Wet van 1 december 2011 tot wijziging van de Landbouwwet en de Meststoffenwet (elektronisch verstrekken van gegevens)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, ter vergroting van de doelmatigheid van de uitvoering van wettelijke taken door de overheid alsmede ter vermindering van de regeldruk, wenselijk is de Landbouwwet en de Meststoffenwet te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Landbouwwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt de zinsnede: «Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

Aan artikel 25 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald:

    • a. dat het verstrekken van gegevens, de indiening van aanvragen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 15 of het tweede lid, uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, en

    • b. dat Onze Minister onder voorwaarden ontheffing kan verlenen van het bepaalde op grond van onderdeel a.

ARTIKEL II

De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel f, wordt de zinsnede: «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat:

    • a. het opmaken, bewaren, overleggen en afdragen van gegevens, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, en

    • b. Onze Minister onder voorwaarden ontheffing kan verlenen van het bepaalde op grond van onderdeel a.

ARTIKEL II

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. De voordracht voor het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken na het besluit van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 1 december 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Uitgegeven de eenentwintigste december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 603

Naar boven