TOELICHTING
Algemeen
Voor investeringsprojecten die een milieuverdienste hebben en die voldoen aan de voorschriften
van de Regeling groenprojecten 2016 kan een groenverklaring worden aangevraagd. De
Regeling groenprojecten 2016 wordt op enkele onderdelen aangepast.
De belangrijkste aanpassing betreft de steun voor de verwerving van grond voor de
biologische landbouw. Deze landbouwgrond kent een aanzienlijke milieuverdienste vanwege
de duurzame wijze van behandeling van de grond. Om die reden wordt het afgeven van
een groenverklaring op een groter deel van de kosten voor de verwerving van biologische
landbouwgrond mogelijk gemaakt.
Enkele projecten komen niet meer voor een groenverklaring in aanmerking. Het gaat
hier om de projecten voor de ontwikkeling en instandhouding van onder meer bos en
stedelijk groen. De mogelijkheid tot verstrekking van een groenverklaring voor dergelijke
projecten vervalt. Op deze mogelijkheid wordt al jaren niet of nauwelijks een beroep
gedaan en er wordt niet verwacht dat dit zal veranderen. De reden hiervoor is dat
de stimulering op basis van deze regeling zonder aanvullende financiële prikkels niet
genoeg financiële voordelen oplevert om een investering te doen. Bovendien passen
de projecten niet binnen de voorwaarden van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening1. Eerder golden hier goedkeuringen van de Europese Commissie.2 Sinds het moment van het verstrijken van de looptijd van de goedkeuringen loopt de
ondernemer het risico dat er sprake kan zijn van ongeoorloofde staatssteun en dat
het daarmee gemoeide voordeel met terugwerkende kracht dient te worden terugbetaald.
Voorts zijn inhoudelijke aanpassingen doorgevoerd als gevolg van het op een andere
wijze beleidsmatig vaststellen van de milieuprestatie. Dit is het geval met betrekking
tot projecten die zijn gericht op het bedrijfsmatig telen van gewassen in een Groen
Label Kas met niveau A en de berekening van het maximale bedrag dat in aanmerking
komt voor een groenverklaring voor die projecten. De overige wijzigingen betreffen
tekstuele verduidelijkingen.
Tot slot is van de gebruikgemaakt om de benaming van de verantwoordelijke bewindspersonen
te actualiseren. Sinds het aantreden van het kabinet Rutte III zijn de benamingen
van de voormalige Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Economische
Zaken gewijzigd in ‘Minister van Infrastructuur en Waterstaat’ respectievelijk ‘Minister
van Economische Zaken en Klimaat’. Tevens is er een Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit benoemd. Nu de Regeling groenprojecten 2016 ook op zijn beleidsterrein
betrekking heeft, wordt hij door onderhavig wijzigingsonderdeel eveneens genoemd naast
de Minister van Economische Zaken en Klimaat.
Europeesrechtelijke aspecten
Het voordeel dat op basis van de onderhavige regeling voor de verwerving van grond
voor de biologische landbouw kan worden verkregen valt onder de Algemene Groepsvrijstellingsverordening3, de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening en de de-minimisverordening4 landbouw zolang aan de vereisten van die verordeningen wordt voldaan. Derhalve is
de steun geoorloofde staatssteun die niet hoeft te worden aangemeld bij de Europese
Commissie ter voorafgaande goedkeuring. Voor een uitgebreide beschrijving van de Europeesrechtelijke
aspecten wordt verwezen naar paragraaf 3 van de toelichting bij de Regeling groenprojecten
2016.5
Financiële gevolgen
De wijzigingen van de Regeling groenprojecten 2016 brengen geen aanvullende administratieve
lasten met zich mee omdat de informatieverplichtingen voor het verkrijgen van een
groenverklaring van de rijksoverheid niet veranderen. Er zijn geen (andere) nalevingskosten
gemoeid met de onderhavige wijziging. Kredietinstellingen en beleggingsinstellingen
hoeven vanwege deze wijzigingsregeling geen aanvullende investeringen te plegen bij
het aanvragen van een groenverklaring.
Consultatie
De wijzigingen zijn op initiatief van vertegenwoordigers van financiële instellingen
doorgevoerd of zijn het gevolg van beleidswijzigingen. De wijzigingen zijn besproken
met de betrokken sectoren.
Uitvoering en handhaving
De Regeling groenprojecten 2016 wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) namens het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Ministerie
van Financiën. De wijziging van de regeling heeft geen noemenswaardige gevolgen voor
de uitvoering door RVO.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Dit wijzigingsartikel betreft in de eerste plaats technische aanpassingen in de begripsbepaling
van het begrip ‘bestaand project’ in verband met de wijziging van artikel 2, eerste
lid, van de Regeling groenprojecten 2016, waar in de betreffende begripsbepaling naar
wordt verwezen. Het wijzigingsonderdeel betreft tevens een correctie in de verwijzing naar artikel 9 van de Regeling
groenprojecten 2016.
Daarnaast wordt een begripsbepaling ingevoegd van het begrip ‘de-minimisverordening
landbouw’ dat meerdere keren wordt aangehaald in de regeling.
Artikel I, onderdeel B
Van artikel 2, eerste lid, van de Regeling groenprojecten 2016 worden de onderdelen
a en b geschrapt. Die onderdelen zijn gericht op projecten voor de ontwikkeling en
instandhouding van bos en de ontwikkeling van stedelijk groen. De mogelijkheid tot
verstrekking van een groenverklaring voor dergelijke projecten vervalt omdat op deze
mogelijkheid niet of nauwelijks een beroep wordt gedaan. Zie voor nadere uitleg het
algemeen deel van de toelichting.
De overige wijzigingen betreft de actualisering van de benaming van de genoemde bewindspersonen
of zijn wetstechnisch van aard.
Artikel I, onderdeel D
Van artikel 4, onderdeel a, van de Regeling groenprojecten 2016 worden het tweede
en derde subonderdeel geschrapt. De in die subonderdelen genoemde criteria voor de
energieprestatie van kassen zijn overbodig omdat ze al deel uitmaken van het in de
aanhef van onderdeel a genoemde certificaat Groen Label Kas met niveau A.
Artikel I, onderdelen F, G, H, onder 1 en 2, J en M
Uit het vervallen van de onderdelen a en b van artikel 2, eerste lid, van de Regeling
groenprojecten 2016 vloeit voort dat ook onderdeel f van artikel 15, eerste lid, van
die regeling vervalt. Vanwege het vervallen van onderdeel f worden de onderdelen g
en h van artikel 15, eerste lid, verletterd.
De wijzigingen in de artikelen 15, eerste lid, onderdelen f (nieuw) en g (nieuw),
16, eerste lid, onderdeel b, en vierde lid, 17, eerst en tweede lid, 18 en Bijlage
I van de Regeling groenprojecten 2016 betreffen technische aanpassing in verband met
de wijziging van artikel, 2 eerste lid, van die regeling.
In artikel 15, eerste lid, onderdeel h (nieuw), van de Regeling groenprojecten 2016
wordt een maximumbedrag vastgesteld voor steun aan een project gericht op deelname
van landbouwproducenten aan een kwaliteitsregeling voor biologische producten als
bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel c, van die regeling. In artikel 17, derde
lid (nieuw), van de Regeling groenprojecten 2016 wordt bepaald dat een dergelijk project
voor een groenverklaring in aanmerking komt voor de kosten die zijn gemoeid met de
deelname aan die kwaliteitsregeling. Het in het huidige derde lid van artikel 17 opgenomen
maximumbedrag aan projectvermogen voor dergelijke projecten is achterhaald gelet op
de Beleidsregel berekening steunpercentage6. Om die reden wordt de regel in dat derde lid geschrapt.
Het nieuwe steunmaximum in artikel 15, eerste lid, onderdeel h (nieuw), van de Regeling
groenprojecten 2016 regelt dat voor voornoemde projecten het bruto-subsidie-equivalent
niet meer mag bedragen dan € 3.000 per jaar per onderneming. Dit is gebaseerd op artikel
20, vijfde lid, van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening. Dat de steun voor
deze categorie voor niet meer dan vijf jaar mag worden verleend, is geregeld in artikel
16, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling groenprojecten 2016.
Aan artikel 15 van de Regeling groenprojecten 2016 wordt een vierde lid toegevoegd.
Genoemd vierde lid maakt een uitzondering op het eerste lid, aanhef en onderdeel d,
van artikel 15, dat bepaalt dat geen groenverklaring wordt afgegeven als niet kan
worden voldaan aan de vereisten van, in dit geval, de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening.
Het gaat hier om een groenverklaring voor projecten gericht op de verwerving van grond
voor het produceren en verwerken van biologische landbouwproducten (artikel 3, aanhef
en onderdelen a en b, van de Regeling groenprojecten 2016).
Onder de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening (namelijk artikel 14, zesde lid,
onderdeel a) komen alleen voor steun in aanmerking de kosten voor de verwerving van
grond die niet hoger zijn dan 10% van de totale in aanmerking komende kosten van een
project. Het nieuwe vierde lid van genoemd artikel 15 strekt ertoe dat het deel van
de verwervingskosten van deze grond dat het maximum van 10% van het toegekende projectvermogen
overschrijdt, kan worden gesteund onder de voorwaarden van de de-minimisverordening.
Met dit artikel wordt zodoende geborgd dat projecten waarvan de verwervingskosten
voor grond het voornoemde maximum overschrijden alsnog voor een groenverklaring met
een hoger bedrag in aanmerking kunnen komen. Zie ook de uitleg van deze mogelijkheid
in de toelichting op artikel I, onderdeel H (artikel 17, achttiende lid (nieuw), van
de Regeling groenprojecten 2016).
Artikel 1, onderdeel H, onder 3, 4, 5 en 7
Artikel 17 van de Regeling groenprojecten 2016 wordt op een aantal punten gewijzigd.
In het derde lid van genoemd artikel 17 vervalt het vaste bedrag dat voor een groenverklaring
in aanmerking komt. Voor het maximale bedrag, waarvoor een in dat lid bedoeld project
een groenverklaring kan ontvangen, moet op grond van de steunbepalingen worden gerekend
met een variabele discontovoet waarmee de steun als percentage van het projectvermogen
wordt berekend. De berekening op basis van onder meer dit artikellid wordt inzichtelijk
gemaakt in de Beleidsregel berekening steunpercentage. Die beleidsregel dient ertoe
om voor projectbeheerders inzichtelijk te maken hoe de steun als percentage van het
projectvermogen wordt berekend in het kader van de Regeling groenprojecten 2016. In
dit geval gaat het om een project in de categorie biologische landbouw als bedoeld
in artikel 3, aanhef en onderdeel c, van de Regeling groenprojecten 2016.
Artikel 17, vierde lid, van de Regeling groenprojecten 2016 wordt aangepast omdat
de energieprestatie van onder meer de Groen Label Kas inmiddels beleidsmatig wordt
bepaald door de emissie van CO2. Daarom komen, naast de investeringen in vaste activa die technisch noodzakelijk
zijn en uitsluitend dienstbaar zijn aan de kas als teeltruimte, tot een maximum van
€ 100 per vierkante meter kasoppervlak van de in dat lid genoemde zelf opgewekte of
zelf gewonnen duurzame energie in aanmerking voor een groenverklaring.
In artikel 17, twaalfde lid, onderdeel a, van de Regeling groenprojecten 2016 wordt
een daarin genoemd bedrag aangepast. Dit betreft een correctie van een verschrijving.
Tot slot wordt een achttiende lid aan artikel 17 van de Regeling groenprojecten 2016
toegevoegd. Dit lid maakt het mogelijk dat een groenverklaring voor een hoger bedrag
voor de verwerving van grond voor het produceren en verwerken van biologische landbouwproducten
als bedoeld in artikel 3, onderdelen a en b, van de Regeling groenprojecten 2016 kan
worden afgegeven en aangewend. Hiertoe wordt aanvullend gebruik gemaakt van de steun
op grond van de de-minimisverordening landbouw. Ingevolge artikel 14, zesde lid, onderdeel
a, van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening kunnen de kosten voor de bouw, verwerving,
inclusief leasing, of verbetering van onroerende zaken worden gedekt, met dien verstande
dat de verwerving van grond alleen voor steun in aanmerking komt voor zover de kosten
daarvan niet hoger zijn dan 10% van de totale in aanmerking komende kosten van een
project. Dit komt erop neer dat de kosten voor de verwerving van grond voor maximaal
10% van het toegekende projectvermogen mogen worden meegenomen. Voor de kosten van
grondverwerving die het maximum van 10% van het toegekende projectvermogen overschrijden,
kan gebruik worden gemaakt van de steun die op grond van de de-minimisverordening
landbouw is toegestaan.
De maximale de-minimissteun van € 15.000 over drie jaar kan over meerdere jaren worden
verspreid. Het ligt voor de hand om de standaard geldigheidstermijn voor de groenverklaring
van tien jaar te gebruiken. Op basis van bijvoorbeeld een steunpercentage van 2,98%
kan er maximaal € 503.355 gedurende tien jaar worden geleend. Het actuele steunpercentage
volgens de Beleidsregel berekening steunpercentage op het moment van afgifte van de
groenverklaring bepaalt het daadwerkelijke bedrag.
Artikel II
Er wordt met betrekking tot de reguliere data van inwerkingtreding en de minimuminvoeringstermijn
afgeweken van de vaste verandermomenten op grond van artikel 4.17, vijfde lid, aanhef
en onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Het is van belang dat de
veranderde voorwaarden waaronder een groenverklaring kan worden aangevraagd en wordt
beoordeeld spoedig van kracht worden, zodat aanmerkelijke ongewenste private nadelen
worden voorkomen. De projecten die zijn gemoeid met betreffende groenverklaringen
kunnen met de aangepaste voorwaarden verder worden voorbereid en ontwikkeld. De sector
en RVO hebben geen voorbereidingstijd nodig voor de overgang naar en toepassing van
de gewijzigde regeling.
In de huidige Regeling groenprojecten 2016 wordt het projectvermogen voor de verwerving
van landbouwgrond voor het produceren van biologische landbouwproducten in hoge mate
beperkt. Omdat dit beleidsmatig ongewenst is, wordt deze beperking met de voorliggende
wijziging grotendeels hersteld.
Om ondernemers, die grond hebben verworven tussen de inwerkingtreding van de Regeling
groenprojecten 2016 op 1 april 2016 en de inwerkingtreding van onderhavige regeling,
tegemoet te komen, geldt inwerkingtreding met terugwerkende kracht voor projecten
die zien op de verwerving van landbouwgrond voor het produceren van biologische landbouwproducten.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
De Staatssecretaris van Financiën,
M. Snel