88 (2009) Nr. 2

A. TITEL

Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen, 2009

(met Bijlage en Aanhangsels);

Hongkong, 15 mei 2009

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 012036 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


Internationaal Verdrag van Hong Kong voor het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen, 2009

De partijen bij dit Verdrag,

Gelet op de groeiende bezorgdheid om veiligheid, gezondheid, milieu en welzijn in de scheepsrecyclingsector,

Erkennend dat het recyclen van schepen bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling en als zodanig de beste optie is voor schepen die het eind van hun levenscyclus bereikt hebben,

In herinnering roepend resolutie A.962(23), aangenomen door de Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie (richtlijnen inzake scheepsrecycling), wijzigingen van de Richtsnoeren aangenomen bij resolutie A.980(24), Beslissing VI/24 van de zesde vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, die technische richtsnoeren heeft aangenomen voor het milieuverantwoord beheer van de volledige en gedeeltelijke ontmanteling van schepen, alsmede de Richtsnoeren goedgekeurd tijdens de 289ste zitting van de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau (Safety and Health in Shipbreaking: Guidelines for Asian countries and Turkey),

Voorts in herinnering roepend resolutie A.981(24) waarbij de Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie de Commissie voor de Bescherming van het Mariene Milieu van de Organisatie heeft verzocht een wettelijk bindend instrument inzake scheepsrecycling op te stellen,

Voorts gelet op de rol van de Internationale Arbeidsorganisatie bij de bescherming van de bedrijfsveiligheid en gezondheid van werknemers in de scheepsrecycling,

Voorts gelet op de rol van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan bij het beschermen van de gezondheid van de mens en het milieu tegen de mogelijk schadelijke gevolgen van deze afvalstoffen,

Indachtig de voorzorgsbenadering vervat in beginsel 15 van de Verklaring van Rio inzake Milieu en Ontwikkeling en waarnaar verwezen wordt in resolutie MEPC.67(37), op 15 september 1995 aangenomen door de Commissie voor de Bescherming van het Mariene Milieu van de Organisatie,

Voorts indachtig de noodzaak om te bevorderen dat gevaarlijke materialen bij de bouw en het onderhoud van schepen worden vervangen door minder gevaarlijke of, bij voorkeur, ongevaarlijke materialen zonder afbreuk te doen aan de veiligheid van schepen, de veiligheid en gezondheid van zeevarenden en het efficiënt functioneren van de schepen,

Vastbesloten de gevaren voor het milieu, de gezondheid en veiligheid die verband houden met de scheepsrecycling aan te pakken door middel van een juridisch bindend instrument, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van maritiem vervoer en de noodzaak te waarborgen dat schepen aan het eind van hun levenscyclus probleemloos uit de vaart worden genomen,

Overwegend dat deze doelstellingen mogelijk het best kunnen worden verwezenlijkt door het sluiten van een Internationaal Verdrag voor het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Algemene verplichtingen

  • 1. Elke partij bij dit Verdrag verbindt zich de bepalingen ervan volledig uit te voeren teneinde ongevallen, letsel en andere schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu ten gevolge van de scheepsrecycling te voorkomen, te beperken, tot een minimum terug te brengen en voor zover haalbaar uit te bannen en de veiligheid van schepen, de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu gedurende de gehele levenscyclus van schepen te bevorderen.

  • 2. Geen enkele bepaling van dit Verdrag wordt zodanig uitgelegd dat partijen belet worden individueel of gezamenlijk stringentere maatregelen te treffen die verenigbaar zijn met het internationale recht met betrekking tot het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen teneinde alle nadelige gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu te voorkomen, te beperken of tot een minimum terug te brengen.

  • 3. De partijen streven ernaar samen te werken ten behoeve van de doeltreffende uitvoering, naleving en handhaving van dit Verdrag.

  • 4. De partijen verbinden zich tot het stimuleren van de voortdurende ontwikkeling van technologieën en praktijken die bijdragen aan de veilige en milieuverantwoorde scheepsrecycling.

  • 5. De Bijlage bij dit Verdrag maakt een integrerend onderdeel uit van het Verdrag. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, vormt een verwijzing naar dit Verdrag tevens een verwijzing naar de Bijlage daarbij.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, wordt verstaan onder:

1. „Verdrag”:

het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen, 2009.

2. „Administratie”:

de Regering van de Staat waarvan het schip gerechtigd is de vlag te voeren, of aan wiens gezag het is onderworpen.

3. „bevoegde autoriteit(en)”:

door een partij aangewezen overheidsinstantie of overheidsinstanties, als de binnen een of meer omschreven geografische gebieden of op een of meer gebieden van deskundigheid verantwoordelijke autoriteit(en) voor taken die verband houden met scheepsrecyclingsinrichtingen die opereren onder de rechtsmacht van die partij zoals omschreven in dit Verdrag.

4. „Organisatie”:

de Internationale Maritieme Organisatie.

5. „Secretaris-Generaal”:

de Secretaris-Generaal van de Organisatie.

6. „Commissie”:

de Commissie voor de Bescherming van het Mariene Milieu van de Organisatie.

7. „schip”:

een vaartuig, van welk type ook, dat in het mariene milieu opereert of heeft geopereerd, met inbegrip van onderwatervaartuigen, drijvend materiaal, drijvende platforms, hefeilanden, drijvende opslageenheden (FSU's) en drijvende productie-, opslag- en overslageenheden (FPSO's), met inbegrip van vaartuigen die van hun uitrusting zijn ontdaan of worden gesleept.

8. „brutotonnage”:

de brutotonnage (GT) berekend in overeenstemming met de voorschriften inzake tonnagemetingen vervat in Bijlage 1 van het Internationaal Verdrag van 1969 betreffende de meting van schepen, of elk opvolgend verdrag.

9. „gevaarlijke materiaal”:

elk materiaal dat en elke stof die gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de mens en/of het milieu.

10. „scheepsrecycling”:

het geheel of gedeeltelijk ontmantelen van schepen bij een scheepsrecyclingsinrichting teneinde onderdelen en materialen terug te winnen voor bewerking en hergebruik, waarbij zorg wordt gedragen voor gevaarlijke en andere materialen; hieronder worden mede begrepen de bijbehorende activiteiten zoals de opslag en behandeling ter plaatse van onderdelen en materialen, met uitzondering van de verdere verwerking of verwijdering in afzonderlijke inrichtingen.

11. „scheepsrecyclingsinrichting”:

een afgebakend gebied, zijnde een terrein, werf of inrichting gebruikt voor het recyclen van schepen.

12. „recyclingsbedrijf”:

de eigenaar van de scheepsrecyclingsinrichting of elke andere organisatie of persoon die de verantwoordelijkheid voor de scheepsrecycling van de eigenaar heeft overgenomen en die daarmee alle bij dit Verdrag opgelegde taken en verantwoordelijkheden heeft aanvaard.

Artikel 3 Toepassing

  • 1. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald in dit Verdrag, is dit Verdrag van toepassing op:

    • .1 schepen die gerechtigd zijn de vlag van een partij te voeren, of onder wier gezag zij opereren;

    • .2 scheepsrecyclingsinrichtingen die vallen onder de rechtsmacht van een partij.

  • 2. Dit Verdrag is niet van toepassing op oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of worden geëxploiteerd door een partij, en op dat moment uitsluitend voor niet-commerciële overheidsdiensten worden gebruikt. Elke partij dient door het nemen van passende maatregelen die niet ten koste gaan van de exploitatie of operationele mogelijkheden van dergelijke schepen die tot haar eigendom behoren of door haar worden geëxploiteerd evenwel te waarborgen dat deze schepen opereren op een wijze die verenigbaar is met dit Verdrag, voor zover dat redelijk en praktisch uitvoerbaar is.

  • 3. Dit Verdrag is niet van toepassing op schepen met een brutotonnage van minder dan 500 ton of op schepen die gedurende hun levenscyclus uitsluitend opereren in wateren die vallen onder de soevereiniteit of rechtsmacht van de Staat wiens vlag het schip gerechtigd is te voeren. Elke partij waarborgt evenwel door het aannemen van passende maatregelen dat dergelijke schepen worden geëxploiteerd op een wijze die verenigbaar is met dit Verdrag, voor zover dat redelijk en praktisch uitvoerbaar is.

  • 4. Ten aanzien van schepen die gerechtigd zijn de vlag te voeren van Staten die geen partij zijn bij dit Verdrag, passen de partijen de vereisten van dit Verdrag waar nodig toe teneinde te waarborgen dat dergelijke schepen niet gunstiger behandeld worden.

Artikel 4 Controle met betrekking tot scheepsrecycling

  • 1. Elke partij verlangt dat schepen die gerechtigd zijn haar vlag te voeren of onder haar gezag opereren voldoen aan de in dit Verdrag vervatte vereisten en treft doeltreffende maatregelen om deze naleving waarborgen.

  • 2. Elke partij verlangt dat scheepsrecyclingsinrichtingen die onder haar rechtsmacht opereren voldoen aan de in dit Verdrag vervatte vereisten en treft doeltreffende maatregelen om deze naleving te waarborgen.

Artikel 5 Onderzoek en certificering van schepen

Elke partij waarborgt dat schepen die onder haar vlag varen of onder haar gezag opereren en onderzocht en gecertificeerd dienen te worden, worden onderzocht en gecertificeerd in overeenstemming met de voorschriften in de Bijlage.

Artikel 6 Toelating van scheepsrecyclingsinrichtingen

Elke partij waarborgt dat scheepsrecyclingsinrichtingen die onder haar rechtsmacht opereren en schepen recyclen waarop dit Verdrag van toepassing is of schepen die ingevolge artikel 3, vierde lid, van dit Verdrag op soortgelijke wijze behandeld worden, in overeenstemming met de voorschriften in de Bijlage worden toegelaten.

Artikel 7 Uitwisseling van informatie

Met betrekking tot de door een partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen, verschaft deze partij de Organisatie desgevraagd, en die partijen die daarom verzoeken, de in verband met dit Verdrag relevante gegevens op grond waarvan het besluit tot toelating gebaseerd is. De informatie wordt snel en tijdig uitgewisseld.

Artikel 8 Inspectie van schepen

  • 1. Een schip waarop dit Verdrag van toepassing is, kan in elke haven of laad- of losplaats buitengaats van een andere partij geïnspecteerd worden door functionarissen die door die partij naar behoren zijn gemachtigd teneinde te bepalen of het schip voldoet aan dit Verdrag. Behalve als het bepaalde in het tweede lid van toepassing is, is een dergelijke inspectie beperkt tot het verifiëren of er een Internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen of een Internationaal certificaat betreffende de gereedheid voor recycling aan boord is dat, mits geldig, dient te worden aanvaard.

  • 2. Indien op het schip geen geldig certificaat aanwezig is of er duidelijke gronden zijn om aan te nemen dat:

    • .1 de toestand van het schip of zijn uitrusting in belangrijke mate afwijkt van de gegevens op het certificaat en/of van deel 1 van de inventarislijst van gevaarlijke materialen; of

    • .2 er aan boord van het schip geen procedure geldt voor het bijhouden van deel 1 van de inventarislijst van gevaarlijke materialen;

      kan een uitgebreide inspectie worden uitgevoerd met inachtneming van door de Organisatie opgestelde richtlijnen.

Artikel 9 Opsporing van overtredingen

  • 1. De partijen dienen samen te werken bij de opsporing van overtredingen en de handhaving van de bepalingen van dit Verdrag.

  • 2. Wanneer er voldoende bewijs is dat een schip opereert, heeft geopereerd of op het punt staat te opereren in strijd met een bepaling van dit Verdrag, kan de partij die over het bewijs beschikt, verzoeken dat het schip wordt onderzocht zodra het een haven of laad- of losplaats buitengaats onder de rechtsmacht van een andere partij binnenkomt. Het rapport betreffende een dergelijk onderzoek wordt toegezonden aan de partij die erom heeft verzocht, aan de Administratie van het betrokken schip en aan de Organisatie, zodat passende maatregelen kunnen worden getroffen.

  • 3. Indien geconstateerd wordt dat het schip dit Verdrag overtreedt, kan de partij die de inspectie verricht maatregelen treffen om het schip te waarschuwen, aan te houden, weg te sturen of de toegang tot haar havens te ontzeggen. Een partij die dergelijke maatregelen treft, stelt de Administratie van het betrokken schip en de Organisatie onverwijld in kennis.

  • 4. Indien van een partij een verzoek om inspectie van een scheepsrecyclingsinrichting wordt ontvangen, tezamen met voldoende bewijs dat deze opereert, heeft geopereerd of op het punt staat te opereren in strijd met een bepaling van dit Verdrag, dient de partij onder wier rechtsmacht de scheepsrecyclingsinrichting valt deze te onderzoeken en een rapport op te stellen. Het rapport van een dergelijk onderzoek wordt gezonden aan de partij die erom heeft verzocht, met inbegrip van informatie over de eventueel getroffen of te treffen maatregelen, alsmede aan de Organisatie ten behoeve van passende maatregelen.

Artikel 10 Overtredingen

  • 1. Elke overtreding van de vereisten van dit Verdrag dient volgens het nationale recht verboden te zijn en:

    • .1 indien het een schip betreft, worden sancties vastgesteld overeenkomstig het recht van de Administratie, ongeacht waar de overtreding plaatsvindt. Indien de Administratie in kennis wordt gesteld van een dergelijke overtreding door een partij, onderzoekt zij de zaak en kan zij de partij die de overtreding heeft gemeld verzoeken aanvullend bewijs te verschaffen van de vermeende overtreding. Indien de Administratie ervan overtuigd is dat voldoende bewijs voorhanden is om handhavend op te treden met betrekking tot de vermeende overtreding, stelt zij de vervolging overeenkomstig haar eigen recht zo spoedig mogelijk in. De Administratie stelt de partij die de vermeende overtreding heeft gemeld alsmede de Organisatie onverwijld in kennis van elke getroffen maatregel. Indien de Administratie binnen een jaar na het ontvangen van de informatie geen maatregelen heeft getroffen, stelt zij de partij die de vermeende overtreding heeft gemeld en de Organisatie in kennis van de reden voor het achterwege laten van maatregelen.

    • .2 indien het een scheepsrecyclingsinrichting betreft, worden sancties vastgesteld overeenkomstig het recht van de partij onder wier rechtsmacht de inrichting valt. Indien de partij in kennis wordt gesteld van een dergelijke overtreding door een andere partij, onderzoekt zij de zaak en kan zij de partij die de overtreding heeft gemeld verzoeken aanvullend bewijs te verschaffen van de vermeende overtreding. Indien de partij ervan overtuigd is dat voldoende bewijs voorhanden is om handhavend op te treden met betrekking tot de vermeende overtreding, stelt zij de vervolging overeenkomstig haar eigen recht zo spoedig mogelijk in. De partij stelt de partij die de vermeende overtreding heeft gemeld alsmede de Organisatie onverwijld in kennis van elke getroffen maatregel. Indien de partij binnen een jaar na het ontvangen van de informatie geen maatregelen heeft getroffen, stelt zij de partij die de vermeende overtreding heeft gemeld en de Organisatie in kennis van de reden voor het achterwege laten van maatregelen.

  • 2. Elke overtreding van de vereisten van dit Verdrag onder de rechtsmacht van een partij dient te worden verboden en sancties dienen te worden vastgesteld in overeenstemming met het recht van die partij. Indien een dergelijke overtreding plaatsvindt, zal de partij hetzij:

    • .1 erop toezien dat in overeenstemming met haar recht handhavend wordt opgetreden; hetzij

    • .2 de Administratie van het schip de informatie en het bewijs verschaffen waarover zij mogelijk beschikt die erop wijzen dat een overtreding heeft plaatsgevonden.

  • 3. De in het recht van een partij voorziene sancties overeenkomstig dit artikel dienen zwaar genoeg te zijn om overtredingen van dit Verdrag ongeacht waar zij plaatsvinden te ontmoedigen.

Artikel 11 Onnodige vertraging of aanhouding van schepen

  • 1. Al het mogelijke dient in het werk te worden gesteld om te voorkomen dat een schip onnodig wordt aangehouden of vertraagd op grond van de artikelen 8, 9 of 10 van dit Verdrag.

  • 2. Wanneer een schip onnodig wordt aangehouden of vertraagd op grond van de artikelen 8, 9 of 10 van dit Verdrag, kan het aanspraak maken op vergoeding van elke geleden verlies of schade.

Artikel 12 Doorgeven van informatie

Elke partij verschaft de Organisatie de volgende informatie die de Organisatie indien van toepassing verspreidt:

  • .1 een lijst met in overeenstemming met dit Verdrag toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen die opereren onder de rechtsmacht van die partij;

  • .2 contactgegevens van de bevoegde autoriteit(en), met inbegrip van het enige aanspreekpunt voor die partij;

  • .3 een lijst met de erkende organisaties en aangewezen inspecteurs die gemachtigd zijn namens die partij op te treden in aangelegenheden die verband houden met het toezicht op scheepsrecycling in overeenstemming met dit Verdrag en de specifieke verantwoordelijkheden en voorwaarden omtrent de aan de erkende organisaties en aangewezen inspecteurs gedelegeerde bevoegdheden;

  • .4 jaarlijks een lijst van schepen die onder de vlag van die partij varen waarvoor een Internationaal certificaat inzake gereedheid voor recycling is afgegeven, met inbegrip van de naam van de recyclingonderneming en de locatie van de scheepsrecyclingsinrichting zoals vermeld op het certificaat;

  • .5 jaarlijks een lijst van onder de rechtsmacht van die partij gerecyclede schepen;

  • .6 informatie omtrent overtredingen van dit Verdrag; en

  • .7 maatregelen getroffen ten aanzien van schepen en scheepsrecyclingsinrichtingen onder de rechtsmacht van die partij.

Artikel 13 Technische bijstand en samenwerking

  • 1. De partijen verplichten zich, rechtstreeks of via de Organisatie en andere internationale lichamen, naar gelang hetgeen van toepassing is, wat betreft het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen, ondersteuning te bieden aan partijen die verzoeken om technische bijstand:

    • .1 om personeel op te leiden;

    • .2 om de beschikbaarheid van relevante technologie, uitrusting en faciliteiten te waarborgen;

    • .3 om gezamenlijk onderzoek en ontwikkelingsprogramma's te initiëren; en

    • .4 andere maatregelen te treffen gericht op de doeltreffende uitvoering van dit Verdrag en van de door de Organisatie in verband daarmee opgestelde richtlijnen.

  • 2. De partijen verplichten zich actief samen te werken, met inachtneming van hun nationale recht, voorschriften en beleid, bij de overdracht van managementsystemen en technologie met betrekking tot het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen.

Artikel 14 Beslechting van geschillen

In het geval van eventuele geschillen betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag tussen partijen trachten zij deze te beslechten door middel van onderhandeling of langs andere door hen overeengekomen vreedzame weg, welke onderzoek, bemiddeling, conciliatie, arbitrage, schikking of een beroep op regionale organen of regelingen kan omvatten.

Artikel 15 Verhouding tot het internationaal recht en andere internationale overeenkomsten

  • 1. Niets in dit Verdrag doet afbreuk aan de rechten en verplichtingen van enige Staat uit hoofde van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, 1982, of uit hoofde van het internationale gewoonterecht van de zee.

  • 2. Niets in dit Verdrag doet afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de partijen uit hoofde van andere relevante en van toepassing zijnde internationale overeenkomsten.

Artikel 16 Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding

  • 1. Dit Verdrag staat van 1 september 2009 tot en met 31 augustus 2010 open voor ondertekening door elke Staat op het hoofdkantoor van de Organisatie en blijft vervolgens open voor toetreding door elke Staat.

  • 2. Staten kunnen partij worden bij dit Verdrag door:

    • .1 ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of

    • .2 ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of

    • .3 toetreding.

  • 3. Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geschiedt door nederlegging van een daartoe strekkende akte bij de Secretaris-Generaal.

  • 4. Indien een Staat uit twee of meer territoriale eenheden bestaat waarin verschillende rechtsstelsels van toepassing zijn betreffende in dit Verdrag geregelde aangelegenheden, kan hij op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding verklaren dat dit Verdrag op al deze territoriale eenheden of slechts op een of meer daarvan van toepassing is en kan hij deze verklaring te allen tijde wijzigen door een nieuwe verklaring in te dienen.

  • 5. Van elke verklaring ingevolge het vierde lid wordt de Secretaris-Generaal schriftelijk in kennis gesteld en daarin worden uitdrukkelijk de territoriale eenheden vermeld waarop dit Verdrag van toepassing is.

  • 6. Op het tijdstip waarop een Staat zijn instemming door dit Verdrag te worden gebonden tot uitdrukking brengt verklaart hij tevens of hij expliciete of stilzwijgende goedkeuring van het scheepsrecyclingplan verlangt alvorens een schip in zijn toegelaten scheepsrecyclingsinrichting(en)gerecycled mag worden. Een dergelijke verklaring kan op een later tijdstip worden herzien door middel van een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal. In deze kennisgeving wordt de datum van inwerkingtreding van de herziening vermeld.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Dit Verdrag treedt in werking 24 maanden na de datum waarop aan de volgende eisen is voldaan:

    • .1 ten minste 15 Staten hebben het ondertekend zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring of hebben de vereiste akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding in overeenstemming met artikel 16 nedergelegd;

    • .2 de gezamenlijke koopvaardijvloten van de Staten bedoeld in het eerste lid, onder 1, vormen tezamen ten minste 40 procent van de brutotonnage van de wereldkoopvaardijvloot; en

    • .3 het gezamenlijke maximum volume aan gerecyclede schepen per jaar van de Staten bedoeld in het eerste lid, onder 1, gedurende de voorafgaande 10 jaar vormt niet minder dan 3 procent van de brutotonnage van de gezamenlijke koopvaardijvloten van deze Staten.

  • 2. Voor Staten die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding ter zake van dit Verdrag hebben nedergelegd nadat voldaan is aan de vereisten voor de inwerkingtreding ervan maar voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding, wordt de bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van kracht op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt of drie maanden na de datum van de nederlegging van de akte, naar gelang welke datum het laatst valt.

  • 3. Elke akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nedergelegd na de datum waarop dit Verdrag in werking treedt, wordt van kracht drie maanden na de datum van nederlegging.

  • 4. Na de datum waarop een wijziging van dit Verdrag geacht wordt te zijn aanvaard uit hoofde van artikel 18, is elke nedergelegde akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van toepassing op het Verdrag zoals gewijzigd.

Artikel 18 Wijzigingen

  • 1. Dit Verdrag kan worden gewijzigd volgens een van de hieronder omschreven procedures.

  • 2. Wijziging na behandeling binnen de Organisatie:

    • .1 Elke partij kan een wijziging van dit Verdrag voorstellen. Een voorstel tot wijziging wordt ingediend bij de Secretaris-Generaal die deze vervolgens ten minste zes maanden voorafgaand aan de behandeling doet toekomen aan de partijen en Leden van de Organisatie.

    • .2 Een wijziging die overeenkomstig het voorgaande is voorgesteld en verzonden wordt ter behandeling voorgelegd aan de Commissie. Partijen zijn, ongeacht of zij lid zijn van de Organisatie, gerechtigd deel te nemen aan de procedures van de Commissie ter zake van de behandeling en aanneming van de wijziging.

    • .3 Wijzigingen worden aangenomen met een tweederde meerderheid van de aanwezige partijen die hun stem uitbrengen in de Commissie, mits ten minste een derde van de partijen aanwezig is op het tijdstip van de stemming.

    • .4 In overeenstemming met het derde lid aangenomen wijzigingen worden door de Secretaris-Generaal ter aanvaarding aan de partijen voorgelegd.

    • .5 Een wijziging wordt geacht te zijn aanvaard onder de volgende voorwaarden:

      • .5.1 Een wijziging van een artikel van dit Verdrag wordt geacht te zijn aanvaard op de datum waarop twee derde van de partijen de Secretaris-Generaal ervan in kennis hebben gesteld dat zij deze hebben aanvaard.

      • .5.2 Een wijziging van de Bijlage wordt geacht te zijn aanvaard aan het eind van een door de Commissie ten tijde van de aanneming ervan te bepalen termijn, die niet minder bedraagt dan 10 maanden te rekenen vanaf de datum van aanneming. Indien op die datum echter meer dan een derde van de partijen de Secretaris-Generaal ervan in kennis heeft gesteld dat zij bezwaar maken tegen de wijziging, wordt deze geacht niet te zijn aanvaard.

    • .6 Een wijziging wordt van kracht onder de volgende voorwaarden:

      • .6.1 Een wijziging van een artikel van dit Verdrag treedt in werking voor die partijen die hebben verklaard de wijziging te aanvaarden, zes maanden na de datum waarop deze wijziging geacht wordt te zijn aanvaard in overeenstemming met onderdeel 5.1.

      • .6.2 Een wijziging van de Bijlage treedt ten aanzien van alle partijen in werking zes maanden na de datum waarop deze geacht wordt te zijn aanvaard, met uitzondering voor elke partij die:

        • .6.2.1 in overeenstemming met onderdeel 5.2, kennisgeving heeft gedaan van bezwaar en dit bezwaar niet heeft ingetrokken; of

        • .6.2.2 de Secretaris-Generaal voorafgaand aan de inwerkingtreding van die wijziging ervan in kennis heeft gesteld dat de wijziging uitsluitend in werking treedt na kennisgeving van aanvaarding op een later tijdstip.

      • .6.3 Een partij die uit hoofde van onderdeel 6.2.1 een kennisgeving heeft gedaan van bezwaar, kan de Secretaris-Generaal op een later tijdstip ervan in kennis stellen dat zij de wijziging aanvaardt. Voor deze partij treedt de wijziging in werking zes maanden na de datum van haar kennisgeving van aanvaarding of de datum waarop de wijziging in werking treedt, naar gelang welke datum het laatst valt.

      • .6.4 Indien een partij die een kennisgeving heeft gedaan als bedoeld in onderdeel 6.2.2 de Secretaris-Generaal in kennis stelt van haar aanvaarding van een wijziging, treedt deze wijziging voor die partij in werking zes maanden na de datum van haar kennisgeving van aanvaarding of na de datum waarop de wijziging in werking treedt, naar gelang welke datum het laatst valt.

  • 3. Wijziging door een Conferentie

    • .1 Op verzoek van een partij, waarmee ten minste een derde van de partijen instemt, belegt de Organisatie een Conferentie van de partijen teneinde wijzigingen van dit Verdrag te overwegen.

    • .2 De Secretaris-Generaal doet alle partijen een tijdens een dergelijke Conferentie door een tweederde meerderheid van de aanwezige partijen die hun stem uitbrengen aangenomen wijziging ter aanvaarding toekomen.

    • .3 Tenzij de Conferentie anderszins beslist, wordt de wijziging geacht te zijn aanvaard en treedt deze in werking in overeenstemming met de procedures omschreven in respectievelijk de onderdelen 2.5 en 2.6.

  • 4. Een partij die een wijziging van de Bijlage niet wenst te aanvaarden zal uitsluitend voor de toepassing van die wijziging niet worden aangemerkt als een partij.

  • 5. Kennisgevingen aan de Secretaris-Generaal uit hoofde van dit artikel dienen schriftelijk te geschieden.

  • 6. De Secretaris-Generaal stelt de partijen en Leden van de Organisatie in kennis van:

    • .1 elke wijziging die in werking treedt en de datum waarop deze algemeen en voor elke partij in werking treedt; en

    • .2 elke kennisgeving gedaan uit hoofde van dit artikel.

Artikel 19 Opzegging

  • 1. Dit Verdrag kan na afloop van twee jaar na de datum waarop het voor een partij in werking is getreden te allen tijde door die partij worden opgezegd.

  • 2. Opzegging geschiedt bij schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal en wordt van kracht een jaar na de ontvangst ervan of na een langere termijn indien vermeld in die kennisgeving.

Artikel 20 Depositaris

  • 1. Dit Verdrag wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal die het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift ervan doet toekomen aan alle Staten die dit Verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden.

  • 2. Naast de taken elders omschreven in dit Verdrag,

    • .1 stelt de Secretaris-Generaal alle Staten die dit Verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden in kennis van:

      • .1.1 elke nieuwe ondertekening of nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, alsmede de datum ervan;

      • .1.2 de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag;

      • .1.3 de nederlegging van elke akte van opzegging van het Verdrag, alsmede de datum van ontvangst ervan en de datum waarop de opzegging van kracht wordt, en

      • .1.4 andere verklaringen en kennisgevingen die ingevolge dit Verdrag ontvangen worden; en

    • .2 zendt de Secretaris-Generaal de tekst toe aan het Secretariaat van de Verenigde Naties voor registratie en publicatie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties, zodra dit Verdrag in werking treedt.

Artikel 21 Talen

Dit Verdrag is opgesteld in één oorspronkelijk exemplaar in de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

GEDAAN te Hongkong, China, op 15 mei 2009.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.


Bijlage
Voorschriften voor het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Voorschrift 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze Bijlage wordt verstaan onder:

1. „bevoegde persoon”:

een natuurlijke persoon met relevante diploma's, opleiding en voldoende kennis, ervaring en vaardigheden voor het verrichten van de specifieke werkzaamheden. Een bevoegde persoon kan een getrainde werknemer of een leidinggevende zijn die bedrijfsgezondheidsrisico's en -gevaren alsmede de blootstelling van werknemers aan mogelijk gevaarlijke materialen of onveilige omstandigheden in een scheepsrecyclingsinrichting kan herkennen en beoordelen en kan bepalen welke beschermings- en voorzorgsmaatregelen getroffen dienen te worden om deze risico's, gevaren en blootstelling uit te bannen of te beperken. De bevoegde autoriteit kan de toepasselijke criteria formuleren voor de aanwijzing van deze personen en vaststellen welke taken aan hen dienen te worden toegewezen.

2. „werkgever”:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een of meer werknemers in dienst heeft die betrokken zijn bij de scheepsrecycling.

3. „bestaand schip”:

een schip dat geen nieuw schip is.

4. „nieuw schip”:

een schip:

  • .1 waarvoor het bouwcontract wordt afgesloten op of na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag; of

  • .2 waarvan, bij ontbreken van een bouwcontract, de kiel is gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevindt op of zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag; of

  • .3 waarvan de oplevering plaatsvindt op of binnen 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag.

5. „nieuwe installatie”:

het installeren van systemen, uitrusting, isolatie of ander materiaal op een schip na de datum waarop dit Verdrag in werking treedt.

6. „veilig toegankelijk”:

een ruimte die voldoet aan de volgende criteria:

  • .1 het zuurstofgehalte van de atmosfeer en de concentratie ontvlambare dampen zijn binnen veilige grenzen;

  • .2 eventuele concentraties van giftige materialen in de atmosfeer zijn binnen toegestane grenzen; en

  • .3 eventuele residuen of materialen bij de door de bevoegde persoon toegestane werkzaamheden leiden niet tot het ongecontroleerd vrijkomen van giftige materialen of gevaarlijke concentraties ontvlambare dampen onder de heersende atmosferische omstandigheden zoals die volgens opdracht gehandhaafd worden.

7. „veilig voor werkzaamheden waarbij hitte vrijkomt”:

een ruimte die voldoet aan de volgende criteria:

  • .1 veilige omstandigheden waarin explosies uitgesloten zijn, zich geen gassen bevinden en waarin gewerkt kan worden met booglas- en gaslasapparatuur, snijder- en branderapparatuur of andere werkzaamheden kunnen plaatsvinden waarbij open vuur gebruikt wordt, alsmede verhitting, slijpen en andere werkzaamheden waarbij vonken vrijkomen;

  • .2 voldaan wordt aan de vereisten van voorschrift 1.6 voor veilige toegankelijkheid;

  • .3 de heersende atmosferische omstandigheden zullen niet veranderen als gevolg van de werkzaamheden waarbij hitte vrijkomt; en

  • .4 alle aangrenzende ruimten zijn gereinigd, inert gemaakt of voldoende behandeld om het ontstaan of verspreiden van brand te voorkomen.

8. „scheepseigenaar”:

de natuurlijke persoon of personen of de onderneming die geregistreerd is of zijn als eigenaar van het schip, of bij het ontbreken van registratie, de natuurlijke persoon of personen of de onderneming die het schip in eigendom hebben of een andere organisatie of natuurlijke persoon zoals de beheerder of de rompbevrachter die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip van de scheepseigenaar heeft overgenomen. In het geval van schepen die eigendom zijn van een Staat en worden geëxploiteerd door een onderneming die in die Staat is geregistreerd als exploitant van het schip, wordt onder „scheepseigenaar” evenwel die onderneming verstaan. Deze uitdrukking omvat tevens degenen die de eigendom van het schip hebben gedurende een beperkte periode tijdens de verkoop of overdracht ervan aan een scheepsrecyclingsinrichting.

9. „inspectie ter plaatse”:

het inspecteren van een scheepsrecyclingsinrichting ter bevestiging van de omstandigheden beschreven in de geverifieerde documentatie.

10. „verklaring van voltooiing”:

een bevestigende verklaring afgegeven door de scheepsrecyclingsinrichting dat de scheepsrecycling is voltooid in overeenstemming met dit Verdrag.

11. „tankschip”:

een olietankschip zoals omschreven in MARPOL, Bijlage I of een NLS-tankschip, zoals omschreven in MARPOL Bijlage II.

12. „werknemer”:

elke natuurlijke persoon die werkzaamheden verricht, hetzij op regelmatige basis, hetzij op tijdelijke basis, in het kader van een arbeidsverhouding en omvat mede werkzaamheden die in het kader van de aanneming van werk worden uitgevoerd.

Voorschrift 2 Algemene toepasselijkheid

Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, geschieden het ontwerp, de constructie, het onderzoek, de certificatie, de exploitatie en het recyclen van schepen in overeenstemming met de bepalingen van deze Bijlage.

Voorschrift 3 Verhouding tot andere normen, aanbevelingen en richtlijnen

De Partijen treffen maatregelen voor de implementatie van de voorschriften van deze Bijlage en nemen daarbij de door de Internationale Arbeidsorganisatie opgestelde relevante en toepasselijke normen, aanbevelingen en richtlijnen alsmede de uit hoofde van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan opgestelde relevante en toepasselijke technische normen, aanbevelingen en richtlijnen in acht.

HOOFDSTUK 2 VEREISTEN VOOR SCHEPEN

DEEL A ONTWERP, CONSTRUCTIE, EXPLOITATIE EN ONDERHOUD VAN SCHEPEN
Voorschrift 4 Beheersing van gevaarlijke materialen op schepen

In overeenstemming met de vereisten omschreven in Aanhangsel 1 bij dit Verdrag:

  • .1 verbiedt en/of beperkt elke Partij de installatie of het gebruik van de gevaarlijke materialen opgenomen in Aanhangsel 1 op schepen die gerechtigd zijn haar vlag te voeren of onder wier gezag zij opereren; en

  • .2 verbiedt en/of beperkt elke Partij de installatie of het gebruik van deze materialen op schepen die zich in haar havens, op haar scheepswerven, op haar scheepsreparatiewerven of op haar laad- of losplaatsen buitengaats bevinden,

en treft elke Partij doeltreffende maatregelen om te waarborgen dat die schepen aan deze vereisten voldoen.

Voorschrift 5 Inventarislijst van gevaarlijke materialen
  • 1. Elk nieuw schip heeft een inventarislijst van gevaarlijke materialen aan boord. De inventarislijst wordt geverifieerd door hetzij de Administratie hetzij een door haar gemachtigde natuurlijke persoon of organisatie, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen, met inbegrip van eventueel daarin opgenomen drempelwaarden en uitzonderingen, in acht worden genomen. De inventarislijst van gevaarlijke materialen dient specifiek te zijn voor elk schip afzonderlijk en ten minste:

    • .1 in deel I de gevaarlijke materialen genoemd in de Aanhangsels 1 en 2 bij dit Verdrag te vermelden die in de constructie of uitrusting van het schip verwerkt zijn, de locatie ervan alsmede de hoeveelheden bij benadering; en

    • .2 aan te geven dat het schip voldoet aan voorschrift 4.

  • 2. Bestaande schepen dienen voor zover praktisch uitvoerbaar binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag of voordat het gerecycled zal worden indien dit eerder is, te voldoen aan het eerste lid, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen en het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificering van de Organisatie in aanmerking worden genomen. In elk geval worden de gevaarlijke materialen genoemd in Aanhangsel 1 bij het opstellen van de inventarislijst. Voor bestaande schepen wordt een plan opgesteld met een beschrijving van een visuele inspectie en/of monstername aan de hand waarvan de inventarislijst van gevaarlijke materialen wordt opgesteld, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in aanmerking worden genomen.

  • 3. Deel I van de inventarislijst van gevaarlijke materialen wordt gedurende de gehele levenscyclus van het schip naar behoren bijgehouden en geactualiseerd en geeft nieuwe installaties weer die de gevaarlijke materialen vervat in Aanhangsel 2 bevatten alsmede relevante veranderingen in de structuur en uitrusting van het schip, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in aanmerking worden genomen.

  • 4. Voorafgaand aan het recyclen dienen, naast het naar behoren bijgehouden en geactualiseerde deel I, ook deel II voor het afval dat ontstaat bij de exploitatie van een schip en deel III voor de voorraden in de inventarislijst te worden opgenomen en hetzij door de Administratie hetzij door een door haar gemachtigde persoon of organisatie te worden geverifieerd, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in aanmerking worden genomen.

Voorschrift 6 Procedure voor het voorstellen van wijzigingen van Aanhangsels 1 en 2
  • 1. Elke Partij kan in overeenstemming met dit voorschrift een wijziging van Aanhangsel 1 en/of Aanhangsel 2 voorstellen. De voorgestelde wijzigingen worden ingevolge artikel 18, tweede lid, en dit voorschrift binnen de Organisatie bestudeerd.

  • 2. Indien de Organisatie een voorstel ontvangt, brengt zij het ook onder de aandacht van de Verenigde Naties en haar Gespecialiseerde Organisaties, intergouvernementele organisaties die overeenkomsten met de Organisatie hebben en non-gouvernementele organisaties die een consultatieve status bij de Organisatie hebben en stelt het voorstel aan hen beschikbaar.

  • 3. De Commissie stelt in overeenstemming met voorschrift 7 een technische groep in voor het toetsen van in overeenstemming met lid 1 van dit voorschrift ingediende voorstellen.

  • 4. De technische groep toetst het voorstel tezamen met eventuele aanvullende gegevens, waaronder door andere internationale organen genomen besluiten met betrekking tot hun lijsten met materialen of gevaarlijke stoffen, ingediend door een belanghebbende entiteit, en beoordeelt deze en rapporteert aan de Commissie of het gevaarlijke materiaal in kwestie in het kader van dit Verdrag kan leiden tot wezenlijke schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens of het milieu en wijziging van Aanhangsel 1 of Aanhangsel 2 geboden is. In dit verband:

    • .1 Bestaat de toetsing door de technische groep uit:

      • .1.1 een beoordeling op grond van de ingediende gegevens of andere relevante gegevens die onder de aandacht van de groep zijn gebracht van het verband tussen de gevaarlijke materiaal in kwestie en de waarschijnlijkheid in het kader van dit Verdrag dat deze zal leiden tot wezenlijke schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens of het milieu;

      • .1.2 een beoordeling van de mogelijke risicobeperking die kan worden toegeschreven aan de voorgestelde beheersmaatregelen en eventuele andere beheersmaatregelen die door de technische groep kunnen worden overwogen;

      • .1.3 bestudering van beschikbare informatie over de technische haalbaarheid van beheersmaatregelen;

      • .1.4 bestudering van beschikbare informatie over andere gevolgen die voortvloeien uit de invoering van dergelijke beheersmaatregelen ten behoeve van:

        • het milieu;

        • de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van die van zeevarenden en werknemers; en

        • de kosten voor de internationale scheepvaart en andere relevante sectoren.

      • .1.5 onderzoeken van de beschikbaarheid van geschikte alternatieven voor het te beheersen gevaarlijke materiaal, met inbegrip van de mogelijke risico's van alternatieven;

      • .1.6 bestudering van de risico's van het gevaarlijke materiaal tijdens het recyclingproces; en

      • .1.7 bestudering van geschikte drempelwaarden en eventuele nuttige of noodzakelijke vrijstellingen.

    • .2 Indien de technische groep constateert dat het gevaarlijke materiaal in kwestie in het kader van dit Verdrag waarschijnlijk zal leiden tot wezenlijke schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens of het milieu, mag het ontbreken van volledige wetenschappelijk gefundeerde zekerheid niet worden aangevoerd als reden om de groep te beletten de beoordeling van het voorstel voort te zetten.

    • .3 Wordt het rapport van de technische groep schriftelijk ingediend en is het gebaseerd op elk van de beoordelingen en overwegingen bedoeld in subparagraaf 1, met dien verstande dat de technische groep kan besluiten de beoordelingen en overwegingen omschreven in de subparagrafen 1.2 tot en met 1.7 te staken, indien zij na de beoordeling van subparagraaf 1.1 vaststelt dat het voorstel niet noodzaakt tot verdere bestudering.

    • .4 Bevat het rapport van de technische groep onder meer een aanbeveling of internationale beheersmaatregelen die uit hoofde van dit Verdrag geboden zijn voor het gevaarlijke materiaal in kwestie, inzake de geschiktheid van de in het uitgebreide voorstel specifiek voorgestelde beheersmaatregelen, dan wel inzake andere beheersmaatregelen die de groep geschikter acht.

  • 5. De Commissie besluit of zij een voorstel tot wijziging van Aanhangsel 1 of Aanhangsel 2 en eventuele aanpassingen daarvan indien van toepassing, goedkeurt en neemt daarbij het rapport van de technische groep in aanmerking. Voorstellen tot wijziging omschrijven de toepassing ervan op schepen die in overeenstemming met dit Verdrag reeds waren gecertificeerd voordat de wijziging in werking trad. Indien in het rapport wordt geconstateerd dat het gevaarlijke materiaal in kwestie waarschijnlijk zal leiden tot wezenlijke schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens of het milieu in de zin van dit Verdrag, mag het ontbreken van volledige wetenschappelijk gefundeerde zekerheid niet worden aangevoerd als reden om het besluit te beletten een gevaarlijk materiaal op te nemen in Aanhangsel 1 of Aanhangsel 2. Een besluit een voorstel niet goed te keuren belet niet dat in de toekomst een nieuw voorstel ter zake van een specifiek gevaarlijk materiaal wordt ingediend indien nieuwe informatie beschikbaar wordt.

Voorschrift 7 Technische groepen
  • 1. De Commissie kan ingevolge voorschrift 6 zo nodig een of meer technische groepen instellen. De technische groep kan bestaan uit vertegenwoordigers van de Partijen, Leden van de Organisatie, de Verenigde Naties en haar Gespecialiseerde Organisaties, intergouvernementele organisaties die overeenkomsten met de Organisatie hebben en non-gouvernementele organisaties die een consultatieve status bij de Organisatie hebben, waaronder bij voorkeur vertegenwoordigers van instituten en laboratoria die deskundig zijn op het gebied van het lot in het milieu en de gevolgen van stoffen, toxicologische gevolgen, mariene biologie, gezondheid van de mens, economische analyse, risicobeheer, scheepsbouw, internationale scheepvaart, gezondheid en -veiligheid op het werk, of andere gebieden van deskundigheid die nodig zijn voor objectieve beoordeling van de technische aspecten van voorstellen.

  • 2. De Commissie besluit over het mandaat, de organisatie, deelname en het functioneren van de technische groepen. Hierbij wordt voorzien in de bescherming van eventueel overgelegde vertrouwelijke informatie. Technische groepen kunnen wanneer nodig bijeenkomen, maar streven ernaar hun werkzaamheden schriftelijk of door middel van elektronische communicatie of met behulp van andere geschikte media te verrichten.

  • 3. Uitsluitend vertegenwoordigers van Partijen kunnen deelnemen aan het formuleren van een aanbeveling aan de Commissie uit hoofde van voorschrift 6. Technische groepen streven ernaar unanimiteit te bewerkstelligen tussen de vertegenwoordigers van de Partijen. Indien unanimiteit niet mogelijk is, deelt de technische groep de minderheidsstandpunten van deze vertegenwoordigers mede.

DEEL B VOORBEREIDING VOOR SCHEEPSRECYCLING
Voorschrift 8 Algemene vereisten

Schepen bestemd voor recycling:

  • .1 worden uitsluitend gerecycled in scheepsrecyclingsinrichtingen die:

    • .1 in overeenstemming met dit Verdrag toegelaten zijn; en

    • .2 volledig bevoegd zijn tot het uitvoeren van alle recyclingwerkzaamheden die volgens het scheepsrecyclingplan door de aangegeven scheepsrecyclingsinrichting(en) dienen te worden verricht;

  • .2 verrichten in de periode voorafgaand aan de aankomst bij de scheepsrecyclingsinrichting voorbereidingen teneinde de ladingresiduen, restanten brandstofolie en afval die achterblijven aan boord tot een minimum te beperken;

  • .3 komen, in het geval van tankschepen, aan bij de scheepsrecyclingsinrichting met ladingtanks en pompkamers in een toestand die gecertificeerd kan worden als veilig toegankelijk of veilig voor werkzaamheden waarbij hitte vrijkomt, of beide, volgens de nationale wet- en regelgeving en het nationale beleid van de Partij onder wier rechtsmacht de scheepsrecyclingsinrichting opereert;

  • .4 verstrekken de scheepsrecyclingsinrichting alle met betrekking tot het schip beschikbare informatie voor het opstellen van het ingevolge voorschrift 9 vereiste scheepsrecyclingplan;

  • .5 vullen de ingevolge voorschrift 5 vereiste inventarislijst in; en

  • .6 zijn door de Administratie of een door haar erkende organisatie gecertificeerd als gereed voor recycling voordat enige recyclingactiviteit plaatsvindt.

Voorschrift 9 Scheepsrecyclingplan

Voordat een schip gerecycled wordt, stelt de scheepsrecyclingsinrichting een voor het schip specifiek recyclingplan op, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in acht worden genomen. Het scheepsrecyclingplan:

  • .1 wordt opgesteld met inachtneming van de door de scheepseigenaar verstrekte informatie;

  • .2 wordt opgesteld in een taal die aanvaard is door de Partij die de scheepsrecyclingsinrichting toegelaten heeft; indien de gebruikte taal niet het Engels, het Frans of het Spaans is, wordt het scheepsrecyclingplan in een van deze talen vertaald, tenzij de Administratie ervan overtuigd is dat dit niet nodig is;

  • .3 bevat informatie betreffende onder andere de vaststelling, instandhouding en controle van de toestand waarin het schip veilig toegankelijk is en veilig voor werkzaamheden waarbij hitte vrijkomt en de manier waarop het soort en de hoeveelheid materialen met inbegrip van de materialen opgenomen in de inventarislijst van gevaarlijke materialen, zullen worden beheerd;

  • .4 is in overeenstemming met de ingevolge artikel 16, zesde lid, neergelegde verklaring, uitdrukkelijk of stilzwijgend goedgekeurd door de bevoegde autoriteit die de scheepsrecyclingsinrichting toegelaten heeft. De bevoegde autoriteit zendt binnen drie werkdagen na ontvangst in overeenstemming met voorschrift 24 een schriftelijke bevestiging van ontvangst van het scheepsrecyclingplan aan de scheepsrecyclingsinrichting, de scheepseigenaar en de Administratie. Vervolgens:

    • .1 indien een Partij uitdrukkelijke goedkeuring van het scheepsrecyclingplan verlangt, zendt de bevoegde autoriteit een schriftelijke kennisgeving van haar besluit tot goedkeuring of afwijzing van het scheepsrecyclingplan aan de scheepsrecyclingsinrichting, de scheepseigenaar en de Administratie; en

    • .2 indien een Partij stilzwijgende goedkeuring van het scheepsrecyclingplan verlangt, dient de bevestiging van ontvangst de einddatum te vermelden van een onderzoeksperiode van veertien dagen. De bevoegde autoriteit stelt de scheepsrecyclingsinrichting, de scheepseigenaar en de Administratie binnen deze termijn van 14 dagen in kennis van eventuele bezwaren tegen het scheepsrecyclingplan. Indien geen kennisgeving van bezwaren is gedaan, wordt het scheepsrecyclingplan geacht te zijn goedgekeurd.

  • .5 wordt, zodra het is goedgekeurd in overeenstemming met het vierde lid, aan de Administratie, door haar benoemde inspecteurs of een door haar erkende organisatie voor inzage ter beschikking gesteld; en

  • .6 vermeldt, indien er meer dan een scheepsrecyclingsinrichting wordt gebruikt, de te gebruiken scheepsrecyclingsinrichtingen, en omschrijft de recyclingwerkzaamheden alsmede de volgorde waarin zij zullen worden verricht door elk van de toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen.

DEEL C ONDERZOEKEN EN CERTIFICERING
Voorschrift 10 Onderzoeken
  • 1. Schepen waarop dit Verdrag van toepassing is, worden onderworpen aan de hieronder omschreven onderzoeken:

    • .1 een eerste onderzoek voordat het schip in gebruik wordt genomen of voordat het Internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen wordt afgegeven. Bij dit onderzoek wordt geverifieerd of deel I van de bij voorschrift 5 vereiste inventarislijst voldoet aan de vereisten van dit Verdrag;

    • .2 een hernieuwd onderzoek met door de Administratie omschreven tussenpozen van ten hoogste vijf jaar. Bij dit onderzoek wordt geverifieerd of deel I van de bij voorschrift 5 vereiste inventarislijst voldoet aan de vereisten van dit Verdrag;

    • .3 een aanvullend onderzoek, hetzij volledig, hetzij gedeeltelijk, al naar gelang de omstandigheden, kan op verzoek van de scheepseigenaar worden verricht na een wijziging, vervanging of een significante reparatie van de constructie, uitrusting, systemen, installaties, voorzieningen of materialen. Het onderzoek dient zodanig te zijn dat gewaarborgd wordt dat elke wijziging, vervanging of significante reparatie zodanig is geschied dat het schip blijft voldoen aan de vereisten van dit Verdrag en dat deel I van de inventarislijst waar nodig is gewijzigd; en

    • .4 een laatste onderzoek voordat het schip uit de vaart wordt genomen en voordat met de recycling van het schip wordt aangevangen. Bij dit onderzoek wordt geverifieerd:

      • .1 of de inventarislijst van gevaarlijke materialen zoals vereist bij voorschrift 5.4 voldoet aan de vereisten van dit Verdrag, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in aanmerking worden genomen;

      • .2 of het scheepsrecyclingplan, zoals vereist bij voorschrift 9, de informatie in de bij voorschrift 5.4 vereiste inventarislijst van gevaarlijke materialen correct weergeeft en informatie bevat over de vaststelling, instandhouding en controle van de toestand waarin het schip veilig toegankelijk is en veilig voor werkzaamheden waarbij hitte vrijkomt; en

      • .3 of de scheepsrecyclingsinrichting(en) waar het schip gerecycled zal worden beschikt (beschikken) over een geldige toelatingsverklaring in overeenstemming met dit Verdrag.

  • 2. Onderzoeken van schepen ten behoeve van de handhaving van de bepalingen van dit Verdrag worden uitgevoerd door functionarissen van de Administratie, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in acht worden genomen. De Administratie kan de onderzoeken evenwel toevertrouwen hetzij aan daartoe benoemde inspecteurs, hetzij aan door haar erkende organisaties.

  • 3. Een Administratie die inspecteurs benoemt of organisaties erkent voor het verrichten van onderzoeken als omschreven in het tweede lid, verleent deze inspecteurs of organisaties ten minste de bevoegdheid:

    • .1 te vereisen dat het schip dat zij onderzoeken voldoet aan de bepalingen van dit Verdrag; en

    • .2 onderzoeken en inspecties te verrichten indien daarom wordt verzocht door de desbetreffende autoriteiten van een havenstaat die Partij is.

  • 4. In alle gevallen is de betrokken Administratie verantwoordelijk voor het waarborgen van de volledigheid en doeltreffendheid van het onderzoek en dient zij te waarborgen dat de nodige maatregelen worden getroffen om aan deze verplichting te voldoen.

  • 5. Het eerste onderzoek en hernieuwde onderzoeken dienen te worden afgestemd op de ingevolge andere van toepassing zijnde voorgeschreven instrumenten van de Organisatie vereiste onderzoeken.

Voorschrift 11 Afgifte van en het plaatsen van aantekeningen op certificaten
  • 1. Een Internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen wordt afgegeven door hetzij de Administratie hetzij door een door haar gemachtigde persoon of organisatie na een geslaagde afronding van een eerste of een hernieuwd onderzoek verricht in overeenstemming met voorschrift 10 aan schepen waarop voorschrift 10 van toepassing is, behalve aan bestaande schepen die tegelijkertijd een eerste en een laatste onderzoek ondergaan, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in aanmerking worden genomen.

  • 2. Op het Internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen, op verzoek van de scheepseigenaar afgegeven uit hoofde van het eerste lid, wordt een aantekening geplaatst door hetzij de Administratie, hetzij door een door haar gemachtigde persoon of organisatie na een geslaagde afronding van een in overeenstemming met voorschrift 10 verricht aanvullend onderzoek.

  • 3. Onverminderd voorschrift 14.2 en de vereisten van voorschrift 10.1.2, wanneer het hernieuwde onderzoek wordt afgerond binnen drie maanden voor de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum waarop het hernieuwde onderzoek is afgerond tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum waarop de geldigheid van het bestaande certificaat verstrijkt.

  • 4. Wanneer het hernieuwde onderzoek wordt afgerond na de datum waarop de geldigheid van het bestaande certificaat verstrijkt, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum van afronding van het hernieuwde onderzoek tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt.

  • 5. Wanneer het hernieuwde onderzoek meer dan drie maanden voor de datum waarop het bestaande certificaat verstrijkt wordt afgerond, is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum waarop het hernieuwde onderzoek is afgerond tot een datum ten hoogste vijf jaar na de datum waarop het hernieuwde onderzoek is afgerond.

  • 6. Indien een certificaat wordt afgegeven voor een periode van minder dan vijf jaar, kan de Administratie de geldigheidsduur van het certificaat verlengen tot na de datum van het verstrijken ervan tot de maximumperiode omschreven in voorschrift 10.1.2.

  • 7. Indien het hernieuwde onderzoek is afgerond en voor de datum van verstrijken van het bestaande certificaat geen nieuw certificaat kan worden afgegeven of aan boord van het schip kan worden genomen, kan de door de Administratie gemachtigde persoon of organisatie een aantekening op het bestaande certificaat plaatsen en een dergelijk certificaat dient te worden aanvaard als geldig voor een volgende periode die zich evenwel niet mag uitstrekken tot vijf maanden na de datum van verstrijken.

  • 8. Indien een schip zich op het tijdstip waarop een certificaat verstrijkt niet in een haven bevindt waar het dient te worden onderzocht, kan de Administratie de geldigheidsduur van het certificaat verlengen, maar deze verlenging wordt uitsluitend verleend om het schip in staat te stellen zijn reis naar de haven waar het dient te worden onderzocht te voltooien en dan uitsluitend in gevallen waarin het juist en redelijk voorkomt zulks te doen.

    Geen enkel certificaat wordt verlengd met meer dan drie maanden en geen enkel schip waarvan het certificaat wordt verlengd is, na aankomst in de haven waarin het dient te worden onderzocht, gerechtigd op grond van die verlenging de haven te verlaten zonder nieuw certificaat. Zodra het hernieuwde onderzoek is afgerond, is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum van verstrijken van het bestaande certificaat voordat het verlengd werd.

  • 9. Voor een certificaat afgegeven ten behoeve van een schip dat korte reizen maakt en dat niet is verlengd op grond van de voorgaande bepalingen van dit voorschrift kan door de Administratie ten hoogste een maand uitstel worden verleend vanaf de op het certificaat vermelde datum van verstrijken. Zodra het hernieuwde onderzoek is afgerond, is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum van verstrijken van het bestaande certificaat voordat het verlengd werd.

  • 10. Onder bijzondere omstandigheden vast te stellen door de Administratie behoeft een nieuw certificaat niet te worden gedateerd vanaf de datum van verstrijken van het bestaande certificaat zoals bepaald in de leden 4, 8 en 9 van dit voorschrift. Onder deze bijzondere omstandigheden is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum van afronding van het hernieuwde onderzoek.

  • 11. Aan schepen waarop voorschrift 10 van toepassing is, wordt een Internationaal certificaat betreffende de gereedheid voor recycling afgegeven hetzij door de Administratie hetzij door een door haar gemachtigde persoon of organisatie na een geslaagde afronding van een laatste onderzoek in overeenstemming met de bepalingen van voorschrift 10, waarbij de toelating van de scheepsrecyclingsinrichting en de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in aanmerking worden genomen.

  • 12. Een onder het gezag van een Partij afgegeven certificaat wordt door de andere Partijen aanvaard en voor alle doeleinden die vallen onder dit Verdrag behandeld als ware het door henzelf afgegeven. Certificaten worden afgegeven of hierop wordt een aantekening geplaatst hetzij door de Administratie, hetzij door daartoe door haar gemachtigde personen of organisaties. In alle gevallen neemt de Administratie de volle verantwoordelijkheid voor het certificaat op zich.

Voorschrift 12 Afgifte van of het plaatsen van aantekeningen op certificaten door een andere Partij
  • 1. Op verzoek van de Administratie kan een andere Partij een schip laten onderzoeken en, indien zij ervan overtuigd is dat aan de bepalingen van dit Verdrag wordt voldaan, geeft zij het certificaat af of geeft zij toestemming voor afgifte van het certificaat aan het schip, en waar van toepassing plaatst zij een aantekening op of geeft zij toestemming tot het plaatsen van een aantekening op dat certificaat van het schip in overeenstemming met deze Bijlage.

  • 2. Een afschrift van het certificaat en een afschrift van het onderzoeksrapport worden zo spoedig mogelijk toegezonden aan de Administratie die het verzoek heeft gedaan.

  • 3. Een aldus afgegeven certificaat dient een verklaring te bevatten inhoudende dat het is afgegeven op verzoek van de Administratie en heeft dezelfde waarde en wordt op dezelfde wijze erkend als een certificaat dat is afgegeven door de Administratie.

  • 4. Geen certificaat wordt afgegeven aan een schip dat gerechtigd is de vlag te voeren van een Staat die geen Partij is.

Voorschrift 13 Vorm van de certificaten

Het certificaat wordt opgesteld in de officiële taal van de Partij die het afgeeft in een vorm die overeenkomt met het model vervat in de Aanhangsels 3 en 4. Indien de gebruikte taal Engels, Frans noch Spaans is, dient de tekst een vertaling in een van deze talen te omvatten. De Administratie kan echter een Internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen in uitsluitend de officiële taal van de Partij die het afgeeft afgeven aan schepen die geen reizen maken naar havens of laad- of losplaatsen buitengaats onder de rechtsmacht van andere Partijen bij dit Verdrag; het Internationaal certificaat betreffende de gereedheid voor recycling kan worden afgegeven in uitsluitend de officiële taal van de Partij die het afgeeft aan schepen die worden gerecycled in scheepsrecyclingsinrichtingen onder de rechtsmacht van de Partij die het afgeeft.

Voorschrift 14 Looptijd en geldigheid van de certificaten
  • 1. Een Internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen afgegeven ingevolge voorschrift 11 of 12 verliest in de volgende gevallen zijn geldigheid:

    • .1 indien de toestand van het schip niet in belangrijke mate overeenkomt met de gegevens op het certificaat, onder meer wanneer deel 1 van de inventarislijst van gevaarlijke materialen niet naar behoren is bijgehouden en geactualiseerd bij veranderingen in de structuur en uitrusting van het schip in overeenstemming met de door de Organisatie opgestelde richtlijnen;

    • .2 bij overdracht van het schip onder de vlag van een andere Staat. Een nieuw certificaat wordt uitsluitend afgegeven wanneer de Partij die het nieuwe certificaat afgeeft er ten volle van overtuigd is dat het schip voldoet aan de vereisten van voorschrift 10. In het geval van een overdracht tussen Partijen zendt de Partij wier vlag het schip voordien gerechtigd was te voeren, indien zij daarom wordt verzocht binnen drie maanden nadat de overdracht heeft plaatsgevonden, zo spoedig mogelijk aan de Administratie van de andere Partij afschriften van de certificaten die het schip aan boord had vóór de overdracht en, indien beschikbaar, afschriften van de desbetreffende onderzoeksrapporten;

    • .3 indien het hernieuwde onderzoek niet binnen de ingevolge de voorschriften 10.1 en 11 vastgestelde termijnen is afgerond; of

    • .4 indien op het certificaat geen aantekening is geplaatst in overeenstemming met voorschrift 11 of 12.

  • 2. Een Internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen wordt afgegeven voor een door de Administratie vastgestelde termijn van ten hoogste vijf jaar.

  • 3. Een Internationaal certificaat inzake gereedheid voor recycling wordt afgegeven voor een door de Administratie vastgestelde termijn van ten hoogste drie maanden.

  • 4. Een Internationaal certificaat inzake gereedheid voor recycling afgegeven ingevolge voorschrift 11 of 12 verliest zijn geldigheid indien de toestand van het schip niet in belangrijke mate overeenkomt met de gegevens op het certificaat.

  • 5. Het Internationaal certificaat inzake gereedheid voor recycling kan door de Administratie of een door haar gemachtigde persoon of organisatie worden verlengd voor een enkele reis vanaf een punt naar de scheepsrecyclingsinrichting.

HOOFDSTUK 3 VEREISTEN VOOR SCHEEPSRECYCLINGSINRICHTINGEN

Voorschrift 15 Controles van scheepsrecyclingsinrichtingen
  • 1. Elke Partij stelt de nodige wet- en regelgeving en normen vast om te waarborgen dat scheepsrecyclingsinrichtingen op een veilige en milieuverantwoorde manier in overeenstemming met de voorschriften van dit Verdrag worden ontworpen, gebouwd en geëxploiteerd.

  • 2. Elke Partij stelt een mechanisme in voor het toelaten van scheepsrecyclingsinrichtingen onder passende voorwaarden om te waarborgen dat deze scheepsrecyclingsinrichtingen voldoen aan de vereisten van dit Verdrag.

  • 3. Elke Partij stelt een mechanisme in om te waarborgen dat scheepsrecyclingsinrichtingen voldoen aan de vereisten van dit hoofdstuk, met inbegrip van het instellen en effectief toepassen van de bepalingen inzake inspectie, monitoring en handhaving, met inbegrip van de bevoegdheid tot betreden en monstername. Een dergelijk mechanisme kan een door de bevoegde autoriteit(en) of een door de Partij erkende organisatie uit te voeren auditregeling omvatten, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in aanmerking worden genomen; de uitkomsten van deze audits dienen aan de Organisatie te worden medegedeeld.

  • 4. Elke Partij wijst een of meer bevoegde autoriteiten alsmede haar centrale aanspreekpunt aan dat door de Organisatie, de Partijen bij dit Verdrag en andere belanghebbende entiteiten dient te worden gebruikt voor aangelegenheden in verband met de scheepsrecyclingsinrichtingen die opereren onder de rechtsmacht van die Partij.

Voorschrift 16 Toelaten van scheepsrecyclingsinrichtingen
  • 1. Scheepsrecyclingsinrichtingen die schepen recyclen waarop dit Verdrag van toepassing is of schepen die ingevolge artikel 3, vierde lid, op vergelijkbare wijze worden behandeld, worden door een Partij toegelaten in overeenstemming met de door Organisatie opgestelde richtlijnen.

  • 2. De toelatingsprocedure wordt uitgevoerd door de bevoegde autoriteit(en) en omvat mede de verificatie van de bij dit Verdrag vereiste documentatie en een inspectie ter plaatse. Door de bevoegde autoriteit(en) erkende organisaties kunnen belast worden met het toelaten van scheepsrecyclingsinrichtingen.

  • 3. De Partij stelt de Organisatie in kennis van de specifieke verantwoordelijkheden en voorwaarden van de aan de erkende organisaties gedelegeerde bevoegdheid, voor toezending aan de Partijen. De bevoegde autoriteit(en) behoudt(en) in alle gevallen de volledige verantwoordelijkheid voor de afgegeven toelatingsverklaring.

  • 4. De toelatingsverklaring wordt opgesteld in de vorm vervat in Aanhangsel 5. Indien de gebruikte taal een andere is dan de Engelse, de Franse of de Spaanse taal gaat de tekst vergezeld van een vertaling in één van deze talen.

  • 5. De toelating geldt voor een door de Partij omschreven termijn die ten hoogste vijf jaar bedraagt. De Partij stelt de voorwaarden vast waaronder de goedkeuring wordt verleend, ingetrokken, opgeschort, gewijzigd en verlengd en informeert de scheepsrecyclingsinrichtingen over deze voorwaarden. Indien een scheepsrecyclingsinrichting een inspectie door de bevoegde autoriteit(en) of door de namens haar optredende, door haar erkende organisatie weigert, wordt de toelating opgeschort of ingetrokken.

  • 6. Indien incidenten of bij de scheepsrecyclingsinrichting getroffen maatregelen ertoe leiden dat niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden voor de toelating, stelt de scheepsrecyclingsinrichting de bevoegde autoriteit(en) daarvan in kennis. De bevoegde autoriteit(en) kan (kunnen) dienovereenkomstig besluiten de toelating op te schorten of in te trekken of corrigerende maatregelen te verlangen van de scheepsrecyclingsinrichting.

Voorschrift 17 Algemene vereisten
  • 1. Door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen stellen beheerssystemen, -procedures en -technieken in die geen gezondheidsrisico's voor de betrokken werknemers of de bevolking in de nabijheid van de scheepsrecyclingsinrichting vormen en door de scheepsrecyclingsinrichting veroorzaakte schadelijke gevolgen voor het milieu voorkomen, beperken, tot een minimum terugbrengen en voor zover mogelijk uitbannen, waarbij door de Organisatie opgestelde richtlijnen in acht worden genomen.

  • 2. Door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen zullen ten aanzien van schepen waarop dit Verdrag van toepassing is of ten aanzien van schepen die worden behandeld overeenkomstig artikel 3, vierde lid:

    • .1 uitsluitend schepen aanvaarden die:

      • .1 voldoen aan dit Verdrag; of

      • .2 voldoen aan de vereisten van dit Verdrag;

    • .2 uitsluitend schepen aanvaarden ten aanzien waarvan zij toegelaten zijn ze te recyclen; en

    • .3 de stukken van de goedkeuring beschikbaar hebben indien daarom verzocht wordt door een scheepseigenaar die overweegt aldaar een schip te laten recyclen.

Voorschrift 18 Plan met betrekking tot de scheepsrecyclingsinrichting

Door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen stellen een plan met betrekking tot de scheepsrecyclingsinrichting op. Het plan dient te worden aanvaard door de directie of door het bevoegde bestuur van het recyclingsbedrijf, en het volgende te omvatten:

  • .1 beleid ten behoeve van de veiligheid en bescherming van de gezondheid van werknemers en van het milieu, met inbegrip van het vaststellen van doelstellingen ter vermindering, en voor zover mogelijk, het uitbannen van de schadelijke gevolgen van scheepsrecycling voor de gezondheid van de mens en het milieu;

  • .2 een systeem ter waarborging van de uitvoering van de naleving van de in dit Verdrag vervatte vereisten, de verwezenlijking van de in het beleid van de scheepsrecyclingsinrichting vervatte doelstellingen en de voortdurende verbetering van de bij de scheepsrecyclingwerkzaamheden gehanteerde procedures en normen;

  • .3 vaststellen van de rollen en verantwoordelijkheden van werkgevers en werknemers bij het verrichten van de scheepsrecyclingwerkzaamheden;

  • .4 een programma voor relevante informatieverschaffing aan en training van werknemers voor het veilig en milieuverantwoord exploiteren van de scheepsrecyclingsinrichting;

  • .5 een draaiboek voor noodgevallen;

  • .6 een monitoringsysteem voor het functioneren van de scheepsrecycling;

  • .7 een registratiesysteem waaruit blijkt hoe de scheepsrecycling wordt uitgevoerd;

  • .8 een systeem voor het rapporteren van lozingen, emissies, incidenten en ongevallen waarbij gevaar ontstaat of kan ontstaan voor de veiligheid van werknemers, de gezondheid van de mens en het milieu; en

  • .9 een systeem voor het rapporteren van bedrijfsziekten, -ongevallen, -letsel en andere schadelijke gevolgen voor de veiligheid en gezondheid van werknemers waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in aanmerking worden genomen.

Voorschrift 19 Preventie van schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu

Procedures worden door de door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen ingesteld en gehanteerd:

  • .1 ter voorkoming van explosies, brand en andere gevaarlijke omstandigheden door te waarborgen dat voorwaarden en procedures worden ingesteld voor werkzaamheden waarbij hitte vrijkomt en dat de ingestelde voorwaarden en procedures gedurende het gehele recyclingproces gehandhaafd en gemonitord worden;

  • .2 ter voorkoming van gevaarlijke dampen en andere onveilige omstandigheden door te waarborgen dat voorwaarden en procedures worden ingesteld waardoor het schip veilig toegankelijk blijft, en de ingestelde voorwaarden en procedures gedurende het gehele recyclingproces gehandhaafd en gemonitord worden in de ruimten van het schip, met inbegrip van afgesloten en gesloten ruimten;

  • .3 ter voorkoming van andere ongevallen, beroepsziekten, -letsel of andere schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu; en

  • .4 ter voorkoming van lekken of emissies gedurende het gehele recyclingproces die gevaarlijk kunnen zijn voor de gezondheid van de mens en/of het milieu, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in aanmerking worden genomen.

Voorschrift 20 Veilige en milieuverantwoorde beheersing van gevaarlijke materialen
  • 1. Door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen waarborgen dat gevaarlijke materialen in een in overeenstemming met voorschrift 11 of 12 gecertificeerd schip op veilige en milieuverantwoorde wijze worden verwijderd.

    De persoon of personen die leiding geeft of geven aan de recyclingwerkzaamheden en de werknemers dienen op de hoogte te zijn van de vereisten van dit Verdrag die van toepassing zijn op hun werkzaamheden en dienen voor en tijdens het verwijderen van gevaarlijke materialen actief gebruik te maken van in het bijzonder de inventarislijst van gevaarlijke materialen en het scheepsrecyclingplan.

  • 2. Door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen waarborgen dat alle in de inventarislijst opgenomen gevaarlijke materialen worden geïdentificeerd, geëtiketteerd, ingepakt en zoveel mogelijk worden verwijderd voordat naar behoren getrainde en uitgeruste werknemers snijwerkzaamheden uitvoeren, waarbij de door de Organisatie opgestelde richtlijnen in aanmerking worden genomen; dit geldt in het bijzonder voor:

    • .1 gevaarlijke vloeistoffen, residuen en sedimenten;

    • .2 stoffen of objecten die zware metalen bevatten, zoals lood, kwik, cadmium en zeswaardig chroom;

    • .3 verven en coatings die zeer ontvlambaar zijn en/of kunnen leiden tot het vrijkomen van giftige stoffen;

    • .4 asbest en asbesthoudende materialen;

    • .5 PCB's en PCB-houdende materialen, waarbij voorkomen wordt dat apparatuur waarbij warmte vrijkomt bij deze werkzaamheden wordt gebruikt;

    • .6 CFK's en halonen; en

    • .7 andere gevaarlijke materialen die hierboven niet genoemd zijn en geen deel uitmaken van de structuur van het schip.

  • 3. Door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen zorgen ervoor en waarborgen dat alle gevaarlijke materialen en afvalstoffen die van door die inrichtingen gerecyclede schepen worden afgevoerd veilig en milieuverantwoord worden beheerd. Er worden locaties voor afvalbeheer en -verwijdering aangewezen voor het verdere veilige en milieuverantwoorde beheer van materialen.

  • 4. Alle bij de recycling gegenereerde afvalstoffen worden gescheiden gehouden van recyclebare materialen en uitrusting, worden geëtiketteerd en onder passende omstandigheden opgeslagen zodat ze geen risico vormen voor de werknemers, de gezondheid van de mens of het milieu en worden uitsluitend overgebracht naar een inrichting voor afvalbeheer die toegelaten is tot de behandeling en afvoer ervan op een veilige en milieuverantwoorde manier.

Voorschrift 21 Draaiboek voor noodgevallen

Door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen stellen een draaiboek voor noodgevallen op en houden dat bij. Het draaiboek wordt toegesneden op de locatie en omgeving van de scheepsrecyclingsinrichting, waarbij de omvang en aard van de recyclingwerkzaamheden in aanmerking worden genomen. In het draaiboek wordt voorts:

  • .1 gewaarborgd dat de nodige uitrusting en te volgen procedures in noodgevallen aanwezig en bekend zijn en dat er regelmatig oefeningen plaatsvinden;

  • .2 gewaarborgd dat de nodige informatie, interne communicatie en afstemming geregeld zijn om alle personen en het milieu te beschermen bij noodgevallen in de scheepsrecyclingsinrichting;

  • .3 voorzien in communicatie met en informatievoorziening aan de desbetreffende bevoegde autoriteit(en), de omwonenden en de hulpdiensten;

  • .4 voorzien in eerste hulp en medische bijstand, brandbestrijding en de evacuatie van alle aanwezigen in de scheepsrecyclingsinrichtingen en preventie van vervuiling; en

  • .5 voorzien in relevante informatieverschaffing aan en training van alle werknemers van de scheepsrecyclingsinrichtingen op alle niveaus en passend bij hun bekwaamheden, waaronder regelmatige oefeningen met ongevallenpreventie en procedures voor noodgevallen.

Voorschrift 22 Veiligheid en training van werknemers
  • 1. Door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen voorzien in de veiligheid voor hun werknemers door maatregelen waaronder:

    • .1 het waarborgen van de beschikbaarheid, het onderhoud en het gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen en werkkleding die nodig is voor alle scheepsrecyclingwerkzaamheden;

    • .2 het waarborgen dat trainingsprogramma's worden aangeboden om werknemers in staat te stellen alle hun opgedragen scheepsrecyclingwerkzaamheden veilig uit te voeren; en

    • .3 het waarborgen dat alle werknemers bij de scheepsrecyclingsinrichtingen de juiste training en inwerkperiode hebben doorlopen voordat zij scheepsrecyclingwerkzaamheden gaan verrichten.

  • 2. Door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen verschaffen persoonlijke beschermingsmiddelen voor werkzaamheden waarvoor die vereist is en zien toe op het gebruik ervan. Deze uitrusting omvat onder meer:

    • .1 hoofdbescherming;

    • .2 gezichts- en oogbescherming;

    • .3 hand- en voetbescherming;

    • .4 ademhalingsbescherming;

    • .5 gehoorbescherming;

    • .6 bescherming tegen radioactieve besmetting;

    • .7 bescherming tegen vallen; en

    • .8 geschikte kleding.

  • 3. Door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen kunnen samenwerken bij het verzorgen van de training van werknemers. De door de Organisatie opgestelde richtlijnen in aanmerking nemend dienen de trainingsprogramma's vervat in lid 1, onder 2, van dit voorschrift:

    • .1 van toepassing te zijn op alle werknemers, met inbegrip van werknemers die werkzaamheden verrichten die in het kader van de aanneming van werk worden uitgevoerd;

    • .2 te worden verzorgd door bekwame personen;

    • .3 introductie- en herhalingscursussen te omvatten die met passende tussenpozen worden aangeboden;

    • .4 te voorzien in toetsing van de deelnemers om vast te stellen of zij de inhoud van de training begrijpen en onthouden;

    • .5 periodiek te worden herzien en waar nodig te worden aangepast; en

    • .6 te worden gedocumenteerd.

Voorschrift 23 Rapportage over incidenten, ongevallen, beroepsziekten en chronische gevolgen
  • 1. Door een Partij toegelaten scheepsrecyclingsinrichtingen rapporteren aan de bevoegde autoriteit(en) elk incident, ongeval, elke beroepsziekte en alle chronische gevolgen die gevaar opleveren of kunnen opleveren voor de veiligheid van werknemers, de gezondheid van de mens en het milieu.

  • 2. De rapporten bevatten een beschrijving van het incident, ongeval, de beroepsziekte of chronische gevolgen, zijn oorzaak, de getroffen maatregelen en de gevolgen en te treffen herstelmaatregelen.

HOOFDSTUK 4 RAPPORTAGEVEREISTEN

Voorschrift 24 Eerste kennisgeving en rapportagevereisten
  • 1. Scheepseigenaren stellen de Administratie tijdig schriftelijk in kennis van hun voornemen een schip te recyclen teneinde de Administratie in de gelegenheid te stellen het onderzoek en de certificering zoals vereist bij dit Verdrag voor te bereiden.

  • 2. Een scheepsrecyclingsinrichting die voorbereidingen treft voor de ontvangst van een schip voor recycling stelt haar bevoegde autoriteit(en) tijdig schriftelijk in kennis van dat voornemen. De kennisgeving bevat ten minste de volgende gegevens van het schip:

    • .1 de naam van de Staat waarvan het schip gerechtigd is de vlag te voeren;

    • .2 de datum waarop het schip in die Staat geregistreerd is;

    • .3 IMO-identificatienummer van het schip;

    • .4 rompnummer bij oplevering;

    • .5 naam en type van het schip;

    • .6 de haven waar het schip geregistreerd is;

    • .7 naam en adres van de scheepseigenaar alsmede het IMO-nummer van de geregistreerde eigenaar;

    • .8 naam en adres van de onderneming alsmede het IMO-nummer van de geregistreerde onderneming;

    • .9 de naam van alle klassenbureaus waarbij het schip geklasseerd is;

    • .10 belangrijkste gegevens van het schip (lengte over alles, breedte naar de mal, diepte naar de mal, leeg scheepsgewicht, bruto- en nettotonnage, motortype en vermogen);

    • .11 inventarislijst van gevaarlijke materialen; en

    • .12 het conceptrecyclingplan ter instemming ingevolge voorschrift 9.

  • 3. Wanneer voor het te recyclen schip een Internationaal certificaat inzake gereedheid voor recycling is afgegeven, meldt de scheepsrecyclingsinrichting haar bevoegde autoriteit(en) de geplande aanvangsdatum voor de scheepsrecycling. De melding dient te voldoen aan het rapportagemodel van Aanhangsel 6 en dient ten minste een afschrift van het Internationaal certificaat inzake gereedheid voor recycling te omvatten. Het recyclen van het schip mag niet aanvangen voordat het rapport is overgelegd.

Voorschrift 25 Rapportage bij voltooiing

Wanneer het recyclen van een schip geheel of gedeeltelijk is voltooid in overeenstemming met de vereisten van dit Verdrag, geeft de scheepsrecyclingsinrichting een verklaring van voltooiing af en rapporteert dat aan haar bevoegde autoriteit(en). Het rapport wordt conform Aanhangsel 7 opgesteld. De bevoegde autoriteit(en) zendt (zenden) een afschrift van de verklaring aan de Administratie die het Internationaal certificaat van gereedheid voor recycling voor het schip heeft afgegeven.

De verklaring wordt binnen 14 dagen na de datum van het volledige of gedeeltelijke recyclen in overeenstemming met het scheepsrecyclingplan afgegeven en omvat een rapport over eventuele incidenten en ongevallen die hebben geleid tot gezondheidsschade en/of schade aan het milieu.


AANHANGSEL 1
BEHEERSING VAN GEVAARLIJKE MATERIALEN

Gevaarlijk materiaal

Begripsomschrijvingen

Beheersmaatregelen

Asbest

Asbesthoudende materialen

Voor alle schepen is de nieuwe installatie van materialen die asbest bevatten verboden.

Stoffen die de ozonlaag afbreken

Onder stoffen die de ozonlaag afbreken wordt verstaan: de gereguleerde stoffen omschreven in artikel 1, vierde lid, van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, 1987, genoemd in Bijlage A, B, C of E bij genoemd Protocol zoals van kracht ten tijde van de toepassing of uitlegging van deze Bijlage.

Stoffen die de ozonlaag afbreken die aan boord van schepen kunnen worden aangetroffen omvatten, maar zijn niet beperkt tot:

halon 1211 broomchloordifluormethaan

halon 1301 broomtrifluormethaan

halon 2402 1,2 dibroom-1,1,2,2-tetrafluorethaan (ook bekend als halon 114B2)

CFK-11 trichloorfluormethaan

CFK-12 dichloordifluormethaan

CFK-113 1,1,2-trichloor-1,2,2-trifluorethaan

CFK-114 1,2-dichloor-1,1,2,2-tetrafluorethaan

CFK-115 chloorpentafluorethaan

Nieuwe installaties die ozonlaagafbrekende stoffen bevatten zijn verboden op alle schepen; nieuwe installaties die hydrochloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK’s) bevatten zijn echter toegestaan tot 1 januari 2020.

Polychloorbifenylen (PCB’s)

Onder „polychloorbifenylen” wordt verstaan: op zodanige wijze gevormde aromatische verbindingen dat de waterstofatomen op de bifenylmolecuul (twee benzeenringen verbonden door een enkele koolstof-koolstofverbinding) kunnen worden vervangen door maximaal tien chlooratomen.

Voor alle schepen is de nieuwe installatie van materialen die polychloorbifenylen bevatten verboden.

Aangroeiwerende verbindingen en verfsystemen

Aangroeiwerende verbindingen en verfsystemen die vallen onder Bijlage I bij het Internationaal Verdrag inzake de beperking van schadelijke aangroeiwerende verfsystemen op schepen, 2001 (AFS-verdrag) zoals van kracht ten tijde van de toepassing of uitlegging van deze Bijlage.

1. Op schepen mogen geen aangroeiwerende verfsystemen worden aangebracht die organotinverbindingen als biocide bevatten noch enig ander aangroeiwerend verfsysteem waarvan de toepassing of het gebruik door het AFS-verdrag wordt verboden.

2. Op nieuwe schepen of nieuwe installaties mogen geen aangroeiwerende verbindingen of verfsystemen worden toegepast of gebruikt op een wijze die onverenigbaar is met het AFS-verdrag.


AANHANGSEL 2
MINIMUMLIJST VAN ITEMS VOOR DE INVENTARISATIE VAN GEVAARLIJKE MATERIALEN

Elk gevaarlijk materiaal genoemd in Aanhangsel 1

Cadmium en cadmiumverbindingen

Zeswaardig chroom en zeswaardig-chroomverbindingen

Lood en loodverbindingen

Kwik en kwikverbindingen

Polybroombifenylen (PBB’s)

Polybroomdifenylethers (PBDE’s)

Polychloornaftalenen (meer dan 3 chlooratomen)

Radioactieve stoffen

Bepaalde kortketenige gechloreerde paraffines (gechloreerde alkanen met een keten van 10 tot en met 13 koolstofatomen)


AANHANGSEL 3
MODEL VAN HET INTERNATIONAAL CERTIFICAAT BETREFFENDE DE INVENTARISATIE VAN GEVAARLIJKE MATERIALEN

INTERNATIONAAL CERTIFICAAT BETREFFENDE DE INVENTARISATIE VAN GEVAARLIJKE MATERIALEN

     

(NB: Dit certificaat wordt aangevuld door Deel I van de inventarislijst van gevaarlijke materialen)

     

(Officieel stempel)

(Staat)

 
     

Afgegeven uit hoofde van de bepalingen van het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen, 2009 (hierna te noemen „het Verdrag”) onder het gezag van de Regering van

 

.....

Volledige officiële aanduiding van het land)

door .....

(Volledige officiële aanduiding van de persoon of organisatie gemachtigd overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag)

Gegevens van het schip

 

Naam van het schip

 

Onderscheidingsnummer of -letters

 

Haven van registratie

 

Brutotonnage

 

IMO-nummer

 

Naam en adres van de scheepseigenaar

 

IMO-nummer van de geregistreerde eigenaar

 

IMO-nummer van de onderneming

 

Bouwdatum

 

Gegevens van Deel I van de inventarislijst van gevaarlijke materialen

       
       

Identificatie/verificatienummer van Deel I van de inventarislijst van gevaarlijke materialen

.....

     
       

NB: Deel I van de inventarislijst van gevaarlijke materialen, zoals vereist in voorschrift 5 van de Bijlage bij het Verdrag, is een essentieel onderdeel van het Internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen en dient altijd bij het Internationaal certificaat betreffende de inventarisatie van gevaarlijke materialen te worden bewaard. Deel I van de inventarislijst van gevaarlijke materialen dient te worden opgesteld op basis van het standaardmodel zoals vervat in de door de Organisatie opgestelde richtlijnen.

       

HIERBIJ WORDT VERKLAARD:

1.dat het schip is onderzocht in overeenstemming met voorschrift 10 van de Bijlage bij het Verdrag; en

2. dat uit het onderzoek is gebleken dat Deel I van de inventarislijst van gevaarlijke materialen ten volle voldoet aan de van toepassing zijnde vereisten van het Verdrag.

       

Datum van voltooiing van het onderzoek waarop dit certificaat gebaseerd is: .....

(dd/mm/jjjj)

   
       

Dit certificaat is geldig tot

   
       

..... (dd/mm/jjjj)

   
       

Afgegeven te .....

 

(Plaats van afgifte van het certificaat)

   
       

(dd/mm/jjjj) .....

.....

   
       

(Datum van afgifte) (Handtekening van bevoegde ambtenaar die het certificaat afgeeft)

       

(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang hetgeen van toepassing is)

AANTEKENING TOT VERLENGING VAN HET CERTIFICAAT INDIEN DIT MINDER DAN 5 JAAR GELDIG IS WANNEER VOORSCHRIFT 11.6 VAN TOEPASSING IS*

 

Het schip voldoet aan de desbetreffende bepalingen van het Verdrag en dit certificaat wordt in overeenstemming met voorschrift 11.6 van de Bijlage bij het Verdrag aanvaard als zijnde geldig tot

(dd/mm/jjjj): .....

 

Getekend: .....

 

(Handtekening van bevoegde ambtenaar)

Plaats:

   

Datum: (dd/mm/jjjj)

   

(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang hetgeen van toepassing is)

 
 

AANTEKENING DAT HET HERNIEUWDE ONDERZOEK IS VOLTOOID EN VOORSCHRIFT 11.7 VAN TOEPASSING IS1)

 

Het schip voldoet aan de desbetreffende bepalingen van het Verdrag en dit certificaat wordt in overeenstemming met voorschrift 11.7 van de Bijlage bij het Verdrag aanvaard als zijnde geldig tot

(dd/mm/jjjj): .....

 

Getekend: .....

(Handtekening van bevoegde ambtenaar)

Plaats: ......

 

Datum: (dd/mm/jjjj)

.....

 

(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang hetgeen van toepassing is)

 
X Noot
1)

Deze pagina van de aantekening bij het onderzoek wordt overgenomen en bij het certificaat gevoegd indien zulks door de Administratie noodzakelijk wordt geacht.

AANTEKENING TOT VERLENGING VAN DE GELDIGHEID VAN HET CERTIFICAAT TOTDAT DE HAVEN VAN ONDERZOEK WORDT AANGEDAAN OF VOOR UITSTEL WANNEER VOORSCHRIFT 11.8 OF 11.9 VAN TOEPASSING IS1)

 

Dit certificaat wordt in overeenstemming met voorschrift 11.8 of 11.92) van de Bijlage bij het Verdrag aanvaard als zijnde geldig tot (dd/mm/jjjj): .....

 

Getekend: .....

(Handtekening van bevoegde ambtenaar)

Plaats: .....

Datum: (dd/mm/jjjj) .....

(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang hetgeen van toepassing is)

     
     

AANTEKENING VOOR AANVULLEND ONDERZOEK1)

     

Bij een aanvullend onderzoek in overeenstemming met voorschrift 10 van de Bijlage bij het Verdrag is geconstateerd dat het schip voldoet aan de desbetreffende bepalingen van het Verdrag.

     

Getekend .....

 

(Handtekening van bevoegde ambtenaar)

Plaats: .....

 

Datum: (dd/mm/jjjj).....

 
     

(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang hetgeen van toepassing is)

 
X Noot
1)

Deze pagina van de aantekening bij het onderzoek wordt overgenomen en bij het certificaat gevoegd indien zulks door de Administratie dit noodzakelijk wordt geacht.

X Noot
2)

Doorhalen wat niet van toepassing is.


AANHANGSEL 4
MODEL VAN HET INTERNATIONAAL CERTIFICAAT BETREFFENDE DE GEREEDHEID VOOR RECYCLING

INTERNATIONAAL CERTIFICAAT BETREFFENDE DE GEREEDHEID VOOR RECYCLING

     

(NB: Dit certificaat dient te worden aangevuld door de Inventarislijst van gevaarlijke materialen en het Scheepsrecyclingplan)

     

(Officieel stempel)

(Staat)

 
     

Afgegeven uit hoofde van de bepalingen van het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen, 2009 (hierna te noemen „het Verdrag”) onder het gezag van de Regering van

     

.....

     

(Volledige officiële aanduiding van het land)

     

door .....

     

(Volledige officiële aanduiding van de persoon of organisatie gemachtigd overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag)

Gegevens van het schip

 

Naam van het schip

 

Onderscheidingsnummer of -letters

 

Haven van registratie

 

Brutotonnage

 

IMO-nummer

 

Naam en adres van de scheepseigenaar

 

IMO-nummer van de geregistreerde eigenaar

 

IMO-nummer van de onderneming

 

Bouwdatum

 

Gegevens van de scheepsrecyclingsinrichting(en)

Naam van de scheepsrecyclingsinrichting

 

Onderscheidend identificatienummer van het recyclingbedrijf1)

 

Volledig adres

 

Datum waarop het DASR verloopt

 
X Noot
1)

Dit nummer is gebaseerd op de Toelatingsverklaring voor het uitvoeren van scheepsrecycling (DASR).

Gegevens van de Inventarislijst van gevaarlijke materialen

 

Identificatie/verificatienummer van de Inventarislijst van gevaarlijke materialen:

.....

 

NB: De Inventarislijst van gevaarlijke materialen, zoals vereist in voorschrift 5 van de Bijlage bij het Verdrag, is een essentieel onderdeel van het Internationaal certificaat betreffende de gereedheid voor recycling en dient altijd bij het Internationaal certificaat betreffende de gereedheid voor recycling te worden bewaard. De Inventarislijst van gevaarlijke materialen dient te worden opgesteld op basis van het standaardmodel zoals vervat in de door de Organisatie opgestelde richtlijnen.

Gegevens van het scheepsrecyclingplan

 

Identificatie/verificatienummer van het scheepsrecyclingplan:

.....

 

NB: Het scheepsrecyclingplan, zoals vereist in voorschrift 9 van de Bijlage bij het Verdrag, is een essentieel onderdeel van het Internationaal certificaat betreffende de gereedheid voor recycling en dient altijd bij het Internationaal certificaat betreffende de gereedheid voor recycling te worden bewaard.

 

HIERBIJ WORDT VERKLAARD:

1. dat het schip is onderzocht in overeenstemming met voorschrift 10 van de Bijlage bij het Verdrag;

2. dat het schip een geldige inventarislijst van gevaarlijke materialen heeft in overeenstemming met voorschrift 5 van de Bijlage bij het Verdrag;

3. dat het scheepsrecyclingplan zoals vereist bij voorschrift 9 de informatie in de bij voorschrift 5.4 vereiste inventarislijst van gevaarlijke materialen correct weergeeft en informatie bevat over de vaststelling, instandhouding en controle van de toestand waarin het schip veilig toegankelijk is en veilig voor werkzaamheden waarbij hitte vrijkomt; en

4. dat de scheepsrecyclingsinrichting(en) waar het schip gerecycled zal worden beschikt (beschikken) over een geldige toelatingsverklaring in overeenstemming met dit Verdrag.

 
 
 

Dit certificaat is geldig tot (dd/mm/jjjj)

 
 

.....

 
 

(Datum)

 

Afgegeven te ..... (Plaats van afgifte van het certificaat)

 

(dd/mm/jjjj).....

.....

(Datum van afgifte) (Handtekening van bevoegde ambtenaar die het certificaat afgeeft)

     

(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang hetgeen van toepassing is)


AANTEKENING TOT VERLENGING VAN DE GELDIGHEID VAN HET CERTIFICAAT TOTDAT DE HAVEN VAN DE SCHEEPSRECYCLINGINRICHTING WORDT AANGEDAAN OF VOOR UITSTEL WANNEER VOORSCHRIFT 14.5 VAN TOEPASSING IS1)

 

Dit certificaat wordt, in overeenstemming met voorschrift 14.5, aanvaard als zijnde geldig voor een enkele reis vanaf de haven van: ..... naar de haven van:

....

Getekend: .....

(Handtekening van bevoegde ambtenaar)

Plaats: .....

Datum: (dd/mm/jjjj) .....

(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang hetgeen van toepassing is)

X Noot
1)

Deze pagina van de aantekening wordt overgenomen en bij het certificaat gevoegd indien zulks door de Administratie noodzakelijk wordt geacht.


AANHANGSEL 5
MODEL VAN DE TOELATING VAN SCHEEPSRECYCLINGFACILITEITEN

Toelatingsverklaring voor het uitvoeren van scheepsrecycling (DASR) in overeenstemming met de vereisten van het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen, 2009

     

Afgegeven uit hoofde van de bepalingen van het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen, 2009 (hierna te noemen „het Verdrag”) onder het gezag van de Regering van

.....

(Volledige officiële aanduiding van het land)

door .....

(Volledige officiële aanduiding van de bevoegde autoriteit gemachtigd overeenkomstig het Verdrag)

Naam van de scheepsrecyclingsinrichting

 

Onderscheidend identificatienummer van het recyclingbedrijf*

 

Volledig adres van de scheepsrecyclingsinrichting

 

Eerste contactpersoon

 

Telefoonnummer

 

E-mailadres

 

Naam, adres en contactgegevens van de onderneming die het schip in eigendom heeft

 

Werktaal of -talen

 

Hierbij wordt verklaard dat de scheepsrecyclingsinrichting beheersystemen, -procedures en -technieken heeft ingevoerd in overeenstemming met de hoofdstukken 3 en 4 van de Bijlage bij het Verdrag.

 

Deze toelating is geldig tot ........ en hierop zijn de beperkingen van toepassing zoals vermeld in het bijgevoegde supplement.

 

Deze toelating kan worden gewijzigd, opgeschort, ingetrokken of periodiek worden verlengd in overeenstemming met voorschrift 16 van de Bijlage bij het Verdrag.

 

Afgegeven te ......(Plaats van afgifte van de toelatingsverklaring)

 

(dd/mm/jjjj) ......

.....

(Datum van afgifte)

(Handtekening van bevoegde ambtenaar die de toelatingsverklaring afgeeft)

.....

(Naam en functie van de bevoegde ambtenaar die de toelatingsverklaring afgeeft in drukletters)

(Zegel of stempel van de autoriteit, naargelang hetgeen van toepassing is)

SUPPLEMENT BIJ:

de Toelatingsverklaring voor het uitvoeren van scheepsrecycling (DASR) in overeenstemming met het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen, 2009

 

Opmerkingen:

1 Dit rapport dient permanent gehecht te zijn aan het DASR. Het DASR dient te allen tijde beschikbaar te zijn in de scheepsrecyclingsinrichting.

2 Alle procedures, plannen en overige documenten die door de scheepsrecyclingsinrichting worden vervaardigd en die vereist zijn ingevolge de voorwaarden waaronder het DASR is afgegeven, dienen beschikbaar te zijn in de werktaal van de scheepsrecyclingsinrichting en in de Engelse of de Franse of de Spaanse taal.

3 Op de toelating zijn de in dit supplement omschreven beperkingen van toepassing.

 

1 ALGEMENE VOORWAARDEN

 

1.1 Vereisten van het Verdrag

 

De scheepsrecyclingsinrichting voldoet aan de vereisten dat deze wordt ontworpen, gebouwd en geëxploiteerd

op een veilige en milieuverantwoorde manier in overeenstemming met de voorschriften van het Verdrag, en voldoet daarmee tevens aan de relevante vereisten van:

Voorschrift 16 – Toelaten van scheepsrecyclingsinrichtingen

Voorschrift 17 – Algemene vereisten

Voorschrift 18 – Plan met betrekking tot de scheepsrecyclingsinrichting

Voorschrift 19 – Preventie van schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu

Voorschrift 20 – Veilige en milieuverantwoorde beheersing van gevaarlijke materialen

Voorschrift 21 – Draaiboek voor noodgevallen

Voorschrift 22 – Veiligheid en training van werknemers

Voorschrift 23 – Rapportage over incidenten, ongevallen, beroepsziekten en chronische gevolgen

Voorschrift 24 – Eerste kennisgeving en rapportagevereisten

Voorschrift 25 – Rapportage bij voltooiing

 

Deze vereisten worden aan de scheepsrecyclingsinrichting opgelegd uit hoofde van

.....

(Vermeld de van toepassing zijnde vergunning, licentie, toelating, wettelijke normen of ander mechanisme)

 

Identificatie/verificatienummer van het plan met betrekking tot de scheepsrecyclingsinrichting:

.....

 

1.2. Aanvaarding van schepen

 

Wat betreft schepen waarop het Verdrag van toepassing is en schepen die ingevolge artikel 3, vierde lid, van het Verdrag op soortgelijke wijze behandeld worden, kan de scheepsrecyclingsinrichting uitsluitend schepen voor recycling aanvaarden in overeenstemming met voorschrift 17 van de Bijlage bij het Verdrag.

 

1.3 Veiligheid bij werkzaamheden waarbij hitte vrijkomt en veilige toegankelijkheid

 

De scheepsrecyclingsinrichting is in staat voorwaarden voor veiligheid bij werkzaamheden waarbij hitte vrijkomt en veilige toegankelijkheid in te stellen, te handhaven en te controleren tijdens het gehele scheepsrecyclingsproces.

 

1.4 Beheersing van gevaarlijke materialen

 

Het ontwerp en de bouw, exploitatie en eisen zijn zodanig dat gewaarborgd wordt dat de beheersing van alle gevaarlijke materialen op een veilige en milieuverantwoorde wijze geschiedt, in overeenstemming met het Verdrag en alle relevante lokale of nationale voorschriften/vereisten.

 

1.5 Plattegrond en locatie van de scheepsrecyclingwerkzaamheden

 

Een plattegrond waarop de begrenzing van de scheepsrecyclingsinrichting en de locatie van de scheepsrecyclingwerkzaamheden staan vermeld, is bijgevoegd.

 

2 CAPACITEIT VAN DE SCHEEPSRECYCLINGSINRICHTING

 

2.1 Grootte van schepen

 

De scheepsrecyclingsinrichting mag een schip voor recycling aanvaarden met inachtneming van de volgende beperkingen wat betreft de grootte:

Maximumgrootte

Overige beperkingen

Lengte

   

Breedte

   

Leeg scheepsgewicht

   

2.2 – Veilige en milieuverantwoorde beheersing van gevaarlijke materialen

 

De scheepsrecyclingsinrichting mag een schip dat de in onderstaande tabel vermelde gevaarlijke materialen bevat voor recycling aanvaarden met inachtneming van de onderstaande voorwaarden:

Gevaarlijk materiaal (*4)

Beheersing van gevaarlijke materialen

Toelating/beperkingen

Verwijdering J/N (*2)

Opslag J/N

Verwerking (*1) J/N (*3)

Asbest

       

Stoffen die de ozonlaag afbreken

       

Polychloorbifenylen (PCB’s)

       

Aangroeiwerende verbindingen en verfsystemen

       

Cadmium en cadmiumverbindingen

       

Zeswaardig chroom en zeswaardig-chroomverbindingen

       

Lood en loodverbindingen

       

Kwik en kwikverbindingen

       

Polybroombifenylen (PBB’s)

       

Polybroomdifenylethers (PBDE’s)

       

Polychloornaftalenen (meer dan 3 chlooratomen)

       

Radioactieve stoffen

       

Bepaalde kortketenige gechloreerde paraffines (gechloreerde alkanen met een keten van 10 tot en met 13 koolstofatomen)

       

Gevaarlijke vloeistoffen, resten en sedimenten

       

Verven en coatings die zeer ontvlambaar zijn en/of kunnen leiden tot het vrijkomen van giftige stoffen

       

Andere gevaarlijke materialen die hierboven niet genoemd zijn en geen deel uitmaken van de structuur van het schip (specificeren)

       

Opmerkingen:

 

*1

 

Verwerking betekent het verwerken van gevaarlijke materialen in de scheepsrecyclingsinrichting, waaronder:

 

a.

het verbranden van gevaarlijke materialen;

 

b.

het terugwinnen van gevaarlijke materialen; en

 

c.

het behandelen van olieresiduen.

*2

 

Indien Ja (J), geef in het plan met betrekking tot de scheepsrecyclingsinrichting aan welke verantwoordelijke medewerkers de verwijdering mogen uitvoeren, onder vermelding van het certificaatnummer of overige relevante informatie.

*3

 

Indien Nee (N), geef in het scheepsrecyclingplan aan waar de gevaarlijke materialen zullen worden verwerkt/verwijderd.

*4

 

Deze gevaarlijke materialen worden gespecificeerd in de Aanhangsels 1 en 2 en in voorschrift 20 van het Verdrag.


AANHANGSEL 6
RAPPORTAGEMODEL VAN DE GEPLANDE AANVANGSDATUM VOOR DE SCHEEPSRECYCLING

.....

 

(Naam van de scheepsrecyclingsinrichting)

 

gevestigd te

 

.....

 

(Volledige adresgegevens van de scheepsrecyclingsinrichting)

 

Toegelaten overeenkomstig de vereisten van het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen, 2009 (hierna te noemen „het Verdrag”) om scheepsrecycling uit te voeren onder het gezag van de Regering van

 

.....

(Volledige officiële aanduiding van het land)

zoals vermeld in de Toelatingsverklaring voor het uitvoeren van scheepsrecycling afgegeven te

 

.....

 

(Plaats van toelating)

 

door .....

(Volledige officiële aanduiding van de bevoegde autoriteit gemachtigd overeenkomstig het Verdrag)

op (dd/mm/jjjj)

.....

 

(Datum van afgifte)

 

meldt bij dezen dat de scheepsrecyclingsinrichting in elk opzicht gereed is om met de recycling van het schip ...... een aanvang te maken.

 
     
 

(IMO-nummer)

 

Het Internationaal certificaat betreffende de gereedheid voor recycling afgegeven krachtens de bepalingen van het Verdrag onder het gezag van de Regering van

 
 

.....

 
 

(Volledige officiële aanduiding van het land)

 

door .....

(Volledige officiële aanduiding van de persoon of organisatie gemachtigd overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag)

op (dd/mm/jjjj)

.....

 

(Datum van afgifte)

 

is bijgevoegd.

 
   

Getekend .....

 

AANHANGSEL 7
MODEL VAN DE VERKLARING VAN VOLTOOIING VAN DE SCHEEPSRECYCLING

VERKLARING VAN VOLTOOIING VAN DE SCHEEPSRECYCLING

 

Dit document vormt een verklaring van voltooiing van de scheepsrecycling van

(Naam van het schip toen het voor recycling/ op het punt van uitschrijving in ontvangst werd genomen)

Gegevens van het schip dat voor recycling is ontvangen

Onderscheidingsnummer of -letters

 

Haven van registratie

 

Brutotonnage

 

IMO-nummer

 

Naam en adres van de scheepseigenaar

 

IMO-nummer van de geregistreerde eigenaar

 

IMO-nummer van de onderneming

 

Bouwdatum

 

BIJ DEZEN WORDT BEVESTIGD DAT:

 

Het schip is gerecycled in overeenstemming met het scheepsrecyclingplan als onderdeel van het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuverantwoord recyclen van schepen, 2009 (hierna te noemen „het Verdrag”) te

.....

(Naam en locatie van de toegelaten scheepsrecyclingsinrichting)

en dat de recycling van het schip zoals vereist door het Verdrag is voltooid op:

 

(dd/mm/jjjj) .....

(Datum van voltooiing)

Afgegeven te .....

(Plaats van afgifte van de verklaring van voltooiing)

(dd/mm/jjjj) .....

.....

(Datum van afgifte) (Handtekening van de eigenaar van de scheepsrecyclingsinrichting of van een namens hem optredende vertegenwoordiger)


Uitgegeven de zeventiende februari 2017.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS

Naar boven