Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 februari 2018, nr. DOB/1317153, houdende wijziging van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 in verband met de komst van een tweede Minister en een aantal organisatieveranderingen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gehoord de departementale ondernemingsraad;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt als volgt luiden:

b. bewindspersoon:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media of een Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. In onderdeel c vervalt het woord ‘de’.

3. In onderdeel f vervalt het woord ‘een’.

4. In onderdeel g vervalt na de dubbele punt het woord ‘de’.

B

Artikel 7, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel e wordt ‘, of’ vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door ’, of’, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. een rapport op te maken als bedoeld in artikel 5:48 van de Algemene wet bestuursrecht van overtreding van de artikelen 1.22, 1.23, 1.24 of 15.7 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

C

In het eerste lid en in het tweede lid van artikel 14a, alsmede in het tweede lid van artikel 16, wordt ‘Infrastructuur en Milieu’ telkens vervangen door: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

D

Het eerste lid van artikel 14d komt als volgt te luiden:

  • 1. De Coördinerend Directeur Inkoop (CDI) is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het CDI/CPO-stelsel binnen het Ministerie. De CDI wordt betrokken bij alle grote en/of risicovolle inkooptrajecten en wordt in de gelegenheid gesteld deze vooraf te beoordelen, conform de interdepartementale afspraken die dienaangaande gemaakt zijn in het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst en binnen het CDI/CPO-stelsel.

E

Aan artikel 16 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien het mandaat, bedoeld in het eerste lid, berust op een bevoegdheid van een andere bewindspersoon dan de Minister, dan wordt dit in de in het eerste lid bedoelde formule dienovereenkomstig tot uitdrukking gebracht. In het geval dat de in het eerste lid bedoelde gemandateerde ondertekent namens meerdere bewindspersonen, worden alle betrokken bewindspersonen in de eerder bedoelde formule opgenomen.

ARTIKEL II

De bijlage van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Hoofdstuk 1 komt te luiden:

HOOFDSTUK 1. BEWINDSPERSONEN VAN HET MINISTERIE

De bewindspersonen van het ministerie zijn:

  • mr. drs. I.K. van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

  • drs. A. Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

B

Onderdeel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b vervalt.

2. Onderdeel c wordt geletterd tot onderdeel b.

C

In hoofdstuk 5 vervallen de onderdelen 5.3 en 5.4.

D

Onderdeel 6.1 komt te luiden:

6.1 Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO)

De directie MBO is verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling op het terrein van het middelbaar beroepsonderwijs, groen onderwijs en de volwasseneneducatie, en coördineert het beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten.

E

Onderdeel 9.2 komt te luiden:

9.2 Inspectie van het onderwijs (Ivho)

De inspectie heeft de taken, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht. Voor alle onderwijssectoren geldt voorts dat de inspectie jaarlijks het verslag over de staat van het onderwijs, bedoeld in artikel 23, achtste lid, van de Grondwet, vaststelt.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 26 oktober 2017.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Algemeen

Bij koninklijk besluit van 26 oktober 2017 (Stcrt. 2017, 62727) zijn de nieuwe bewindslieden voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap benoemd, waarbij naast een Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ook een Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (BVOM) is benoemd. In verband met deze wijziging behoeft het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 aanpassing met het oog op de voorbehouden van bewindslieden die met betrekking tot mandaat gelden.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om voorts nog een beperkt aantal andere wijzigingen op te nemen. Tevens is de bijlage gewijzigd.

Artikelsgewijs

Artikel I

A en E

De definitiebepaling van ‘bewindslieden’ wordt aangepast in verband met de benoeming van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Hierdoor gelden ook voor deze Minister de aangelegenheden die zijn voorbehouden aan ‘bewindslieden’.

Ook de bepalingen over de wijze van ondertekening (artikel 16) zijn dienovereenkomstig aangepast.

De overige wijzigingen in onderdeel A zijn wetstechnisch van aard.

B

Deze wijziging van het Organisatie- en Mandaatbesluit 2008 is nodig in verband met de Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs. Op grond van deze wet kan de Minister een bestuurlijke boete opleggen aan degene die in strijd handelt met het verbod om – zonder daartoe gerechtigd te zijn – de naam universiteit of hogeschool te voeren of graden te verlenen of in het vooruitzicht te stellen. Een bestuurlijke boete kan op grond van artikel 15.7, derde lid, of 15.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) worden opgelegd bij overtreding van de artikelen 1.22, 1.23, 1.24, 7.15 of 15.7 van de WHW. Met uitzondering van artikel 7.15 richten deze bepalingen zich tot eenieder, dus niet uitsluitend tot instellingen die onderwijs verzorgen in de zin van een onderwijswet. Om een bestuurlijke boete te kunnen opleggen vanwege overtreding van de artikelen 1.22, 1.23, 1.24, 7.15 of 15.7 van de WHW, dient op grond van artikel 5:53, juncto artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een boeterapport te zijn opgemaakt door het bestuursorgaan of de toezichthouder (het betreft gelet op artikel 15.9 WHW immers een boete die in de regel hoger is dan € 340,–). Voor instellingen binnen het bestel van de WHW is de Inspectie van het onderwijs (inspectie) als toezichthouder aangewezen en uit dien hoofde bevoegd om een boeterapport op te maken. Deze wijziging machtigt de inspectie om ook voor aanbieders van onderwijs buiten het bestel van de WHW een boeterapport op te maken. Dit sluit aan bij een wetsvoorstel dat in voorbereiding is om duidelijk te maken dat de inspectie toezichthouder is voor de genoemde aanbieders van onderwijs buiten het bestel. Zodra die wetswijziging in werking treedt, zal deze machtiging vervallen.

Het opmaken van een boeterapport past bij de expertise van de inspectie. Gelet hierop ligt het in de rede dat de inspectie het boeterapport opmaakt en het onderzoek verricht waarop dit rapport wordt gebaseerd. De inspectie heeft zicht op organisaties (binnen en buiten het bestel) en kan naar aanleiding van een signaal over een overtreding onderzoek doen en – indien het signaal gegrond is – stappen ondernemen om overtreding van de wettelijke voorschriften tegen te gaan. Als volgens de inspectie sprake is van een gegrond signaal, zal zij aan de hand van een interventieladder opereren. In het algemeen wordt begonnen met een brief of gesprek, waarin de inspectie wijst op de overtreding en op de mogelijkheid van een boete indien niet binnen een bepaalde termijn de benodigde acties worden ondernomen. Wanneer daaraan geen gevolg wordt gegeven of wanneer anderszins duidelijk is dat de voorschriften zijn overtreden, is een bestuurlijke boete gerechtvaardigd. Het opleggen van een bestuurlijke boete is een ultimum remedium, welk besluit door de Minister wordt genomen.

In lijn met artikel 10:12 van de Awb, bepaalt artikel 2, onder b, van het Organisatie- en mandaatbesluit 2008 dat met de verlening van mandaat wordt gelijkgesteld de verlening van machtiging om in naam van een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. Aangezien het opstellen van een boeterapport een feitelijke handeling betreft, is sprake van een machtiging door de Minister en niet van mandaat.

C

Bij koninklijk besluit van 26 oktober 2017 (Stcrt. 2017, 62725) is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) belast met aangelegenheden op het terrein van de ruimtelijke ordening, welke aangelegenheden voorheen waren opgedragen aan de Minister van Infrastructuur en Milieu (thans de Minister van Infrastructuur en Waterstaat). Deze herindeling omvat tevens het terrein van de beschermde stads- en dorpsgezichten. Vooruitlopend op de komst van een formeel mandaatbesluit van de Minister van BZK is artikel 14a derhalve dienovereenkomstig gewijzigd.

D

Artikel 14d bevatte een verwijzing naar een organisatieonderdeel dat inmiddels niet meer bestaat. Er is thans voor gekozen om geen verwijzing naar een specifiek onderdeel meer op te nemen.

Artikel II

B en C

De organisatieonderdelen waar deze passages in de bijlage op betrekking hadden, bestaan niet meer.

D

Bij koninklijk besluit van 26 oktober 2017 (Stcrt. 2017, 62726) is het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belast met aangelegenheden op het terrein van groen onderwijs, welke aangelegenheden voorheen waren opgedragen aan de Minister van Economische Zaken. Dit onderdeel van de bijlage is als gevolg hiervan dienovereenkomstig gewijzigd.

E

Met deze wijziging wordt aangesloten bij artikel 3, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht, dat een opsomming geeft van de taken van de inspectie. Door in de bijlage bij het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 naar dit artikel te verwijzen, kan er geen verwarring meer bestaan over de taken van de inspectie en is dit onderdeel van de bijlage bovendien toekomstbestendig.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven