Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 juni 2018, nr. WJZ/18052601, tot wijziging van de Regeling dierlijke producten in verband met het vaststellen van een maximumniveau in de zin van verordening (EU) nr. 1069/2009 voor fipronil en amitraz in pluimveemest

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 8, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 1069/2009, en artikel 3.1, tweede lid, van het Besluit dierlijke producten;

Besluit:

ARTIKEL I

Na artikel 3.19 van de Regeling dierlijke producten wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.19a Maximumniveau voor fipronil en amitraz in pluimveemest

Het maximumniveau, bedoeld in artikel 8, onderdeel d, van verordening (EU) nr. 1069/2009, is, per kilogram pluimveemest:

  • a. 0,005 milligram fipronil;

  • b. 0,010 milligram amitraz.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 juni 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze regeling is voor fipronil en amitraz in pluimveemest een maximumniveau vastgesteld in het kader van de regelgeving over dierlijke bijproducten. Hiermee is de tot nu toe, in de praktijk gehanteerde detectiegrens geformaliseerd, waarmee pluimveemest die het maximumniveau voor fipronil en amitraz niet overschrijdt kan worden aangemerkt, gebruikt en verwijderd als categorie 2-materiaal.

2. Categorie-indeling verordening dierlijke bijproducten

Dierlijke bijproducten zijn dode dieren of delen van dieren, producten van dierlijke oorsprong, of andere producten, die uit dieren zijn verkregen en die niet voor menselijke consumptie zijn bestemd. Op grond van de verordening dierlijke bijproducten1 worden dierlijke bijproducten ingedeeld in 3 categorieën, waarvan categorie 1 de meest risicovolle groep dierlijke bijproducten is, en categorie 3 de minst risicovolle. Afhankelijk van de categorie-indeling van het dierlijk bijproduct bepaalt de verordening dierlijke bijproducten op welke manieren zij kunnen worden gebruikt en verwijderd.

In artikel 8 van de verordening dierlijke bijproducten is bepaald welke dierlijke bijproducten worden aangemerkt als categorie 1-materiaal. Zo worden dierlijke bijproducten, op grond van artikel 8, onderdeel c, aangemerkt als categorie 1 indien zij afkomstig zijn van dieren die een illegale behandeling hebben ondergaan. Hiernaast worden dierlijke bijproducten, op grond van artikel 8, onderdeel d, aangemerkt als categorie 1, indien zij residuen bevatten van stoffen en contaminanten die zijn opgenomen in groep B, punt 3, van bijlage I, bij richtlijn 96/23/EG, die het maximumniveau overschrijden dat bij communautaire of, bij gebrek hieraan, nationale wetgeving is vastgesteld.

Dierlijke bijproducten die worden aangemerkt als categorie 1 kunnen, op grond van artikel 13 van de verordening dierlijke bijproducten, worden verbrand of worden gestort op een toegelaten stortplaats. Categorie 2-materiaal, waaronder reguliere pluimveemest, kan, op grond van artikel 13, onder andere worden gebruikt voor de vervaardiging van organische meststoffen en bodemverbeteraars, of zonder verwerking worden uitgereden op het land.

3. Maximumniveau voor fipronil en amitraz in pluimveemest

In tegenstelling tot voor fipronil en amitraz in eieren en in vlees2 was voor fipronil en amitraz in pluimveemest geen maximumniveau vastgesteld in communautaire of nationale wetgeving als bedoeld in artikel 8, onderdeel d, van de verordening dierlijke bijproducten. Bij gebreke aan een dergelijk maximumniveau, en om te voorkomen dat te hoge concentraties fipronil en amitraz in bodem en water konden worden gebracht, werd de pluimveemest tot nu toe aangemerkt als categorie 1-materiaal in de zin van artikel 8, onderdeel c, van de verordening dierlijke bijproducten. Hoewel het voor artikel 8, onderdeel c, in beginsel niet relevant is of de pluimveemest daadwerkelijk fipronil of amitraz bevat, is bij de handhaving van deze categorie-indeling een detectiegrens gehanteerd, die aansluit bij het maximumniveau voor vlees en eieren.3 De detectiegrens is de laagste waarde van een stof die in producten kan worden gemeten. Met deze regeling is de detectiegrens geformaliseerd en vastgesteld als maximumniveau in de zin van artikel 8, onderdeel d, van de verordening dierlijke bijproducten. Rekening houdend met meetonzekerheden van 5 respectievelijk 10 microgram per kilogram, betekent dit dat, in de praktijk, pluimveemest die meer dan 10 microgram fipronil of 20 microgram amitraz per kilogram bevat wordt aangemerkt als categorie 1.

Fipronil en amitraz zijn insecticiden die onder meer in diergeneeskundige producten tegen vlooien, mijten en teken worden gebruikt. Fipronil en amitraz mogen niet worden gebruikt bij dieren die bestemd zijn voor de voedselketen, zoals pluimvee. Omdat fipronil en amitraz een negatieve invloed kunnen hebben op insecten en andere ongewervelden, is het van belang om te voorkomen dat deze stoffen – via verontreinigde pluimveemest – in het milieu terechtkomen. Pluimveemest met een zodanig laag gehalte aan fipronil of amitraz dat het niet kan worden gedetecteerd, vormt een beperkter risico voor het milieu.

4. Inwerkingtreding

Met de inwerkingtreding van deze regeling is afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten, omdat hiermee een reeds bestaande praktijk is geformaliseerd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (Pb EU, L 300).

X Noot
2

Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad (Pb EU, L 70).

X Noot
3

Kamerstukken II, 2017/18, 26 991, nrs. 511 en 515.

Naar boven