Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 maart 2018, nr. 2018-0000183372 tot wijziging van de Regeling periodieke controle basisregistraties adressen en gebouwen in verband met de modernisering van de basisregistratie

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 42, derde lid, onderdeel a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling periodieke controle basisregistraties adressen en gebouwen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

wet:

Wet basisregistratie adressen en gebouwen.

B

Hoofdstuk 2 komt te luiden:

HOOFDSTUK 2. JAARLIJKSE CONTROLE

Artikel 2
  • 1. De controle, bedoeld in artikel 42 van de wet, heeft betrekking op de borging van:

    • a. uitvoering van de wettelijke taak in werkprocessen bij de bronhouder;

    • b. actualiteit van gegevens door de bronhouder;

    • c. volledigheid van gegevens door de bronhouder;

    • d. de controle van juistheid van gegevens door de bronhouder.

  • 2. Het onderzoek wordt uitgevoerd door gebruikmaking van een daarvoor door de minister langs elektronische weg beschikbaar gesteld instrument. Dat instrument omvat ten minste een vragenlijst.

C

Hoofdstuk 3 vervalt.

D

In artikel 10 wordt ‘basisregistraties adressen en gebouwen’ vervangen door ‘basisregistratie adressen en gebouwen’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 juli 2018 is de wet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en enige andere wetten in verband met de modernisering en vereenvoudiging van de registratie en het toezicht (Stb. 2017, 60) (hierna: moderniseringswet) in werking getreden.

Onderdeel van de moderniseringswet is een andere wijze van periodieke controle op de kwaliteit van de basisregistratie adressen en gebouwen. Dat noodzaakte tot wijziging van de Regeling periodieke controle basisregistraties adressen en gebouwen. Deze regeling strekt daartoe.

Artikel 42 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen schrijft een jaarlijkse controle door burgemeester en wethouders voor van het kwaliteitsniveau van de basisregistratie adressen en gebouwen. Op grond van artikel 42, derde lid, worden bij ministeriële regeling nadere regels gegeven omtrent die controle. Artikel 2 van de Regeling periodieke controle basisregistratie adressen en gebouwen bevat die nadere regels.

Blijkens de memorie van toelichting bij de moderniseringswet (Kamerstukken II 2015/16, 34 507, nr. 3, p. 10-11) is dat onderzoek vooral gericht op de wijze waarop de gemeente de kwaliteitszorg in het kader van de registratie heeft georganiseerd. Uitgangspunt is daarbij dat de uitvoering van een zelfcontrole doelmatig moet zijn en geen onevenredige bestuurlijke lasten moet meebrengen. Voor de zelfcontrole wordt aangesloten bij de verantwoordingssystematiek en het proces dat voor gemeenten is ontwikkeld in het kader van een ‘eenduidige normatiek en single informatie audit’ (ENSIA). Dit betekent dat het verantwoordingsproces in het kader van ENSIA wordt aangevuld met een vragenlijst die specifiek op taken voor de basisregistratie adressen en gebouwen betrekking heeft. Ook in de tijd loopt de jaarlijkse verantwoordingscyclus gelijk met de ENSIA-cyclus (jaarlijks van 1 juli tot en met 31 december).

Het instrument is opgesteld in overleg met vertegenwoordigers van gemeenten en afgestemd met het BAG Bronhouders en Afnemersoverleg (BAG BAO). Het instrument kan jaarlijks worden aangepast indien gebruikservaringen daartoe aanleiding geven.

Artikel II

De moderniseringswet leidt tot een vermindering van de lasten van de gemeenten. Omdat deze regeling tegelijk met de moderniseringswet in werking moet treden en de gemeenten nauw betrokken zijn bij de voorbereiding hiervan is met toepassing van de uitzonderingsgrond publieke lasten geen invoeringstermijn gehanteerd bij de vaststelling van de datum van inwerkingtreding.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven