Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 28 november 2018, kenmerk 2417279, tot vaststelling van het formulier voor schadevergoedingsverzoeken in het strafproces

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 51g, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

Besluit:

Artikel 1

Als formulier, bedoeld in artikel 51g, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, wordt vastgesteld het formulier dat is opgenomen als bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Het besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 2 december 2015, kenmerk 708251, tot vaststelling van het formulier schadevergoedingsverzoeken in het strafproces wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

TOELICHTING

1. Algemeen

Op grond van artikel 51g, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) geschiedt de voeging van een benadeelde partij tot verhaal van geleden schade op de (vermoedelijke) dader voor de aanvang van de terechtzitting door een opgave van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Deze opgave vindt plaats door middel van een door de Minister van Veiligheid en Justitie vastgesteld formulier. Bij besluit van 2 december 2015 is het formulier Verzoek tot schadevergoeding (hierna: schadeformulier) vastgesteld. Door introductie in de wet van het recht op vergoeding van affectieschade met ingang van 1 januari 2019 moet dit schadeformulier gewijzigd worden.

Ten opzichte van het vorige formulier is de mogelijkheid geïntroduceerd om de mogelijkheid creëren voor naasten en nabestaanden om affectieschade te vorderen en voor derden om verplaatste schade te vorderen. Verder is het formulier op onderdelen aangepast vanwege ervaringen uit de praktijk, zo is het verzoek om opgave van de woonplaats van het slachtoffer verwijderd, het veld geschrapt waar een eventuele uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) kon worden opgegeven, is als standaard het verzoek om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen opgenomen en is verder de mogelijkheid gecreëerd om hoofdelijke veroordeling te vorderen.

Bij de ontwikkeling van het schadeformulier zijn betrokken geweest: het Openbaar Ministerie (OM), de Raad voor de Rechtspraak, Slachtofferhulp Nederland (SHN), het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

2. Mogelijkheid voor naasten en nabestaanden om affectieschade en voor derden om verplaatste schade te vorderen

Door introductie van het recht op vergoeding van affectieschade kunnen naasten van slachtoffers die door toedoen van een ander zijn overleden, of ernstig of blijvend letsel hebben aanspraak maken op een vergoeding (Stb. 2018, 132). Het is een vorm van smartengeld; een vergoeding voor naasten die verdriet hebben om wat het slachtoffer is overkomen. De naasten en nabestaanden die aanspraak hebben op de vergoeding van affectieschade zijn in de wet opgesomd (artikel 6:107 lid 2 en artikel 6:108 lid 3 Burgerlijk Wetboek). Voor de vergoeding van affectieschade in het geval van letsel, dient er sprake te zijn van ernstig en blijvend letsel zoals in de wet is bedoeld. De vergoeding van affectieschade is alleen aan orde in gevallen van uitzonderlijk ernstig letsel (Tweede Kamer, 34 257, nr. 3, p.12, 13). De vergoedingen zijn forfaitair vastgesteld in het Besluit vergoeding affectieschade (Stb. 2018, 133). De vergoeding kan lager uitvallen, als er bijvoorbeeld sprake is van eigen schuld van het slachtoffer.

De wet die de vergoeding van affectieschade introduceert, maakt het ook mogelijk dat naasten zich kunnen voegen als benadeelde partij in het strafproces voor de vergoeding van affectieschade. Daarnaast regelt de wet dat derden zich als benadeelde partij in het strafproces kunnen voegen voor de kosten die zij ten behoeve van het slachtoffer hebben gemaakt (de zogenoemde verplaatste schade). Dit kan in de gevallen waarin het letsel of overlijden van het slachtoffer het gevolg is van een strafbaar feit.

3. Overige aanpassingen

  • a) Om de persoonsgegevens van het slachtoffer beter te beschermen is uit het formulier de vermelding van de woonplaats van het slachtoffer geschrapt. Het slachtoffer wordt alleen nog gevraagd naar diens naam en geboortedatum. Overige persoonsgegevens, die niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de vordering tot schadevergoeding, maar wel van belang zijn voor uitvoeringsorganisaties, zoals SHN, OM en CJIB, worden ingevuld op een apart formulier Gegevens slachtoffer. Dit formulier komt niet in het strafdossier terecht.

  • b) Ook is uit het formulier het veld geschrapt waar een eventuele uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) kon worden opgegeven. Gelet op de wetgeschiedenis bij artikel 6 lid 4 Wet schadefonds geweldsmisdrijven waaruit blijkt dat het de bedoeling van de wetgever is dat de uitkering van het SGM niet in mindering wordt gebracht op een toegekende schadevergoeding, omdat het SGM en het CJIB er achteraf voor zorgen dat de te innen schadevergoeding wordt verrekend met de uitkering van het SGM (Kamerstukken II, 32 363, 2009-2010, nr. 3, p. 4.). Op die manier krijgt het slachtoffer de schadevergoeding waar deze recht op heeft en wordt de rekening van de toegebrachte schade zo veel mogelijk bij de veroorzaker gelegd en niet op voorhand (deels) bij de belastingbetaler.

  • c) Verder is standaard opgenomen dat wordt verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel omdat deze maatregel voor het slachtoffer een gunstige regeling betreft. Het voordeel is dat de incasso van de schadevergoeding is opgedragen aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Het slachtoffer hoeft het geld niet zelf bij de dader te halen. Een belangrijk ander voordeel voor het slachtoffer bij deze maatregel is de Voorschotregeling. Dit is de regeling dat er voor zorgt dat, als de dader het schadebedrag niet binnen acht maanden na het definitief worden van de beslissing van de rechter of de officier van justitie heeft betaald, het CJIB het (resterend) bedrag aan het slachtoffer uitbetaald. Het CJIB gaat hierna wel gewoon door met het incasseren bij de dader.

  • d) Tot slot is nieuw dat het slachtoffer kan aangeven hoofdelijke veroordeling te vorderen. Dit betekent dat als er meer verdachten aansprakelijk zijn voor de schade er kan worden gevorderd dat de dader die terechtstaat kan worden gedwongen de verplichting tot vergoeding van de gehele schade na te komen, ook al zijn anderen daarvoor ook aansprakelijk.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven