TOELICHTING
Algemeen
Met mijn brief van 26 november 20181 heb ik de tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel deactivering en uitstel quotumheffing
in het eerste jaar na activering2 aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze nota van wijziging regelt dat de quotumheffing
zoals deze in het huidige systeem zou moeten worden toegepast, wordt opgeschort tot
1 januari 2022 of tot het moment waarop de vereenvoudigde quotumregeling operationeel
is, als dit vóór deze datum ligt. Dit is in lijn met de motie Nijkerken-De Haan c.s.3 om in de transitie van het huidige naar het nieuwe systeem geen onomkeerbare stappen
te nemen en/of kosten te maken in het huidige systeem van de Wet banenafspraak en
quotum arbeidsbeperkten. Omdat het huidige systeem op grond van de Wet banenafspraak
en quotum arbeidsbeperking operationeel blijft tot het nieuwe systeem in werking treedt,
moet aan de huidige wettelijke voorwaarden worden voldaan. Dat betekent dat, ondanks
de voorgestelde opschorting van de quotumheffing, het quotumpercentage voor 2019 gepubliceerd
moet worden. De quotumregeling in de sector overheid is immers nog steeds geactiveerd.
Door de voorgestelde opschorting zullen er echter tot 1 januari 2022 geen quotumheffingen
worden opgelegd. De opschorting van de quotumheffing tot die datum geldt ook voor
de marktwerkgevers, in het geval zij niet aan de afgesproken aantallen voldoen en
voor hen de quotumregeling voor 1 januari 2022 zou moeten worden geactiveerd.
Met deze regeling wordt het quotumpercentage over 2019 voor de sector overheid vastgesteld
op 2,14 procent. Het quotumpercentage is berekend met toepassing van de formule in
artikel 38f, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). De
quotumheffing is geactiveerd voor de sector overheid voor quotumtekorten over het
jaar 2018 en verder4 en is van toepassing op alle overheidswerkgevers met 25 of meer werknemers. Bij de
berekening van het quotumpercentage gaat het om de verhouding tussen het aantal banen
dat conform de banenafspraak moet worden ingevuld door mensen uit de doelgroep ten
opzichte van het totale aantal banen in de sector overheid.
Het quotumpercentage wordt op grond van artikel 38f, eerste lid, van de Wfsv bij ministeriële
regeling vastgesteld in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarover
het quotumtekort wordt bepaald. De waarden van zes van de zeven variabelen zijn eerder
vastgesteld in artikel 2.32 van het Besluit Wfsv en artikel 3.35 van de Regeling Wfsv.
Het totaal aantal banen bij werkgevers die quotumheffing verschuldigd zijn in de sector
overheid (variabele D) is echter variabel en moet jaarlijks worden vastgesteld. Deze
regeling voorziet daarom tevens in de vaststelling van variabele D voor de sector
overheid voor het kalenderjaar 2019. Door het aantal banen jaarlijks vast te stellen
sluit de berekening zoveel mogelijk aan bij de actuele situatie op de arbeidsmarkt.
Om factor D te bepalen moet het totaal aantal banen bij grote werkgevers in de sector
overheid worden bepaald en het aantal banen van uitgeleend personeel in de sector
overheid. Bij bedrijven die personeel mogen uitlenen, bijvoorbeeld uitzendbureaus
en sw-bedrijven, speelt het volgende. Ze krijgen een nulquotum over het personeel
dat ze uitlenen, waardoor het quotumpercentage voor deze bedrijven niet voor uitgeleend
personeel geldt. Voor het personeel dat ze niet uitlenen, geldt het reguliere quotumpercentage.
Met ingang van 1 juli 20175 is daarom op grond van artikel 38f, derde lid, van de Wfsv in het Besluit Wfsv geregeld
dat het aantal banen van uitgeleend personeel in mindering gebracht moet worden op
het totaal aantal banen bij grote werkgevers. Op basis van deze berekening heeft UWV
variabele D voor de sector overheid bepaald op 1.074.355,166 banen.
De formule voor de berekening van het quotumpercentage op grond van artikel 38f, tweede
lid, van de Wfsv luidt als volgt:

De variabelen van de formule voor het quotumpercentage voor 2019 zijn ingevolge artikel
2.32 van het Besluit Wfsv en artikel 3.35 van de Regeling Wfsv:
-
• Variabele A = 13.504: Het aantal banen vervuld door mensen met een arbeidsbeperking
bij grote werkgevers in de sector overheid op grond van de nulmeting.
-
• Variabele B = 13.750: Het aantal extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking
dat grote overheidswerkgevers moeten realiseren in 2019. Bij de vaststelling van de
13.750 banen is rekening gehouden met het feit dat werkgevers gedurende 2019 de tijd
hebben om het extra aantal banen te realiseren. Dit is gedaan door uit te gaan van
een gewogen gemiddelde waarbij de extra banen uit 2019 voor 50% worden meegeteld.
-
• Variabele C = 1.331: Het gemiddeld aantal verloonde uren van mensen met een arbeidsbeperking
in de sector overheid en de sector niet-overheid tezamen. 1.331 verloonde uren per
jaar komen overeen met gemiddeld 25,5 uur per week.
-
• Variabele D = 1.074.355,16: Het totaal aantal banen bij grote werkgevers in de sector
overheid.
-
• Variabele E = 1.623: Het gemiddeld aantal verloonde uren van een werknemer bij grote
werkgevers in de sector overheid. 1.623 verloonde uren per jaar komen overeen met
gemiddeld 31,1 uur per week.
-
• Variabele F = 811: Het aantal mensen met een arbeidsbeperking, bedoeld in artikel
38b, tweede lid, voor de sector overheid in 2019. Het betreft het aantal mensen met
een medische beperking die is ontstaan voor hun 18e verjaardag of tijdens hun studie, die zonder een voorziening niet in staat zijn het
wettelijk minimumloon te verdienen, maar met een voorziening wel.
-
• Variabele G = 1.331: Het gemiddeld aantal verloonde uren van mensen met een arbeidsbeperking,
bedoeld in artikel 38b, tweede lid, in de sector overheid. 1.331 verloonde uren per
jaar komen overeen met gemiddeld 25,5 uur per week.
Dit leidt tot de volgende formule voor de berekening van het quotumpercentage:
Het quotumpercentage voor grote werkgevers in de sector overheid in 2019 bedraagt
op grond hiervan 2,14 procent. Dit betekent dat van alle verloonde uren van grote
werkgevers in de sector overheid 2,14 procent ingevuld moet worden door mensen met
een arbeidsbeperking.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
In artikel 3.35, onderdeel d, wordt de waarde van variabele D voor de sector overheid
voor het kalenderjaar 2019 toegevoegd. Voor de berekening van de hoogte van variabele
D wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting.
Artikel I, onderdeel B
In artikel 3.37 van de Regeling Wfsv wordt het quotumpercentage voor de sector overheid
voor het kalenderjaar 2019 toegevoegd. Het quotumpercentage voor 2019 wordt vastgesteld
op 2,14%. Omdat de quotumheffing voor de sector overheid is geactiveerd vanaf 1 januari
2018, moet op grond van artikel 38f, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen
voorafgaand aan ieder kalenderjaar het quotumpercentage worden vastgesteld. Het gaat
daarbij om het percentage van de verloonde uren dat bij de betreffende werkgever door
arbeidsbeperkten moet worden vervuld op grond van de banenafspraak.
De berekening van het percentage overeenkomstig de formule, genoemd in artikel 38f,
tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, wordt toegelicht in het
algemene deel van deze toelichting.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark