1. Met ingang van heden te benoemen tot Minister:
drs. H. Zijlstra, en hem te belasten met de leiding van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken;
mr. dr. F.B.J. Grapperhaus, en hem te belasten met de leiding van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid;
drs. K.H. Ollongren, en haar te belasten met de leiding van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties;
mr. drs. I.K. van Engelshoven, en haar te belasten met de leiding van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
mr. W.B. Hoekstra, en hem te belasten met de leiding van het Ministerie van Financiën;
drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten, en haar te belasten met de leiding van het Ministerie
van Defensie;
drs. C. van Nieuwenhuizen-Wijbenga, en haar te belasten met de leiding van het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat;
ir. E.D. Wiebes, en hem te belasten met de leiding van het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat;
drs. W. Koolmees, en hem te belasten met de leiding van het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid;
H.M. de Jonge, en hem te belasten met de leiding van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport;
drs. C. J. Schouten, en haar te belasten met de leiding van het Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit.
2. Met ingang van heden te benoemen tot Minister zonder portefeuille:
S.A.M. Kaag, en haar te belasten met de aangelegenheden betreffende Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking;
drs. S. Dekker, en hem te belasten met de aangelegenheden betreffende Rechtsbescherming;
drs. A. Slob, en hem te belasten met de aangelegenheden betreffende Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media;
mr. drs. B.J. Bruins, en hem te belasten met de aangelegenheden betreffende Medische
Zorg.