriteitsaandelen bij een rechtspersoon of een natuurlijk persoon.

B.5 Beschikbare demografische ruimte
B.5.1 Informatie vergunningen commerciële radio-omroep in de FM-band, waarvan aanvrager of verbonden instelling reeds houder is

De aanvrager vermeldt, in overeenstemming met artikel 3, vierde lid, van de Regeling, in onderstaande tabel van welke vergunningen voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio FM-band hij en een aan hem verbonden instelling reeds houder is. Daartoe wordt informatie verschaft over de betrokken kavel en de houder van een vergunning (de aanvrager zelf of een aan hem verbonden instelling, waarbij de naam van die instelling wordt vermeld). Voor het bepalen van de beschikbare demografische ruimte (zie ook onderdeel B.5.2) wordt per kavel het demografisch bereik van de kavel vermeld, uitgaande van de publicatie van het demografisch bereik van elke vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band door de minister ten tijde van het betrokken bekendmakingsbesluit. Het totaal van deze percentages wordt tevens ingevuld.

Kavel

Naam houder van vergunning

Demografisch bereik van de vergunning als vermeld in de publicatie op de dag na inwerkingtreding van het bekendmakings-besluit

     
     
     
     
     
B.5.2 Beschikbare demografische ruimte

De aanvrager vermeldt de omvang van zijn beschikbare demografische ruimte, gelet op hetgeen in onderdeel B.5.1 is ingevuld:

Beschikbare demografische ruimte: 30% – .............. <<invullen in onderdeel B.5.1 genoemde totaal %>> = .................. %

B.6 Verklaring notaris

Ondergetekende, notaris te ..... (plaatsnaam)

Verklaart, zonder voorbehoud, dat:

  • (i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder B.1, sub a, b, c, e, f, g, k, onderdelen i en ii, B.3.1, B.3.2, B.3.3 en B.3.6 door hem is geverifieerd en juist en volledig is bevonden;

  • (ii) dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder B.1, sub j en k, onderdeel iii, B.3.4, B.3.5, B.3.7 en B.4 door hem naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig is;

  • (iii) de personen genoemd bij B.2 door hem/haar zijn geïdentificeerd in persoon, volgens de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, ten behoeve van de minister, ten bewijze waarvan een kopie van het identiteitsbewijs aan de hand waarvan verificatie van de identiteit heeft plaatsgevonden hierbij wordt gevoegd, en dat die personen in zijn bijzijn zijn/haar handtekening heeft geplaatst bij B.2.

Naam:.....

Plaats.....

Datum: ....

Handtekening

.....

De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage worden verstrekt.

ONDERDEEL C: Specificatie aanvraag

C.1 Aanvraag in geval slechts één FM-vergunning wordt verdeeld

Dit onderdeel dient u in te vullen in geval slechts één FM-vergunning blijkens het bekendmakingsbesluit wordt verdeeld.

  • Mijn aanvraag heeft betrekking op de te verdelen FM-vergunning. Het aantal activiteitspunten waar mijn aanvraag betrekking heeft, bedraagt aldus 1.

C.2 Aanvraag in geval meerdere FM-vergunningen worden verdeeld

Dit onderdeel dient u in te vullen in geval meerdere FM-vergunningen blijkens het bekendmakingsbesluit wordt verdeeld. Dit onderdeel vult u in met inachtneming van het bepaalde in artikel 2 van de Regeling. In dat kader houdt u bij het invullen van het aantal FM-vergunningen waarvoor u in aanmerking wenst te komen, rekening met uw beschikbare demografische ruimte als ingevuld in onderdeel B.5.2. Dit betekent dat het gezamenlijk demografisch bereik kleiner of gelijk is dan uw beschikbare demografische ruimte.

  • Mijn aanvraag heeft betrekking op .......................... <<invullen aantal FM-vergunningen waarvoor u in aanmerking wenst te komen>> van de FM-vergunningen die blijkens het bekendmakingsbesluit worden verdeeld. Het aantal activiteitspunten waar mijn aanvraag betrekking op heeft, is gelijk aan het aantal aangevraagde vergunningen.

Het door mij aangevraagde aantal FM-vergunningen is onder de voorwaarde dat ik enkel een combinatie of combinaties van dat aantal FM-vergunningen binnen mijn beschikbare demografische ruimte mogelijk is en verlening daarvan niet in strijd komt met het bepaalde in artikel 2 van de Regeling. Ik vraag derhalve enkel de combinaties aan die mogelijk zijn binnen mijn beschikbare demografische ruimte.

NB: het aantal FM-vergunningen waar u over wenst te beschikken is van belang voor:

a. het aantal activiteitspunten waarover u aan het begin van de veiling kan beschikken;

b. de omvang van de zekerheidsstelling, bedoeld in artikel 6, van de Regeling

c. de omvang van de financiële draagkracht die u ingevolge artikel 8 van de Regeling moet onderbouwen

C.3 Voorkeuren ten behoeve van het bepalen van de noodzaak van veilen

Dit onderdeel dient u uitsluitend in te vullen in geval meerdere FM-vergunningen blijkens het bekendmakingsbesluit wordt verdeeld. In onderstaande tabel vermeldt u uw voorkeuren overeenkomstig het aantal FM-vergunningen waar uw aanvraag ingevolge onderdeel C.2 betrekking op heeft.

Mijn voorkeur gaat uit naar de volgende beschikbare FM-vergunningen.

FM-vergunning(en) als vermeld in het bekendmakingsbesluit:

 
 
 
 
 

Het demografisch bereik van de FM-vergunningen waarvoor een voorkeur wordt aangegeven is opgeteld gelijk aan dan wel lager dan uw beschikbare demografische ruimte.

NB: de door u vermelde voorkeuren zijn uitsluitend van belang voor het bepalen van de noodzaak van veilen van de beschikbare FM-vergunningen op grond van artikel 13, tweede lid, van de Regeling.

C.4 Voorwaardelijke aanvraag vergunningen digitale radio-omroep

Onder de voorwaarde dat aan mij op grond van artikel 13 of artikel 26 van de Regeling een FM-vergunning is verleend, vraag ik de daaraan ingevolge het Nationaal Frequentieplan 2014 gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep aan.

BIJLAGE II, BEHOREND BIJ ARTIKEL 6, DERDE LID, ONDERDEEL B

– Model bankgarantie –

I. De ondergetekende .......................................... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)*, gevestigd te ......................................., mede kantoorhoudende te ........................................, hierna te noemen: ‘de Bank’;

In aanmerking nemende:

  • A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);

  • B. dat de Minister bij besluit van [[datum]] heeft bekendgemaakt dat de FM-vergunning(en) voor de kavel(s).................................................... (nummers kavels als opgenomen in het betrokken Bekendmakingsbesluit) middels een veilingprocedure zullen worden verdeeld;

  • C. dat .......................................................... (naam aanvrager), rechtspersoon naar .............................................. (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)* recht, waarvan de zetel is gevestigd te .................................................................., kantoorhoudende te ..............................................................., hierna te noemen: ‘de Aanvrager’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een FM-vergunning/meerdere van de FM-vergunningen als opgenomen in het onder B bedoelde bekendmakingsbesluit te verwerven;

  • D. dat de Minister met betrekking tot de verdeling van vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 (hierna: de Regeling);

  • E. dat degene die een aanvraag om de voornoemde vergunningen indient op grond van artikel 6 van de Regeling verplicht is voor de vergunning een zekerheid te verschaffen door een waarborgsom ter grootte van € 10.000 per FM-vergunning, waar de aanvraag op grond van artikel 3, vijfde lid, van de Regeling betrekking op heeft, te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken. Deze zekerheid heeft een looptijd tot, in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van die afwijzing, tot, in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit om de aanvraag niet te behandelen, of tot, in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod volledig is betaald;

  • F. dat de Aanvrager op grond hiervan is gehouden een waarborgsom te storten of een bankgarantie te doen stellen ter zekerheid van al hetgeen de aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de statutaire zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

  • G. dat de Aanvrager de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is.

II. Verbindt zich tot het navolgende:

  • 1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van € ......................** (zegge: ............................... euro**), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

  • 2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

  • 3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

  • 4. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de Minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

  • 5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.

  • 6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de Bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder 2 waaraan de Bank nog niet voldeed. Op verzoek van de Bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de Bank.

Plaats: ..........................................................................................................................

Datum: ..........................................................................................................................

Naam Bank en ondertekening

..........................................................................................................................

* hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

** het bedrag invullen overeenkomstig de formule: € 10.000 x het aantal FM-vergunningen waar de aanvraag betrekking op heeft. Dit betekent dat als de aanvraag betrekking heeft op één FM-vergunning de bankgarantie € 10.000 betreft en als de aanvraag op twee FM-vergunningen betrekking heeft de bankgarantie € 20.000 betreft, etc.

BIJLAGE III, BEHOREND BIJ ARTIKEL 8

– Modelverklaring inzake financiële draagkracht –

Instructie: het bedrag waar deze bankverklaring betrekking op heeft is afhankelijk van het aantal FM-vergunningen waar de aanvraag betrekking op heeft.

I. De ondergetekende

.... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte), statutair gevestigd te ...., mede kantoorhoudende te ...., hierna te noemen: ‘de Bank’;

In aanmerking nemende:

  • A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);

  • B. dat de Minister bij besluit van [[datum]] heeft bekendgemaakt dat de FM-vergunning(en) voor de kavel(s)....................................... (nummers kavels als opgenomen in het betrokken Bekendmakingsbesluit) middels een veilingprocedure zullen worden verdeeld;

  • C. dat de Minister met betrekking tot de verdeling van vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in deRegeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 (hierna: de Regeling);

  • D. dat degene die een aanvraag om een FM-vergunning, als bedoeld in onderdeel B, ingevolge artikel 4 van de Regeling tevens verplicht is een aanvraag voor een bijbehorende vergunning voor digitale radio-omroep in te dienen teneinde te kunnen voldoen aan het Nationaal Frequentieplan 2014;

  • E. dat degene aan wie een FM-vergunning is verleend, op basis van de daarbij tevens te verlenen gekoppelde vergunning(en) voor digitale radio-omroep verplicht is om te investeren in de ingebruikname en exploitatie van digitale radio-omroep en om met maximaal 17 andere vergunninghouders gezamenlijk één elektronisch communicatienetwerk hiervoor in gebruik te nemen en te exploiteren;

  • F. dat het voor het succes van digitale radio-omroep van belang is dat een partij alleen een vergunning verwerft indien er enige zekerheid is dat hij als vergunninghouder de noodzakelijke investeringen ten behoeve van digitalisering, zoals genoemd onder E., kan doen en daartoe over een minimale financiële draagkracht beschikt.

Verklaart hiermee dat

Naam aanvrager voor een vergunning __________________________________

Gevestigd te __________________________________

over zodanige financiële draagkracht beschikt, dat hij op de dag van ondertekening van deze verklaring een bedrag van € 15.000,– x [het aantal FM-vergunningen waar zijn aanvraag betrekking op heeft] = € ................................. kan betalen.

Deze verklaring is uitsluitend bestemd voor de Staat der Nederlanden en kan daarom niet door enig ander persoon dan wel voor enig ander doel worden gebruikt.

Deze verklaring wordt verstrekt naar beste weten, onder uitsluiting van iedere aansprakelijkheid of verplichting van de bank jegens derden.

Naar waarheid ingevuld,

Naam bank:

 
   

Naam ondertekenaar:

 
   

Functie:

 
   

Handtekening:

 
   

Datum:

 
   

BIJLAGE IV, BEHOREND BIJ ARTIKEL 9

Ondergetekende verklaart dat hij, indien aan hem een FM-vergunning als opgenomen in het Bekendmakingsbesluit ....... <<citeertitel en datum>> zal worden verleend met toepassing van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017, hij deze vergunning zal gebruiken voor het uitzenden van een commercieel radioprogramma dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd.

Naam aanvrager:

Handtekening:

BIJLAGE V, BEHOREND BIJ ARTIKEL 12, EERSTE LID,

Ondergetekende verklaart dat hij en, indien er sprake is van een met hem verbonden instelling als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Mediabesluit 2008, de andere leden van de verbonden instelling waartoe hij behoort, zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag hebben onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich zullen onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het doen van dergelijke gedragingen.

Naam aanvrager:

Handtekening:

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling heeft betrekking op zogenoemde ‘teruggekomen vergunningen’. Het betreft in het kader van deze regeling vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band die (op verzoek van de vergunninghouder) worden ingetrokken of ten aanzien waarvan op grond van de Regeling aanvraag verlenging en digitalisering commerciële radio-omroep (middengolf en niet-landelijke FM) 2016 geen verlenging plaatsvindt. Dat rekening wordt gehouden met het terugkomen van deze vergunningen houdt verband met het volgende.

In 2003 en 2007 zijn verschillende vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band verdeeld middels een vergelijkende toets. Onderdeel van deze toets was onder meer de regiogerichtheid. Op grond van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (hierna: Regeling AGF) dient het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur voor ten minste 10 procent in het bijzonder gericht te zijn op het gebied waarvoor het programma is bestemd, de zogenaamde regiogerichtheid. Bij de in 2003 en 2007 ingediende aanvragen om in aanmerking te komen voor een niet-landelijke vergunning werden over het algemeen hogere percentages regiogerichtheid geboden. Dit hogere percentage regiogerichtheid is vervolgens als vergunningvoorschrift aan de te verlenen vergunning verbonden.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) heeft 29 maart 20161 uitspraak gedaan in een zaak over de regiogerichtheid van de niet-landelijke FM. Deze uitspraak betreft de vraag welk gebied (analoog of digitaal) geldt om te bepalen in hoeverre de inhoud van een programma van de niet-landelijke commerciële radio-omroepen voldoet aan de in de FM-vergunningen opgenomen percentages regiogerichtheid. Het CBb heeft als hoogste rechter, kort gezegd, bepaald dat de regio die voor de bepaling daarvan moet worden gehanteerd het vergunde analoge FM-bereik is en niet de vaak (veel) grotere digitale regio, zoals door Agentschap Telecom (AT) is bepleit. Dit betekent dat voor niet-landelijke vergunninghouders nu dus de oorspronkelijk vergunde, strengere, regio-eis geldt. De uitspraak heeft daarmee ook een beperkend effect op de wijze waarop programmaonderdelen als regiogericht kunnen worden aangemerkt. Bij een regiogerichte programmering gaat het om programma's die informatie, cultuur en educatie uit de regio tot onderwerp hebben.

Zeker de partijen die destijds in de vergelijkende toets ruim hogere percentages hebben geboden, zullen hun programmering – veel meer dan nu het geval is – op het FM-bereik van de vergunning moeten gaan richten. Deze huidige vergunninghouders hebben aangegeven dit als problematisch te zien voor hun business case.

In dit kader is ook een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 20152 relevant. Deze rechtbank oordeelde dat muziek die inhoudelijk niet op de regio is gericht alleen mee kan tellen voor de regio-eis, indien de artiesten in betekende mate afkomstig zijn uit de regio (dat wil zeggen in de regio geboren). Een aantal regionale zenders zendt veel Engelstalige muziek uit van artiesten die niet uit de regio komen, waardoor het voor die stations een uitdaging zal zijn om aan de regio-eis te voldoen. Zeker wanneer zij een hoog percentage regiogerichtheid hebben geboden.

De uitspraken van het CBb en van de rechtbank Rotterdam tezamen maken het voor niet-landelijke omroepen een uitdaging om aan de regio-eis te voldoen, met name als zij een hoger percentage regiogerichtheid hebben geboden. De naleving van beide uitspraken zal naar verwachting een groot effect kunnen hebben op de programmering van omroepen die dit verdienmodel hanteren. Op basis van deze uitspraken zullen waarschijnlijk veel vergunninghouders hun programmering dienen aan te passen. Het is de taak van Agentschap Telecom erop toe te zien dat partijen hun regio-eis naleven.

Het voorgaande zou voor vergunninghouders voor niet-landelijke commerciële radio aanleiding kunnen zijn de vergunning in te leveren. Dergelijke vergunningen komen dan weer vrij voor hernieuwde verdeling. Voor deze verdeling biedt deze regeling de basis, voor zover deze vergunningen voor 31 augustus 2022 zijn teruggekomen. Dit houdt verband met de omstandigheid dat de vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio verlengbaar zijn geacht tot 31 augustus 2022. Teruggekomen vergunningen zullen evenzeer worden verleend tot deze datum.

Hoewel spoedige hernieuwde verdeling het uitgangspunt is, dient uiteraard de verdeling in overeenstemming te zijn met de wettelijke kaders. Zo volgt uit artikel 3.10 van de Telecommunicatiewet (hierna: de Tw) dat verdeling van eventueel teruggekomen FM-vergunningen aangekondigd moet worden middels een zogenoemd bekendmakingsbesluit. Eerst na vaststelling van een dergelijk bekendmakingsbesluit kan de verdelingprocedure als opgenomen in deze regeling gevolgd worden. Verder zal telkens na het terugkomen van een vergunning een afweging moeten worden gemaakt of en wanneer de procedure voor verlening in gang wordt gezet. Zo kan het opportuun zijn om te wachten op het terugkomen van andere vergunningen, zodat deze gezamenlijk kunnen worden verdeeld. Daarnaast kan de duur waarvoor de FM-vergunning nog verleend zal kunnen worden, bijvoorbeeld in geval een FM-vergunning kort voor 31 augustus 2022 terugkomt, een rol spelen bij de afweging om de betrokken FM-vergunning wel of niet te verdelen. Bij het bekendmakingsbesluit zal, waar aan de orde, telkens aandacht worden besteed aan die afweging.

Als besloten wordt een of meerdere teruggekomen FM-vergunningen opnieuw te verdelen, wordt in het betrokken bekendmakingsbesluit vermeld welke FM-vergunning of FM-vergunningen zullen worden verdeeld. Deze ontwerpvergunning(en) zal(zullen) dan ook bekend worden gemaakt. De aanvraagprocedure en de veiling zal dan plaatsvinden overeenkomstig de in deze regeling opgenomen regels.

2. Verdelen via veilingprocedure

Uitgangspunt van het frequentiebeleid, als opgenomen in de Nota Frequentiebeleid 2016 (hierna: NFB 2016) en het wettelijk kader, is dat schaarse vergunningen eindig zijn en na afloop opnieuw worden verdeeld met toepassing van een van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Tw. Wat de keuze tussen deze procedures betreft, is in de NFB 2016 gesteld dat veilen de hoofdregel is. In de memorie van toelichting bij artikel 3.10 van de Tw is aangegeven dat primair gekozen zal worden voor de veiling als verdeelinstrument. Dit omdat de veiling economisch gezien de meest efficiënte verdeling oplevert. Een vergelijkende toets is vooral opportuun als het beleidsmatig gewenst is dat bepaalde vergunningvoorschriften gebaseerd worden op hetgeen een aanvrager programmatisch (niet financieel) heeft geboden in de verdeling, zoals in het geval van geclausuleerde landelijke vergunningen voor commerciële radio-omroep. Gelet op deze beleidslijn moeten er goede redenen zijn om van deze uitgangspunten af te wijken. Die redenen doen zich in dit geval niet voor, integendeel. Dit zal hierna worden toegelicht.

Hierboven is reeds gewezen op de verdeling in 2003 en 2007 middels een vergelijkende toets ten aanzien van de percentages regiogerichtheid. Indien door middel van een vergelijkende toets, zoals in het verleden gebeurd is, getoetst zou worden in hoeverre een aanvrager voor deze vergunningen significant meer biedt dan andere aanvragers en het hiervoor genoemde wettelijke minimum, is er een grote prikkel om een hoog programmatisch bod voor regiogerichte programmering uit te brengen. Bij een vergelijkende toets kan een aanvrager namelijk reeds op grond van het programmatisch bod als winnaar uit de bus komen. Dat kan gemakkelijk in de weg staan aan een bedrijfsmatig gezonde exploitatie van deze kavel, in het bijzonder omdat de vergunning een relatief korte looptijd heeft en een digitaliseringsplicht. De kavels hebben volgens SEO economisch onderzoek een economische waarde van nihil voor een gemiddeld efficiënte toetreder3. Onder die omstandigheden kan een vergelijkende toets contraproductief uitwerken.

De eisen met betrekking tot regiogerichtheid behoeven bovendien modernisering. Daartoe is artikel 7, eerste lid, onder b, van de Regeling AGF een aantal jaren geleden aangepast, zodat het wettelijk minimum van 10 procent betrekking heeft op het voorspelde FM-bereik en het bijbehorende digitale allotment. Voor alle vergunningen die verdeeld worden op grond van deze regeling geldt dus dat de regio gelijk is aan het FM-bereik en het digitale allotment. Deze aanpassing draagt bij aan het realiseren van het digitaliseringsbeleid. Luisteraars dienen verleid te worden om over te stappen van de FM naar DAB+. Digital only (DAB+) is immers het beoogde einddoel. Met een lager percentage regiogerichtheid hebben vergunninghouders meer vrijheid om het programma af te stemmen op de behoefte van de luisteraar en te wijzigen wanneer de wensen van de luisteraar of de markt daarom vragen. Zeker in een transitieperiode die met onzekerheden is omgeven. Bij een veiling is het mogelijk om de eis inzake het regiogerichtheidspercentage terug te brengen naar dit wettelijke minimum van 10 procent.

3. Digitaliseringsbeleid

De FM-vergunningen zijn ingevolge het digitaliseringsbeleid en de daarbij gehanteerde uitgangspunten, zoals beschreven in de brieven aan de Tweede Kamer van 23 juni 2009 en 26 juni 20154, bestemd voor omroepen die een bijdrage willen leveren aan de ontwikkeling van digitale etherradio, in beginsel door gebruik van een vergunning voor digitale radio-omroep in band III.

De digitaliseringsverplichting houdt in dat de houder van een analoge radiovergunning de met die vergunning uitgezonden programma’s ook via digitale radio moet uitzenden. In verband hiermee is in het Nationaal Frequentieplan 2014 (hierna: NFP 2014) bepaald dat commerciële frequentieruimte in de FM- en middengolfband in beginsel alleen beschikbaar is voor wie ook een vergunning heeft in de frequentieband voor digitale radio-omroep. Dit betekent dat de verdeling van de FM-vergunningen gekoppeld is aan en daarom tegelijkertijd plaatsvindt met de uitgifte van frequentieruimte voor digitale radio-omroep. In dit kader wordt nog opgemerkt dat de aanvraag voor digitale radio-omroep een voorwaardelijke aanvraag betreft, aangezien deze aanvraag slechts waarde heeft voor zover de indiener op grond van deze regeling een FM-vergunning verkrijgt. Wordt aan een aanvrager geen FM-vergunning verleend, dan kan aan hem ook geen vergunning voor digitale omroep worden verleend, aangezien deze op grond van de aangebrachte koppeling in het NFP 2014 enkel beschikbaar zijn voor houders van vergunningen voor niet-landelijke commerciële omroep in de FM-band.

Voor een nadere toelichting van het digitaliseringsbeleid wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van de toelichting behorende bij de wijziging van het NFP 2014 in verband met het verlengings- en digitaliseringsbeleid voor niet-landelijke commerciële radio voor de FM-band en commerciële radio voor de AM-band (pakket 2016 – 4)5.

4. Aanvraagprocedure en noodzaak veiling

4.1 De aanvraag

Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.13, eerste lid, van de Tw een vergunning vereist. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, moet een aanvraag worden ingediend. Iedere aanvrager dient één aanvraag in. Ter uitvoering van artikel 8 van het Frequentiebesluit 2013 (hierna: het Fb) geeft de onderhavige regeling aan op welke wijze een aanvraag voor een vergunning voor niet-landelijke commerciële omroep moet worden ingediend en welke gegevens bij de aanvraag moeten worden overgelegd. In de regeling is tevens, gelet op artikel 9 van het Fb, vastgelegd aan welke eisen een aanvrager moet voldoen om tot de veiling te worden toegelaten (toelatingseisen). Daarnaast strekt de onderhavige regeling tot uitvoering van artikel 10 van het Fb, op grond waarvan bij ministeriële regeling in het kader van de behandeling van een aanvraag voor een vergunning regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de veiling plaatsvindt.

Deze regeling bevat de procedures voor de veiling van FM-vergunningen, in geval deze voor 31 augustus 2022 terugkomen en in geval de afweging wordt gemaakt dat het opportuun is om deze te veilen. De reikwijdte van deze regeling is in zoverre nog onduidelijk. Bovendien vragen geïnteresseerden geen specifieke nader te benoemen FM-vergunningen aan, maar vermelden geïnteresseerden in het aanvraagformulier het aantal FM-vergunningen dat zij wensen te verwerven. Dit houdt verband met het gekozen veilingmodel en het uitgangspunt van dat model dat deelnemers gedurende de veiling, in geval zij dat wensen, kunnen switchen tussen vergunningen (zie paragraaf 5.2). Dit maakt de regeling op punten lastiger te begrijpen. Mede om deze reden is het van belang dat de aanvrager bij diens aanvraag gebruik maakt van het bij de regeling gevoegde model aanvraagformulier. Met dit model is geprobeerd de elementen, die van belang zijn voor de toelating tot de aanvraag, zo overzichtelijk mogelijk weer te geven en zo duidelijk mogelijk aan te geven welke zaken waar moeten worden ingevuld. Daarnaast zal er voor worden gezorgd dat voorafgaande en ten tijde van een aanvraagperiode nadere informatie over de wijze van invullen van de aanvraag beschikbaar komt via de website van het Agentschap Telecom.

4.2 Beschikbare demografische ruimte

Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Regeling AGF, gelden beperkingen ten aanzien van de hoeveelheid frequentieruimte die een commerciële omroepinstelling ten hoogste mag verwerven. Een niet-landelijke commerciële FM-omroep mag ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Regeling AGF over een demografisch bereik van ten hoogste 30% beschikken. Een houder van een niet-landelijke vergunning (of een daarmee verbonden instelling) kan een teruggekomen FM-vergunning niet verwerven, indien als gevolg van het verkrijgen van die vergunning dit maximale demografische bereik van 30% zou worden overschreden. De mate waarin een houder van een niet-landelijke vergunning over een of meerdere te veilen FM-vergunningen kan beschikken, wordt bepaald door de beschikbare demografische ruimte van deze vergunninghouder. Deze ruimte wordt dus bepaald door 30% minus het gecumuleerde demografisch bereik van de vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio waar hij of een met hem verbonden instelling reeds over beschikt. Bijvoorbeeld, indien een vergunninghouder reeds beschikt over een vergunning voor niet-landelijke commerciële radio met een demografisch bereik van 5% en ook over een vergunning met een bereik van 3%, dan is de beschikbare demografische ruimte van deze vergunninghouder 30% – (5% + 3%) = 22%. Bij het bepalen van het maximale demografische bereik wordt geen rekening gehouden met eventuele overlap van de betrokken kavels.

De voor een aanvrager beschikbare demografische ruimte kan, gelet op artikel 3.18 van de Tw, tot (gedeeltelijke) weigering van de aanvraag leiden. In geval het demografische bereik van elk van de te veilen FM-vergunningen de ruimte van de aanvrager overschrijdt, wordt de gehele aanvraag geweigerd. De aanvrager kan in dat geval hoe dan ook geen van de te veilen FM-vergunningen verkrijgen.

Het kan ook zijn dat één of een paar van de te veilen FM-vergunningen niet passen binnen de beschikbare demografische ruimte van de aanvrager. In geval bijvoorbeeld vier FM-vergunningen worden geveild met een demografisch bereik van respectievelijk (A) 6%, (B) 12%, (C) 5% en (D) 4%, terwijl de demografische ruimte van de aanvrager 10% bedraagt, dan kan de aanvrager vergunning B sowieso niet verwerven. Op grond van artikel 5, tweede lid, wordt de aanvraag dan gedeeltelijk, namelijk met betrekking tot die vergunning B, geweigerd. In de veiling kan de betrokken deelnemer ook geen bieding uitbrengen op vergunning B.

Weer een andere mogelijke situatie betreft het geval dat een aanvrager gelet op zijn beschikbare demografische ruimte niet alle FM-vergunningen gezamenlijk kan verkrijgen, maar wel bepaalde combinaties. Stel dat de aanvrager in voornoemd voorbeeld aangeeft dat hij voor drie van de vier vergunningen in aanmerking wenst te komen. Om drie vergunningen te kunnen verkrijgen, zou zijn beschikbare demografische ruimte ten minste 6% + 5% + 4% = 15% moeten bedragen. In geval zijn ruimte maar 10% is, is dat dus niet mogelijk. Met een dergelijke beschikbare demografische ruimte kan hij hooguit een combinatie van twee vergunningen verwerven, namelijk de combinatie A + D of de combinatie C + D. In dit geval wordt de aanvraag op grond van artikel 5, derde lid, geweigerd, namelijk voor zover de aanvraag op een vergunning te veel betrekking heeft. Dit heeft ook effect op het aantal activiteitspunten waarover hij tijdens de veiling kan beschikken. In plaats van drie, zal de aanvrager over slechts twee activiteitspunten kunnen beschikken. Dit betekent dat de betrokken deelnemer op maximaal twee vergunningen tegelijk kan bieden gedurende de veiling. De vergunning A, C en D kan hij uiteraard ook afzonderlijk verkrijgen.

Zie ook figuur 1.

Figuur 1

Figuur 1

Om zeker te stellen dat de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op combinaties van vergunningen die gelet op de beschikbare demografische ruimte mogelijk zijn, is dit expliciet in het aanvraagformulier opgenomen.

Aangezien het maximale demografische bereik geldt voor een aanvrager en met die aanvrager verbonden instellingen, dient de aanvrager in het aanvraagformulier zowel zijn eigen FM-vergunning(en) te vermelden als die, voor zover aan de orde, van de met hem verbonden instellingen. Daarbij dient ook het demografisch bereik te worden vermeld van al die vergunningen, zodat de aanvrager zijn beschikbare demografische ruimte kan berekenen. Gelijktijdig met een bekendmakingsbesluit zal telkens een overzicht van het demografische bereik van alle kavels voor niet-landelijke commerciële omroep worden gepubliceerd in de Staatscourant. Bij het invullen van de aanvraag dient van deze informatie te worden uitgegaan. Een geïnteresseerde in de te verdelen FM-vergunningen kan op basis daarvan zelf de omvang van zijn beschikbare demografische ruimte berekenen en vermelden in (onderdeel B.5 van) zijn aanvraag. De beschikbare demografische ruimte, op basis van het demografisch bereik van zijn FM-vergunning(en) en van die van eventueel met hem verbonden instellingen, bepaalt vervolgens welke (combinaties van) FM-vergunningen voor hem beschikbaar zijn.

De aanvrager wordt in een zo vroeg mogelijk stadium geïnformeerd over de FM-vergunning(en) waar de aanvrager afzonderlijk voor in aanmerking kan komen en, voor zover van toepassing, voor welke combinaties van FM-vergunningen de aanvrager in aanmerking kan komen. Op die manier krijgt de aanvrager alvast inzicht in zijn handelingsmogelijkheden in de veiling. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de aanvragers na het indienen van de aanvraag en eventueel verzuimherstel worden getoetst op verbondenheid onderling en met bestaande vergunninghouders. Eerst dan is het oordeel over de verbondenheid en de (juistheid van het in de aanvraag vermelde) beschikbare demografische ruimte definitief. Voor een nadere toelichting inzake verbondenheid wordt verwezen naar het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 oktober 2007, de Mededeling over toets op verbondenheid verdeling frequentieruimte commerciële radio-omroep 20076.

In dit kader wordt voorts nog opgemerkt dat een vergunning voor landelijke commerciële radio-omroep een bereik heeft van ruim meer dan 30%. De houder van een landelijke vergunning (of een instelling die daarmee verbonden is), kan derhalve geen FM-vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep verwerven. Elke aanvraag van deze vergunninghouders zal zodoende automatisch leiden tot een afwijzing.

De demografische ruimte van een nieuwkomer, een aanvrager die nog geen houder is van een vergunning voor commerciële radio-omroep en ook niet met een huidige houder verbonden is, zal uiteraard 30% bedragen.

4.3 Vaststellen noodzaak tot veilen

Met toepassing van artikel 13 wordt nagegaan of de te verlenen vergunningen kunnen worden verleend zonder toepassing van een veiling.

Wordt maar één FM-vergunning verdeeld en is slechts één aanvraag ingediend of voldoet slechts één aanvraag aan de eisen, dan wordt de vergunning om niet aan de betrokken aanvrager verleend.

In geval meerdere FM-vergunningen worden verdeeld, dan zijn de bij de aanvragen aangegeven voorkeuren van belang. In geval er slechts één aanvrager is, met een aanvraag die aan de gestelde eisen voldoet, die een voorkeur voor een FM-vergunning heeft uitgesproken, dan wordt die betrokken FM-vergunning aan die aanvrager verleend. Ten aanzien van alle te verdelen FM-vergunningen wordt dit vastgesteld. Zodra twee of meer aanvragers een voorkeur hebben gemeld voor dezelfde FM-vergunning is er sprake van schaarste met betrekking tot die FM-vergunning en is veiling aan de orde.

Voor deze wijze van vaststellen van de noodzaak tot veilen, is van belang dat de niet-landelijke commerciële FM-vergunningen over het algemeen als heterogeen zijn aan te merken. Dat sprake is van heterogene vergunningen is ook vermeld in onderzoek naar geschikte veilingmodellen van het Erasmus Research and Business Support (hierna: ERBS)7. Dit betekent dat de voorkeur van een partij zwaarder weegt dan de mogelijkheid om tijdens de veiling te kunnen switchen. De omstandigheid dat deze FM-vergunningen zijn gekoppeld aan homogene vergunningen voor digitale radio-omroep, maakt niet dat voormelde wijze om de noodzaak van veilen vast te stellen anders zou moeten worden vastgesteld. Aangenomen wordt dat de FM-vergunning voor de aanvrager bepalend is voor zijn deelname aan en biedgedrag tijdens de veiling.

5. Veilingmodel en veilingregels

5.1 Veilingdoelstellingen

De keuze voor de veiling wordt bepaald door de doelstellingen. In volgorde van prioriteit zijn de doelstellingen voor deze veiling als volgt: eenvoud, een realistische veilingopbrengst, keuzevrijheid, en transparantie. Eenvoud kent drie aspecten: (1) veilingregels die eenvoudig te doorgronden zijn, (2) hoe eenvoudig is het om een optimale biedstrategie te bepalen, en (3) hoe eenvoudig is het veilingtype te implementeren voor de uitvoerder. Een realistische veilingopbrengst kent normaal gesproken twee aspecten: (1) het voorkomen van een te hoge prijs (winner’s curse), en (2) het voorkomen van een te lage prijs. Dit laatste aspect speelt bij de voorliggende voorgenomen veiling geen rol, gelet op de geringe waarde van deze kavels, blijkens onderzoek van SEO8. Keuzevrijheid betekent dat de veilingregels de bieders zo veel als mogelijk in staat moeten stellen om het door hen gewenste pakket aan vergunningen samen te stellen. Transparantie houdt in dat (1) de veilingregels eenduidig zijn geformuleerd, (2) het juiste verloop van een veiling ten minste achteraf kan worden gecontroleerd door een derde, en (3) gedurende de veiling zo veel mogelijk informatie wordt bekendgemaakt.

5.2 Keuze model: SMRA

In 2015 is door ERBS een advies uitgebracht. Op verzoek van het ministerie van Economische Zaken heeft ERBS onderzocht hoe geschikt verschillende veilingmodellen zijn voor het veilen van onder meer alle niet-landelijke commerciële radio-vergunningen9.

ERBS komt in haar advies tot de conclusie dat een zogenaamde simultane meerrondenveiling (hierna: SMRA) het optimale veilingtype is. Een SMRA bestaat uit meerdere opeenvolgende biedronden waarin de beschikbare vergunningen tegelijkertijd en als concrete eenheden (vergunning A, vergunning B, etc.) worden geveild. Na afloop van elke ronde maakt de veilingmeester bekend wat het hoogste bod voor elk van de verschillende vergunningen is, en wie de winnaar zou zijn als de veiling op dat moment zou eindigen. Dat zogenaamd ‘staande bod’ blijft geldig en de bieder is daaraan gebonden, totdat het wordt overboden in een volgende ronde. De veiling eindigt na afloop van een ronde waarin er geen nieuwe biedingen meer zijn ingediend. De bieders die in die laatste ronde het hoogste bod op de beschikbare vergunningen hebben staan zijn de winnaars daarvan en betalen een prijs gelijk aan het hoogste door hen uitgebrachte bod op die vergunningen.

Bij de totstandkoming van het advies voor de SMRA heeft ERBS de verschillende karakteristieken betrokken van de niet-landelijke commerciële FM-vergunningen: de vergunningen zijn heterogeen, er is een sterke synergie tussen de 38 niet-landelijke vergunningen en de marktwaarde van de niet-landelijke vergunningen is waarschijnlijk beperkt10. Indachtig deze karakteristieken, komt ERBS tot haar conclusie omdat gegeven voornoemde karakteristieken de SMRA volgens haar het best in staat is om de doelstellingen te realiseren. Zo is een SMRA een veiling waarvan de veilingregels relatief eenvoudig zijn te doorgronden voor deelnemers en uit te voeren voor de veilingmeester. Voor de deelnemers is het ook vrij eenvoudig om een biedstrategie te bepalen. Het open karakter van dit type veiling en het feit dat het uit meerdere ronden bestaat, draagt bij aan het voorkomen van een winner’s curse. Daarnaast maken deze kenmerken een SMRA tot een zeer transparante veiling, die daardoor goed scoort op die betreffende doelstelling. Voorts is het voordeel van simultaan en niet sequentieel veilen, dat de mogelijkheid wordt behouden dat een nieuwkomer die geen voorkeur heeft voor één van de te veilen vergunningen, maar enkel de markt wil betreden, zijn keuze kan maken op basis van het relatieve prijsverschil tussen de vergunningen zoals zich dat gedurende de veiling ontwikkelt.

Nu uit het advies van ERBS volgt dat de SMRA past bij de veilingdoelstellingen, wordt gekozen voor de SMRA-systematiek.

5.3 Activiteitspunten

Aan iedere FM-vergunning is in de veiling één activiteitspunt gekoppeld. Een deelnemer aan de veiling beschikt voorafgaande aan de eerste ronde van de veiling over het aantal activiteitspunten gelijk aan het aantal FM-vergunningen waarvoor hij is toegelaten tot de veiling. Dit aantal is het activiteitsniveau van de deelnemer aan het begin van de veiling. Bij dit aantal wordt uiteraard rekening gehouden met de eventuele gedeeltelijke weigering in verband met zijn beschikbare demografische ruimte (zie in dit kader ook onderdeel 4.2 van deze toelichting).

Het activiteitsniveau van een deelnemer in een volgende ronde is gelijk aan het aantal activiteitspunten behorend bij zijn biedingen op FM-vergunningen in de voorgaande ronde, verminderd met het aantal vergunningen waarvoor hij het staande hoogste bod heeft. In geval er drie FM-vergunningen worden verdeeld en een deelnemer over drie activiteitspunten beschikt, maar besluit in de eerste ronde maar op twee vergunningen te bieden, dan bedraagt zijn activiteitsniveau voor de volgende ronde ten hoogste twee (of zoveel minder als het aantal vergunningen waarvoor hij het staande hoogste bod heeft). Hij zal dan nimmer over zijn oorspronkelijke niveau van drie activiteitenpunten kunnen beschikken. Datzelfde geldt in geval een deelnemer in een ronde in het geheel geen activiteitspunten inzet. Deze gaan dan verloren voor de rest van de veiling. Indien deze deelnemer geen staand hoogste bod had in de voorgaande ronde betekent dit in de praktijk dat hij niet meer deelneemt aan de veiling.

Het uitgangspunt dat de omvang van het activiteitsniveau in een volgende ronde wordt bepaald door het biedgedrag in de voorgaande ronde, moet dus worden beschouwd in combinatie met een hoogste bod. In geval een deelnemer een hoogste bod heeft uitgebracht, wordt dat punt van zijn activiteitsniveau in de volgende ronde afgetrokken. Stel dat een deelnemer op drie vergunningen een bod heeft uitgebracht en op één van deze vergunningen het hoogste bod had, dan bedraagt zijn activiteitsniveau in de volgende ronde twee. Zodra zijn hoogste bod wordt overboden, wordt het punt van de FM-vergunningen waar hij het staande hoogste bod op had, weer toegevoegd aan zijn activiteitsniveau.

In geval alle activiteitspunten van een bieder gekoppeld zijn aan een staand hoogste bod kan deze bieder in de volgende ronde dus in het geheel geen bod uitbrengen. Zijn activiteitsniveau is voor die ronde dan nul. De bieder blijft ook na deze ronde in de veiling. Ook hier geldt dat pas als een andere bieder één of meerdere staande hoogste biedingen overbiedt, de bieder weer een nieuw bod kan uitbrengen.

Indien de minister een laatste ronde heeft aangekondigd, gelden er afwijkende regels. In een dergelijke aangekondigde laatste ronde kan iedere bieder ook een bod uitbrengen, als hij daarvoor kiest, op zijn staande hoogste bod. De ratio hierachter is dat indien een bieder geen bod uit zou kunnen brengen op zijn staande hoogste bod, maar hij wel een hogere marktwaarde verwacht voor die vergunning hij niet in staat is zijn bod te verdedigen, wat hem onevenredig benadeelt. Bij biedingen in een dergelijke laatste ronde is afronding op eenheden van honderd euro bovendien niet noodzakelijk. De kans dat als gevolg van twee dezelfde biedingen middels loting de winnaar moet worden vastgesteld, wordt daarmee zoveel mogelijk beperkt.

Volledigheidshalve wordt benadrukt dat deze afwijkende regels uitsluitend aan de orde zijn ingeval de minister de laatste biedronde heeft aangekondigd. Bij een laatste ronde die ontstaat bij een normale afloop van de veiling waarbij geen biedingen meer zijn gedaan, gelden deze afwijkende regels niet.

6. Consultatie

Een ontwerp van deze regeling is van 7 maart 2017 tot en met 3 april 2017 geconsulteerd. Hieronder wordt op de ingekomen zienswijzen ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op deze regeling.

Een aantal respondenten heeft opgemerkt dat de te verdelen FM-vergunningen met name beschikbaar moeten komen voor kleine partijen en dat van belang moet zijn in hoeverre deze partijen daadwerkelijk actief zijn in de betrokken regio. Een respondent merkt daarbij tevens op dat een kavel slechts beschikbaar zou moeten zijn voor één media-operator in het gebied. Een andere respondent stelt voor dat een beschikbare kavel eerst voor nieuwkomers beschikbaar zou moeten komen en dat pas daarna bestaande partijen aan de beurt komen die al over meerdere kavels beschikken.

Zoals in hoofdstuk 2 uiteen is gezet, is het uitgangspunt dat schaarse vergunningen eindig zijn en opnieuw worden verdeeld middels een veiling aangezien dit economisch gezien de meest efficiënte verdeling oplevert. Van belang bij dit uitgangspunt is dat een ieder die geïnteresseerd is de kans krijgt om over de vergunning te beschikken. De door de respondenten uitgesproken wens dat beschikbare vergunningen in eerste instantie gereserveerd worden voor kleine partijen, nieuwkomers of in de regio gevestigde partijen is niet in overeenstemming met dit uitgangspunt. Hetgeen in dit kader is aangevoerd is bovendien geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken.

Ook overigens passen de in dit kader door een aantal respondenten aangevoerde wensen, zoals de gewenste eis dat de aanvrager gevestigd moet zijn in de regio waar de FM-vergunning op is gericht, niet bij dit uitgangspunt. Bovendien is in het Frequentiebesluit 2013 welke eisen in het kader van een veiling aan een aanvrager kunnen worden gesteld. Eisen aan de vestigingsplaats van een aanvrager passen niet bij dit in het Frequentiebesluit vastgestelde kader.

Een respondent heeft opgemerkt dat in de regeling ten onrechte is opgenomen dat de aanvrager rechtspersoonlijkheid moet hebben. Volgens de respondent werkt deze bepaling discriminatoir voor natuurlijke personen die ten tijde van de aanvraag nog geen rechtspersoon hebben opgericht. Volgens de respondent zou de mogelijkheid moeten worden geboden dat een natuurlijk persoon deelneemt aan de veiling onder de voorwaarde dat een rechtspersoon wordt opgericht, in geval aan hem na de veiling een vergunning wordt verleend.

Sinds 2013 wordt de regel dat de aanvrager een rechtspersoon dient te zijn in beginsel in veilingregelingen opgenomen. Op grond van artikel 9, tweede lid onder a van het Frequentiebesluit 2013 kan die eis ook gesteld worden. Deze eis draagt bij aan het selecteren van een bestendige vergunninghouder. Dit betekent dat mede door het stellen van deze eis er zorg voor wordt gedragen dat alleen die aanvragers een vergunning kunnen verkrijgen die ook daadwerkelijk in staat zullen zijn een vergunning in gebruik te nemen en te houden. Bovendien kunnen op grond van deze bepaling eisen worden gesteld voor de toelating tot de veiling. Daaruit volgt dat voorafgaande aan de (toelating tot) de veiling getoetst moet worden of aan deze eisen wordt voldaan. De mogelijkheid om een natuurlijk persoon als aanvrager tot de veiling toe te laten onder de voorwaarden dat na afloop alsnog een rechtspersoon wordt opgericht is daarmee niet in overeenstemming.

Een aantal respondenten heeft naar voren gebracht dat de regeling en de veiling eenvoudig en toegankelijk zijn voor nieuwkomers en kleine partijen.

In dit kader wordt opgemerkt dat erkend wordt dat de systematiek complexe aspecten omvat. Om die reden zal voorafgaande aan de aanvraagperiode nader informatie beschikbaar komen die behulpzaam kan zijn bij zowel het indienen van de aanvraag als bij de veiling. Voorafgaande aan de veiling zal bovendien een proefveiling plaatsvinden, zodat deelnemers meer inzicht krijgen in de werkwijze van een SMRA-veiling en waar nodig opkomende vragen kunnen stellen.

7. Regeldruk

De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt administratieve lasten voor de aanvrager met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. Tegen deze achtergrond is de in deze regeling vastgelegde verdeel-procedure zodanig vormgegeven dat voor de aanvragers een minimum aan administratieve lasten resulteert, onder andere door in de bijlagen van deze regeling een modelvergunningaanvraag, een modelbankgarantie en modelverklaringen ten behoeve van de aanvrager, bank en notaris op te nemen.

Wat de zekerheidsstelling betreft wordt voorts opgemerkt dat de aanvrager deze kan voldoen in de vorm van een waarborgsom of een bankgarantie. In het geval de aanvrager voor de waarborgsom kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. De kosten van een bankgarantie gelden daarentegen als administratieve last. Voor zover een aanvrager dus kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie, leidt dit tot een verzwaring van de administratieve lasten. De keuze is aan de aanvrager. Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de administratieve lasten die hij maakt.

Daarnaast kan, vooral door de keuze voor een veiling, de opstelling van een bedrijfsplan achterwege blijven. Alleen indien daartoe een concrete aanleiding is, zal de aanvrager worden verzocht aanvullende gegevens of bescheiden te overleggen.

Het is slechts mogelijk een zeer globale kwantificering van de administratieve lasten te geven, aangezien dit afhankelijk is van het aantal aanvragen en van de wijze en omvang van de zekerheidstelling. Voor de kwantificering is er van uitgegaan dat maximaal zes belangstellenden een aanvraag zullen indienen voor het verkrijgen van één of meerdere van de te veilen vergunningen. De totale administratieve lasten voor de veiling van de vergunningen zijn naar verwachting maximaal circa € 12.000,–. Het gaat hier om eenmalige administratieve lasten. De kosten die de aanvrager maakt ten behoeve van de zogenaamde verbondenheidstoets vloeien direct voort uit de Mediawet 2008 en kunnen derhalve niet aan deze regeling worden toegerekend.

8. Datum van inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt gepubliceerd. Het gebruiksrecht van de huidige vergunningen voor niet-landelijke commerciële omroep die eindigen op 31 augustus 2017, worden per die datum, mits een aanvraag daartoe is ingewilligd, voor vijf jaar verlengd. In geval één of meer van deze vergunningen terugkomen, kan met een spoedige verdeling van deze vergunning geborgd worden dat de duur van de te verdelen vergunning zo min mogelijk uit de pas loopt met de duur van de verlengde vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio. Dit is ook van belang vanwege de koppeling van deze vergunningen aan vergunningen voor digitale radio-omroep. Deze digitale vergunningen betreffen 1/18e deel van een multiplex. Een vergunninghouder dient met de andere vergunninghouders binnen deze multiplex samen te werken. Daartoe dienen zij gezamenlijk een samenwerkingsovereenkomst te sluiten en gezamenlijk in digitalisering te investeren. In dit kader is het niet wenselijk dat een nieuwe houder van een vrijgekomen FM-vergunning en de daaraan gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep geruime tijd na de andere vergunninghouders binnen de multiplex aansluit bij de samenwerkingsovereenkomst en start met de nodige investeringen.

Op deze afwijking van het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten is de uitzonderingsgrond (hoge c.q. buitensporige) private of publieke voor- of nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering van toepassing.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1

Ten aanzien van het begrip FM-vergunning wordt opgemerkt dat deze regeling uitsluitend van toepassing is op vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio voor zover deze voor 31 augustus 2022 zijn teruggekomen. Zie in dit kader ook hoofdstuk 1 van deze toelichting. In het verlengde hiervan wordt opgemerkt dat de FM-vergunningen die gezamenlijk in een afzonderlijk bekendmakingsbesluit vermeld staan, gezamenlijk worden geveild. In geval meerdere bekendmakingsbesluiten na elkaar worden genomen, vinden ook meerdere veilingen na elkaar plaats.

In het begrip ‘beschikbare demografische ruimte’ is duidelijk gemaakt dat die ruimte altijd gebaseerd wordt op het demografisch bereik van de vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio, zoals op de dag na inwerkingtreding van het bekendmakingsbesluit door de minister wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Deze ten tijde van het betrokken bekendmakingsbesluit gepubliceerde percentages dienen ook bij het invullen van het aanvraagformulier te worden gehanteerd. In geval afgeweken wordt van die percentages, is dit reden voor verzuimherstel.

Artikel 2

Uit artikel 3.18 van de Tw, in samenhang bezien met artikel 6.24 van de Mediawet 2008, volgt dat een vergunning voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band wordt geweigerd in geval als gevolg van verlening eenzelfde commerciële omroepinstelling houder zou worden van vergunning voor FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties met een gezamenlijk demografisch bereik van meer dan 30%. Hetgeen is bepaald in artikel 2 van deze regeling vloeit voort uit dit wettelijk kader.

Uit het eerste lid volgt dat geen vergunning wordt verleend aan een aanvrager als hij voor die vergunning, gelet op het demografisch bereik daarvan, over onvoldoende demografische ruimte beschikt. Dit ziet bijv. op de situatie dat de beschikbare demografische ruimte van een aanvrager 14% is, terwijl de te verdelen FM-vergunning een demografisch bereik heeft van 16%. Gelet op het maximale demografische bereik van 30%, kan van verlening aan deze aanvrager geen sprake zijn.

Het tweede lid bepaalt eigenlijk hetzelfde voor een combinatie van FM-vergunningen. Aan dezelfde aanvrager als hiervoor bedoeld, kan wel een FM-vergunning met een demografisch bereik van 10% worden verleend, maar niet in combinatie met een FM-vergunning met een demografisch bereik van 7%. Die combinatie heeft immers dan een gezamenlijk bereik van 17%, terwijl de beschikbare demografische ruimte van de aanvraag slechts 14% is.

Ook het derde lid houdt verband met de mogelijke combinaties binnen de beschikbare demografische ruimte van een aanvrager. In geval een aanvrager gelet op zijn beschikbare demografische ruimte een combinatie van maximaal 3 vergunningen kan verwerven, dan zal de aanvrager bij aanvang van de veiling over niet meer dan 3 activiteitspunten beschikken.

Zie ook paragraaf 4.2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 3

Deze regeling is van toepassing op de verdeling van zogenoemde teruggekomen FM-vergunningen. Eerst uit een daartoe strekkend bekendmakingsbesluit volgt in hoeverre een teruggekomen FM-vergunning opnieuw wordt verdeeld. In dat bekendmakingsbesluit dient ingevolge artikel 3.10, derde lid, van de Tw ook het tijdstip van aanvang van de veilingpocedure vermeld te worden. Uit het tweede lid van artikel 3 volgt vervolgens dat, gerekend van de in het bekendmakingsbesluit genoemde tijdstip van aanvang, gedurende vier weken de aanvraag kan worden ingediend.

De aanvraag moet blijkens het negende lid worden gedaan met gebruikmaking van het voorgeschreven model en moet vergezeld gaan van de in dit model bedoelde gegevens en bescheiden. Zo dient in onderdeel C van het aanvraagformulier, overeenkomstig het bepaalde in het vijfde lid, te worden vermeld of de aanvrager voor alle te verdelen FM-vergunningen in aanmerking wenst te komen of slechts voor een aantal daarvan. Aangezien elke FM-vergunning overeenkomt met een activiteitspunt, komt het aantal FM-vergunningen waarvoor de aanvrager in aanmerking wenst te komen overeen met het aantal activiteitspunten waar de aanvraag betrekking op heeft. Dit is ook zodanig vormgegeven in het model van het aanvraagformulier.

Zoals reeds in paragraaf 4.2 van de toelichting uiteen is gezet is het van belang bij het invullen van het aantal FM-vergunningen rekening te houden met de beschikbare demografische ruimte, die bepaald wordt door de vergunningen voor commerciële radio-omroep waarover zowel hijzelf als met hem verbonden instellingen reeds beschikken. Door per vergunning in onderdeel B.5 van het aanvraagformulier ook telkens het demografisch bereik van die betrokken vergunning te vermelden, kan op gemakkelijke wijze de beschikbare demografische ruimte worden berekend. Bij het invullen van dat onderdeel B.5 van het aanvraagformulier dient te worden uitgegaan van het demografisch bereik dat ten tijde van het betrokken bekendmakingsbesluit in de Staatscourant wordt gepubliceerd.

Voor de beoordeling van de verbondenheid is de in onderdeel B.4. van het aanvraagmodel op te nemen informatie van belang. Voor een nadere toelichting van het aspect van verbondenheid wordt verwezen naar het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 oktober 2007, Mededeling over toets op verbondenheid verdeling frequentieruimte commerciële radio-omroep 200711.

Het aanvraagformulier is zo toegankelijk en eenvoudig mogelijk vormgegeven. De noodzaak om rekening te houden met de beschikbare demografische ruimte is, waar aan de orde, ook regelmatig gemarkeerd. Zo is bijvoorbeeld ook expliciet aandacht besteed aan de omstandigheid dat een aanvrager geen combinaties van vergunningen kan aanvragen die zijn beschikbare demografische ruimte overschrijden.

Benadrukt wordt dat de in onderdeel C.3 van het aanvraagformulier te vermelden voorkeuren, uitsluitend van belang zijn voor het bepalen van de noodzaak tot veilen. De aangegeven voorkeuren zijn volstrekt niet bepalend voor de mate waarin wel of niet op een vergunning kan worden geboden tijdens de veiling. Zie in dit kader ook paragraaf 4.3 van het algemeen deel van de toelichting.

De aanvraag dient ingevolge het elfde lid in het Nederlands gesteld te zijn. De gegevens en bescheiden bij de aanvraag, met uitzondering van de voorgeschreven modellen, mogen op grond van het dertiende lid zijn gesteld in een van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte. In dat geval dient er wel een Nederlandse vertaling van die documenten te worden bijgevoegd door de aanvrager.

De bij de aanvraag te voegen bescheiden betreffen onder meer de statuten, relevante uittreksels uit het handelsregister, een kopie van de toestemming van het Commissariaat voor de Media en verklaringen inzake de randvoorwaarden ten aanzien van programmatische aspecten en inzake mededingingsaspecten. Tevens dienen in de aanvraag de namen te worden vermeld van natuurlijke personen die bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten tijdens de veiling, zoals het uitbrengen van een bod.

