De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op artikel 64c, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 66c,
derde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 53h, derde lid, van de Wet op
het voortgezet onderwijs, en artikel 2.1.11, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
Besluit:
TOELICHTING
1 Algemeen
1.1 Inleiding
Met deze regeling wordt de fusietoets verder versoepeld in het funderend onderwijs,
vooruitlopend op een wetswijziging waarbij de fusietoets in het funderend onderwijs
wordt afgeschaft.
Dit om schoolbesturen in het funderend onderwijs meer ruimte te geven om hun onderwijsaanbod
goed en toekomstbestendig vorm te geven. Een zorgvuldig afgewogen fusieproces blijft
op lokaal niveau gewaarborgd door het behoud van de fusie-effectrapportage en het
instemmingsrecht van de medezeggenschapsraad, waardoor leerlingen, ouders en leraren
bij het besluitvormingsproces betrokken zijn en in beslissingen gekend worden.
Deze wijziging van de regeling heeft geen gevolgen voor de fusietoets in het middelbaar
beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. In paragraaf 1.3 ‘Het nieuwe beleid op hoofdlijnen’
wordt uiteengezet wat er verandert na inwerkingtreding van deze regeling.
1.2 Aanleiding voor de wijziging van de regeling
Directe aanleiding voor het wijzigen van de regeling is de opdracht uit het regeerakkoord1 ‘Vertrouwen in de toekomst’ om de fusietoets in het basisonderwijs en in het voortgezet
onderwijs bij krimpproblematiek te schrappen. Wel blijft de fusie-effectrapportage
en de inspraak van de medezeggenschapsraad behouden. Met de brief van 20 april 20182 heeft het kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd over de invulling van deze opdracht.
Het kabinet wil schoolbesturen de ruimte geven om in het funderend onderwijs hun verantwoordelijkheid
te nemen en eigen beleid te voeren. Schoolbesturen moeten in staat worden gesteld
het onderwijsaanbod goed en toekomstbestendig vorm te geven. Hiervoor is proactief
handelen en samenwerking tussen besturen noodzakelijk. Het versoepelen van de fusietoets
is een eerste stap in die richting.
In de bovengenoemde brief is ook aangekondigd dat de opdracht uit het regeerakkoord
voor wat betreft het voortgezet onderwijs breder ingevuld wordt. In het voortgezet
onderwijs zet leerlingendaling landelijk in vanaf 2018. De effecten van deze daling
manifesteren zich regionaal zeer verschillend. Dit heeft tot gevolg dat het onderwijsaanbod
in sommige regio’s met slechts een lichte daling van leerlingen al onder druk kan
komen te staan. Samenwerking tussen schoolbesturen is ook hier onontbeerlijk om het
onderwijsaanbod in stand te houden. De mogelijkheid tot fusie is hiervoor een belangrijk
onderdeel.
1.3 Het nieuwe beleid op hoofdlijnen
Het kabinet is voornemens een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het voorgezet
onderwijs (WVO), de Wet op het primair onderwijs (WPO) en de Wet op de expertisecentra
(WEC) begin 2020 in werking te laten treden. Met dit wetsvoorstel wordt de fusietoets
uit de WVO, WPO en WEC geschrapt. Het gevolg van het schrappen van de fusietoets uit
voornoemde wetten betekent dat in die sectoren voor geen enkele fusie een aanvraag
meer hoeft te worden ingediend. Wel blijven de fusie-effectrapportage en het instemmingsrecht
van de medezeggenschapsraden behouden.
Om schoolbesturen zo snel mogelijk ruimte te geven om het onderwijsaanbod goed en
toekomstbestendig vorm te geven, vervalt, vooruitlopend op de wetswijziging, met deze
regeling de noodzaak tot advisering door een onafhankelijke adviescommissie over fusies
in het funderend onderwijs. Dit betekent dat alle fusies nog in twee categorieën vallen.
De eerste categorie betreft fusies die niet toetsplichtig zijn.3 Alle overige fusies in het funderend onderwijs worden door DUO alleen nog getoetst
op het volledig doorlopen van de procedure, waarna het besluit van de Minister volgt.
2 Procedure na wijziging
2.1 Geen advies van onafhankelijke adviescommissie in het basisonderwijs, het (voorgezet)
speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs
In de verschillende onderwijswetten4 is bepaald dat rechtspersonen van toetsplichtige fusies een aanvraag indienen ter
goedkeuring van de fusie. De Minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring adviseren
door een onafhankelijke adviescommissie (i.c. de CFTO), tenzij de noodzaak daartoe
ontbreekt. Met deze regeling wordt geregeld dat de noodzaak tot advisering door de
CFTO bij fusies voor het funderend onderwijs in alle gevallen ontbreekt, totdat de
beoogde wetswijziging zijn beslag heeft gekregen. Bij fusies waarop nog wel een toets
van toepassing is, ook wel de lichte toets genoemd, wordt aan de hand van de fusie-effectrapportage
beoordeeld of het proces zorgvuldig is doorlopen en of de betrokken medezeggenschapsraden
hebben ingestemd met het voornemen tot fusie. Bij een positieve beoordeling van deze
twee aspecten verleent de Minister goedkeuring aan de fusieaanvraag. Streven is om
binnen vier weken nadat de volledige aanvraag is ingediend een besluit te nemen.
De adviestaak bij fusies voor de CFTO komt met de onderhavige regeling te vervallen
per 1 augustus 2018. Sinds 2014 vervulde de CFTO ook een adviserende rol voor medezeggenschapsraden.
Met de wet versterking bestuurskracht5 wordt reeds voorzien in een ondersteuning voor de medezeggenschapsraden, onder andere
bij fusies. Daarom is er geen aanleiding meer om deze adviesrol daarnaast nog bij
een extern adviescollege te beleggen. De adviserende taak van de CFTO aan medezeggenschapsraden
vervalt per 1 januari 2019. Dit wordt geregeld met een wijziging van het Instellingsbesluit
Adviescommissie fusietoets in het onderwijs.
2.2 Fusies in het beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en het hoger onderwijs
De wijziging van de regeling heeft geen invloed op de procedure bij de fusietoets
in het beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en het hoger onderwijs.
3 Bijzondere situaties
3.1 Intersectorale fusies
Intersectorale fusies tussen scholen in de drie sectoren van het funderend onderwijs
worden in de nieuwe situatie niet meer getoetst door de CFTO. Voor intersectorale
fusies tussen scholen in het voortgezet onderwijs en de sectoren middelbaar beroepsonderwijs
en hoger onderwijs blijft de noodzaak tot advisering bestaan. Deze advisering wordt
gedaan door de Commissies Macrodoelmatigheid mbo en in voorkomende gevallen door de
Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs. In de praktijk zal het met name gaan om fusies
tussen de sectoren voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.
4 Gevolgen voor de uitvoeringspraktijk
4.1 Uitvoering en handhaafbaarheid
De conceptregeling is voorgelegd aan Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voor een uitvoerings-
en handhaafbaarheidstoets. Na toetsing door DUO (in samenspraak met de Auditdienst
en de inspectie van het Onderwijs) blijken geen obstakels voor de uitvoerbaarheid
en handhaafbaarheid van de conceptregeling. DUO heeft enkele vragen gesteld en suggesties
gedaan, die naar tevredenheid zijn beantwoord.
4.2 Administratieve lasten
Onder administratieve lasten wordt verstaan ‘tijd en geld gemoeid met het voldoen
aan informatieverplichtingen aan de overheid’. Bij de Regeling en beleidsregels fusietoets
in het onderwijs 2017 zijn de administratieve lasten van de fusietoets geraamd op
€ 90.000 per jaar. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de administratieve lasten
met deze wijziging zullen veranderen, aangezien de aanvraag voor scholen en schoolbesturen,
de fusie-effectrapportage en het instemmingsrecht van de medezeggenschapsraden blijven
bestaan. Wel weten scholen en schoolbesturen met deze wijziging van de regeling eerder
waar ze aan toe zijn. De lichte toets kan binnen vier weken worden uitgevoerd. Dit
levert tijdwinst op en geeft rechtspersonen en scholen duidelijkheid en zekerheid
bij een toekomstige fusieaanvraag.
5 Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A en B
Artikel 3 van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 gaat over
de advisering van de CFTO aan de Minister. In artikel 3, eerste lid, (nieuw) wordt
geregeld dat in het funderend onderwijs in het geheel geen adviezen ten aanzien van
de goedkeuring meer aan de CFTO hoeven te worden gevraagd. Daarmee kan artikel 4,
waarin is geregeld in welke gevallen deze advisering binnen het funderend onderwijs
niet noodzakelijk is, komen te vervallen. In het tweede en derde lid van artikel 3
(nieuw) is geregeld op welke wijze de overgebleven advies-bevoegdheid ten aanzien
van intersectorale fusies (vo/mbo, vo/ho, mbo/ho) wordt uitgevoerd. Bij een fusie
tussen een school in het vo en een instelling in het mbo wordt advies gevraagd aan
de CMMBO. Bij een bestuurlijke fusie tussen een school in het vo en een instelling
voor hoger onderwijs is de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs bevoegd om advies
te geven.
Artikel I, onderdeel D
Met onderdeel D wordt de paragraafaanduiding aangepast, zodat deze beter aansluit
op de inhoud van de paragraaf.
Artikel I, onderdeel E
Artikel 5 bevat de toetscriteria waaraan een fusietoetsaanvraag getoetst wordt. Deze
criteria zijn niet langer geldig voor het funderend onderwijs. Ze blijven wel van
toepassing op de fusietoetsaanvragen in het mbo.
Artikel I, onderdeel F
Aanvragen die voor 1 augustus 2018 in behandeling zijn genomen door de CFTO worden
afgehandeld overeenkomstig de bepalingen zoals die luidden op de dag voor de inwerkingtreding
van deze regeling. Aanvragen die na de datum van inwerkingtreding worden ingediend,
zullen worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen zoals die na die datum gelden.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob