Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege wijziging van het inkooptarief voor nettopensioen

Nader Rapport

22 december 2017

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege wijziging van het inkooptarief voor nettopensioen

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 30 oktober 2017, nr. 2017001819, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 17 november 2017, no. W12.17.0355/III, bied ik U hierbij aan.

De Afdeling merkt op dat met het vervangen van artikel 128, eerste lid, Pensioenwet door een dekkingsgraadneutraal tarief, niet alleen de opslag voor het vereist eigen vermogen komt te vervallen, maar ook de actuarieel benodigde premie en de opslag voor uitvoeringskosten.

Naar aanleiding van deze opmerking is aan artikel 41, tweede lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling toegevoegd dat voor de omzetting van het opgebouwde kapitaal in een pensioenrecht of pensioenaanspraak in de vorm van een periodieke uitkering de risicovrije rente moet worden gehanteerd. Ook de toelichting is op dit punt overeenkomstig aangepast.

Verder is in de toelichting verduidelijkt dat het feit dat in het ontwerpbesluit is voorgeschreven dat de ondergrens voor het inkooptarief gebaseerd is op de dekkingsgraad ter hoogte van het minimaal vereist eigen vermogen, betekent dat de beheerskosten van de nettopensioenregeling op basis van het inkooptarief gedekt kunnen worden. Op grond van artikel 41, eerste lid, onderdeel g, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is geborgd dat de kosten die gepaard gaan met de nettopensioenregeling binnen het fonds apart moeten worden toegerekend.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees.

Advies Raad van State

No. W12.17.0355/III

’s-Gravenhage, 17 november 2017

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 30 oktober 2017, no.2017001819, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege wijziging van het inkooptarief voor nettopensioen, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit strekt tot aanpassing van de regels voor de inkooptarieven bij pensioenfondsen voor het nettopensioen. Dat gebeurt door de introductie van een dekkingsgraadneutraal tarief.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen met het oog op het bewerkstelligen van evenwichtige maatstaven voor het bepalen van de inkooptarieven.

Artikel 41 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (Bupw) bevat enkele regels voor de uitvoering van een nettopensioenregeling door pensioenfonds. Deze regels hebben onder andere als doel om de fiscale hygiëne te waarborgen en om te voorkomen dat – mede in verband met het verbod van ringfencing – middelen bestemd voor de basispensioenregeling worden ingezet voor de nettopensioenregeling. Een belangrijk onderdeel in dit verband is artikel 41, tweede lid, Bupw. Dat artikel bepaalt – kort gezegd – dat de inkooptarieven worden bepaald aan de hand van de in artikel 128, eerste lid, van de Pensioenwet (Pw) opgenomen maatstaven (die aldus overeenkomstig worden toegepast). Het gaat om een premie die actuarieel benodigd is, een opslag in verband met het vereist eigen vermogen, een opslag voor de uitvoeringskosten en een premie die actuarieel benodigd is voor eventuele toeslagverlening.

In het ontwerpbesluit wordt deze overeenkomstige toepassing van artikel 128, eerste lid, Pw vervangen door een dekkingsgraadneutraal tarief. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de gesignaleerde problematiek van de opslag in verband met het vereist eigen vermogen.1

De Afdeling merkt op dat de overige onderdelen voor het bepalen van de inkooptarieven thans vervallen, in het bijzonder de actuarieel benodigde premie en de opslag voor de uitvoeringskosten.2 Daardoor is niet op voorhand duidelijk dat gewaarborgd is dat de inkooptarieven op actuarieel verantwoorde wijze worden vastgesteld en dat daarbij rekening wordt gehouden met de uitvoeringskosten.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader op het voorgaande in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Ontwerpbesluit van ... tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege wijziging van het inkooptarief voor nettopensioen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 oktober 2017, nr. 2017-0000171962;

Gelet op artikel 117a, eerste lid, van de Pensioenwet en artikel 115a, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [niet invullen],

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt artikel 41 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘een kostendekkend tarief’ vervangen door: een dekkingsgraadneutraal tarief.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, wordt het dekkingsgraadneutraal tarief gebaseerd op de dekkingsgraad van het fonds met als minimum de dekkingsgraad benodigd om te voldoen aan de vereisten van het minimaal vereist eigen vermogen, bedoeld in artikel 131 van de Pensioenwet dan wel artikel 126 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en wordt rekening gehouden met tariefgrondslagen passend bij de groep deelnemers aan het nettopensioen. Indien de feitelijke premie voor de basispensioenregeling van het fonds gedeeld door de daarmee ingekochte jaarlijkse pensioenaanspraken leidt tot een hoger tarief dan bedoeld in de eerste zin, wordt dit hogere tarief gebruikt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het kabinet heeft naar aanleiding van vragen van enkele leden van de Tweede Kamer toegezegd twee maatregelen te treffen om deelnemers aan een nettopensioenregeling bij pensioenfondsen tegemoet te komen.1 Deze maatregelen vormen tezamen een adequate oplossing voor de problematiek rondom het nettopensioen bij pensioenfondsen en doen ook recht aan de deelnemers in de basispensioenregeling. Het betreft in de eerste plaats een aanpassing van de inkooptarieven voor het nettopensioen bij pensioenfondsen en in de tweede plaats het introduceren van de wettelijke keuzemogelijkheid voor een andere aanbieder in de uitkeringsfase. De eerste maatregel wordt geregeld in het onderhavige besluit.

De maatregel werkt terug tot en met 1 september 2016 om deelnemers die reeds een nettopensioen bij een pensioenfonds hebben ingekocht of tot de inwerkingtredingsdatum van dit besluit gaan inkopen, zoveel mogelijk tegemoet te komen. Het dekkingsgraadneutraal inkooptarief geldt daarmee alsnog over de periode tussen het moment waarop inkoop van een netto-uitkering bij een verzekeraar met het bij een pensioenfonds opgebouwde kapitaal op basis van een nettopensioenregeling niet meer was toegestaan en de inwerkingtredingsdatum van dit besluit.

Het nettopensioen is een vrijwillige pensioenregeling die kan worden uitgevoerd door een pensioenfonds voor werknemers met een pensioengevend loon boven de zogenoemde aftoppingsgrens. Deelname aan deze nettoregeling is alleen mogelijk indien ook wordt deelgenomen aan de verplichte basispensioenregeling van een pensioenfonds. Het vermogen in de nettoregeling vormt op grond van artikel 123 van de Pensioenwet veelal één financieel geheel met het vermogen in de andere regelingen die een pensioenfonds uitvoert (verbod op ringfencing).

Om de middelen voor de basispensioenregeling voldoende te scheiden van de middelen voor de nettoregeling (fiscale hygiëne) zijn in artikel 41 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling voorwaarden gesteld aan de uitvoering voor een regeling voor nettopensioen. Deze voorwaarden beogen te voorkomen dat deelnemers aan de basispensioenregeling eventuele tekorten in de nettoregeling voor hun rekening moeten nemen.

Eén van deze voorwaarden betreft het voorschrift dat bij de omzetting van het opgebouwde kapitaal in een pensioenaanspraak- of recht een kostendekkend tarief moet worden gehanteerd conform artikel 128, eerste lid, van de Pensioenwet en artikel 123, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Consequentie van dit voorschrift is dat bij de bovengenoemde omzetting een opslag moet worden betaald om bij te dragen aan de financiering van de collectieve zekerheidsbuffer van een pensioenfonds ter hoogte van het vereist eigen vermogen, ongeacht de feitelijke vermogenspositie van het fonds. In voorkomende gevallen betaalt de deelnemer aan een nettopensioen hiermee voor een mate van zekerheid die hij op dit moment, gegeven de actuele stand van de dekkingsgraden bij veel pensioenfondsen, feitelijk niet krijgt. Hierdoor kunnen de huidige voorwaarden voor deelnemers aan een nettoregeling onevenwichtig uitvallen. In het onderhavige besluit wordt het inkooptarief zodanig aangepast dat deelnemers vaak tegen een gunstiger tarief nettopensioen in kunnen kopen bij hun eigen pensioenfonds, waarbij het voldoende scheiden van de middelen voor de verplichte basispensioenregeling en het nettopensioen het uitgangspunt blijft.

Op basis van dit uitgangspunt is in dit besluit opgenomen dat pensioenfondsen bij de omzetting van het opgebouwde nettokapitaal in een pensioenaanspraak- of recht een dekkingsgraadneutraal inkooptarief moeten hanteren. Dat wil zeggen dat de omzetting van het kapitaal in een pensioenaanspraak of -recht moet plaatsvinden op basis van een procentueel inkooptarief dat gelijk is aan de actuele dekkingsgraad van het pensioenfonds. Daarbij gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

  • 1) bij dekkingsgraadneutrale inkoop van nettopensioen wordt een ondergrens gehanteerd op basis van het minimaal vereist eigen vermogen conform artikel 131 van de Pensioenwet en artikel 126 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

  • 2) bij dekkingsgraadneutrale inkoop van nettopensioen wordt geen bovengrens gehanteerd (dekkingsgraadneutraal tarief, ook als dekkingsgraad van een pensioenfonds boven het niveau van het vereist eigen vermogen ligt) en

  • 3) indien de feitelijke premie voor de basispensioenregeling van het fonds, gedeeld door de daarmee ingekochte jaarlijkse pensioenaanspraken, leidt tot een hoger tarief dan het dekkingsgraadneutrale inkooptarief moet dit hogere tarief gebruikt worden.

De eerste voorwaarde waarborgt dat deelnemers aan een nettopensioenregeling bijdragen aan de dekkingsgraad van een fonds tot in ieder geval het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen.

De tweede voorwaarde voorkomt dat de inkoop van een nettopensioen bij fondsen met hoge dekkingsgraden zou leiden tot subsidiëring vanuit het vermogen dat is gevormd ter financiering van de basispensioenregeling. Een begrenzing van het inkooptarief zou immers tot gevolg hebben dat het nettopensioen tegen een lager inkooptarief kan worden verkregen dan de actuele dekkingsgraad van het fonds.

Ten slotte wordt met de derde voorwaarde geborgd dat vanuit de basispensioenregeling niet in hogere mate wordt bijgedragen aan het herstel van de dekkingsgraad van een pensioenfonds dan vanuit de nettopensioenregeling op het moment van omzetting in een netto pensioenaanspraak of -uitkering.

Met deze voorwaarden is sprake van een evenwichtig pakket dat tegemoetkomt aan het belang van de deelnemers aan een nettopensioenregeling die een aantrekkelijker inkooptarief bij pensioenfondsen met relatief lage dekkingsgraden wordt geboden. Tegelijkertijd wordt door de gestelde voorwaarden recht gedaan aan de belangen van de deelnemers in de basispensioenregeling en wordt het uitgangspunt van fiscale hygiëne nog steeds in voldoende mate geborgd.

Voor dit besluit geldt een voorhangprocedure op grond van artikel 117a, tweede lid, van de Pensioenwet en artikel 115a, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. In het kader van deze voorhangprocedure zijn schriftelijke vragen gesteld die ik met een brief van 12 oktober jl. heb beantwoord (Kamerstukken II 2017/18, 32 043, nr. 387).

Administratieve lasten

Dit besluit leidt niet tot aanvullende gevolgen voor de regeldruk voor burgers of bedrijven ten opzichte van de gevolgen die al in de boeken zijn gezet op grond van artikel 41 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Artikelsgewijs

In artikel 41, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is een regeling opgenomen voor het inkooptarief dat een pensioenfonds moet hanteren in de situatie dat het kapitaal dat is opgebouwd in een regeling voor nettopensioen wordt omgezet in een (aanspraak op) een periodieke uitkering bij dit pensioenfonds. Omzetting kan op een aantal momenten: bij einde deelneming, bij overlijden van de deelnemer, gedurende de periode van tien jaar voorafgaand aan de pensioendatum of bij pensionering.

Er is geregeld dat het inkooptarief dekkingsgraadneutraal is en dus gebaseerd op de actuele dekkingsgraad van het pensioenfonds op het moment van omzetting. Daarbij geldt als minimum de dekkingsgraad waarbij voldaan wordt aan de vereisten voor het minimaal vereist eigen vermogen. Indien de feitelijke premie voor de basispensioenregeling aanleiding is tot een hoger tarief, dan wordt dit hogere inkooptarief gebruikt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,


X Noot
1

Artikel 128, eerste lid, onder b, Pw.

X Noot
2

Artikel 128, eerste lid, onder a en c, Pw.

X Noot
1

Kamerstukken II 2016/17, 34 674, nr. 22.

Naar boven