Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 18 december 2018, nr. IENW/BSK-2018/239938, tot wijziging van de Regeling voorkoming verontreiniging door schepen en de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 9 maart 2016, nr. IENM/BSK-2016/45897, houdende vaststelling van regels inzake scheepsrecyclinginrichtingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG in verband met de implementatie van het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op het op 15 mei 2009 te Hongkong tot stand gekomen Internationaal verdrag voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen (Trb. 2010, 227 en 2017, 29), de artikelen 8, eerste lid, 15, derde lid, 20 en 26 van het Besluit voorkoming verontreiniging door schepen en de artikelen 9.5.2 en 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

ARTIKEL I

In de Regeling voorkoming verontreiniging door schepen worden na artikel 12c twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12d. Certificaten en aantekeningen op grond van het Scheepsrecyclingsverdrag

  • 1. Indien een schip met goed gevolg overeenkomstig artikel 12c, eerste lid, is geïnspecteerd, geeft de Minister tevens een internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen als bedoeld in voorschrift 11, eerste lid, van de bijlage bij het Scheepsrecyclingsverdrag af.

  • 2. Indien een schip met goed gevolg overeenkomstig artikel 12c, tweede lid, is geïnspecteerd, verstrekt de Minister tevens een aantekening als bedoeld in voorschrift 11, tweede lid van de bijlage bij het Scheepsrecyclingsverdrag op het internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen.

  • 3. Indien een schip met goed gevolg overeenkomstig artikel 12c, derde lid, is geïnspecteerd, geeft de Minister tevens een internationaal certificaat betreffende de gereedheid voor recycling als bedoeld in voorschrift 11, elfde lid, van de bijlage bij het Scheepsrecyclingsverdrag af.

  • 4. Een verklaring als bedoeld in artikel 12c, vierde lid, geldt tevens als een verklaring als bedoeld in voorschrift 9, onderdeel 4, van de bijlage bij het Scheepsrecyclingsverdrag.

  • 5. De geldigheidsduur van de certificaten, bedoeld in het eerste of derde lid, is gelijk aan de geldigheidsduur van de certificaten afgegeven op grond van artikel 12c, eerste, onderscheidenlijk derde lid.

Artikel 12e. Certificaten en aantekeningen op grond van het Scheepsrecyclingsverdrag voor buitenlandse schepen

  • 1. Indien ten aanzien van een buitenlands schip een verzoek wordt gedaan op grond van artikel 8a van de wet, geeft de Minister in afwijking van artikel 12c, eerste lid, slechts een internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen als bedoeld in voorschrift 11, eerste lid, van de bijlage bij het Scheepsrecyclingsverdrag af, indien het schip met goed gevolg overeenkomstig artikel 8, vierde en vijfde lid, van verordening (EU) 1257/2013 is geïnspecteerd.

  • 2. Indien ten aanzien van een buitenlands schip een verzoek wordt gedaan op grond van artikel 8a van de wet, geeft de Minister in afwijking van artikel 12c, derde lid, slechts een internationaal certificaat inzake de gereedheid voor recycling als bedoeld in voorschrift 11, elfde lid, van de bijlage bij het Scheepsrecyclingsverdrag af, indien het schip met goed gevolg is geïnspecteerd overeenkomstig artikel 8, zevende lid, van verordening (EU) 1257/2013.

ARTIKEL II

De Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 9 maart 2016, nr. IENM/BSK-2016/45897, houdende vaststelling van regels inzake scheepsrecyclinginrichtingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden in de alfabetische rangschikking twee begripsomschrijvingen ingevoegd, luidende:

Verdrag:

Internationaal verdrag voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen (Trb. 2010, 227 en 2017, 29), tot stand gekomen op 15 mei 2009 in Hong Kong;

Minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

De Minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 14 en 18 van de Verordening en artikel 2, derde lid, van het Verdrag.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. De exploitant van een scheepsrecyclinginrichting kan een verzoek tot erkenning als bedoeld in artikel 14 van de Verordening en een verzoek tot toelating als bedoeld in voorschrift 16 van de bijlage bij het Verdrag indienen bij de Inspectie Leefomgeving en Transport.

  • 2. Indien de Minister een erkenning afgeeft in de zin van artikel 14 van de Verordening, geeft de Minister, na verificatie van de bij het Verdrag vereiste documentatie en een inspectie ter plaatse, tevens een toelatingsverklaring als bedoeld in voorschrift 16, vierde lid, van de bijlage bij het Verdrag af.

D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Het is de exploitant van een op basis van de Verordening erkende of een op basis van het Verdrag toegelaten scheepsrecyclinginrichting verboden om in strijd te handelen met de voorschriften, genoemd in artikel 13 van de Verordening.

E

Na artikel 4 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

  • 1. De exploitant van een op basis van het Verdrag toegelaten scheepsrecyclinginrichting:

    • a. aanvaardt uitsluitend schepen die voldoen aan het Verdrag of aan de vereisten daarvan;

    • b. overlegt de toelatingsverklaring die aan hem is afgegeven op basis van voorschrift 16 van de bijlage bij het Verdrag indien daarom wordt verzocht door de scheepseigenaar die overweegt een schip te recyclen bij de inrichting;

    • c. meldt aan de Minister, voordat het recyclen van een schip aanvangt, dat het in elk opzicht klaar is om met het recyclen van het schip te beginnen als bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel b, van de Verordening;

    • d. stuurt de voltooiingsverklaring en het verslag, bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel c, van de Verordening, aan de Minister.

  • 2. De exploitant van een op basis van het Verdrag toegelaten scheepsrecyclinginrichting meldt aan de Minister incidenten of bij de inrichting getroffen maatregelen die er toe leiden dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de toelating, bedoeld in voorschrift 16 van de bijlage bij het Verdrag.

  • 3. Het eerste lid is slechts van toepassing voor wat betreft schepen waarop het Verdrag van toepassing is of ten aanzien van schepen die worden behandeld overeenkomstig artikel 3, vierde lid, van het Verdrag.

Artikel 4b

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling scheepsrecyclinginrichtingen.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het besluit van 6 juni 2018 tot wijziging van het Besluit aanwijzing verdragen Wet Havenstaatcontrole in verband met implementatie van de havenstaatcontrolebepalingen uit het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijke recyclen van schepen (Stb. 2018, 183) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen deel

Inleiding

De onderhavige regeling strekt tot gedeeltelijke implementatie van het op 15 mei 2009 te Hongkong tot stand gekomen Internationaal verdrag voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen (Trb. 2010, 227 en 2017, 29) (hierna: het verdrag). Voor een uitgebreide toelichting op dit verdrag wordt verwezen naar de toelichtende nota bij de stilzwijgende goedkeuring van het verdrag.1

Hoofdlijnen van de wijzigingsregeling

Verplichtingen uit het verdrag ten aanzien van scheepseigenaren

Ter bespoediging van de inwerkingtreding van het verdrag heeft de Europese Unie in 2013 de Europese verordening inzake scheepsrecycling2 (hierna: de verordening) vastgesteld. In deze verordening worden dezelfde eisen gesteld aan schepen en worden op grond daarvan vergelijkbare certificaten afgegeven. Aan deze verordening is reeds uitvoering gegeven in onder meer de artikelen 12c en 16d van de Regeling voorkoming verontreiniging door schepen (hierna: Rvvs), waarbij voor de inwerkingtreding is aangesloten bij de inwerkingtreding van de verordening.3 Om een dubbel regime voor scheepseigenaren te voorkomen, zal bij de afgifte en verlenging van de benodigde certificaten op grond van het verdrag, worden aangesloten bij de afgifte en verlenging van certificaten op grond van de verordening.

Om dat te bewerkstelligen is het Besluit voorkoming verontreiniging door schepen gewijzigd (Stb. 2018, 135), waardoor in artikel 15, derde lid, van dat besluit een grondslag is gecreëerd om bij ministeriële regeling regels te stellen over de afgifte van een certificaat of document, of het plaatsen van een aantekening op het certificaat, op basis van een verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie. Voor het toepassen van deze bevoegdheid bestaan twee voorwaarden: 1. er dienen gelijkluidende regels te worden gesteld ten aanzien van het schip, het onderzoek en het certificaat in het verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie en de verordening, en 2. beide sets regels dienen betrekking te hebben op de voorkoming van verontreiniging door schepen. Aan beide voorwaarden is voldaan in geval van het verdrag en de verordening. Met de onderhavige regeling wordt uitvoering gegeven aan deze mogelijkheid.

Verplichtingen uit het verdrag ten aanzien van scheepsrecyclinginrichtingen

In de verordening en het verdrag worden eisen gesteld aan de erkenning respectievelijk de toelating van scheepsrecyclinginrichtingen. De voorwaarden hiervoor zijn nagenoeg gelijk. Een van de vereisten om opgenomen te worden op de Europese lijst is dat de scheepsrecyclinginrichting voldoet aan de vereisten van de toepasselijke bepalingen van het verdrag. Daarom zal een scheepsrecyclinginrichting die voldoet aan de eisen van de verordening ook voldoen aan de eisen van het verdrag. Om een dubbel regime voor scheepsrecyclinginrichtingen te voorkomen, wordt bij de afgifte van een toelatingsverklaring in het kader van het verdrag, aangesloten bij de afgifte van een besluit tot erkenning van een scheepsrecyclinginrichting. De verplichtingen en de voorwaarden voor het opstellen van een scheepsrecyclingplan in de verordening en het verdrag zijn eveneens nagenoeg gelijk. Voordat enige recycling van een schip plaatsvindt, wordt een voor elk schip specifiek scheepsrecyclingplan opgesteld. In artikel 7, eerste lid, van de verordening is opgenomen dat een scheepsrecyclingplan moet worden opgesteld overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het verdrag.

Daarnaast worden voor de juiste werking van het verdrag de noodzakelijke verbodsbepalingen en enkele aanvullende meldplichten opgenomen. Deze meldplichten betreffen het melden aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) van het voornemen om een schip te recyclen, de geplande aanvangsdatum van de recycling en incidenten of maatregelen die ertoe leiden dat een inrichting niet langer voldoet aan het verdrag. Tevens is opgenomen dat de scheepsrecycling uitsluitend schepen aanvaardt die voldoen aan het verdrag of aan de vereisten daarvan en de toelatingsverklaring kan overleggen indien daarom wordt verzocht door een scheepseigenaar.

Gevolgen voor het bedrijfsleven en administratieve lasten

In 2013 is de Europese verordening betreffende scheepsrecycling aangenomen. Zoals in de toelichtende nota bij de goedkeuring van het Verdrag van Hongkong inzake scheepsrecycling is beschreven4, komen de bepalingen van deze verordening vrijwel geheel overeen met die van het verdrag. In die zin zal deze regeling, noodzakelijk voor de ratificatie van het verdrag, geen extra kosten met zich brengen voor scheepseigenaren en scheepsrecyclinginrichtingen bovenop de EU-verordening. De relevante kosten voor de scheepseigenaren zijn al beschreven bij de toelichting van de Regeling tot wijziging van de Regeling voorkoming verontreiniging door schepen en de Regeling havenstaatcontrole 2011 in verband met de implementatie van de verordening. De aanvullende verplichtingen uit het verdrag voor scheepsrecyclinginrichtingen brengen eveneens nauwelijks extra kosten met zich omdat het gaat om meldingen die gebaseerd zijn op informatie die de scheepsrecyclinginrichting ook in het kader van de verordening al moest verzamelen of verstrekken. Om die reden kan verwezen worden naar de geraamde kosten voor Nederlandse scheepsrecyclinginrichtingen, die zijn beschreven bij de toelichting van de Regeling scheepsrecyclinginrichtingen in verband met de implementatie van de verordening.

Uitvoering en handhaving

De ILT heeft een handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids- en fraudebestendigheidstoets uitgevoerd. Daarbij is de wijziging handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig gebleken. De ILT heeft in een eerder stadium zorgen geuit over de werking en handhaving van het verdrag, vanwege de mogelijkheid tot omvlaggen voorafgaand aan de recycling. Vanwege de mondiale werking van het verdrag en het feit dat steeds meer staten het verdrag wensen te ratificeren, wordt de mogelijkheid om hiermee de verplichtingen uit het verdrag te vermijden steeds kleiner. Deze uitvoeringsregeling en de ratificatie van het verdrag dragen daarmee bij aan de goede werking van het verdrag.

Van internetconsultatie is afgezien, omdat sprake is van implementatie van een verdrag en consultatie daarom niet in betekenende mate kan leiden toe aanpassing van het voorstel.

Voorhang

Overeenkomstig artikel 21.6 van de Wet milieubeheer is een ontwerp van deze regeling toegezonden aan de beide kamers der Staten-Generaal. In het kader van deze zogenoemde voorhang hebben de beide kamers geen bezwaren kenbaar gemaakt.

Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van de onderhavige regeling is verbonden aan de inwerkingtreding van het Besluit van 6 juni 2018 tot wijziging van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole in verband met implementatie van de havenstaatcontrolebepalingen uit het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen (Stb. 2018, 183). Dat besluit treedt in werking op het tijdstip van inwerkingtreding van het verdrag. Het verdrag treedt in werking 24 maanden na de datum waarop aan drie voorwaarden wordt voldaan. Allereerst hebben ten minste 15 staten het ondertekend zonder voorbehoud ten aanzien van de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, of de vereiste akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding in overeenstemming met artikel 16 van het verdrag nedergelegd. Daarnaast dienen de gezamenlijke koopvaardijvloten van deze staten tezamen ten minste 40 procent van de bruto-tonnage van de wereldkoopvaardijvloot te vormen. Ten slotte vormt het gezamenlijk maximum volume aan gerecyclede schepen per jaar van deze staten gedurende de voorafgaande tien jaar niet minder dan drie procent van de bruto-tonnage van de gezamenlijke koopvaardijvloten van deze staten. Op het moment dat aan deze drie voorwaarden wordt voldaan zal bij koninklijk besluit de datum van inwerkingtreding van de bovengenoemde wijziging van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole worden bepaald en op die nader te bepalen datum treedt dan eveneens deze regeling in werking.

Transponeringstabel Internationaal verdrag voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen (Verdrag van Hongkong)

Bepaling in Verdrag van Hongkong

Bepaling in Verordening 1257/2013

Bepaling in nationale wet- en regelgeving

Opmerkingen

Artikel 1

Behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 2

Artikel 3

 

Artikel 3

Artikel 2

 

Artikel 4

Artikel 22

 

Artikel 5

Artikel 12d van de Regeling voorkoming verontreiniging door schepen (Rvvs)

 

Artikel 6

Artikel 14 jo. artikel 13, onder verwijzing naar het verdrag

Artikel 3 van de Regeling scheepsrecyclinginrichtingen (Rs)

 

Artikel 7

Feitelijke handeling, behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 1 van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole in samenhang met artikel 3 Wet havenstaatcontrole (Wh)

 

Artikel 9, eerste lid

Artikel 22, tweede en derde lid

Feitelijke handeling, behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 9, tweede lid

Feitelijke handeling, behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 9, derde lid

Artikel 11

Artikel 1 van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole in samenhang met Hoofdstuk III Wh

 

Artikel 9, vierde lid

Feitelijke handeling, behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 10

Artikel 22, eerste lid

Artikel 36a Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs), jo. artikel 16d Rvvs en artikel 18.2.b Wet milieubeheer (Wm) jo. artikel 9.5.2 Wm en artikel 4 Rs en artikel 1a, onderdeel 2° Wet op de economische delicten jo. artikel 9.5.2 en artikel 4 Rs

 

Artikel 11

Implementatie door bestaand recht (Artikel 26 Wh, art. 6:162 BW) en feitelijk handelen.

 

Artikel 12

Artikelen 16, 18, 19 en 21

Feitelijke handelingen, behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 13

Artikel 22, tweede en derde lid

Feitelijke handeling, behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 14

Geschillen-beslechting, behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 15

Verhouding internationaal recht, behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 16, eerste t/m vijfde lid

Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding, behoeft naar aard geen implementatie

Artikel 16, zesde lid

Artikel 7, lid 3, paragraaf 1

artikel 12c, tweede lid Rvvs

Keuze voor uitdrukkelijke goedkeuring van scheepsrecycling-plan

Artikel 17 t/m 21

Inwerkingtreding, wijziging, opzegging, depositaris en talen, behoeft naar aard geen implementatie

Bijlage, voorschrift 1

Artikel 3

 

Bijlage, voorschriften 2 en 3

Algemene toepasselijkheid en verhouding tot andere normen, behoeft naar aard geen implementatie

Bijlage, voorschrift 4

Artikel 4

 

Bijlage, voorschrift 5

Artikel 5

 

Bijlage, voorschrift 6

Procedure voor wijziging aanhangsels, behoeft naar aard geen implementatie

Bijlage, voorschrift 7

Technische groepen, behoeft naar aard geen implementatie

Bijlage, voorschrift 8, onder 1

Artikel 6, tweede lid, onder a, jo. artikel 13

Activiteitenbesluit, voorschriften omgevingsvergunning milieu

 

Bijlage, voorschrift 8, onder 2

Artikel 6, tweede lid, onder b

 

Bijlage, voorschrift 8, onder 3

Artikel 6, derde lid

 

Bijlage, voorschrift 8, onder 4

Artikel 6, eerste lid, onder a

 

Bijlage, voorschrift 8, onder 5

Artikel 6, eerste lid, onder b

 

Bijlage, voorschrift 8, onder 6

Artikel 6, tweede lid, onder c

Artikel 12d Rvvs in samenhang met de verordening

 

Bijlage, voorschrift 9,

Artikel 7, tweede en derde lid en artikel 17, eerste lid

 

Bijlage, voorschrift 10, eerste tot en met derde lid

Artikel 8

Artikel 12d, jo art. 12c Rvvs in samenhang met de verordening

 

Bijlage, voorschrift 10, vierde en vijfde lid

Verplichtingen verdragspartij, behoeven naar aard geen implementatie

Bijlage, voorschrift 11

Artikel 9

Artikel 12d, jo art. 12c Rvvs in samenhang met de verordening

 

Bijlage, voorschrift 12

Feitelijk handelen, behoeft naar aard geen implementatie

Bijlage, voorschrift 13

Artikel 17, tweede lid

Behoeft naar aard geen implementatie

Bijlage, voorschrift 14

Artikel 10

Artikel 12d, vijfde lid, jo. 12c Rvvs in samenhang met de verordening

 

Bijlage, voorschrift 15, eerste lid

Activiteitenbesluit, voorschriften in omgevingsvergunning milieu

 

Bijlage, voorschrift 15, tweede lid

Artikel 14 jo. Artikel 13

Artikel 3 Rs

 

Bijlage, voorschrift 15, derde lid

Artikel 14, lid 4 jo. Artikel 13

Artikel 2 Rs jo. artikel 18.2.b Wet milieubeheer (Wm) jo. artikel 9.5.2 Wm en artikel 4 Rs, hoofdstuk 5 Awb, en artikel 1a, onderdeel 2° Wet op de economische delicten jo. artikel 9.5.2 en artikel 4 Rs

 

Bijlage, voorschrift 15, vierde lid

Artikel 18 en 19

Artikel 2 Rs

 

Bijlage, voorschrift 16, eerste lid

Artikel 6, tweede lid, onderdeel a jo. artikel 13, eerste lid

 

Bijlage, voorschrift 16, tweede lid

Artikel 13, lid 1

Artikel 3, tweede lid Rs

 

Bijlage, voorschrift 16, derde en vierde lid

Feitelijke handelingen, behoeven naar aard geen implementatie

Bijlage, voorschrift 16, vijfde lid

Artikel 14 jo. Artikel 13

 

Bijlage, voorschrift 16, lid 6

Artikel 14, vierde lid

Artikel 4a, tweede lid Rs

 

Bijlage, voorschrift 17, onder 1

Artikel 13, eerste lid, aanhef en onderdeel d

 

Bijlage, voorschrift 17, onder 2

Artikel 4a, eerste lid, onderdelen a en b Rs, Activiteitenbesluit, voorschriften omgevingsvergunning milieu

 

Bijlage, voorschrift 18

Artikel 13, eerste lid, aanhef en onderdeel d, onder verwijzing naar het verdrag jo. artikel 7 en artikel 3, eerste lid, onderdeel 17

 

Bijlage, voorschrift 19 tot en met 22

Artikel 13, eerste lid, onder verwijzing naar het verdrag

 

Bijlage, voorschrift 23

Artikel 13, eerste lid, onderdeel j en artikel 13, tweede lid, onderdeel c

 

Bijlage, voorschrift 24, eerste lid

Artikel 6, eerste lid, onder b

 

Bijlage, voorschrift 24, tweede lid

Artikel 7

 

Bijlage, voorschrift 24, lid 3

Artikel 13, tweede lid, onderdeel b

Artikel 4a, onderdeel c Rs

 

Bijlage, voorschrift 25

Artikel 13, tweede lid, onderdeel c

Artikel 4a, onderdeel d Rs

 

Artikelsgewijs deel

Artikel I (Wijziging Rvvs)

Artikel I van de onderhavige regeling wijzigt de Rvvs. In artikel 12d, eerste lid, van de Rvvs, zoals ingevoegd bij deze wijzigingsregeling, wordt bepaald dat op het moment dat een schip met goed gevolg overeenkomstig artikel 12c, eerste lid, van die regeling is geïnspecteerd, tevens een internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen als bedoeld in voorschrift 11, eerste lid, van de bijlage bij het verdrag wordt verstrekt. Dit certificaat wordt naast het vergelijkbare certificaat op grond van de verordening verstrekt. In artikel 12d, tweede lid, van de Rvvs wordt bepaald dat indien een schip met goed gevolg overeenkomstig artikel 12c, tweede lid, van de Rvvs is geïnspecteerd, de Minister ook een aantekening als bedoeld in voorschrift 11, tweede lid van de bijlage bij het verdrag, verstrekt op het internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen. Dat betekent dat bij de verlenging van het verordeningscertificaat, ook het verdragscertificaat wordt verlengd.

In artikel 12d, derde en vierde lid, van de Rvvs worden vergelijkbare regels gesteld ten aanzien van de afgifte van het internationaal certificaat betreffende de gereedheid voor de recycling en de verklaring houdende de goedkeuring van het scheepsrecyclingsplan.

Artikel 12e van de Rvvs maakt een uitzondering op artikel 12c van de regeling. In het eerste lid van artikel 12c is bepaald dat de Minister bij een verzoek op grond van artikel 8a van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (hierna: Wvvs) slechts een internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen als bedoeld in voorschrift 11, eerste lid, van de bijlage bij het verdrag afgeeft. Dat betekent in de praktijk dat de ILT, op verzoek van de bevoegde autoriteit van een andere verdragspartij, aan een buitenlands schip slechts het verdragscertificaat afgeeft, en niet het verordeningscertificaat. Ingevolge de verordening zijn lidstaten namelijk niet bevoegd om een verordeningscertificaat af te geven aan schepen onder de vlag van een derde land. Deze schepen kunnen slechts over een verdragscertificaat beschikken. In het tweede lid wordt hetzelfde geregeld voor het internationaal certificaat betreffende de gereedheid voor recycling.

Artikel II (wijziging Regeling scheepsrecyclinginrichtingen)

A

In artikel 1 van de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 9 maart 2016, nr. IENM/BSK-2016/45897, houdende vaststelling van regels inzake scheepsrecyclinginrichtingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG (hierna: de Regeling scheepsrecyclinginrichtingen) zijn de begripsomschrijving van het op 15 mei 2009 te Hongkong tot stand gekomen Internationaal verdrag voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen (Trb. 2010, 227 en 2017, 29) en de begripsomschrijving voor de Minister van Infrastructuur en Waterstaat opgenomen.

B

In artikel 2 van de Regeling scheepsrecyclinginrichtingen is de Minister aangewezen als de bevoegde autoriteit bedoeld in de verordening en het verdrag.

C

In artikel 3 van de Regeling scheepsrecyclinginrichtingen is bepaald dat op het moment dat een besluit tot erkenning wordt afgegeven de Minister tevens een toelatingsverklaring op basis van het verdrag afgeeft. Ingevolge voorschrift 16, tweede lid, van de bijlage bij het verdrag vindt wel een toelatingsprocedure plaats door verificatie van de bij het verdrag vereiste documentatie en een inspectie ter plaatse.

D

In artikel 4 van de Regeling scheepsrecyclinginrichtingen zijn voor de juiste werking van de verordening en het verdrag de noodzakelijke verbodsbepalingen opgenomen. Het is de exploitant van een erkende dan wel toegelaten scheepsrecyclinginrichting verboden te handelen in strijd met de voorschriften van artikel 13 van de verordening, in samenhang met de toepasselijke bepalingen uit het verdrag.

E

In artikel 4a, eerste lid, onderdelen a en b, van de Regeling scheepsrecyclinginrichtingen zijn de aanvullende verplichtingen uit het verdrag voor de exploitant van de scheepsrecyclinginrichting opgenomen. Dit betreft allereerst de uitdrukkelijke verplichting voor scheepsrecyclinginrichtingen om schepen die niet voldoen aan de vereisten van het verdrag te weren ingevolge voorschrift 17, tweede lid, uit de bijlage bij het verdrag. Dit zal zich voornamelijk voordoen bij schepen onder de vlag van een niet-verdragspartij. Schepen onder de vlag van een verdragspartij dienen ten gevolge van eisen van de vlaggenstaat al aan de verdragsverplichtingen te voldoen. Ten tweede rust op de exploitant de verplichting om de toelatingsverklaring die aan hem is afgegeven op basis van voorschrift 16 van de bijlage bij het verdrag te overleggen indien daarom wordt verzocht door de scheepseigenaar die overweegt een schip te recyclen bij de inrichting.

Daarnaast rusten op de exploitant van de scheepsrecyclinginrichting op grond van het verdrag aanvullende meldplichten. Allereerst dient de exploitant het aan de bevoegde autoriteit te melden indien het voornemen bestaat een schip te recyclen ingevolge voorschrift 24, eerste lid, van de bijlage bij het verdrag. Daarnaast moet volgens voorschrift 24, derde lid, de exploitant de geplande aanvangsdatum van de recycling melden aan de bevoegde autoriteit. Deze meldplichten zijn inhoudelijk gelijk aan de meldplichten in artikel 13, tweede lid, onderdelen b en c, van de verordening. Op grond van de verordening moeten deze meldingen echter worden gedaan aan de administratie (de vlaggenstaat), terwijl deze meldingen op grond van het verdrag moeten worden gedaan aan de bevoegde autoriteit (de door een partij aangewezen overheidsinstantie voor taken die verband houden met scheepsrecyclinginrichtingen die opereren onder de rechtsmacht van die partij). Om dat te bewerkstelligen is in artikel 4a, onderdelen c en d, van de Regeling scheepsrecyclinginrichtingen opgenomen dat de meldingen op grond van de verordening eveneens aan de bevoegde autoriteit moeten worden gedaan. In Nederland betreft dit de ILT, die deze taken namens de Minister uitvoert. De administratie waaraan de meldingen in het kader van verordening moet worden gedaan verschilt per schip omdat dit afhankelijk is van de vlag waaronder het schip vaart.

In artikel 4a, tweede lid, is ten slotte geregeld dat de exploitant van de inrichtingen incidenten of bij de inrichting getroffen maatregelen die ertoe leiden dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de toelating, bedoeld in voorschrift 16 van de bijlage bij het Verdrag, aan de Minister meldt. Deze meldplicht vloeit voort uit voorschrift 16, zesde lid, van het verdrag. Op basis van de verordening is de exploitant van de scheepsrecyclinginrichting al verplicht om een register aan te leggen van incidenten, ongevallen, beroepsziekten en chronische effecten (artikel 13, eerste lid, onderdeel j, van de verordening) en in de voltooiingsverklaring een verslag op te nemen van eventuele incidenten en ongevallen waarbij de menselijke gezondheid schade toe is gebracht (artikel 13, tweede lid, onderdeel c, van de verordening).

In artikel 4a, derde lid, is bewerkstelligd dat de verplichtingen uit het eerste lid enkel gelden voor wat betreft schepen waarop het verdrag van toepassing is en ten aanzien van schepen waarop de vereisten van het verdrag worden toegepast om te voorkomen dat dergelijke schepen gunstiger worden behandeld (gelet op artikel 3, vierde lid, van het verdrag).

In artikel 4b is van de gelegenheid gebruikt een citeertitel voor de regeling op te nemen.

Artikel III

Artikel III betreft de inwerkingtreding van de onderhavige regeling. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Kamerstukken 2017/18, 34 839-(R2094), A/1.

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad, van 20 november 2013, inzake scheepsrecycling en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1013/ 2006 en van Richtlijn 2009/16/EG (PbEU 2013 L 330).

X Noot
3

De verordening is 10 december 2013 van kracht geworden en wordt van toepassing zes maanden nadat de Europese Commissie heeft bekendgemaakt dat een vereist minimumaantal te recyclen schepen is bereikt, maar niet eerder dan 31 december 2015 en uiterlijk op 31 december 2018.

X Noot
4

Kamerstukken 2017/18, 34 839-(R2094), A/1.

Naar boven