Overigens is de aanvrager op grond van het veertiende lid gehouden de minister onmiddellijk te informeren over wijzigingen na indiening van de aanvraag inzake gegevens, opgenomen in de aanvraag of de bijlagen daarbij. Hiervan is bijvoorbeeld sprake in geval van een aan de aanvrager verleende of door hem aangevraagde surseance van betaling. De aanvrager moet de minister over dergelijke wijzigingen informeren, en wel per brief, te versturen naar het in het tweede lid genoemde adres of op dat adres te bezorgen. Blijkt informatie uit de aanvraag onvolledig of onjuist te zijn, dan kan dat reden zijn de gevraagde vergunning (gedeeltelijk) te weigeren of de verleende vergunning in te trekken.

Artikel 4

Vanwege de digitaliseringsverplichting (zie hoofdstuk 3 van het algemene deel van deze toelichting) moet tegelijk met een aanvraag voor een FM-vergunning ook steeds een aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep worden gedaan. Uit het NFP 2014 volgt welk kavel aan welk allotment is gekoppeld.

Aangezien een aanvrager op grond van het NFP 2014 alleen in aanmerking kan komen voor een vergunning voor digitale radio-omroep, voor zover aan hem een FM-vergunning is verleend, betreft de aanvraag om een vergunning voor digitale radio-omroep een voorwaardelijke aanvraag. Dit volgt uit het aanvraagformulier. Aan de aanvrager wordt alleen de gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep verleend, indien aan hem op grond van deze regeling de betreffende FM-vergunning wordt verleend.

Artikel 5

Als een vergunningaanvraag niet op tijd, op het verkeerde adres of niet op de juiste wijze is ontvangen zoals beschreven in artikel 3, tweede lid, wordt de aanvraag ingevolge het eerste lid, onderdeel b, van dit artikel afgewezen. Een dergelijk verzuim kan dus niet worden hersteld. Er geldt een fatale termijn.

De aanvraag wordt tevens ingevolge onderdeel a, van het eerste lid, in zijn geheel afgewezen als aan de betrokken aanvrager gelet op diens beschikbare demografische ruimte geen van de te verdelen FM-vergunningen kan worden verleend. Verlening zal in dat geval in strijd komen met artikel 8 van de Regeling AGF. Dit is het geval als zelfs de FM-vergunning met het laagste demografische bereik niet binnen zijn beschikbare demografische ruimte past. Uiteraard vindt volledige weigering op grond van deze bepaling ook plaats in geval slechts één vergunning wordt verdeeld en het demografisch bereik daarvan kleiner is dan de beschikbare demografische ruimte van de aanvrager. Zie in dit kader ook de toelichting bij artikel 2, eerste lid.

In geval meerdere FM-vergunningen worden verdeeld, kan het zijn dat een of meerdere van deze FM-vergunningen, gelet op het demografisch bereik van die vergunning, niet past binnen de beschikbare demografische ruimte van een aanvrager. Bijvoorbeeld de in paragraaf 4.2. genoemde situatie, waarin vergunning B niet verworven kan worden. In geval deze vergunning toch wordt aangevraagd, bepaalt het tweede lid dat de aanvraag gedeeltelijk wordt afgewezen, namelijk uitsluitend voor die vergunning waarover hij gelet op zijn beschikbare demografische ruimte niet kan beschikken.

In de toelichting bij artikel 2 is uiteengezet dat bij het aantal aan te vragen FM-vergunningen ook rekening moet worden gehouden met de combinaties die mogelijk zijn binnen de beschikbare demografische ruimte van een aanvrager. Als een aanvrager vier vergunningen aanvraagt, terwijl hij gelet op zijn beschikbare demografische ruimte en gelet op het demografisch bereik van de te verdelen FM-vergunningen ten hoogste een combinatie van drie FM-vergunningen kan verwerven, heeft de aanvrager te veel aangevraagd. In een dergelijke situatie volgt uit het derde lid van artikel 5 dat zijn aanvraag dan gedeeltelijk wordt afgewezen, namelijk voor dat aantal FM-vergunningen dat hij te veel heeft aangevraagd.

Daar waar een aantal op het aanvraagformulier is ingevuld dat niet overeenkomt met het aantal dat aan de aanvrager gelet op zijn beschikbare demografische ruimte kan worden verleend, of in geval er sprake is van een FM-vergunning die gelet op het demografisch bereik daarvan sowieso niet aan de aanvrager verleend kan worden, zal de aanvrager daarover zo tijdig mogelijk worden geïnformeerd.

Benadrukt wordt voorts dat de in deze regeling opgenomen eisen aan de aanvraag en de aanvrager, de in artikel 3.18 van de Tw opgenomen weigeringsgronden onverlet laten.

Artikel 6

Als zekerheid voor de betaling van zijn bod dient de aanvrager, een zekerheid te stellen door het storten van een waarborgsom of door het afgeven van een bankgarantie ter grootte van € 10.000,– per vergunning. De zekerheidstelling dient ontvangen te zijn uiterlijk aan het einde van de aanvraagtermijn. Als de waarborgsom of bankgarantie, eventueel na herstel, niet of niet tijdig ontvangen is, kan de aanvraag ingevolge artikel 7, vijfde lid, buiten behandeling worden gesteld.

Een gedeeltelijke weigering op grond van artikel 5 kan er toe kan leiden dat een aanvraag op minder FM-vergunningen betrekking heeft dan het aantal dat de aanvrager op het aanvraagformulier had vermeld. In deze situatie kan het zijn dat de aanvrager een hogere waarborgsom heeft gestort dan, als gevolg van die gedeeltelijke weigering, op grond van het eerste lid nodig is. Voor deze situatie regelt het vierde lid dat het te hoge bedrag wordt teruggestort.

Artikel 7

Indien de aanvraag tijdig, op het goede adres en op de juiste wijze is ontvangen, wordt normaal gesproken eerst bezien of de aanvraag aan de overige formele eisen voldoet. Het betreft de vereisten inzake het vermelden van de vergunningen voor commerciële radio-omroep waar de aanvrager en met hem verbonden instellingen reeds houder van is (artikel 3, vierde lid), het vermelden van het aantal vergunningen waar de aanvraag betrekking op heeft (artikel 3, vijfde lid), het aantal activiteitspunten waar de aanvraag betrekking op heeft (artikel 3, zesde lid), het vermelden van FM-vergunningen waar de voorkeur van de aanvrager naar uit gaat (artikel 3, zevende lid), de gemachtigde personen (artikel 3, achtste lid) het gebruik van het model voor de aanvraag en de bijvoeging van gegevens en bescheiden (artikel 3, negende lid), het gebruik van de Nederlandse taal (artikel 3, elfde lid), het – waar nodig – verschaffen van een Nederlandse vertaling (artikel 3, dertiende lid), het indienen van een voorwaardelijke aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep (artikel 4) en inzake de zekerheidstelling (artikel 6). Voor wat betreft het negende lid wordt nog opgemerkt dat bijlage I naar de bijlagen III tot en met V verwijst. Indien bij een aanvraag bijvoorbeeld bijlage III niet is bijgevoegd, dan geldt daarvoor ook verzuimherstel. Indien aan één of meer van deze eisen niet is voldaan, wordt de aanvrager op grond van artikel 7 in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen binnen een periode van tien werkdagen.

Indien de gegevens en bescheiden die ten behoeve van het verzuimherstel nodig zijn, niet binnen die termijn op het adres, genoemd in artikel 3, tweede lid, en op de wijze vermeld in artikel 7, derde lid, zijn ontvangen, kan de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling worden gesteld. Voor de wijze waarop van deze bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt, is het volgende van belang. Bij een verdeling staan grote commerciële belangen op het spel. Voor toekomstige vergunninghouders en hun investeerders is het van belang dat zij een reële inschatting kunnen maken van de (juridische en commerciële) consequenties van de besluiten van de minister. Wanneer een aanvrager onverhoopt onterecht is toegelaten tot een veiling of onterecht is uitgesloten van een veiling kan dat grote gevolgen hebben. Daarom is het beleid er op gericht om aanvragers één kans te geven tot verzuimherstel. Indien een aanvrager daarna niet (geheel) aan de gestelde eisen voldoet, zal zijn aanvraag in beginsel niet in behandeling worden genomen.

Indien, eventueel na herstel, de aanvraag voldoet aan alle daaraan gestelde eisen, wordt getoetst of de aanvrager voldoet aan de in artikel 11 gestelde eisen ten aanzien van rechtsvorm en financiële positie van de aanvrager. Als de aanvrager bijvoorbeeld een natuurlijk persoon of failliet is, wordt de aanvraag geweigerd. Hiervoor wordt geen verzuimherstel geboden.

Artikel 8

Een netwerk voor digitale etherradio (DAB+) dient door maximaal 18 vergunninghouders gezamenlijk geëxploiteerd te worden. Dit betekent dat de kosten door meerdere vergunninghouders gezamenlijk gedragen worden. Voor een succesvolle digitalisering is het van groot belang dat er enige zekerheid is dat de vergunninghouders financieel in staat zijn om de vereiste investeringen in het DAB+-netwerk te plegen. Uit een evaluatie van het verlengings- en digitaliseringsbeleid en een beoordeling van door commerciële radio-omroepen ingediende digitaliseringsplannen, opgesteld door de Kwink-groep, volgt dat verschillende partijen meer hadden willen investeren, maar hierin zijn geremd door andere partijen die niet (verder) wilden of konden investeren in digitalisering van de etherradio. Met name in allotment 8A heeft dit gespeeld. Om die reden is enige zekerheid gewenst dat de toekomstige vergunninghouders van de bovenregionale kavel daadwerkelijk kunnen investeren in digitale radio, zodat zoveel mogelijk kan worden voorkomen dat onvoldoende draagkrachtige partijen de digitalisering remmen. Daartoe wordt als minimumeis gehanteerd dat de aanvrager – naast de waarborgsom of bankgarantie, bedoeld in artikel 6, die primair bedoeld is voor de betaling van de veilingprijs – beschikt over een startkapitaal om de eerste aanloopkosten voor digitale radio te kunnen dragen. Bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag is een balans gevonden om enerzijds serieuze partijen niet te belemmeren en anderzijds te voorkomen dat niet-serieuze partijen de digitalisering remmen door deelname aan de veiling, zonder de beschikking te hebben over de vereiste middelen om te investeren in digitalisering. Het kunnen beschikken over een bedrag van € 15.000,– per vergunning voor digitale radio-omroep wordt hiervoor passend geacht. Dat bedrag komt ongeveer overeen met de kosten voor het exploiteren van 1/18e deel van de capaciteit van een allotment in de bovenregionale kavel gedurende het eerste deel van de vergunningsperiode (circa maximaal anderhalf jaar van de looptijd). De kosten voor bijvoorbeeld het FM-netwerk en de programmering komen daar nog bovenop. Door niet alle kosten mee te nemen en alleen naar de aanloopperiode te kijken, worden serieuze aanvragers niet belemmerd. Omdat slechts naar een deel van de kosten wordt gekeken en het doel alleen is om serieuze aanbieders te scheiden van niet-serieuze aanbieders, is er niet voor gekozen om het bedrag te differentiëren bij grotere en kleinere allotments van de bovenregionale kavel. Voor alle allotments geldt dat als een aanvrager niet beschikt over ten minste € 15.000,– beschikbare financiële middelen, er een reëel risico is dat hij geen bestendige vergunninghouder is of wordt.

Het genoemde bedrag van € 15.000,– is het startkapitaal waar een aanvrager per te verwerven vergunning voor digitale radio-omroep over dient te beschikken. Dit betekent dat, in geval de aanvrager over twee FM-vergunningen wenst te beschikken, de aanvrager moet onderbouwen dat hij beschikt over een startkapitaal van € 30.000,–. Deze onderbouwing kan middels een bankverklaring overeenkomstig het in bijlage III opgenomen model of middels een kopie van een bankafschrift van de rekening van aanvrager. Het bankafschrift geeft het beschikbare positieve saldo van een zo recent mogelijke datum weer. Deze datum mag niet verder liggen dan vier weken voor het indienen van de aanvraag. Uiteraard moet het een bankrekening betreffen waar de aanvrager over kan beschikken. Dat betekent dat de bankrekening op naam staat van de aanvrager en niet op naam van bijvoorbeeld de directeur of een dochter- of moedermaatschappij.

Artikelen 9 tot en met 12

Deze artikelen bevatten enkele materiële vereisten ten aanzien van de aanvrager en de aanvraag, gebaseerd op artikel 9 van het Frequentiebesluit 2013. Het betreft de programmatische randvoorwaarden inzake taalgebruik (artikel 9), de toestemming van het Commissariaat voor de Media (artikel 10) en de voor de uitgifte van frequentievergunningen gebruikelijke vereisten ten aanzien van rechtspersoonlijkheid en financiële positie (artikel 11).

Verder bevat artikel 12 een vereiste ter waarborging van een goed verloop van de verdeling vanuit de optiek van mededinging. Indien marktpartijen in de aanvraagfase afspraken maken over hun deelname of biedgedrag of anderszins samenspannen (collusie), heeft dat nadelige gevolgen voor derden en verhindert het de totstandkoming van een realistische veilingopbrengst waardoor de meest efficiënte verdeling niet tot stand komt. Dergelijke mededingingsbeperkende gedragingen zijn in zijn algemeenheid verboden op grond van het in artikel 6 van de Mededingingswet neergelegde kartelverbod. In aanvulling hierop is in artikel 12 van deze regeling bepaald dat de aanvrager moet verklaren dat hij noch andere leden van zijn groep door afspraken of gedragingen afbreuk hebben gedaan of zullen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en dat een aanvraag kan worden afgewezen, indien aannemelijk is dat toch van dergelijke afspraken of gedragingen sprake is geweest. Het vereiste inzake de verklaring zorgt er voor dat de aanvrager zich bewust is van het belang van eerlijke mededinging en van de (mogelijke) gevolgen van mededingingsbeperkende gedragingen. Een aanvraag van een deelnemer die zich schuldig maakt aan collusie kan worden afgewezen. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid, waarvan bij een ernstige overtreding in beginsel gebruik zal worden gemaakt.

In het geval naderhand blijkt dat dergelijke gedragingen wel hebben plaatsgevonden, kan de aanvraag worden afgewezen of kan de vergunning, indien deze reeds is verleend, worden ingetrokken (artikel 3.19, tweede lid, van de Tw). Dat de verklaring dan ten onrechte is ondertekend, kan overigens een rol spelen in een eventuele civiele procedure van de Staat of een derde om schade te verhalen op de overtreder.

Artikel 13

Nadat de aanvragers zijn getoetst aan de eisen, wordt op basis van de door deze aanvragers ingediende aanvragen vastgesteld of sprake is van schaarste. Zie hetgeen reeds in paragraaf 4.3 is toegelicht.

Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat ook de aanvragen die op grond van artikel 3.18 van de Tw afgewezen worden, niet bij de vaststelling van de noodzaak tot veilen worden betrokken.

Artikel 14

Indien de te verdelen FM-vergunning(en) op grond van artikel 13 als schaars is/zijn beoordeeld, vindt een veiling van die vergunning(en) plaats. Aan de betrokken aanvragers wordt op grond van artikel 14, tweede lid, bekendgemaakt hoeveel deelnemers aan de veiling er in totaal zijn. De identiteit van de andere veilingdeelnemers wordt door de veilingmeester niet bekendgemaakt.

In dezelfde mededeling wordt ook de beschikbare demografische ruimte van de deelnemer vermeld. Als het goed is, komt dit overeen met hetgeen de deelnemer in onderdeel B.5 van het aanvraagformulier heeft vermeld. Een afwijking kan aan de orde zijn, ingeval in de aanvraag niet is uitgegaan van de percentages zoals gepubliceerd in de Staatscourant of ingeval met betrekking tot die percentages een rekenfout is gemaakt. Ook kan het zijn dat uit de verbondenheidstoets volgt dat de deelnemer met een instelling is verbonden, die ook over een vergunning voor commerciële radio in de FM-band beschikt, waar de deelnemer bij diens aanvraag geen rekening mee heeft gehouden. In dat geval zal de beschikbare demografische ruimte zoals in de mededeling op grond van artikel 14 wordt vermeld, afwijken van hetgeen de deelnemer in zijn aanvraag heeft ingevuld.

Hoewel bijvoorbeeld in het kader van een eventuele gedeeltelijke weigering op grond van artikel 5 aan de aanvrager al zoveel mogelijk inzicht wordt gegeven op welke FM-vergunningen geen bod kan worden uitgebracht of welke combinaties van FM-vergunningen uitsluitend voor de deelnemer beschikbaar zijn, wordt deze informatie ook in deze mededeling bedoeld in artikel 14 inzichtelijk gemaakt. In die mededeling wordt tot slot ook het aantal activiteitspunten vermeld waarover de deelnemer aan het begin van de veiling beschikt.

Met deze mededeling wordt aldus geborgd dat de deelnemer voorafgaande aan de veiling over alle informatie beschikt die voor hem nodig is om zijn mogelijkheden aan het begin van de veiling te kunnen bepalen.

Artikelen 15 en 16

De veiling vindt plaats via internet, met een elektronisch veilingsysteem waarvoor de deelnemers uiterlijk twee weken van tevoren het internetadres, inlogcode en wachtwoord ontvangen. Iedere deelnemer die beschikt over een computer met internetverbinding kan (technisch gezien) deelnemen aan de veiling. Ook de datum, tijdstip en duur van de eerste biedronde, informatie over de benodigde programmatuur alsmede het telefoonnummer en het e-mailadres waarop het ministerie bereikbaar is, wordt uiterlijk twee weken voor aanvang meegedeeld. Het telefoonnummer is bedoeld om het ministerie te kunnen bereiken voor een ander doel dan het uitbrengen van een bod. Hierbij valt te denken aan de wens van een deelnemer om de rondeprijzen sneller of langzamer te laten stijgen of het melden van technische storingen.

Artikel 17

Voor het ordelijk verloop van de veiling is het van het grootste belang dat de prijsvorming niet wordt verstoord door deelnemers die tijdens de veiling met elkaar overleg voeren (collusie) of elkaar anderszins beïnvloeden. Het eerste lid van dit artikel verbiedt deelnemers, waaronder degenen die hen ten behoeve van de veiling bijstaan, afspraken te maken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen te verrichten die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure. Afspraken maken over het al dan niet doen van biedingen of de biedingsstrategie delen, is dus uit den boze.

Maar ook het aangaan van een nieuwe of gewijzigde verbondenheid, als bedoeld in artikel 22 van het Mediabesluit, kan de veiling verstoren. Een wijziging in de verbondenheid kan van invloed zijn op de beschikbare demografische ruimte van de betrokken deelnemer. Zoals in paragraaf 4.2 uiteen is gezet, is de beschikbare demografische ruimte van een deelnemer bepalend voor de vraag of die deelnemer een te veilen FM-vergunning of combinatie van FM-vergunningen wel of niet kan verkrijgen, en dus ook waar hij wel of geen bod op kan uitbrengen. Dat betekent dat het aangaan van een verbondenheid tijdens de veiling dus van invloed kan zijn op de handelingsmogelijkheden van de deelnemer tijdens de veiling. Voorkomen moet worden dat een deelnemer tijdens de veiling op een FM-vergunning een bod uitbrengt, terwijl deze FM-vergunning als gevolg van die nieuwe verbondenheid niet aan hem verleend kan worden. Dat biedgedrag kan onnodig prijsopdrijvend werken. Om die reden is in artikel 17 eerste lid geborgd dat ook geen afspraken of gedragingen mogen worden aangegaan die leiden tot een verbondenheid die de handelingsmogelijkheden van de deelnemer in de veiling, zoals opgenomen in de mededeling als bedoeld in artikel 14, aantast.

Indien een deelnemer handelt in strijd met artikel 17, eerste lid, kan op grond van het derde lid besloten worden de betreffende deelnemer uit te sluiten van (verdere) deelname. Op grond van het tweede lid kan de veiling in zo’n situatie worden stopgezet of opgeschort. Tevens kan besloten worden dat de betrokken deelnemer uitgesloten wordt van verdere deelname aan de veiling en dat zijn bod uit een biedronde of zijn biedingen uit meerdere biedronden ongeldig worden verklaard.

Uit het vierde lid volgt dat de minister tevens kan besluiten dat de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig wordt verklaard en dat die biedronde of biedronden opnieuw moeten worden gehouden. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn omdat de ontwikkeling van de prijs anders zou zijn geweest indien de deelnemer, die heeft gehandeld in strijd met het eerste lid van artikel 17, niet zou hebben deelgenomen aan de betreffende biedronden.

Benadrukt wordt dat de bevoegdheden van de minister als genoemd in dit artikel de bevoegdheden van de minister om in geval van overtreding lid handhavend op te treden onverlet laten.

Artikel 18

Het is telkens aan de veilingmeester om te bepalen wanneer een biedronde plaatsvindt en wat de duur van deze biedronde is. De veilingmeester kan de duur van een biedronde aanpassen naarmate dit voor een efficiënte veiling wenselijk is. De duur van een biedronde kan de ene keer bijvoorbeeld 15 minuten duren en de volgende keer 30 minuten. Het uitgangspunt is dat een biedronde eindigt zodra de door de veilingmeester vastgestelde duur is verstreken, of zoveel eerder als alle deelnemers, die daartoe nog gerechtigd zijn, een bod hebben uitgebracht. De ingevolge het eerste lid vast te stellen duur van de biedronde is in zoverre een maximale duur.

Daarnaast biedt de regeling de mogelijkheid om, in afwijking van dit uitgangspunt van een maximale duur, te bepalen dat de vastgestelde duur volledig dient te verstrijken. Ook als vóór het verstrijken van die vastgestelde duur alle biedingen zijn ingediend. De veilingmeester kan voor het hanteren van deze vaste duur bijvoorbeeld kiezen in geval dit bijdraagt aan het ordentelijk verloop van de veiling of indien alle deelnemers daar om verzoeken of mee instemmen.

De veilingmeester zal de maximale duur of de vaste duur van de biedronde zo kiezen dat deelnemers voldoende tijd krijgen om hun biedingen in te dienen. Na het eindigen van een biedronde kan geen bod meer worden uitgebracht, tenzij de deelnemer nog beschikt over een verlengingsrecht. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 19.

Artikel 19

Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod uitbrengt, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten. Er vindt in ten hoogste twee biedronden verlenging plaats voor een deelnemer; elke deelnemer beschikt dus over twee verlengingsrechten. De biedronden waarvoor op grond van artikel 17, vierde lid, of artikel 20, derde lid is besloten dat deze ongeldig worden verklaard en/of opnieuw moeten worden gehouden, worden niet meegerekend. Dergelijke besluiten kunnen dus geen afbreuk doen aan de verlengingsrechten van een deelnemer. Als bijvoorbeeld voor een deelnemer in een biedronde voor de tweede keer is verlengd en er wordt besloten dat de biedronde vanwege een technische storing opnieuw wordt gehouden, dan kan de biedronde voor de betreffende deelnemer nogmaals verlengd worden.

Uit het derde lid van artikel 20 volgt dat –- in geval van bijzondere omstandigheden of technische problemen – niet besloten wordt om de uitgebrachte biedingen te laten vervallen, in geval alle actieve deelnemers ondanks de bijzondere omstandigheden of technische problemen wel in staat zijn gebleken om een bod uit te brengen. In deze situatie kan het zijn dat de technische problemen vlak voor het verstrijken van de reguliere tijd van de biedronde zijn ontstaan, maar in de verlengingstijd weer hersteld zijn, waardoor een deelnemer gedwongen is om gebruik te maken van zijn verlengingsrecht om niet het risico te lopen dat zijn activiteitsniveau in de volgend ronde nul bedraagt en hij dus uitgesloten is van verdere deelname. In dat geval kan de minister op grond van het derde lid van dit artikel, afhankelijk van de omstandigheden, besluiten dat het gebruikte verlengingsrecht weer terug gegeven wordt.

De termijn van een verlenging duurt maximaal 30 minuten, maar kan eerder eindigen als alle deelnemers die gebruik maken van verlengingsrechten hun bieding eerder hebben uitgebracht. Dit is vergelijkbaar met het in artikel 18 opgenomen uitgangspunt van de maximale duur.

De verlengingsperiode geldt alleen voor deelnemers die geen bod hebben uitgebracht in de normale rondetijd en over één of meer verlengingsrechten beschikken. Deelnemers die al een bod hebben uitgebracht, kunnen geen verdere actie ondernemen tijdens de verlengingsperiode. Deelnemers wordt meegedeeld dat de ronde verlengd is en dat ze moeten wachten op de aankondiging dat de verlengingsperiode voorbij is. Deelnemers die geen bod hebben uitgebracht tijdens de biedronde en geen verlengingsrechten meer hebben, kunnen geen bod uitbrengen tijdens de verlenging.

Artikel 20

In geval de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden omdat zich bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van het ministerie of de deelnemers, of als er technische problemen optreden, kan de veiling worden opgeschort. Mochten bij een deelnemer technische problemen optreden, dan kan verlangd worden dat de betreffende deelnemer zijn biedingen uitbrengt op een door het ministerie ter beschikking gestelde computer en locatie. Op die manier kan vertraging van de veiling worden voorkomen. De deelnemers kunnen de kans op technische problemen verkleinen door bijvoorbeeld meerdere computers met internetverbindingen beschikbaar te hebben.

In geval besloten wordt tot opschorting, kan besloten worden dat alle biedingen in de biedronde of biedrondes waarin of waarna bijzondere omstandigheden hebben plaatsgevonden opnieuw moeten worden gehouden.

Artikel 21

Het activiteitsniveau waarover een deelnemer gedurende de veiling beschikt, wordt op grond van dit artikel bepaald. Het werken met activiteitspunten is in paragraaf 5.3 van het algemeen deel van deze toelichting nader uitgelegd.

Het activiteitsniveau bepaalt in welke mate de deelnemer een bieding kan doen in de veiling. Uit het derde lid, onderdeel a, volgt dat een bieding het beschikbare activiteitsniveau niet mag overschrijden. Beschikt een deelnemer over een activiteitsniveau van drie punten, dan kan hij op maximaal drie vergunningen een bod uitbrengen. In geval de deelnemer er voor kiest om op maar twee vergunningen een bod uit te brengen, dan zal zijn activiteitsniveau in de volgende ronde slechts twee punten bedragen. Deze lijn doortrekkend, zal het activiteitsniveau van een deelnemer die in een biedronde geen bod heeft uitgebracht dus nul punten bedragen. In geval deze deelnemer geen hoogste bod heeft staan, betekent dit dat de deelnemer in de veiling geen bod meer kan uitbrengen en dat zijn aanvraag zal worden afgewezen.

De onderdelen b en c van het derde lid bepalen dat geen bod kan worden uitgebracht op een FM-vergunning of combinaties van FM-vergunningen die, gelet op het (gezamenlijke demografische bereik van die FM-vergunning(en), niet binnen de beschikbare demografische ruimte van de aanvrager passen. Een dergelijk bod heeft immers geen zin, omdat de betrokken FM-vergunning of combinatie van FM-vergunningen – zoals ook in paragraaf 4.2 van het algemeen deel van de toelichting is uitgelegd – niet aan de deelnemer zal kunnen worden verleend.

Onderdeel d van het derde lid bepaalt dat een deelnemer z’n eigen hoogste bod in een volgende ronde niet mag overbieden. Dit is slechts anders in de door de minister aangekondigde laatste biedronde.

Artikel 22

De prijs van de eerste ronde bedraagt 0 euro, zodat op basis van de voorafgaand aan de veiling geconstateerde schaarste bij de eerste ronde in ieder geval voor iedere FM-vergunning een staande hoogste bieder geselecteerd zal worden. Mocht in de eerste biedronde op een FM-vergunning niet geboden worden, dan blijft de prijs van deze vergunning op 0 euro staan, totdat er een staande hoogste bieder is. Dit geeft de zekerheid dat in ieder geval alle FM-vergunningen verdeeld kunnen worden. In de daarop volgende rondes zal steeds voor die kavels waar een nieuwe staande hoogste bieder is de prijs verhoogd worden met een minimaal bedrag of increment. Een bieder heeft de mogelijkheid dit minimale bedrag te overbieden, om bijvoorbeeld de veiling sneller te laten verlopen. De minimale bedragen of incrementen en biedingen van de deelnemers zullen afgerond worden op eenheden van honderd euro. Dit om te voorkomen dat middels biedingen door bieders signalen afgegeven worden aan ander bieders, zoals bijvoorbeeld de identiteit van de bieder. De bieder die staande hoogste bieder is na een ronde is onherroepelijk gebonden aan dit bod, zolang deze in volgende rondes niet overboden wordt door een andere bieder.

Artikel 23

Na iedere ronde wordt de staande hoogste bieder per FM-vergunning bepaald. Indien een staande hoogste bieder in een ronde niet overboden wordt, blijft deze de staande hoogste bieder. Indien deze door een bieder overboden wordt, wordt deze laatste bieder de staande hoogste bieder. Indien er twee of meer bieders zijn met ongelijke biedbedragen, dan wordt de bieder met het hoogste bod de staande hoogste bieder. Indien er twee of meer bieders zijn met een gelijk hoogste bod, dan zal met behulp van de veilingsoftware worden geloot en wordt één van de bieders aangewezen als staande hoogste bieder.

Artikel 24

Na het einde van iedere biedronde – met uitzondering van de laatste biedronde, bedoeld in artikel 25 – krijgt elke deelnemer de in het eerste en tweede lid genoemde informatie. Hierbij wordt de identiteit van de overige deelnemers niet bekend gemaakt.

Artikel 25

De biedronden gaan door tot de biedronde waarin geen geldig bod meer wordt uitgebracht. Het hoogste bod in de ronde voorafgaand aan deze laatste biedronde is het winnende bod. De deelnemer die het winnende bod heeft uitgebracht verkrijgt de vergunning voor de prijs van dit hoogste bod.

Het tweede lid bevat de bevoegdheid voor de minister om de laatste biedronde aan te kondigen. Deze bevoegdheid zal zeer terughoudend worden toegepast. Bij voorkeur vindt immers geen geforceerd einde van een veiling plaats. De bevoegdheid moet worden gezien als ultieme maatregel in geval de veiling dusdanig traag verloopt dat de duur van de veiling niet meer redelijk of efficiënt kan worden geacht. Om te verzekeren dat de deelnemers zich zo goed mogelijk voorbereiden op die laatste biedronde, dient een laatste biedronde ten minste tien biedronden van te voren worden aangekondigd.

Artikel 26

De FM-vergunning wordt verleend aan de deelnemer die in de veiling voor de betrokken FM-vergunning het winnende bod heeft uitgebracht. De overige aanvragen voor deze FM-vergunning worden afgewezen.

Indien de deelnemer aan wie een vergunning wordt verleend ter voldoening van het bedrag ter zekerheidstelling een waarborgsom heeft gestort, wordt dit bedrag – al dan niet gedeeltelijk – voor de betaling van het door hem geboden bedrag aangewend. Indien de deelnemer een lager bedrag schuldig is dan de waarborgsom, krijgt die deelnemer het restant teruggestort. Uiteraard zal, indien de deelnemer een hoger bedrag heeft geboden dan het bedrag van zijn waarborgsom, die deelnemer het restant ook moeten betalen binnen twee weken na inwerkingtreding van de te verlenen vergunning en overmaken op de in artikel 6, derde lid, onder a, vermelde bankrekening. Indien de betreffende deelnemer een bankgarantie heeft overgelegd, dient hij eveneens binnen twee weken het door hem geboden bedrag te betalen. Indien de deelnemer niet (tijdig) betaalt, wordt de door hem overgelegde bankgarantie voor betaling aangewend. Het eventuele restant van het verschuldigde bedrag moet dan alsnog door de deelnemer worden betaald. Dit laatste volgt uit de regel dat het verschuldigde bedrag gelijk is aan het winnende bod en de dat de winnaar dit verschuldigde bedrag volledig dient te betalen (artikel 26, vierde en vijfde lid).

De rente over het gestorte bedrag komt toe aan de deelnemer tot aan het moment dat de minister aan alle deelnemers heeft meegedeeld aan wie de vergunning wordt verleend. Vanaf dat moment is de rente die betrekking heeft op dat deel van de waarborgsom dat de minister op basis van de toekenning van de vergunning toekomt, voor de minister.

Overigens staat het bedrag dat door de deelnemer moet worden betaald op grond van de veilingregeling los van bijkomende zogenoemde verlenings- en toezichtskosten op grond van artikel 16.1 van de Tw.

Artikel 27

In hoofdstuk 3 van het algemene deel van deze toelichting is reeds de koppeling tussen de FM-vergunningen enerzijds en de vergunning voor digitale radio-omroep anderzijds uiteengezet. In dit artikel is bepaald dat aan degene aan wie een FM-vergunning wordt verleend ook een vergunning voor digitale radio-omroep wordt verleend.

Aangezien de aanvraag voor een vergunningen voor digitale radio-omroep een voorwaardelijke aanvraag betreft, is van afwijzing van deze aanvraag geen sprake.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

ECLI:NL:CBB:2016:153

X Noot
2

ECLI:NL:RBROT:2015:3708

X Noot
3

Waarde landelijke commerciële radiovergunningen: verlenging 2017, SEO Economisch Onderzoek en Instituut voor Informatierecht, 30 november 2016

X Noot
4

Kamerstukken II, 2008–2009, 24 095, nr. 241 en 2014–2015, 24 095 nr. 384.

X Noot
6

Stcrt. 2007, 208, p. 22

X Noot
7

‘Veiling van vergunningen voor commerciële radio-omroep‘, rapport van 1 januari 2016. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/05/24/veiling-van-vergunningen-voor-commerciele-radio-omroep

X Noot
8

Waarde landelijke commerciële radiovergunningen: verlenging 2017, SEO Economisch Onderzoek en Instituut voor Informatierecht, 30 november 2016, pagina 1.

X Noot
9

Zie voetnoot 7

X Noot
10

Zie paragraaf 5.1 van het rapport.

X Noot
11

Stcrt. 2007, 208. p.2.

Naar boven