Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 februari 2018, nr. WJZ/18011100, tot instelling van een landbouwtelling en tot het aanbieden van een gecombineerde opgave (Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2018)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

  • de artikelen 28 en 36, eerste lid, onderdeel a, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • artikel 72, eerste, derde en vierde lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78 (EG), nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • de artikelen 12, 24, 30, 32 en 33 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • de artikelen 15, 24 en 25 van de Landbouwwet;

  • artikel 3a, eerste lid, van de Plantenziektenwet;

  • artikel 26 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

  • artikel 12a van het Besluit heffing preventie dierziekten;

  • artikel 4 van het Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw;

Besluit:

Paragraaf 1. Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

besmettelijke dierziekten:

op grond van artikel 15, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen besmettelijke dierziekten en zoönosen als bedoeld in artikel 4 van het Besluit zoönosen;

Diergezondheidsfonds:

fonds als bedoeld in artikel 95a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

formulier:

formulier als bedoeld in de bijlage bij deze regeling;

houder:

houder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

opgaveplichtige:

degene aan wie de minister het formulier langs schriftelijke of elektronische weg heeft toegezonden;

staatssteunrichtsnoeren:

richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020 (PbEU 2014, C 204);

Verordening (EU) nr. 1305/2013:

Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L347);

Verordening (EU) nr. 1306/2013:

Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr 352/78, (EG) nr 165/94 (EG), nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013 L 347);

Verordening (EU) nr. 1307/2013:

Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L347).

Paragraaf 2. Landbouwtelling en gecombineerde opgave

Artikel 2

  • 1. Het formulier is een beschrijvingsbiljet als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Landbouwwet.

  • 2. Een landbouwer verstrekt door middel van het formulier gegevens en statistische informatie als bedoeld in:

    • a. artikel 26, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

    • b. artikel 3 van de Regeling kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw;

    • c. artikel 3a, eerste lid, van de Plantenziektenwet.

  • 3. Ter uitvoering van de artikelen 28 en 36, eerste lid, onderdeel a, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, artikel 72 van Verordening (EU) nr 1306/2013 en de artikelen 12, 24, 30, 32 en 33 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 dient het formulier voor:

    • a. het doen van de aanvragen, bedoeld in de artikelen 4.2, eerste lid, en 4.4, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

    • b. het verstrekken van informatie of het indienen van een betaalverzoek als bedoeld in een Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van een provincie;

    • c. het doen van de aanvraag, bedoeld in artikel 4.1.2, tweede lid, van de Regeling Europese EZ-subsidies.

  • 4. Degene aan wie de minister een beschrijvingsbiljet langs schriftelijke of elektronische weg heeft toegezonden dient dit uiterlijk op 15 mei 2018 ingevuld en ondertekend bij de minister in.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan het onderdeel van het beschrijvingsbiljet dat betrekking heeft op de gegevens, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel b, uiterlijk op 1 juli 2018 ingevuld en ondertekend bij de minister worden ingediend.

Artikel 3

  • 1. Het formulier heeft betrekking op de periode van 1 april 2018 tot en met 15 mei 2018.

  • 2. De periode, bedoeld in het eerste lid, is het tijdvak waarin een landbouwtelling als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Landbouwwet wordt gehouden.

Artikel 4

  • 1. Een opgaveplichtige verstrekt:

    • a. informatie over de toestand van de veestapel zoals die is op 1 april 2018,

    • b. informatie over de toestand van de beteelde percelen zoals die is of wordt verwacht op 15 mei 2018, en

    • c. de naam van het gewas waarmee een perceel zal worden beteeld, als dat niet is beteeld op 15 mei 2018.

  • 2. Een opgaveplichtige verstrekt, voor zover van toepassing, overige informatie naar de toestand op zijn onderneming op het moment van ondertekening van het formulier.

Paragraaf 3. Opgave aanspraak Diergezondheidsfonds

Artikel 5

  • 1. Betalingen uit het Diergezondheidsfonds voor maatregelen en voorzieningen die verband houden met de preventie en de bestrijding van besmettelijke dierziekten worden verricht met inachtneming van Deel I en Deel II, onderdeel 1.2.1.3, van de staatssteunrichtsnoeren.

  • 2. Om aanspraak te kunnen maken op betalingen die verband houden met preventie van besmettelijke dierziekten als bedoeld in het eerste lid, in de periode die loopt van 15 mei 2018 tot 15 mei 2019, dient door de houder uiterlijk op 15 mei 2018 bij de minister een daartoe strekkende opgave te zijn ingediend door middel van het formulier.

  • 3. De houder kan geen aanspraak maken op betalingen als bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a. de onderneming die de houder drijft, een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in punt 35, onderdeel 15, van de staatssteunrichtsnoeren, of

    • b. ten aanzien van de onderneming die de houder drijft, een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in punt 27 van de staatssteunrichtsnoeren.

Paragraaf 4. Elektronische weg

Artikel 6

Het formulier wordt door de opgaveplichtige, respectievelijk de houder, langs elektronische weg ingevuld, ondertekend en ingediend op het internetadres mijnrvo.nl.

Artikel 7

  • 1. Een opgaveplichtige of de houder kan op de volgende wijzen elektronisch toegang krijgen tot het formulier:

    • a. in geval er sprake is van een verplichting tot registratie bij de Kamer van Koophandel op grond van artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, aan de hand van een E-herkenningsmiddel;

    • b. voor natuurlijke personen die niet vallen onder de verplichting tot registratie bij de Kamer van Koophandel op grond van artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, aan de hand van DigiD, of

    • c. aan de hand van een toegangscode die door de minister is verstrekt aan een opgaveplichtige of een houder in het buitenland.

  • 2. De minister verstrekt aan een opgaveplichtige, een houder of de gemachtigde van een opgaveplichtige of aan een houder een tancode ter ondertekening van het elektronisch formulier. In geval er sprake is van een verplichting tot registratie bij de Kamer van Koophandel op grond van artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, kan een E-herkenningsmiddel ook worden gebruikt voor de ondertekening van het elektronisch formulier.

  • 3. De minister kan besluiten geen tancode te verstrekken of al verstrekte tancodes in te trekken indien de ondertekenaar, een met de ondertekenaar geassocieerd bedrijf, of een met de ondertekenaar geassocieerde organisatie in het verleden een tancode heeft gebruikt in strijd met deze regeling of op andere wijze de integriteit van een verstrekte handtekening heeft geschonden.

Artikel 8

  • 1. De minister neemt een elektronisch verzonden formulier dat niet overeenkomstig deze regeling is ingediend niet in behandeling.

  • 2. De minister neemt een elektronisch verzonden bericht waarvan de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid onvoldoende is gewaarborgd, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt, niet in behandeling.

  • 3. De minister informeert degene die het elektronisch verzonden formulier heeft ondertekend zo spoedig mogelijk over een besluit als bedoeld in het eerste of het tweede lid.

Artikel 9

  • 1. De minister kan ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in artikel 6, om het formulier langs elektronische weg in te vullen, in te dienen en te ondertekenen.

  • 2. Ontheffing als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend in geval de opgaveplichtige, respectievelijk de houder, aantoont:

    • a. te behoren tot een geloofsgemeenschap die het gebruik van de elektronische weg in zijn geheel afwijst, of

    • b. niet te beschikken over een computer met internetverbinding en niet eerder langs elektronische weg contact te hebben gelegd met RVO.nl of de rijksoverheid.

  • 3. Een ontheffing wordt uiterlijk 15 maart 2018 aangevraagd.

Paragraaf 5. Overige bepalingen

Artikel 10

De Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 februari 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Landbouwtelling en gecombineerde opgave

De bij deze regeling gepubliceerde vraagstelling vormt de grondslag om in 2018 gecombineerd de opgave te doen voor de landbouwtelling op grond van de Landbouwwet, het gebruik van gewaspercelen op grond van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, de verzamelaanvraag op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, de aangifte van de CO2-jaarvracht van glastuinbouwbedrijven op grond van de Wet milieubeheer, aanspraak op betalingen uit het Diergezondheidsfonds op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en om informatie te verstrekken of een betaalverzoek in te dienen in het kader van twee steunregelingen die onderdeel zijn van het plattelandsontwikkelingsprogramma.

De landbouwtelling heeft twee doelen: het verzamelen van gegevens ten behoeve van statistiek en ten behoeve van beleidsontwikkeling en -monitoring. Het is van belang dat de Minister beschikt over correcte en actuele gegevens per bedrijf in de land- en tuinbouw. De bij deze regeling gepubliceerde vraagstelling vormt het beschrijvingsbiljet als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Landbouwwet om in 2018 opgave te doen. Om de regeldruk te beperken wordt het principe van éénmalig inwinnen en meervoudig gebruik waar mogelijk toegepast. Aangeschreven landbouwers worden met stuurvragen door het elektronische formulier geleid en hoeven zodoende alleen die onderdelen in te vullen die op hen van toepassing zijn.

Gegevens uit de gecombineerde opgave worden voornamelijk verzameld ten behoeve van statistisch en beleidsmatig inzicht en daarnaast in specifieke gevallen voor handhavingsdoeleinden en om adequaat te kunnen handelen ten tijde van crises. Per onderscheiden vraagstelling is een specifiek juridisch kader relevant, hieronder volgt een opsomming:

  • de verzameling van statistische informatie voor biologische landbouw: Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007, L 189) en Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008, L 250);

  • statistische informatie voor WKK (warmtekrachtkoppeling) en energie: Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken (PbEU 2008, L 304);

  • statistische informatie voor vee- en vleesstatistieken: Verordening (EG) nr. 1165/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende vee- en vleesstatistieken en houdende intrekking van Richtlijnen 93/23/EEG, 93/24/EEG en 93/25/EEG van de Raad (PbEU 2008, L 321);

  • statistische informatie voor de gewasstatistieken: Verordening (EG) nr. 543/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende gewasstatistieken en houdende intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 837/90 en (EEG) nr. 959/93 van de Raad (PbEU 2009, L 167);

  • statistische informatie voor meerjarige teelten: Verordening (EU) nr. 1337/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende Europese statistieken van meerjarige teelten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 357/79 van de Raad en Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2011, L 347);

  • het doen van een aanvraag voor de Brede Weersverzekering: Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L347) (hierna: Verordening nr. 1305/2013) en de Regeling Europese EZ-subsidies;

  • het verstrekken van informatie of het indienen van een betaalverzoek als bedoeld in een Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van een provincie: op basis van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr 352/78, (EG) nr 165/94 (EG), nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013 L 347) (hierna: Verordening 1306/2013);

  • het doen van de verzamelaanvraag voor de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Gemeenschappelijk landbouwbeleid) op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • de aangifte van de CO2-jaarvracht van glastuinbouwbedrijven: het Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw;

  • de aanspraak op betalingen uit het Diergezondheidsfonds: Hoofdstuk VIII van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, het Besluit heffing preventie dierziekten en Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

  • de erkenningscontroles op het lidmaatschap van producentenorganisaties: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PbEU 2011, L 157);

  • het gebruik van gewaspercelen: het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

  • enkele aanvullende vragen naar risicogewassen in de tuinbouw op basis van artikel 3a van de Plantenziektenwet;

  • vragen ten behoeve van emissieregistratie en de Programmatische Aanpak Stikstof op basis van de artikelen 24 en 25 van de Landbouwwet;

  • vragen over bollenbroei, witloftrek en assimilatiebelichting: voor (nationale) beleidsontwikkeling en -monitoring, op basis van de artikelen 24 en 25 van de Landbouwwet.

Door met de gecombineerde opgave benodigde statistische gegevens in te winnen, is er op onderdelen minder regeldruk dan als deze gegevensinwinning separaat door het CBS op basis van het Besluit gegevensverwerving CBS zou plaatsvinden.

II. Specifiek

2. Meststoffenwet

Op grond van de Meststoffenwet en het Besluit gebruik meststoffen wordt informatie opgevraagd over het gebruik van gewaspercelen. Deze informatie kan worden benut voor handhavingsdoeleinden.

3. Gemeenschappelijk landbouwbeleid

Landbouwers kunnen met de gecombineerde opgave enkele specifieke steunregelingen aanvragen. Dit betreft de rechtstreekse betalingen als bedoeld in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB: de basisbetalingsregeling, betaling voor klimaat en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, betaling voor jonge landbouwers en de vrijwillig gekoppelde steun inzake graasdierhouderij. Een landbouwer die aanspraak wil maken op een rechtstreekse betaling vermeldt de landbouwgrond die hoort bij het landbouwbedrijf. Daarnaast is het voor de uitvoering van het Europese landbouwbeleid van belang dat de Minister over correcte en actuele gegevens beschikt aangaande de structuurkenmerken op bedrijfsniveau in de land- en tuinbouw.

Voor het bijwerken en raadplegen van gegevens in het perceelsregister heeft de RVO.nl een op zichzelf staande web applicatie ontwikkeld ('Mijn percelen') die het gehele jaar door gebruikt kan worden. Voor het registreren van gegevens voortvloeiend uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid wordt 'Mijn percelen' rechtstreeks vanuit de gecombineerde opgave geopend.

Voor de ecologische aandachtsgebieden (hierna: EA) zijn er vergeleken met voorgaande jaren enkele veranderingen die voortvloeien uit aanpassing van de Uitvoeringsregeling Rechtstreekse betalingen GLB (Stcrt. 2017, 70783) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1155 van de Commissie van 15 februari 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 wat betreft de controlemaatregelen voor de hennepteelt, bepaalde voorschriften inzake de vergroeningsbetaling, de betaling voor jonge landbouwers die zeggenschap hebben over een rechtspersoon, de berekening van het bedrag per eenheid in het kader van de vrijwillige gekoppelde steun, de delen van betalingsrechten en bepaalde kennisgevingsvereisten voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling en de vrijwillige gekoppelde steun, en tot wijziging van bijlage X bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2017, L167). Dit zijn:

  • de afmetingseisen en omschrijvingen van landschapselementen die als EA kunnen worden ingezet, zijn aangepast;

  • stroken subsidiabele grond langs bos zonder productie kunnen nu ook als EA worden ingezet;

  • Voor stikstofbindende gewassen die als EA worden aangevraagd, wordt in de gecombineerde opgave gevraagd of er sprake is van een mengsel. Deze vraag is voor controledoeleinden omdat voor deze gewassen een bewaarplicht voor etiketten bestaat om aan te kunnen tonen dat het mengsel voornamelijk bestaat uit toegestane stikstofbindende soorten.

  • Voor de zogeheten ‘productieve ecologische aandachtsgebieden’ (vanggewassen en stikstofbindende gewassen) dient in de gecombineerde verklaard te worden dat hier geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Stikstofbindende gewassen kunnen in de aandachtsgebieden nu onder die voorwaarde worden gebruikt als vanggewas of als onderzaai;

  • Behalve onderzaai van gras wordt nu ook onderzaai van vlinderbloemige gewassen als vanggewas toegestaan.

Tevens is er een nieuwe mogelijkheid opgenomen om betalingsrechten uit de nationale reserve aan te vragen.

De wijzigingen in de voorwaarden voor de Ecologische Aandachtsgebieden (hierna: EA) en de nieuwe mogelijkheid om betalingsrechten uit de nationale reserve aan te vragen, zoals per 1 januari 2018 aangepast in de Uitvoeringsregeling Rechtstreekse betalingen GLB (Stcrt. 2017, 70783), zijn in de voorliggende regeling verwerkt. Dit geldt ook voor de wijzigingen inzake de classificatie van spelt als apart gewas voor de gewasdiversificatie, nieuwe regels over vrijstelling van EA-plicht en gewasdiversificatie, en de aanpassing van de voorwaarden voor de steun voor jonge landbouwers die rechtstreeks voortvloeien uit de zogenaamde Omnibusverordening, Verordening (EU) nr. 2017/2393 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), (EU) nr. 1306/2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, (EU) nr. 1307/2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en (EU) nr. 652/2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal (PbEU 2017, L350). Ook vervallen de vragen over de zogeheten verbonden bedrijven conform de aanpassing van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen die gelijktijdig met de GO wordt gepubliceerd.

4. (Stal)emissies en programmatische aanpak stikstof

Op basis van het Besluit inventarisatie broeikasgassen Wvl is het RIVM belast met de jaarlijkse inventarisatie voor broeikasgassen. Tevens zijn voor de programmatische aanpak stikstof (PAS) gegevens uit de landbouw nodig voor het monitoren van stikstofdepositie op Natura 2000 gebieden en het bepalen van de ontwikkelruimte voor (agrarische) bedrijven rondom deze gebieden. De gecombineerde opgave kan voor deze doeleinden nauwkeurige informatie opleveren door per emissielocatie gemiddelde dieraantallen op te vragen. Het RIVM en het Planbureau voor de Leefomgeving zijn verantwoordelijk voor het genereren van de benodigde informatie voor de PAS en hebben aangedrongen op deze vraagstelling. Gelet hierop is in de gecombineerde opgave zoals ook in voorgaande jaren ten behoeve van de PAS de aanvullende stalvraag opgenomen.

5. Biologische landbouw

Artikel 36 van de biologische verordening (EG) 834/2007 en artikel 93 van de uitvoeringsverordening (EG) 889/2008 vormen de grondslag op basis waarvan jaarlijks de verzameling van statistische informatie over de biologische landbouw plaatsvindt.

6. Gewasstatistieken, vee- en vleesstatistieken

Ter invulling van de verplichte gegevensverzameling en om extra enquêtes en regeldruk te voorkomen, benut het CBS de gecombineerde opgave voor de gewasstatistieken en de vee- en vleesstatistieken.

7. Aangifte CO2-jaarvracht glastuinbouwbedrijven

Op grond van het Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw kan de Minister regels stellen over de uitvoering van het CO2 kostenvereveningssysteem voor de glastuinbouw. Deze regels zijn opgenomen in de Regeling kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw. Op grond van die regels wordt onder meer de CO2 reductiedoelstelling gemonitord met een register dat tot 2015 bij het voormalig Productschap Tuinbouw was ondergebracht. Met ingang van 2015 houdt RVO.nl op basis van de Regeling kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw het register bij. In dat kader dienen glastuinbouwondernemingen jaarlijks vóór 1 juli de aangifte van de totale CO2-emissie door te geven. Gezien de ICT infrastructuur en interne werkprocessen van RVO.nl is deze aangifte opgenomen in de gecombineerde opgave. De controlevragen over de in betreffende kassen geteelde gewassen in het voorgaande jaar zijn in de gecombineerde opgave 2018 geschrapt omdat ze niet langer voor controle nodig zijn.

8. Warmtekrachtkoppeling- en energiestatistieken

Ter invulling van de nationaal verplichte gegevensverzameling voor energiestatistieken kan het CBS op basis van het Besluit gegevensverwerving CBS hiervoor een eigen gegevensinwinning inrichten. In de lastendruk te beperken, worden deze gegevens verzameld via de Gecombineerde opgave.

9. Diergezondheidsfonds

Houders van kippen, kalkoenen, eenden, schapen, geiten, runderen of varkens moeten door middel van een verklaring aangeven of zij aanspraak willen maken op betalingen uit het Diergezondheidsfonds. Deze betalingen zijn veelal in de vorm van gesubsidieerde diensten voor maatregelen en voorzieningen die verband houden met preventie van besmettelijke dierziekten. Het betreft ook de (tegemoetkomingen in de) kosten van vaccins, bloedonderzoeken, tests en dergelijke van aan een uitbraak van een besmettelijke dierziekte verbonden maatregelen, uitgevoerd op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Daarbij dienen deze houders aan te geven of hun onderneming een kleine of middelgrote onderneming is. Deze opgaveverplichting vloeit voort uit de Europese eisen die zijn opgenomen in de per 1 juli 2014 gewijzigde Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020 (deel II, hoofdstuk 1 art. 1.2.1.3). De opgave heeft betrekking op de periode die loopt van 15 mei 2018 tot 15 mei 2019 en moet uiterlijk 15 mei 2018 bij de Minister ingediend zijn.

10. Erkenningscontroles lidmaatschap producentenorganisaties

Om in aanmerking te komen voor steun in het kader van de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) groenten en fruit moet een producentenorganisatie erkend zijn als producentenorganisatie in de zin van de GMO (artikel 32 en 152, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1308/2013). Een producent van groenten- en fruitproducten mag voor hetzelfde product slechts bij één producentenorganisatie zijn aangesloten. Het is de taak van de lidstaat om te controleren dat een producent niet bij meer dan één producentenorganisatie is aangesloten. Dit als onderdeel van de erkenningscontroles, als bedoeld in artikel 104, eerste lid, en de controles die worden uitgevoerd voorafgaand aan uitbetaling van de steunaanvraag, als bedoeld in de artikelen 105, eerste lid, en 106, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van verordening (EU) nr. 543/2011. Door de vraag in de Gecombineerde opgave wordt controle vanuit één bestand mogelijk en vermindert het controlerisico. De aanzienlijke vermindering in uitvoeringslast en de beperking van het controlerisico rechtvaardigen de minieme toename van de administratieve lasten voor de sector. De minister is op grond van artikel 15, gelezen in samenhang met artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van de Landbouwwet bevoegd om regels te stellen ten behoeve van uitvoering van verordeningen 543/2013 en 1308/2013.

11. Risicogewassen in de tuinbouw

Om te voldoen aan nationale rapportageverplichtingen op basis van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de

Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEU 2000, L169) voert de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: nVWA) surveys uit naar het voorkomen van schadelijke organismen in risicogewassen in de Nederlandse akker- en tuinbouw. Daarnaast voert de nVWA conform internationale richtlijnen voortvloeiend uit de International Plant Protection Convention (IPPC) surveys uit voor het nationale beleid inzake de afgifte van fytosanitaire certificaten bij exportzendingen. Deze gegevens kunnen efficiënter worden opgevraagd via de Gecombineerde opgave. Op grond van artikel 3a, eerste lid, van de Plantenziektenwet is de Minister bevoegd om telers te verplichten opgave te doen van de bedrijfsmatige teelt op met die planten te betelen terreinen en plaatsen van planten die behoren tot door de Minister aangewezen soorten of groepen. Deze gegevens zullen door de nVWA tevens worden benut voor steekproefsgewijze inspecties.

12. Verstrekken van informatie en/of doen betaalverzoeken in het kader van het derde Plattelandsprogramma

Het betreft twee steunregelingen uit het plattelandsontwikkelingsprogramma: betalingen voor agrarisch natuurbeheer die kunnen worden verstrekt op grond van artikel 9, tweede lid, van de Regeling uitvoering ELFPO programmaperiode 2014–2020 en de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van een provincie, en de tegemoetkoming in de verzekeringspremie voor brede weersverzekering die kan worden verstrekt op grond van de Regeling Europese EZ-subsidies.

13. (Nationale) beleidsvorming en -monitoring

Gezien de substantiële economische omvang van de witloftrek en bollenbroei in Nederland vormen deze twee teelten een aanvulling op de Europees verplichte statistiek. Ook zijn twee vragen over assimilatieverlichting opgenomen vanwege het nationale belang.

III. Overig

14. Elektronische opgave

Sinds de in werking getreden wijziging van de Landbouwwet en de Meststoffenwet (elektronisch verstrekken van gegevens) (Stb. 2011, 626) is deelname aan de gecombineerde opgave voor deze wetten alleen nog op digitale wijze mogelijk via de RVO.nl website. Evenals in 2017 zal RVO.nl waar nodig steun aanbieden. Dit kan in de vorm van hulp bij het invullen op één van de RVO-locaties of het meekijken op afstand.

Voor een beperkte groep is het, evenals in 2017, mogelijk een ontheffing aan te vragen inzake de verplichting tot elektronische opgave. Deze ontheffing moet uiterlijk 15 maart 2018 zijn aangevraagd. Het gaat daarbij om relaties die tot een geloofsgemeenschap behoren die het gebruik van elektronische middelen afwijst dan wel om relaties die niet beschikken over een computer met internetverbinding en niet eerder langs elektronische weg contact met RVO.nl of de rijksoverheid hebben gelegd. Voor deze relaties zal maatwerk worden gezocht. Met de inperking tot digitale opgave zullen relaties minder fouten maken waardoor naar verwachting minder boetes opgelegd hoeven te worden en realiseert de overheid jaarlijks een aanzienlijke besparing op de uitvoeringskosten.

Een opgaveplichtige die valt onder de verplichting tot registratie bij de Kamer van Koophandel op grond van artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, krijgt slechts toegang tot het elektronisch formulier met een bij een private partij aangeschaft e-Herkennings-middel met een betrouwbaarheidsniveau van 2+. Natuurlijke personen die niet onder deze verplichte registratie vallen, moeten gebruik maken van DigiD. Dit jaar is voor het eerst aan het inloggen met DigiD een extra controle per SMS toegevoegd. Voor opgaveplichtigen in het buitenland blijft het mogelijk om een door RVO.nl te verstrekken toegangscode te gebruiken. Vanaf 2017 kan naast de gebruikelijke methode met TAN-codes het elektronische formulier ook met het e-Herkenningsmiddel worden ondertekend.

Op basis van de laatstelijk in 2017 verstrekte en geverifieerde informatie en reeds bij RVO.nl beschikbare informatie uit de identificatie- en registratieregisters (hierna: I&R) worden gegevens op het elektronische formulier zoveel als mogelijk al vooraf ingevuld, waarbij de landbouwer deze gegevens alleen nog moet controleren.

15. Indieningsperiode gecombineerde opgave

De ervaringen in 2017 met de mogelijkheid om per 1 maart de gecombineerde opgave te doen, zijn dermate positief dat deze mogelijkheid ook in 2018 wordt geboden. De reguliere peildata blijven daarbij ongewijzigd. Een belangrijke overweging is om een spreiding van de werklast te bewerkstellingen voor de aanvragers. Met name de intermediairs en adviseurs hebben hier baat bij. De vervroeging van de openstelling heeft bij RVO.nl in belangrijke mate bijgedragen aan het afvlakken van de piekbelasting in de systemen en bij het klantcontactcentrum in de periode net voor 15 mei. De sluitingsdatum is op 15 mei 2018 om 24:00 uur (Midden-Europese tijd). Voor de verzamelaanvraag voor de rechtstreekse betalingen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de steunregelingen van het plattelandsontwikkelingsprogramma volgen sluitingsdatum en – tijdstip uit de Europese verordeningen. Voor de opgave gebruik gewaspercelen volgen deze uit artikel 26, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. Voor wat betreft de landbouwtelling en opgave Diergezondheidsfonds volgt de sluitingsdatum uit artikel 2, vierde lid, van deze regeling. Net als in voorgaande jaren is opgave voor deelname aan het programma agrarisch natuurbeheer (SNL-a) mogelijk vanaf 1 april. Om het hele proces van opgave te begeleiden en te stroomlijnen, communiceert RVO.nl hier nadrukkelijk over. Ondernemers in de land- en tuinbouw ontvangen gespreid over de maand maart 2018 een brief van de Minister waarin wordt aangekondigd dat zij voor wat betreft 2018 als opgaveplichtig zijn aangemerkt.

Het niet voldoen aan de verplichting tot indiening is een economisch delict in de zin van artikel 1, onder 2, van de Wet op de economische delicten. Ook leidt het niet of niet tijdig melden van de gevraagde informatie tot een verlaging of uitsluiting van de rechtstreekse betaling of de plattelandsontwikkelingssubsidie.

De enige uitzondering op de voorgaande sluitingsdatum betreft de opgave van het onderdeel uit de gecombineerde opgave dat betrekking heeft op de CO2-jaarvracht, welke opgave op grond van artikel 2, vijfde lid, van deze regeling uiterlijk op 1 juli 2018 moet zijn ingediend. Deze uitzondering is noodzakelijk omdat de daarvoor benodigde informatie op 15 mei nog niet in bezit is bij de betreffende glastuinbouwondernemingen.

16. Administratieve lastendruk

Evenals in 2017 zijn de vragen naar aantal stuks rundvee per 1 april 2018 en gemiddeld aantal per stal in 2017 waar mogelijk vervallen door de gevraagde informatie af te leiden uit het register I&R. Het register I&R-rund bevat per bedrijfslocatie en UBN per rund de informatie over geboortedatum, geslacht, aan- en afvoer en eventueel sterftedatum. I&R-rund bevat geen informatie over het gebruiksdoel waardoor op locaties met zowel melk- als vleesvee naar aanvullende gegevens wordt gevraagd. In 2018 wordt dezelfde methode nu ook toegepast voor schapen, geiten en pluimvee. I&R varkens blijkt echter te weinig detailgegevens te bevatten. Eerst na aanpassing van dit register is de toepassing van een overeenkomstige benadering daadwerkelijk mogelijk. Verder is op locaties met meerdere stallen aanvullende informatie nodig om inzicht te krijgen in de verdeling van de dieraantallen rundvee, pluimvee en varkens over deze stallen.

De regeldruk van de gecombineerde opgave van 2018 daalt licht ten opzichte van 2017. Uitgaande van een gemiddeld uurloon van € 39 voor de agrarische sector en € 54 voor dienstverleners/intermediairs bedragen de totale administratieve lasten als gevolg van deze regeling naar verwachting € 8.126.705. Uitgaand van een verwachte omvang van de doelgroep van 62.000 landbouwers zijn de administratieve lasten per bedrijf gemiddeld € 131,08 in 2018. De gehanteerde tarieven wijken af van die van vorig jaar. Deze zijn gebaseerd op het ‘Handboek Meting Regeldrukkosten’, versie 1.0. Vorig jaar werd nog de handleiding ‘Meten is Weten II’ gebruikt. In de berekening wordt ervan uitgegaan dat het aantal landbouwers licht blijft dalen en dat 44% van de opgaven via een adviseur wordt ingediend. In vergelijking met de ex post berekening van 2017 en rekening houdend met de nieuwe tarieven betekent deze ex ante berekening van 2018 een lastendaling van 3,43%. Omdat de vraagstelling jaarlijks varieert, kan deze lastendaling niet als structureel worden aangemerkt.

17. Vaste verandermomenten

In afwijking van het beleid inzake vaste verandermomenten treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant en niet pas op het vaste verandermoment 1 april (2018). Op grond van deze regeling is de periode van mogelijke indiening verruimd, hetgeen vooral ten goede komt aan betrokken landbouwers en hun adviseurs. De gecombineerde opgave kan worden ingediend met ingang van 1 maart 2018. De uiterlijke termijn van indiening is 15 mei 2018. Voor de opgave CO2-jaarvracht van glastuinbouwbedrijven geldt hiervoor 1 juli 2018.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven