Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 augustus 2018, nr. MBO/1227921, houdende wijzigingen van de Beleidsregel macrodoelmatigheid beroepsonderwijs vanwege het alleenrecht voor kleinschalige en unieke beroepsopleidingen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 6.1.4a, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel macrodoelmatigheid beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 1 wordt het volgende opschrift ingevoegd:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

B

Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

C

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Deze beleidsregel heeft betrekking op de wijze waarop de minister de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 6.1.1, tweede lid, en 6.1.4, eerste lid, onder c, van de wet uitoefent.

D

Na artikel 2 wordt het volgende opschrift ingevoegd:

Paragraaf 2 Zorgplichten macrodoelmatigheid

E

In artikel 3, vierde lid, vervalt de zinsnede ‘(of waar het een opleiding op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel betreft: de minister van EZ)’.

F

Onder vernummering van de artikelen 8 en 9 tot artikel 12 respectievelijk artikel 13 wordt na artikel 7 een nieuwe paragraaf toegevoegd, luidende:

Paragraaf 3 Alleenrecht kleinschalige en unieke opleidingen

Artikel 8 Signalen verdwijnen kleinschalige en unieke opleiding
  • 1. De minister kan in de volgende gevallen een onderzoek instellen:

    • a. indien een instelling aan de minister het signaal afgeeft een kleinschalige en unieke beroepsopleiding, die door geen andere uit ’s Rijks kas bekostigde instelling wordt aangeboden, niet langer te willen aanbieden; of

    • b. naar aanleiding van een melding over het voornemen tot het beëindigen van een kleinschalige en unieke opleiding als bedoeld in artikel 6.1.2 van de wet.

  • 2. Bij het signaal, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden actuele en zo volledig mogelijke gegevens toegevoegd en eventueel de gedane melding bij het Meld- en Expertisepunt Specialistisch Vakmanschap, die aantonen dat het een al dan niet kleinschalige en unieke beroepsopleiding betreft die van belang blijft voor de arbeidsmarkt.

  • 3. Een signaal, als bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk ingediend bij:

    de minister van OCW

    t.a.v. secretariaat adviescommissie macrodoelmatigheid mbo

    Postbus 85498

    2508 CD DEN HAAG

    Elektronische indiening is mogelijk via het daartoe bestemde formulier op de website: www.cmmbo.nl.

Artikel 9 Aanleiding voor een onderzoek door de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo
  • 1. Na een signaal, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, is er in ieder geval aanleiding voor het vragen van een advies in verband met het behoud van een unieke kleinschalige beroepsopleiding, als bedoeld in artikel 6.1.1, tweede lid, van de wet indien blijkt dat het landelijk aantal deelnemers dat ingeschreven staat op de kwalificatie dan wel indien van toepassing op een cluster samenhangende kwalificaties, gebaseerd op onder andere de koppeltabel van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven, minder dan 50 deelnemers per leerjaar bedraagt en er voldoende arbeidsmarktperspectief lijkt te zijn.

  • 2. De minister vraagt advies aan de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo. Daartoe stuurt hij de onder hem rustende ter zake doende gegevens naar de adviescommissie.

  • 3. Indien het signaal geen aanleiding geeft voor het vragen van een advies aan de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo brengt de minister de instelling die het signaal heeft gegeven daarvan op de hoogte.

Artikel 10 Criteria kleinschalige en unieke beroepsopleiding
  • 1. De commissie macrodoelmatigheid mbo betrekt in ieder geval de in het tweede lid vermelde criteria en overwegingen bij haar advies of er sprake is van een zodanig kleinschalige unieke beroepsopleiding die van belang blijft voor de arbeidsmarkt en die daadwerkelijk dreigt te verdwijnen.

  • 2. Criteria en overwegingen die van belang zijn voor een besluit omtrent artikel 6.1.1, tweede lid, van de wet zijn:

    • a. er is sprake van een beroepsopleiding voor een beroepsgroep met een constante landelijke omvang die beperkt is;

    • b. er sprake is van een vervangingsvraag waarbij het aantal gediplomeerde deelnemers dat de desbetreffende beroepsopleiding jaarlijks verlaat onder deze vervangingsvraag ligt;

    • c. de te leren kennis en vaardigheden onderscheiden zich van andere (verwante) kwalificaties doordat het merendeel van de inhoud van de betreffende beroepsopleiding niet overlapt met die van beroepsopleidingen gericht op andere kwalificaties;

    • d. er sprake is van een structurele en duurzame betrokkenheid van het bedrijfsleven, werkorganisaties dan wel de beroepsgroep bij het in stand houden van de beroepsopleiding, door het aanbieden van voldoende stageplaatsen, zich in te zetten ten behoeve van de professionalisering van vakdocenten en het ondersteunen van onderwijsfaciliteiten.

  • 3. De adviescommissie macrodoelmatigheid mbo betrekt bij haar advies het totaal aan onderwijsvoorzieningen binnen de sector.

Artikel 11 Besluitvorming alleenrecht door de minister
  • 1. De minister maakt het advies van de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo openbaar nadat hij een besluit heeft genomen omtrent de toepassing van artikel 6.1.1, tweede lid, van de wet.

  • 2. Het advies wordt openbaar gemaakt door het elektronisch beschikbaar te stellen op de website van de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo.

G

Voor artikel 12 (nieuw) wordt het volgende opschrift toegevoegd:

Paragraaf 4 Slotbepalingen

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 augustus 2018.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Algemeen

Het bekostigd beroepsonderwijs kent een toenemend aantal kleinschalige beroepsopleidingen dat steeds kleiner wordt doordat het aantal ingeschreven studenten daalt.1 De organiseerbaarheid van deze opleidingen staat sterk onder druk, omdat het aantal studenten bij kleine opleidingen nog sterker krimpt dan de algemene trend in het mbo.2 Dit kan op termijn leiden tot een verschraling van het opleidingenaanbod van kleine en unieke beroepsopleidingen.

Om die reden is in de Wet Samenwerkingscollege en unieke beroepsopleidingen (Stb. 2018, 50) de mogelijkheid opgenomen om als ultimum remedium een alleenrecht te verstrekken indien een kleine en unieke opleiding dreigt te verdwijnen. Het alleenrecht maakt dat de aanspraak op bekostiging en het recht op diplomering voor een periode van vijf jaren slechts toekomt aan één instelling.Dit alleenrecht kan evenwel alleen worden toegekend indien aantoonbaar is dat het een kleinschalige unieke beroepsopleiding betreft die ook in de toekomst van belang blijft voor de arbeidsmarkt. Wanneer één instelling het alleenrecht toegekend krijgt, kan de instelling ervoor kiezen de beroepsopleiding aan te bieden op meerdere locaties, bijvoorbeeld om te zorgen voor voldoende instroom van studenten. Omdat dit instrument van het alleenrecht zodanig samenhangt met het beleid omtrent macrodoelmatigheid is ervoor gekozen om de beleidsregel omtrent het alleenrecht als aparte paragraaf toe te voegen aan de Beleidsregel macrodoelmatigheid mbo.

Hieronder zal achtereenvolgens kort worden ingaan op de context qua regelgeving (de wet macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs) en de criteria aan de hand waarvan het kleinschalige en unieke karakter van een beroepsopleiding (die voor een alleenrecht in aanmerking komt) wordt getoetst.

Het alleenrecht en de wet macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs

Met de Wet macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs (Stb. 2015, 56) is sinds 1 augustus 2015 de zorgplicht arbeidsmarktperspectief aangescherpt en de zorgplicht doelmatigheid in de Wet educatie en beroepsonderwijs geïntroduceerd. Met macrodoelmatigheid wordt bedoeld de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt alsmede dat het verzorgen van een beroepsopleiding door de instelling, gelet op het geheel van voorzieningen op het gebied van het beroepsonderwijs, doelmatig is. Met de introductie van het alleenrecht (dat is opgenomen in de Wet samenwerkingscollege en unieke beroepsopleidingen) als ultimum remedium, wordt het huidige repertoire in het kader van macrodoelmatigheid verbreed met de mogelijkheid van het onder strikte voorwaarden toekennen van het alleenrecht aan zeer specifieke opleidingen. Dit om bij te dragen aan het borgen van een doelmatig geheel van onderwijsvoorzieningen. De Wet macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs gaat uit van zelfregulering, dit geldt ook voor het alleenrecht.

Het alleenrecht kan alleen worden toegekend indien er nog één instelling is die de kleinschalige en unieke opleiding verzorgt en deze dreigt te verdwijnen. In het geval meerdere instellingen een dergelijke opleiding verzorgen, dienen eerst de volgende stappen doorlopen te worden (mede volgens de procedure die reeds in de Beleidsregel macrodoelmatigheid is vastgelegd).

  • 1. Eerst dient bekeken te worden aan de hand van de zorgplicht doelmatigheid en de zelfregulering die in dat kader plaats moet vinden binnen de sector, wat mogelijke oplossingen zijn om tot een doelmatig aanbod van die opleiding te komen.

  • 2. Indien zelfregulering geen uitkomst biedt, zal de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo om advies gevraagd worden over de zorgplicht doelmatigheid.

  • 3. Aan de hand van dit advies besluit ik welke instelling de opleiding mag blijven verzorgen.

  • 4. Pas na een besluit inzake de doelmatigheid van een opleiding kan, naar aanleiding van onder andere een signaal van de instelling die de opleiding mag verzorgen, worden bezien of een alleenrecht toegekend dient te worden voor het voortbestaan van die opleiding. Hierover zal de commissie macrodoelmatigheid mbo op mijn verzoek separaat adviseren.

De eerste stap die een instelling moet zetten die een kleine en unieke opleiding verzorgd, is dan ook dat zij samen met andere instellingen en/of de betreffende branche in het kader van doelmatigheid beziet of er een oplossing gevonden kan worden. De Sectorkamer Specialistisch Vakmanschap die gevestigd is bij de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB) kan hierbij ondersteuning bieden. Indien een dergelijke stap niet gezet is, zal alvorens de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo tot advisering overgaat, eerst van de instelling verwacht worden alsnog via zelfregulering tot een oplossing te komen.

Niettemin ben ik, als Minister van OCW, stelselverantwoordelijk waar het toegankelijk beroepsonderwijs en een voldoende breed opleidingenaanbod betreft. Middels het samenhangende geheel van de macrodoelmatigheid en het alleenrecht komen beide verantwoordelijkheden bij elkaar.

Criteria kleinschalige en unieke beroepsopleiding

De minister kan advies vragen aan de adviescommissie indien:

  • de instelling aan de minister een signaal afgeeft een kleinschalige en unieke beroepsopleiding niet langer te willen aanbieden en deze opleiding door geen andere uit ’s Rijks kas bekostigde instelling wordt aangeboden; of

  • een melding als bedoeld in artikel 6.1.2 van de wet over het voornemen tot het beëindigen van een kleinschalige en unieke opleiding daartoe aanleiding geeft.

In het geval van een signaal van de instelling wordt er eerst door de minister beoordeeld of het een kleinschalige en unieke opleiding betreft. Tevens wordt gekeken of er een melding is gedaan bij het Meld- en Expertisepunt Specialistisch Vakmanschap en Sectorkamer Specialistisch Vakmanschap van de SBB. Alleen een bekostigde instelling, die de opleiding verzorgt, kan een signaal indienen dat de opleiding dreigt te verdwijnen. Indien een branche problemen ervaart bij de uitvoering van een kleine en unieke opleiding en er met de instelling niet uitkomt, kan advies gevraagd worden bij de SBB.

In elk geval wordt naar aanleiding van het signaal advies gevraagd aan de commissie macrodoelmatigheid mbo als het landelijke aantal deelnemers dat ingeschreven staat op de beroepsopleiding of een cluster van samenhangende kwalificaties 50 studenten of minder per leerjaar bedraagt. Daarbij wordt uitgegaan van een ‘cluster van samenhangende kwalificaties’ – ook wel beroepscode (bc-code) genoemd- zoals deze gebaseerd zijn op de studie van het KBA3 en de koppeltabel van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven.4

Daarnaast wordt er een eerste toets gedaan of de beroepsopleiding van belang blijft voor de arbeidsmarkt. Dit kan door aan te tonen dat er sprake is van voldoende arbeidsmarktperspectief voor afgestudeerden aan de hand van bijvoorbeeld statistische informatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek, het schoolverlatersonderzoek ROA of een arbeidsmarktanalyse van de instelling. Voor laatstgenoemde analyse kan de instelling voor de benodigde informatie contact opnemen met de SBB. Naar aanleiding van voornoemde toets wordt beoordeeld of ik aanleiding zie voor een advies van de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo naar het al dan niet toekennen van een alleenrecht.

Deze commissie zal vervolgens onderzoeken of:

  • sprake is van een kleinschalige en unieke opleiding die voldoende arbeidsmarktrelevant is; en

  • het alleenrecht toegekend dient te worden aan deze opleiding om verdwijning te voorkomen.

De Commissie Macrodoelmatigheid mbo doet dit aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in deze beleidsregel. Daarbij is aangesloten bij het afwegingskader van het Meld- en expertisepunt Specialistisch Vakmanschap. Het afwegingskader is echter niet in zijn totaliteit overgenomen, omdat ik als Minister verantwoordelijk ben voor het stelsel als geheel. Derhalve worden door mij niet dezelfde afwegingen gemaakt, zoals die gemaakt zijn door het Meldpunt in hun afwegingskader.

Bij het opstellen van haar advies betrekt de commissie in elk geval de volgende vier criteria en overwegingen:

  • 1. Omvang van de beroepsgroep

    De beroepsopleiding betreft een beroepsgroep met een constante landelijke omvang die beperkt is, gedacht kan worden aan maximaal 2.500 beroepsbeoefenaren, over een periode van vijf jaar. Ter verduidelijking: het betreft niet de hele branche maar slechts afzonderlijke beroepen.

  • 2. Vervangingsvraag binnen een beroepsgroep

    Om de beroepsgroep ook in de toekomst in stand te houden is een substantiële vervangingsgraad per jaar van de totale beroepsgroep nodig. Hiervan zal in de meeste gevallen sprake zijn bij een vervangingsvraag van 2% per jaar. Het aantal gediplomeerden dat jaarlijks de opleiding verlaat dient onder deze substantiële vervangingsgraad te liggen, zodat de nieuwe aanwas van beroepsbeoefenaars onvoldoende is om te voorzien in de benodigde vervanging.

  • 3. Unieke kennis en vaardigheden

    De binnen de opleiding te verwerven kennis en vaardigheden onderscheiden zich van andere (verwante) opleidingen doordat minimaal 50% van de inhoud van de betreffende opleidingen niet overlapt met die van opleidingen gericht op andere kwalificaties. Opleidingen die gebaseerd zijn op eenzelfde kwalificatie zullen, ongeacht de inhoud die aan de opleiding gegeven worden, niet geoordeeld worden uniek te zijn. Maar ook in het geval er gelijkluidende opleidingen zijn die elk gebaseerd zijn op een andere kwalificatie is sprake van zodanig overlap dat geen sprake is van een unieke opleiding.

  • 4. Structurele en duurzame betrokkenheid van het bedrijfsleven

    De werkorganisatie dan wel de beroepsgroep is duurzaam betrokken bij het in stand houden van de beroepsopleiding. Dit door in ieder geval voldoende stageplaatsen aan te bieden, maar ook bijvoorbeeld door zich in te zetten ten behoeve van de professionalisering van vakdocenten, het ondersteunen van onderwijsfaciliteiten alsmede periodiek en gestructureerd betrokken te zijn bij de kwaliteit van de opleiding. Daarom is één van de criteria de betrokkenheid van het bedrijfsleven. De instelling zal inzichtelijk moeten kunnen maken hoe het bedrijfsleven betrokken is bij de opleiding.

Bij het opstellen van haar advies betrekt de commissie tevens de overige onderwijsvoorzieningen die er zijn binnen de sector. Daarbij kan gedacht worden aan voorzieningen die bekostigd worden uit ’s Rijks kas maar ook voorzieningen die onbekostigd zijn en die voorzien in een bepaalde relevante behoefte kunnen een belangrijke factor vormen. Immers, indien met de onbekostigde voorziening reeds voldoende in een behoefte wordt voorzien en er gebleken is dat er minder behoefte is aan een bekostigde voorziening, waarbij de toegankelijkheid van het onderwijs niet in het gedrang komt, kan dat aanleiding vormen om geen alleenrecht toe te kennen.

Een alleenrecht wordt toegekend voor een termijn van vijf jaar en kan eenmalig verlengd worden met nogmaals vijf jaar. Een dergelijke verlenging wordt slechts in uitzonderlijke gevallen toegekend, indien de omstandigheden nog steeds zodanig zijn dat op basis van de in deze beleidsregel vastgelegde criteria voor toekenning van het alleenrecht de commissie tot een herhaald advies komt het alleenrecht toe te kennen. Voor een verlenging dient een instelling opnieuw een signaal in te dienen als bedoeld in artikel 8 van onderhavige beleidsregel.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A, B en E

Dit betreffen technische wijzigingen in verband met de overkomst van de beroepsopleidingen in het groene domein naar het ministerie van OCW als gevolg van het koninklijk besluit van 26 oktober 2017 (Stcrt. 2017, 62726).

Onderdeel C

In artikel 6.1.1, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) is bepaald dat de aanspraak op bekostiging en het recht op diplomering, bedoeld in artikel 1.3.1, derde lid, onderdeel a, onderscheidenlijk vierde lid, van de WEB ten aanzien van een beroepsopleiding die dreigt te verdwijnen, voor een periode van 5 jaren slechts toekomt aan één instelling, indien ik van oordeel ben dat het een unieke, kleinschalige beroepsopleiding betreft die van belang blijft voor de arbeidsmarkt. Artikel 6.1.4a van de WEB bepaalt dat er beleidsregels worden vastgesteld omtrent de invulling van voornoemde bevoegdheid en een onafhankelijke commissie mij daarover laten adviseren.

Zoals hiervoor reeds is vermeld heb ik ervoor gekozen om de beleidsregels inzake het alleenrecht op te nemen in de huidige beleidsregel macrodoelmatigheid MBO. Om die reden wordt in artikel 2 van die beleidsregel opgenomen dat de beleidsregel tevens ziet op het alleenrecht als bedoeld in artikel 6.1.1, tweede lid, van de WEB.

Onderdeel D

Omdat de beleidsregels inzake het alleenrecht worden toegevoegd aan de beleidsregel macrodoelmatigheid MBO, welke voorheen alleen de beleidsregels inzake de zorgplichten macrodoelmatigheid bevatte, is ervoor gekozen om de beleidsregel in paragrafen te verdelen. Om die reden wordt na artikel 2 een titel toegevoegd, om aan te duiden welke artikelen zien op de zorgplichten macrodoelmatigheid.

Onderdeel F

Na artikel 7 wordt een nieuwe tweede paragraaf toegevoegd. Deze paragraaf bevat de artikelen inzake het alleenrecht.

Zoals hiervoor reeds genoemd begint de procedure met betrekking tot het alleenrecht door een signaal van een instelling dat hij een kleinschalige en unieke beroepsopleiding, die door geen andere uit ’s Rijks kas bekostigde instelling wordt aangeboden, niet langer wil aanbieden.

De melding van dit signaal kan schriftelijk dan wel elektronisch gedaan worden. Gelet op de samenhang heb ik er thans voor gekozen om mij door een en dezelfde commissie te laten adviseren over de zorgplichten macrodoelmatigheid en het alleenrecht. Om die reden moet het signaal worden afgegeven bij het secretariaat van de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo.

In het geval van een signaal zal eerst een intake plaatsvinden of een advies noodzakelijk is. In elk geval wordt een advies gevraagd indien er landelijk gezien op de kwalificatie of een cluster van verwante kwalificaties minder dan 50 studenten per leerjaar zijn ingeschreven en of het een beroepsopleiding betreft die van belang blijft voor de arbeidsmarkt. Hiervoor is in het algemene deel uiteengezet hoe een cluster van verwante kwalificaties bepaald wordt (bc-code uit de koppeltabel). Omdat het type leerweg waarin een opleiding wordt aangeboden maakt dat een vast aantal deelnemers niet gesteld kan worden, zal in elk geval bij minder dan 50 deelnemers per leerjaar een advies worden gevraagd. Indien de minister besluit dat er geen onderzoek hoeft plaats te vinden, zal aan de commissie worden gevraagd de instelling die het signaal heeft afgegeven hiervan op de hoogte te stellen.

Daarnaast kan ik – als een signaal is uitgebleven – een onderzoek vragen aan de commissie wanneer een instelling overeenkomstig artikel 6.1.2 van de WEB bij de Dienst Uitvoering Onderwijs heeft gemeld voornemens te zijn een opleiding te beëindigen, die kleinschalig en uniek is alsmede behouden moet blijven voor de arbeidsmarkt. In elk geval zal dan onderzocht dienen te worden of een andere instelling bereid is de opleiding aan te gaan bieden.

Als er aanleiding wordt gezien om een onderzoek te starten, zal de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo aan de hand van de hierboven toegelichte criteria beoordelen of er sprake is van een kleinschalige en unieke opleiding die arbeidsmarktrelevant is en die verdwijnt indien het alleenrecht niet wordt toegekend. Bij de beoordeling van deze criteria zal de commissie ook het totaal aan onderwijsvoorzieningen binnen de sector betrekken. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan de niet bekostigde instellingen die deze opleidingen aanbieden of de branche die zelf onderwijs verzorgt. Het niet bekostigde onderwijs is uitdrukkelijk niet gehouden aan het alleenrecht en blijft dus vrij in de keuze een opleiding al dan niet aan te bieden. Diploma-erkenningen zal derhalve bij het niet-bekostigde onderwijs niet op grond van het alleenrecht – net zoals bij de zorgplichten macrodoelmatigheid – worden ontnomen.

Net zoals bij de advisering over de zorgplicht arbeidsmarktperspectief en de zorgplicht doelmatigheid zal de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo eerst bezien of de signaalgever middels zelfregulering getracht heeft een oplossing te bereiken. Indien dit niet het geval is, zal de commissie van de instelling verwachten deze weg alsnog bewandelen alvorens een advies te geven. Indien de adviescommissie van mening is dat zelfregulering in deze fase geen toegevoegde waarde heeft, kan de adviescommissie dit in haar advies betrekken.

Zoals in het algemene deel van de toelichting al vermeld is, dient indien meerdere instellingen de opleiding verzorgen, eerst bezien te worden of de situatie doelmatig is alvorens een onderzoek naar het alleenrecht plaats zou kunnen vinden. Aan de hand van de zorgplicht doelmatigheid zal gekeken moeten worden of instellingen tot een oplossing kunnen komen middels zelfregulering. Indien dat niet lukt, kan de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo om een advies gevraagd worden over de zorgplicht doelmatigheid. Op basis van dat advies kunnen de rechten als bedoeld in artikel 1.3.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs (onderwijs- en examenlicentie alsmede bekostiging) worden ingetrokken bij enkele instellingen waardoor er nog maar één aanbieder overblijft. Deze procedure was reeds opgenomen in de beleidsregel.

Pas nadat voornoemde procedure is afgerond en vervolgens een signaal wordt ingediend door de betreffende instelling kan op basis daarvan bezien worden of het alleenrecht aan de overgebleven aanbieder toegekend wordt.

Het oude artikel 8 van de beleidsregel macrodoelmatigheid mbo wordt vervolgens vernummerd naar artikel 12 (nieuw) en het oude artikel 9 naar artikel 13 (nieuw).

Na artikel 10 (nieuw) wordt vervolgens eveneens een nieuwe titel toegevoegd, die aangeeft dat in de derde paragraaf de bepalingen met betrekking tot onder andere de besluitvorming door de minister zijn opgenomen.

Onderdeel G

Gelet op de expertise van de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo en het feit dat er nauwelijks andere aspecten dan in deze beleidsregel genoemd een rol spelen, zal in de regel het advies van de commissie opgevolgd worden. Afwijken van het advies blijft mogelijk, maar dit dient met redenen omkleed te gebeuren.

Het advies van de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo wordt na het nemen van een besluit over het al dan niet toekennen van het alleenrecht openbaar gemaakt. Het advies wordt openbaar gemaakt door het elektronisch beschikbaar te stellen op de website van de adviescommissie macrodoelmatigheid mbo.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Op basis van voorlopige prognoses van DUO (juni 2015)

X Noot
2

Uit de monitor van SOS-vakmanschap blijkt dat gemiddeld gezien 42 procent van de mbo-opleidingen in de afgelopen vijf jaren is gekrompen; onder de zeer kleinschalige specialistische beroepsopleidingen ligt dit percentage op 85 procent. In diezelfde periode is het gemiddelde aantal studenten per instelling op zeer kleinschalige specialistische beroepsopleidingen van 21 in 2009 gedaald naar 11 in 2014.

X Noot
3

Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, De plicht tot verantwoordelijkheid; Nadere inkadering van de zorgplicht doelmatigheid (2014),

Naar boven