TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling pacht. Daarmee wordt uitvoering gegeven
aan de artikelen 2, 14, eerste lid, 15, eerste lid, 16, tweede lid, en 20, eerste
lid, van het Pachtprijzenbesluit 2007. Ingevolge artikel 21a, tweede lid, van het
Pachtprijzenbesluit 2007 vindt namelijk jaarlijks per 1 juli herziening plaats van
de pachtprijzen voor los land zonder woningen of andere opstallen en tuinland alsmede
voor agrarische woningen en bedrijfsgebouwen.
Voorzien is in de vaststelling van de hoogst toelaatbare pachtprijzen voor overeenkomsten
die op of na 1 september 2007 zijn aangegaan en in de vaststelling van de percentages
waarmee de tussen partijen op grond van voor 1 september 2007 aangegane overeenkomsten
geldende pachtprijzen wijzigen.
De nieuwe prijzen en percentages gelden vanaf 1 juli 2018. Ze zijn op 23 mei 2018
door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit medegedeeld aan de Tweede
Kamer (Kamerstukken II 27 924 nr.71).
De veranderpercentages werken van rechtswege door. De verpachter kan echter, onder
schriftelijke mededeling aan de pachter, geheel of ten dele van een verhoging afzien
(artikel 333, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek).
2. Hoogst toelaatbare pachtprijzen voor land zonder woningen of andere opstallen en
tuinland
De hoogst toelaatbare pachtprijs en het veranderpercentage zijn overeenkomstig de
systematiek volgend uit de adviezen van de Commissie Pachtnormen I en II berekend
door het Wageningen Economic Research (WUR) op basis van gegevens in het bedrijveninformatienet
van akkerbouwbedrijven met een omvang van 130.000 Standaardopbrengst tot 750.000 Standaardopbrengst
en van melkvee- en opengrondstuinbouwbedrijven met een omvang van 155.000 Standaardopbrengst
tot 885.000 Standaardopbrengst conform artikel 5 van het Pachtprijzenbesluit 2007.
Bij de berekening is overeenkomstig de artikelen 6, derde lid, en 8, derde lid, van
het Pachtprijzenbesluit 2007 uitgegaan van het vijfjaargemiddelde van de bedrijfsgegevens
van het bedrijveninformatienet in de periode 2012 tot en met 2016.
Voor de berekening van het vereiste directe rendement van de verpachter is uitgegaan
van het driejarig voortschrijdend gemiddelde van de reële lange kapitaalmarktrente,
zijnde het effectief rendement van de 10-jarige Euro Interest Rate Swap van december
2017 (0,746%) minus het driejarig voortschrijdend gemiddelde van de inflatie in de
Eurozone per december 2017 (gebaseerd op de HCIP, de geharmoniseerde Europese consumentenprijsindex)
van 0,845%, te vermeerderen met een opslag voor grondlasten, beheerkosten, belastingen
en risico van 1,25% overeenkomstig artikel 9, tweede lid, van het Pachtprijzenbesluit
2007. Hiermee komt het vereiste directe rendement op 1,151% van de verpachte waarde
van de landbouwgrond, dan wel de helft daarvan, 0,5755% van de onverpachte waarde.
Op basis van de verhouding tussen het vereiste directe rendement en de grondbeloning
is op de grondbeloning de correctiefactor, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het
Pachtprijzenbesluit 2007, toegepast (zie onderstaande tabel). Door de sterke daling
van de rendementseis ligt in alle pachtprijsgebieden de grondbeloning ruim boven het
vereiste directe rendement. Als gevolg hiervan worden de regionormen naar beneden
bijgesteld ten opzichte van de grondbeloning: in alle gebieden met (het maximum van)
10%. Deze gecorrigeerde grondbeloning is de nieuwe regionorm.
Grondbeloning (euro per ha) gecorrigeerd voor vereiste directe rendement verpachters
voor land zonder woningen of andere opstallen
Pachtprijsgebied
|
Grondbeloning
2012–2016 (euro/ha)
|
Rendementseis/
grondbeloning
|
Correctie-
percentage
|
Regionorm
(euro/ha)
|
Bouwhoek en Hogeland
|
725
|
0,47
|
– 10
|
653
|
Veenkoloniën en Oldambt
|
711
|
0,42
|
– 10
|
640
|
Noordelijk weidegebied
|
651
|
0,39
|
– 10
|
586
|
Oostelijk veehouderijgebied
|
676
|
0,49
|
– 10
|
608
|
Centraal veehouderijgebied
|
519
|
0,60
|
– 10
|
467
|
IJsselmeerpolders
|
1.250
|
0,36
|
– 10
|
1.125
|
Westelijk Holland
|
609
|
0,57
|
– 10
|
548
|
Waterland en Droogmakerijen
|
329
|
0,77
|
– 10
|
296
|
Hollands/Utrechts weidegebied
|
784
|
0,41
|
– 10
|
706
|
Rivierengebied
|
701
|
0,50
|
– 10
|
631
|
Zuidwestelijk akkerbouwgebied
|
561
|
0,71
|
– 10
|
505
|
Zuidwest-Brabant
|
822
|
0,44
|
– 10
|
740
|
Zuidelijk veehouderijgebied
|
611
|
0,62
|
– 10
|
550
|
Zuid-Limburg
|
798
|
0,43
|
– 10
|
718
|
Wageningen Economic Research, nota 2018-055, blz.14
Uitgaande van de in deze tabel vermelde regionorm is in bijlage I, onderdeel A, van
de Uitvoeringsregeling pacht, zoals gewijzigd met artikel I, onderdeel D, per pachtprijsgebied
de nieuwe hoogst toelaatbare pachtprijs vermeld voor land zonder woningen of andere
opstallen voor pachtovereenkomsten die worden aangegaan op of na 1 september 2007.
Daaruit is een veranderpercentage per pachtprijsgebied berekend (zie de vijfde kolom
van de tabel hieronder), waarmee de tussen partijen op grond van een voor 1 september
2007 aangegane pachtovereenkomst geldende pachtprijs wordt gewijzigd (bijlage I, onderdeel
B, zoals gewijzigd met artikel I, onderdeel D).
In dertien van de veertien pachtprijsgebieden daalt de regionorm door de zeer matige
bedrijfsresultaten in de melkveehouderij in 2016 en het wegvallen van het inkomensjaar
2011 uit de berekeningen. De resultaten van de akkerbouw waren in 2016 echter niet
sterk afwijkend van die in 2011, wat de uitzonderingspositie van de IJsselmeerpolders
verklaart. In meer gemengde gebieden hebben de inkomensfluctuaties in de akkerbouw
en melkveehouderij elkaar soms 'opgevangen'. De pachtnorm daalt in deze gebieden minder
sterk dan in de gebieden met overwegend melkveehouderij.
In de pachtprijsgebieden met een daling van het veranderpercentage dient in individuele
gevallen te worden nagegaan of de daling mag worden geëffectueerd. Alleen als de laatst
betaalde pachtprijs in die pachtprijsgebieden al hoger is dan 90% van de nieuwe regionorm,
mag de daling worden toegepast tot aan de bodem van 90% van de nieuwe regionorm. Is
de laatst betaalde pachtprijs al lager dan 90% van de nieuwe regionorm, dan blijft
de pachtprijs gelijk (wordt bevroren).
In de pachtprijsgebieden met een stijging van het veranderpercentage moet in individuele
gevallen worden nagegaan of de te betalen pacht niet uitstijgt boven 110% van de regionorm.
Is dat het geval dan is de maximale pachtprijs gelijk aan 110% van de regionorm. Als
in individuele gevallen de laatst betaalde pacht al hoger is dan de nieuwe regionorm,
dan wordt de betaalde pachtprijs bevroren. Daarnaast moet worden nagegaan of in individuele
gevallen de pachtprijs van de betreffende percelen niet hoger is dan 2% van de vrije
grondprijs van die percelen. Is dat het geval dan is 2% van de vrije grondprijs de
maximaal te betalen pachtprijs. De laagste van beide plafonds geldt.
De in bijlage 1, onderdelen A en B, van de Uitvoeringsregeling pacht, zoals gewijzigd
bij artikel I, onderdeel D, vermelde bedragen zijn:
Nieuwe regionorm, oude regionorm en veranderpercentage per pachtprijsgebied
Pachtprijsgebied
|
Regionorm 2018
(euro/ha)
|
Regionorm 2017
(euro/ha)
|
Verschil
(euro/ha)
|
Verander-percentage (%)
|
Bouwhoek en Hogeland
|
653
|
677
|
– 24
|
– 4
|
Veenkoloniën en Oldambt
|
640
|
743
|
– 103
|
– 14
|
Noordelijk weidegebied
|
586
|
796
|
– 210
|
– 26
|
Oostelijk veehouderijgebied
|
608
|
755
|
– 147
|
– 19
|
Centraal veehouderijgebied
|
467
|
633
|
– 166
|
– 26
|
IJsselmeerpolders
|
1.125
|
1.049
|
76
|
7
|
Westelijk Holland
|
548
|
653
|
– 105
|
– 16
|
Waterland en Droogmakerijen
|
296
|
414
|
– 118
|
– 29
|
Hollands/Utrechts weidegebied
|
706
|
932
|
– 226
|
– 24
|
Rivierengebied
|
631
|
861
|
– 230
|
– 27
|
Zuidwestelijk akkerbouwgebied
|
505
|
513
|
– 8
|
– 2
|
Zuidwest-Brabant
|
740
|
781
|
– 41
|
– 5
|
Zuidelijk veehouderijgebied
|
550
|
838
|
– 288
|
– 34
|
Zuid-Limburg
|
718
|
878
|
– 160
|
– 18
|
Wageningen Economic Research, nota 2018-055, blz.14
In onderstaande tabel zijn de grondprijs, het vereiste directe rendement, de grondbeloning
en de verhouding tussen de grondbeloning en het vereiste directe rendement en de regionorm
voor tuinland zonder woningen of andere opstallen weergegeven.
Berekening regionorm per pachtprijsgebied: grondbeloning gecorrigeerd voor rendementseis
Pacht-
prijs-gebied
|
Prijs
onverpacht tuinland 2016
(euro/ha)
|
Vereiste directe rendement b)
(euro/ha)
|
Grond-
beloning
2012–2016
(euro/ha)
|
Rendements-
eis/
grond-
beloning
(kolom 2/kolom 3)
|
Correctie-
percentage
|
Regionorm 2018
(euro/ha)
|
Westelijk Holland a)
|
85.305
|
491
|
3.453
|
0,14
|
– 10
|
3.108
|
Rest van Nederland
|
76.894
|
443
|
2.301
|
0,19
|
– 10
|
2.071
|
a) Exclusief boomkwekerij in het gebied Boskoop en Rijneveld;
b) 0,5755%
Wageningen Economic Research, nota 2018-055, blz. 16
Uitgaande van de in deze tabel vermelde regionorm zijn in artikel I, onderdeel A,
tweede lid, met betrekking tot de wijziging van artikel 2 van de Uitvoeringsregeling
pacht de nieuwe regionorm en het veranderpercentage vermeld.
In tabelvorm zijn de wijzigingen als volgt:
Nieuwe regionorm, oude regionorm en veranderpercentage per pachtprijsgebied
Pachtprijsgebied
|
Regionorm 2018
(euro/ha)
|
Regionorm 2017
(euro/ha)
|
Verander-
percentage (%)
|
Westelijk Holland a)
|
3.108
|
2.714
|
15
|
Rest van Nederland
|
2.071
|
1.695
|
22
|
a) Exclusief boomkwekerij in het gebied Boskoop en Rijneveld.
Wageningen Economic Research, nota 2018-055, blz. 16
3. Hoogst toelaatbare pachtprijzen agrarische bedrijfsgebouwen
De hoogst toelaatbare pachtprijzen voor agrarische bedrijfsgebouwen in 2018, bedoeld
in artikel I, onderdeel F, met betrekking tot bijlage 2a, behorend bij artikel 4,
eerste lid, van de Uitvoeringsregeling pacht zijn conform artikel 16, tweede lid,
van het Pachtprijzenbesluit 2007 vastgesteld. Daarin is bepaald dat de hoogst toelaatbare
pachtprijzen voor agrarische bedrijfsgebouwen jaarlijks wordt aangepast aan de hand
van de gemiddelde stijging van het prijspeil volgens de bouwkostenindex in de vijf
jaar voorafgaand aan het jaar van aanpassing. De bouwkostenindex is opgebouwd uit:
-
– het indexcijfer van de materialen voor de woningbouw en
-
– het indexcijfer van de CAO lonen in de bouwnijverheid per uur, inclusief bijzondere
beloning.
Het gemiddelde indexcijfer van de materialen voor de woningbouw wordt hierbij één
keer gewogen en het gemiddelde indexcijfer van de CAO lonen in de bouwnijverheid per
uur, inclusief bijzondere beloning, wordt hierbij twee keer gewogen. De gemiddelde
bouwkostenindex (2013–2017) voor 2018 bedraagt 1,46%. Dit percentage is in bijlage
2a, behorend bij artikel 4, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling pacht verwerkt
(artikel I, onderdeel F). Er is uitgegaan van drie bedrijfstypen, te weten: akkerbouwbedrijven,
melkveebedrijven en overige bedrijven. Deze drie bedrijfstypen verschillen substantieel
voor wat betreft de soorten bedrijfsgebouwen, de nieuwwaarde daarvan en het gemiddelde
bedrijfsareaal.
Wanneer tussen partijen een andere pachtprijs is overeengekomen dan de hoogst toelaatbare
pachtprijs van artikel 16 van het Pachtprijzenbesluit 2007 dient deze pachtprijs overeenkomstig
artikel 20 van het Pachtprijzenbesluit 2007 jaarlijks te worden aangepast met de gemiddelde
bouwkostenindex voor alle huishoudens over de vijf voorafgaande jaren. De gemiddelde
jaarlijkse deflatie volgens de bouwkostenindex bedroeg in de afgelopen vijf jaar (2013–2017)
1,46% (Artikel I, onderdeel C, met betrekking tot artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling
pacht).
4. Hoogst toelaatbare pachtprijs agrarische woningen
In artikel 14, derde lid, van het Pachtprijzenbesluit 2007 is aangegeven hoe de hoogst
toelaatbare pachtprijs voor agrarische woningen moet worden bepaald voor pachtovereenkomsten
ingegaan op of na 1 september 2007 als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van het
Pachtprijzenbesluit 2007. Daarbij wordt aangesloten op het geldende puntenstelsel
voor zelfstandige woningen dat is vastgesteld op grond van de Uitvoeringswet huurprijzen
woonruimte, rekening houdend met het agrarisch gebruik van de woningen. Jaarlijks
stelt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrelaties het maximale huurstijgingspercentage
per woning vast.
Per 1 juli 2018 stijgen de huurprijsgrenzen met 1,4% (inflatiepercentage over 2017)
(zie tabel bij Bijlage 2 onder A, behorend bij artikel 3 van de Uitvoeringsregeling
pacht, zoals gewijzigd in artikel I, onderdeel E).
Voor pachtovereenkomsten ingegaan voor 1 september 2007 (artikel 15, eerste lid, van
het Pachtprijzenbesluit 2007) wordt de pachtprijs van een agrarische woning jaarlijks
vastgesteld aan de hand een percentage dat overeenkomst met de indexering die wordt
toegepast bij uitvoering van de regels bedoeld in artikel 14, derde lid, van het Pachtprijzenbesluit
2007. Het percentage wordt in 2018 op 3,9% vastgesteld (artikel I, onderdeel B), het
basisverhogingspercentage voor huurwoningen. Een extra verhoging met meer dan dit
percentage voor inkomens boven de € 40.349,– zoals met het stelsel onder de Uitvoeringswet
huurprijzen beoogd, ligt niet voor de hand, omdat de met dit stelsel beoogde doorstroming
naar andere woningen door huurders met een hoger inkomen niet van overeenkomstige
toepassing kan zijn op het agrarisch gebruik van woningen vanwege de gebondenheid
van agrariërs aan hun bedrijf.
5. Regeldruk
Uit de onderhavige wijziging van de regeling volgen geen nieuwe verplichtingen en
daarmee brengt deze regeling geen regeldrukeffecten met zich mee.
6. Vaste verandermomenten
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018 en is daarmee in lijn met
de vaste verandermomenten voor regelgeving en de verplichting tot inwerkingtreding
op 1 juli krachtens artikel 21a, tweede lid, van het Pachtprijzenbesluit 2007. Zoals
aangeven in onderdeel 1 van deze toelichting zijn de wijzigingen al bij brief van
23 mei 2018 aan de Tweede Kamer medegedeeld.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten