TOELICHTING
I. Algemeen
1. Aanleiding
Met deze wijzigingsregeling wordt de subsidiemodule Investeringen voor toegevoegde
waarde van visserijproducten toegevoegd aan de Regeling Europese EZ-subsidies (REES)
en een onjuiste verwijzing in de subsidiemodule Jonge vissers in de REES hersteld.
Ook wordt de subsidiemodule Marktintroductie energie-innovaties (hierna: subsidiemodule
MEI), die is opgenomen in de Regeling nationale EZ-subsidies (hierna: RNES), opnieuw
opengesteld en het subsidieplafond van de afgelopen openstelling opgehoogd.
2. De subsidiemodule Investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten
De subsidiemodule Investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten wordt
opgenomen in titel 3.10 van de REES. Op grond van deze subsidiemodule komen investeringen
voor subsidie in aanmerking die waarde toevoegen aan visserijproducten.
De Europese Unie en de Nederlandse overheid willen met steungelden uit het Europees
Fonds voor maritieme zaken en visserij (hierna: EFMZV) op basis van Verordening (EU)
nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees
Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG)
nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad
en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014,
L 149) (hierna: verordening 508/2014) bijdragen aan de verwezenlijking van het nieuwe
gemeenschappelijke visserijbeleid, zoals is verwoord in Verordening (EU) nr. 1380/2013
van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk
visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009
van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004
van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354) (hierna: verordening
1380/2013).
Visserijondernemingen vormen een belangrijke spil voor de verwezenlijking van de doelen
van het voormelde gemeenschappelijk visserijbeleid. De visserijondernemingen staan
echter voor grote uitdagingen op het terrein van duurzaamheid en concurrentie op de
Noordzee. Hierbij is onder meer van belang op welke wijze visserijondernemingen om
moeten gaan met de beschermde natuurgebieden en windmolenparken. Om nieuwe verdienmodellen
te ontwikkelen, kunnen investeringen in de aanschaf en het gebruiksklaar maken van
bepaalde apparatuur, installaties of machines (hierna: investeringen) helpen om de
toegevoegde waarde of de kwaliteit van de gevangen vis te verbeteren. Om die reden
is in het Operationeel Programma van het EFMZV1 vastgelegd dat voor dergelijke investeringen steun verleend kan worden. Van deze
mogelijkheid wordt gebruik gemaakt via deze subsidiemodule.
De subsidiemodule is gebaseerd op artikel 42, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van
verordening 508/2014 en is gericht op de aanschaf en het gebruiksklaar maken van een
aantal limitatief opgesomde investeringen aan boord van vissersvaartuigen die gebruikt
worden voor zee- of kustvisserij. De investeringen, die in de subsidiemodule opgenomen
zijn, kunnen niet voor de binnenvisserij gebruikt worden. Er is geen gebruik gemaakt
van de mogelijkheid die artikel 44, eerste lid, onderdeel e, juncto artikel 42, eerste
lid, aanhef en onderdeel a, van verordening 508/2014 biedt om subsidie te verlenen
voor investeringen die betrekking hebben op de binnenvisserij, omdat er geen investeringen
voor de binnenvisserij bekend zijn die voor een substantiële groep visserijondernemingen
een toegevoegde waarde aan visserijproducten zouden opleveren.
3. De subsidiemodule Jonge vissers
In titel 3.2 van de REES is de subsidiemodule Jonge vissers opgenomen. Deze subsidiemodule
maakt gebruik van de mogelijkheid die de artikelen 31 en 44, tweede lid, van verordening
508/2014 bieden om jonge vissers te ondersteunen bij de eerste aanschaf van een vissersvaartuig.
Met deze wijzigingsregeling wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een onjuiste
verwijzing te herstellen.
4. De subsidiemodule MEI
Met de subsidiemodule MEI, die opgenomen is in titel 2.10 van de RNES, wordt de vroege
marktintroductie van energie-innovaties in de glastuinbouw gestimuleerd. De subsidiemodule
MEI is onderdeel van de aanpak van het programma Kas als Energiebron voor de Meerjarenafspraak
Energietransitie Glastuinbouw 2014–20202. Het subsidieplafond van de subsidiemodule MEI wordt voor de afgelopen openstellingsperiode,
die liep van 1 december 2017 tot en met 14 januari 2018, opgehoogd. Hiermee kunnen
nog meer goed beoordeelde projectaanvragen worden gehonoreerd. Voor de ophoging wordt
extra budget benut dat op grond van de Klimaatenveloppe in het regeerakkoord beschikbaar
is gemaakt. Daarnaast wordt de subsidiemodule MEI van 17 tot en met 31 mei 2018 opnieuw
opengesteld.
5. Staatssteun
5.1 De subsidiemodule Investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten
Op grond van artikel 8, tweede lid, van verordening 508/2014 zijn de artikelen 107,
108 en 109 betreffende steunmaatregelen van de staten van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU) niet van toepassing op betalingen die de lidstaten
doen op grond van en in overeenstemming met die verordening en die binnen de werkingssfeer
van artikel 42 VWEU vallen. De steun die op grond van artikel 42, eerste lid, aanhef
en onderdeel a, van verordening 508/2014 via de subsidiemodule Investeringen voor
toegevoegde waarde van visserijproducten gegeven kan worden, valt binnen deze categorie.
Deze subsidiemodule voldoet aan en reikt niet verder dan wat de bepalingen van verordening
508/2014 mogelijk maken. De betalingen die op grond van deze subsidiemodule plaatsvinden,
dienen ter uitvoering van verordening 508/2014 en het operationeel programma dat gebaseerd
is op deze verordening en is goedgekeurd door de Europese Commissie. Bovendien vallen
de subsidiabele activiteiten binnen het toepassingsgebied en de doelstellingen van
verordening 1380/2013 (zie de artikelen 1 en 2 van deze verordening), wat maakt dat
zij binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen. Dit is door de goedkeuring
van het operationeel programma bevestigd.
5.2 De subsidiemodule MEI
De subsidiemodule MEI bevat staatssteun die gerechtvaardigd wordt door de artikelen
38 en 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening3. De ophoging van het subsidieplafond en de komende openstelling brengt geen verandering
in de staatssteunaspecten van deze subsidiemodule.
6. Notificatie
Ten aanzien van de subsidiemodule Investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten
is de ontwerpregeling ingevolge artikel 5, eerste lid, van Richtlijn 2015/1535/EU
van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure
op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de
informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241), voorgelegd aan de Europese Commissie (2018/118/NL).
De Europese Commissie heeft meegedeeld dat de notificatie geen standstill-periode
heeft, omdat het fiscale en/of financiële maatregelen betreft. De notificatieprocedure
heeft dan ook niet tot gevolg gehad dat de vaststelling van deze regeling in afwachting
van eventuele reacties zou moeten worden aangehouden.
7. Regeldruk
Deze regeling heeft regeldrukeffecten. De regeldrukkosten voor de subsidiemodule Investeringen
voor toegevoegde waarde van visserijproducten bedragen in totaal € 52.848 voor de
subsidieperiode en gaan gepaard met de aanvraag, uitvoering en eindverantwoording
van projecten onder deze subsidiemodule. Dit is 1,89% van het totale subsidiebudget
van € 2.800.000. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat 78 aanvragen worden
ingediend.
De correctie in de subsidiemodule Jonge vissers en de ophoging van het subsidieplafond
en het opnieuw openstellen van de subsidiemodule MEI leiden niet tot een toename van
de administratieve lasten bij de gebruikers van deze subsidiemodules.
II. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A (artikel 3.2.2, eerste lid, onderdeel d)
Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om in artikel 3.2.2, eerste lid, onderdeel d,
een onjuiste verwijzing te herstellen. Er werd verwezen naar artikel 2.19 in plaats
van artikel 2.20. Dit is aangepast.
Artikel I, onderdeel B (titel 3.10. Investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten)
In de REES is na titel 3.9 een titel ingevoegd. Deze nieuwe titel van de REES (3.10)
bevat de subsidiemodule voor investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten.
Artikel I, onderdeel B (artikel 3.10.1. Subsidiabele activiteiten)
Uit artikel 42, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van verordening 508/2014 volgt
dat uit het EFMZV steun verleend kan worden voor investeringen die waarde toevoegen
aan visserijproducten, in het bijzonder door de vissers toe te staan hun eigen vangst
te verwerken, af te zetten en rechtstreeks te verkopen. In artikel 3.10.1 van de REES
is een aantal investeringen voor de aanschaf en het gebruiksklaar maken van apparatuur,
installaties of machines opgesomd die aan de voorwaarden van artikel 42, eerste lid,
aanhef en onderdeel a, van verordening 508/2014 voldoen.
Allereest kan een visserijonderneming subsidie aanvragen voor een automatische conserveermachine
voor langoustines. Het conserveren gebeurt door de langoustine direct na de vangst
een aantal minuten onder te dompelen in een conserveringsmiddel om zwartkleuring van
de schaal te voorkomen. Het conserveren van langoustines wordt op dit moment in de
praktijk nog grotendeels handmatig uitgevoerd. Hierdoor is het conserveren arbeidsintensief
en foutgevoelig. Om die reden is het van belang de conservering te automatiseren.
Met de automatisering kan er waarde toegevoegd worden aan het eindproduct doordat
de verkleuring van de schaal van de langoustines maximaal kan worden tegengegaan.
Er kan namelijk automatisch de juiste hoeveelheid conserveringsmiddel worden toegevoegd
en de tijd waarin de langoustine in het conserveermiddel verblijft, kan exact worden
bepaald. Daarbij komt dat het invries- en verpakproces voor transport versneld wordt.
Hierdoor kan de kwaliteit van de langoustine, en hierdoor hogere waarde van het eindproduct,
worden gegarandeerd.
Ten tweede kan een visserijonderneming subsidie aanvragen voor een automatische kookketel
voor garnalen. Het koken van de garnalen vindt plaats direct nadat deze gevangen zijn.
Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de houdbaarheid van de garnalen vergroot wordt en
dat deze eenvoudiger te pellen zijn. Het koken van garnalen wordt op dit moment in
de praktijk handmatig uitgevoerd. Hierdoor is dit proces arbeidsintensief en foutgevoelig.
Met voormelde investering zal het koken van garnalen aan boord van een vissersvaartuig
geautomatiseerd worden. Door het koken te automatiseren kunnen steeds dezelfde hoeveelheden
garnalen, water en zout in de ketel worden samengevoegd. Er kan exact worden afgesteld
welke hoeveelheid garnalen zich in de kookketel bevindt en op basis daarvan wordt
de kooktijd bepaald, zodat deze niet te lang gekookt worden en deze ook goed te pellen
zijn. Daarnaast is er sprake van tijdsbesparing en relatief eenvoudig onderhoud. Ook
is de automatische kookketel energiezuinig, omdat warmte wordt teruggewonnen. Het
gevolg is een betere kwaliteit van de garnalen en lagere productiekosten door teruggewonnen
warmte, wat leidt tot een hogere waarde van het eindproduct.
Ten derde kan subsidie worden aangevraagd voor een spoelsorteermachine met ten minste
6 millimeter spijlwijdte. Een spoelsorteermachine wordt gebruikt aan boord van een
vissersvaartuig en heeft tot doel verschillende soorten garnalen van elkaar of van
andere vis te scheiden. De spoelsorteermachine dient wel een minimale spijlwijdte
van 6 millimeter te hebben, omdat dit één van de voorwaarden is om in aanmerking te
komen voor het zogenaamde MSC-keurmerk. Dit keurmerk is nodig om garnalen te kunnen
afzetten naar bepaalde Nederlandse supermarkten. Met de juiste spoelsorteermachine
kan het afzetgebied van de garnalen, en daarmee wellicht de onderhandelingspositie
van de visserijonderneming, worden vergroot. Het gevolg hiervan is dat het eindproduct
tegen een hogere waarde afgezet kan worden. Daarbij komt dat de verwachting is dat
een groter aantal supermarkten gebruik zal gaan maken van dit keurmerk. Hierdoor is
de desbetreffende spoelsorteermachine noodzakelijk om de afzet van de eindproducten
bij supermarkten te behouden en de waarde van het eindproduct te vergroten.
Ten vierde kan een visserijonderneming subsidie aanvragen voor een scholstripmachine.
Het strippen is het proces waarbij de vis van zijn ingewanden wordt ontdaan. In de
praktijk wordt schol direct nadat deze gevangen is aan boord van een vissersvaartuig
met de hand op een lopende band gestript. Een scholstripmachine is een machine die
geschikt is om automatisch schol te strippen. Deze machine zorgt voor een toevoeging
van waarde aan het eindproduct. Uit onderzoek volgt namelijk dat deze machines de
schol strippen met minder verlies van eetbare schol. Hierdoor is het rendement 1 a
2% hoger dan van handmatig gestripte schol. Ook zorgt de machine voor verlaagde productiekosten,
omdat er sprake is van een besparing op de verwerkingstijd en de inzet van personeel.
Het beperkte verlies van eetbare schol en lagere productiekosten leiden tot een verhoogd
rendement, en daarmee hogere waarde van het eindproduct.
Tot slot kan een visserijonderneming subsidie aanvragen voor een slurryijsmachine.
In de praktijk worden op dit moment vis, garnalen en langoustines nog gekoeld met
scherfijs. Met een slurryijsmachine zal het koelen van vers gevangen vis geoptimaliseerd
kunnen worden. Slurryijs bestaat uit vele microscopisch kleine kristallen, in plaats
van uit scherfijs dat bestaat uit stukken ijs. De gevangen vis koelen met slurryijs
leidt tot een snellere en diepere koeling, en daarmee een langere houdbaarheid, van
de gevangen vis. Door het gebruik van de slurryijsmachine wordt derhalve de waarde
van de gevangen vis vergroot.
Artikel I, onderdeel B (artikel 3.10.2. Aantal aanvragen)
In dit artikel is bepaald dat een visserijonderneming slechts één aanvraag kan indienen.
Deze aanvraag kan uiteraard wel op verschillende investeringen betrekking hebben.
Het is ook mogelijk dat een visserijonderneming voor verschillende vissersvaartuigen
een aanvraag indient voor hetzelfde type investering. Op deze wijze wordt een efficiënte
afhandeling van de subsidieaanvraag bevorderd.
Artikel I, onderdeel B (artikelen 3.10.3 en 3.10.8 Informatieverplichtingen)
Indiening aanvraag tot subsidieverlening (artikel 3.10.3, eerste lid)
In de artikelen 2.9 en 3.1.4 van de REES is onder meer bepaald welke gegevens de aanvraag
tot subsidieverlening moet bevatten en van welke documenten deze vergezeld dient te
gaan. Aanvullend hierop bepaalt artikel 3.10.3 van de REES voor deze subsidiemodule
dat de aanvraag tot subsidieverlening, voor zover van toepassing, vergezeld dient
te gaan van bescheiden waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor een bepaald type
investering bestemd is, uitgevoerd worden met inachtneming van de wettelijke voorschriften
die daarop van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn aanvragen voor vergunningen
of verleende vergunningen. Zie ook de toelichting bij artikel 3.10.7, onderdeel c.
Indiening aanvraag tot subsidievaststelling (artikel 3.10.8, eerste lid)
In artikel 2.20 en 3.1.5 is bepaald welke informatie de aanvraag tot subsidievaststelling
moet bevatten en van welke documenten deze vergezeld dient te gaan. Aanvullend hierop
bepaalt artikel 3.10.8 dat voor deze subsidiemodule de aanvraag tot subsidievaststelling
vergezeld dient te gaan van een afschrift van de factuur en het betalingsbewijs. Op
deze wijze kan vastgesteld worden dat daadwerkelijk de subsidieontvanger de subsidiabele
activiteiten heeft uitgevoerd (lees: de desbetreffende investering is gedaan).
Informatie over de redelijkheid van de kosten (artikelen 3.10.3, tweede lid, en 3.10.8,
tweede lid)
Met de artikelen 3.1.4, aanhef en onderdeel e, 3.1.5, aanhef en onderdeel b, en 3.1.6,
tweede lid, wordt gewaarborgd dat de kosten die de subsidieontvanger maakt bij het
verlenen van (grotere) opdrachten redelijk zijn. De subsidieontvanger moet uit drie
offertes kiezen voor de economisch voordeligste aanbieding. Hierbij mag hij ook andere
criteria meewegen dan de prijs, zoals de kwaliteit van het te leveren product. Indien
bij de subsidieverlening al duidelijk is dat en aan wie de aanvrager een dergelijke
opdracht gaat verlenen, moeten de offertes al bij de aanvraag tot subsidieverlening
worden aangeleverd en moet de gunningsbeslissing gemotiveerd worden. Als er nog geen
duidelijkheid is dan moet de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling
kopieën van de offertes aanleveren en op dat moment zijn gunningsbeslissing motiveren4. In de artikelen 3.10.3, tweede lid, en 3.10.8, tweede lid, is opgenomen dat deze
verplichting niet van toepassing is op titel 3.10, omdat in dit geval de redelijkheid
van de kosten al verzekerd is doordat bepaalde informatie over de investeringen bij
de beschikbare leveranciers is opgevraagd. Op grond van deze informatie is een vast
subsidiebedrag voor elk type investering bepaald dat er rekening mee houdt dat de
subsidiabele kosten redelijk zijn (zie de toelichting op artikel 3.10.5).
Artikel I, onderdeel B (artikel 3.10.4. Verdeling van het subsidieplafond)
Dit artikel bepaalt op welke wijze het subsidieplafond verdeeld wordt. Dat zal gebeuren
op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Indien op de datum dat het subsidieplafond
wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangen wordt en de volgorde van die aanvragen
niet op grond van het tijdstip van ontvangst kan worden vastgesteld, wordt de onderlinge
rangschikking van die aanvragen op grond van artikel 2.5 van de REES vastgesteld door
middel van loting. Door deze wijze van verdeling wordt beoogd de procedure van subsidieverstrekking
op een zo efficiënt mogelijke wijze plaats te laten vinden.
Artikel I, onderdeel B (artikel 3.10.5. Hoogte van de subsidie)
In artikel 1.3 staan de kosten die op grond van de REES voor subsidie in aanmerking
komen. Het betreft loonkosten en overheadkosten, bijdragen in natura, afschrijvingskosten
en andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht
kan worden overgelegd. Voor deze subsidiemodule is er echter voor gekozen voor elke
investering een vast subsidiebedrag in artikel 3.10.5 van de REES op te nemen. Deze
vaste subsidiebedragen zijn gebaseerd op artikel 67, eerste lid, onderdeel c, van
Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december
2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende het Europees Fonds voor regionale
ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds
voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
en algemene bepalingen betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling,
het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme
zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad
(PbEU 2013, L 347) (hierna: verordening 1303/2013). Dit onderdeel heeft geen vertaalslag
in artikel 1.3 van de REES. Daarom is in artikel 3.10.5 voor voormelde investeringen
aangegeven welk vast subsidiebedrag per investering wordt verleend in afwijking van
artikel 1.3 van de REES. Het vaste subsidiebedrag per investering is berekend overeenkomstig
artikel 67, vijfde lid, van verordening 1303/2013. Voor de investeringen is bij de
leveranciers informatie ingewonnen over de kosten voor de aanschaf en het gebruiksklaar
maken van de desbetreffende investeringen. Op grond van de verschafte informatie is
per type investering bepaald welk bedrag aan subsidiabele kosten redelijk is, en dus
welk vast subsidiebedrag gehanteerd moet worden.
Bij het bepalen van de redelijkheid van de kosten is ook invulling gegeven aan artikel
95 van verordening 508/2014. Hieruit volgt onder meer dat de steunintensiteit van
de subsidie per investering niet meer dan 50 procent van de in aanmerking komende
kosten mag bedragen voor visserijondernemingen die onder de definitie van kleine en
middelgrote ondernemingen vallen (visserijondernemingen die mkb zijn). Uit artikel
95, vierde lid, samen met bijlage I, van verordening 508/2014 volgt echter dat het
subsidiepercentage met 20 procent moet worden verlaagd voor visserijondernemingen
die niet onder de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen vallen (visserijondernemingen
die geen mkb zijn). De definitie van mkb is opgenomen in artikel 1.1 van de REES.
Het onderscheid tussen visserijondernemingen die mkb en visserijondernemingen die
geen mkb zijn wordt in artikel 3.10.5 van de REES tot uitdrukking gebracht in de hoogte
van de vaste subsidiebedragen die gehanteerd worden.
Artikel I, onderdeel B (artikel 3.10.6. Realisatietermijn)
Dit artikel bevat de termijnen waarbinnen de investeringen gedaan moeten zijn. Uit
artikel 2.11, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de REES volgt dat dit is na de
datum van indiening van de subsidieaanvraag. Hierdoor kan vastgesteld worden of er
sprake is van een stimulerend effect. Dat wil zeggen of de subsidieaanvrager door
deze subsidiemodule daadwerkelijk gestimuleerd wordt om de investering te doen.
Artikel 3.10.6, eerste lid, bepaalt vervolgens dat de investeringen ten minste binnen
12 maanden na de datum van subsidieverlening gedaan moeten zijn.
Verder dient de betaling van een investering plaats te vinden voor het indienen van
de aanvraag tot subsidievaststelling. Op grond van artikel 2.20 van de REES dient
de subsidieontvanger zijn aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen binnen dertien
weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn voltooid. Ook de eisen van
artikel 3.1.5 van de REES zijn van toepassing op de subsidievaststelling.
Artikel I, onderdeel B (artikel 3.10.7. Afwijzingsgronden)
In artikel 3.10.7 is een aantal afwijzingsgronden opgenomen. Deze gelden in aanvulling
op de algemene afwijzingsgronden die zijn opgenomen in de artikelen 2.11 en 3.1.3
van de REES. De afwijzingsgronden uit artikel 3.10.7 hebben betrekking op iedere afzonderlijke
investering die in de subsidieaanvraag is opgenomen. Indien er dus via een subsidieaanvraag
meerdere investeringen aangevraagd worden, wordt slechts het deel van de aanvraag
afgewezen dat betrekking heeft op een type investering dat niet aan de voorwaarden
van deze subsidiemodule voldoet.
Allereerst wordt op grond van onderdeel a de aanvraag tot subsidieverlening ten aanzien
van een bepaald type investering afgewezen indien niet voldaan wordt aan de vereisten
van artikel 42, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van verordening 508/2014. Dit betekent
dat de subsidie uitsluitend verleend kan worden ten aanzien van een investering die
waarde toevoegt aan visserijproducten.
Ten tweede wordt op grond van onderdeel b de aanvraag tot subsidieverlening ten aanzien
van een bepaald type investering afgewezen indien deze bestemd is voor een vissersvaartuig
dat niet volledig of gedeeltelijk eigendom is van de subsidieaanvrager. De subsidieaanvraag
wordt ook afgewezen indien het desbetreffende type investering bestemd is voor een
vissersvaartuig dat niet onder Nederlandse vlag vaart. Op deze wijze wordt voorkomen
dat visserijondernemingen die niet onder de doelgroep van deze subsidiemodule vallen
toch voor subsidie in aanmerking zouden komen.
Verder zijn in onderdeel b afwijzingsgronden opgenomen om het stimulerend effect van
de subsidie te waarborgen en dubbele subsidiëring te voorkomen. Een aanvraag wordt
afgewezen als deze betrekking heeft op een investering voor een vissersvaartuig waarvoor
al eerder een soortgelijke investering is gedaan. Het is namelijk de bedoeling dat
alleen nieuwe waardevermeerderende investeringen worden gedaan. Daarnaast wordt een aanvraag afgewezen
als deze betrekking heeft op een investering voor een vissersvaartuig waarvoor al
eerder voor een soortgelijke investering subsidie is verleend op grond van deze subsidiemodule.
Hiermee wordt voorkomen dat in het geval meerdere visserijondernemingen eigenaar van
een vissersvaartuig zijn deze visserijondernemingen allemaal afzonderlijk dezelfde
type investering of typen investeringen voor hetzelfde vissersvaartuig kunnen aanvragen.
In het geval er meerdere subsidieaanvragen zijn binnengekomen voor hetzelfde type
investering op hetzelfde vissersvaartuig wordt alleen de eerste subsidieaanvraag gehonoreerd,
omdat op grond van artikel 3.10.4 de verdeling van het subsidieplafond (en daarmee
dus ook de subsidieverlening) op volgorde van binnenkomst plaatsvindt.
Tot slot wordt een aanvraag tot subsidieverlening ten aanzien van een bepaald type
investering op grond van onderdeel c afgewezen indien het aannemelijk is dat de activiteiten
waarvoor een bepaald type investering bestemd is in strijd zijn met de toepasselijke
wettelijke voorschriften. De subsidieaanvrager kan aannemelijk maken dat zij wel aan
de wettelijke verplichting voldoet door, voor zover van toepassing, in voorkomende
gevallen de benodigde bescheiden, zoals aanvragen voor vergunningen of vergunningen,
aan te leveren op grond van de informatieverplichting uit artikel 3.10.3 van de REES.
Artikel I, onderdeel B (artikel 3.10.9. Vervaltermijn)
Op grond van artikel 24a van de Comptabiliteitswet 2001, dienen subsidieregelingen
na vijf jaar te vervallen. Omdat de onderhavige wijzigingsregeling in april 2018 in
werking treedt, is ervoor gekozen deze titel vijf jaar na de datum van inwerkingtreding
te laten vervallen, dus met ingang van 1 april 2023.
Artikel II
In de tabellen van artikel 1 respectievelijk artikel 3 van de Regeling openstelling
EZK- en LNV-subsidies 2018 is aangegeven in welke periode de diverse subsidiemodules
van de RNES respectievelijk REES zijn opengesteld en wat het subsidieplafond bedraagt.
Voor de subsidiemodule MEI wordt het subsidieplafond voor de reeds afgelopen openstellingsperiode
verhoogd van € 5.000.000 naar € 7.050.000. De openstellingsperiode van deze subsidiemodule
liep van 1 december 2017 tot en met 14 januari 2018. Met de ophoging van het budget
voor deze openstellingsperiode kunnen (gelet op de beslistermijn op een subsidieaanvraag,
bedoeld in artikel 26 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies) nog meer goed beoordeelde
projectaanvragen worden gehonoreerd. Voor de ophoging wordt extra budget benut dat
op grond van de Klimaatenveloppe in het regeerakkoord beschikbaar is gemaakt.
Ook wordt de subsidiemodule MEI opnieuw opengesteld. De periode waarin deze subsidiemodule
opnieuw wordt opengesteld loopt van 17 tot en met 31 mei 2018. Het subsidieplafond
is vastgesteld op € 9.000.000.
Voor de subsidiemodule Investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten
loopt de periode waarin de subsidiemodule wordt opengesteld van 4 juni 2018 tot en
met 27 december 2018. Het subsidieplafond is vastgesteld op € 2.800.000.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met de inwerkingtreding van deze regeling
wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële
regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal
twee maanden voordien worden bekendgemaakt.
Voor de subsidiemodule Investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten,
alsook voor de subsidiemodule MEI, wordt dit gerechtvaardigd doordat de doelgroep
gebaat is bij spoedige inwerkingtreding van de regeling. Het vasthouden aan de systematiek
van de vaste verandermomenten zou hebben betekend dat subsidieaanvragen op grond van
de subsidiemodule Investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten pas
zouden kunnen worden ingediend vanaf het eerstvolgende vaste verandermoment van 1 juli
2018. Omdat deze subsidiemodule pas op 4 juni 2018 wordt opengesteld, zal de doelgroep
voldoende tijd hebben om subsidieaanvragen voor te bereiden en in te dienen. Verder
zorgt de afwijking van de systematiek van de vaste verandermomenten ervoor dat het
subsidieplafond van de subsidiemodule MEI spoedig wordt opgehoogd. Hierdoor kunnen
(gelet op de beslistermijn op subsidieaanvragen) meer goede projecten voor subsidie
in aanmerking komen dan het geval was geweest bij een latere inwerkingtreding van
de regeling. Ook kan deze subsidiemodule spoedig opnieuw opengesteld worden.
Tot slot betreft de aanpassing in de subsidiemodule Jonge vissers reparatieregelgeving
waardoor afwijking van de systematiek van de vaste verandermomenten wordt gerechtvaardigd
op grond van aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de
regelgeving.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten