Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 12 december 2017, nr. IENM/BSK-2017/277888, tot wijziging van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 in verband met het subsidiabel maken van een risicoreservering voor een voorverkenning en enkele redactionele wijzigingen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 7.23, tweede lid, van de Waterwet en de artikelen 4, eerste lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsomschrijving van Minister komt te luiden:

Minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;.

2. In de begripsomschrijving van Project Planning Infrastructuur-methodiek wordt ‘het Ministerie van Infrastructuur en Milieu’ vervangen door: het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

B

Aan artikel 14a, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. een reservering voor voorziene risico’s en een reservering voor onvoorziene risico’s.

C

In het opschrift van artikel 25 wordt ‘1 april 2014’ vervangen door: 1 januari 2017.

D

In artikel 27, onderdeel c, wordt ‘, en’ vervangen door een puntkomma.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen B, C en D, werkt terug tot en met 1 januari 2017.

  • 3. Artikel I, onderdeel A, werkt terug tot en met 26 oktober 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014

De Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 (hierna: de subsidieregeling) bevat bepalingen inzake de verstrekking van subsidie door het Rijk aan waterschappen die vanwege een in artikel 7.23, eerste lid, van de Waterwet of in de subsidieregeling genoemde reden maatregelen dienen te treffen teneinde hun primaire waterkeringen weer aan de wettelijke norm te laten voldoen. In de subsidieregeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot onder andere de subsidiabele kosten, de kostenraming, innovatie en voorfinanciering. De subsidieregeling regelt tevens de procedurele aspecten.

Bij de Regeling van 2 december 2016 tot wijziging van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 in verband met de nieuwe normering van de primaire waterkeringen1 is de subsidieregeling per 1 januari 2017 gewijzigd in verband met de gelijktijdige inwerkingtreding van de Wet van 2 november 2016 tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (nieuwe normering primaire waterkeringen)2. Die wijziging van de subsidieregeling maakte subsidiëring van de kosten voor enkele nieuwe activiteiten mogelijk ten opzichte van de subsidieregeling zoals die luidde tot 1 januari 2017, waaronder een voorverkenning als facultatief onderdeel van de verkenningsfase (artikel 14a van de subsidieregeling).

Subsidie voor voorverkenning en risicoreservering

De introductie van een subsidie voor een voorverkenning betrof een al langer bestaande wens bij zowel de beheerders van de primaire waterkeringen als de programmadirectie Hoogwaterbeschermingsprogramma3, dat de subsidies voorbereidt en namens de Minister verstrekt. Inmiddels is binnen de uitvoeringspraktijk van het Hoogwaterbeschermingsprogramma ervaring opgedaan met de gewijzigde subsidieregeling en de voorverkenning.

In de voorverkenning vindt nader onderzoek plaats ter bepaling van de aard of de reikwijdte van een maatregel. In de praktijk van het Hoogwaterbeschermingsprogramma is geconcludeerd dat tijdens de voorverkenning risico’s voor de reikwijdte en planning van de werkzaamheden kunnen optreden die vergelijkbaar zijn met de risico’s die kunnen optreden bij een reguliere verkenning. Echter, het financiële risico tijdens de voorverkenning wordt in de subsidiebeschikking niet afgedekt, terwijl in de verkenningsfase de kosten voor een reservering voor onbenoemde en benoemde risico’s wel subsidiabel zijn (zie artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de subsidieregeling). De afwezigheid van een mogelijkheid tot subsidiëring van kosten voor een risicoreservering tijdens de voorverkenning heeft tot gevolg dat de risico’s via robuustere projectramingen en planning alsnog worden of zouden moeten worden afgedekt. Dit leidt niet tot transparantie over de reële kosten.

Inhoud van deze wijzigingsregeling

Het belangrijkste doel van deze wijziging is een rechtmatige en transparante subsidieverlening voor de reële kosten van een reservering voor voorziene en onvoorziene risico’s in de voorverkenningsfase. Om subsidiëring van de risicoreservering alsnog mogelijk te maken, is een bepaling in de subsidieregeling nodig. Hiertoe is onderdeel d toegevoegd aan artikel 14a, tweede lid, van de subsidieregeling (zie artikel I, onderdeel B, van deze regeling). Hiermee is er een basis voor subsidiëring van een risicoreservering bij reguliere subsidies als bedoeld in paragraaf 2 van de subsidieregeling. Dit bevordert de rechtsgelijkheid ten opzichte van de reguliere verkenning, waarbij de kosten voor een risicoreservering subsidiabel zijn. Tevens kan een voorverkenning (en met deze wijzigingsregeling ook een risicoreservering) worden gesubsidieerd bij activiteiten als bedoeld in de paragrafen 2a en 4a van de subsidieregeling (zie de artikelen 14b, derde lid, en 24a, tweede lid, van de subsidieregeling). In tegenstelling tot de reguliere subsidies vinden de laatstgenoemde subsidies hun grondslag niet in artikel 7.23, tweede lid, van de Waterwet, maar in de artikelen 4, eerste lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M.

Omdat de voorverkenning een facultatief onderdeel is van de verkenningsfase, waarin nader onderzoek plaatsvindt ter bepaling van de aard of de reikwijdte van een maatregel, ligt het voor wat betreft de omvang van de subsidiabele reservering voor de hand aan te sluiten bij de berekeningswijze voor de reservering in de verkennings- en planuitwerkingsfase. In de Werkwijze bij het vaststellen van subsidiabele en niet-subsidiabele kosten die wordt gebruikt bij de toepassing van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 20144, zal een staffel voor de risicoreservering worden opgenomen.

Naast de introductie van de subsidieerbaarheid van de risicoreservering bij de voorverkenning brengt deze wijzigingsregeling enkele redactionele verbeteringen aan in de subsidieregeling (artikel I, onderdelen A, C en D, van deze regeling). Ten eerste betreft het de wijziging van de naam van het ministerie (artikel 1 van de subsidieregeling).5 Ten tweede is het opschrift van artikel 25 verbeterd. Bij de wijziging van dat artikel per 1 januari 2017 is het opschrift per abuis niet gewijzigd. Artikel 25 vormt de grondslag voor verlening van subsidies voor activiteiten die al zijn gefinancierd en voltooid voor de inwerkingtreding van de (gewijzigde) subsidieregeling. De in het opschrift genoemde datum van 1 april 2014 was niet aangepast aan de inwerkingtredingsdatum van de gewijzigde subsidieregeling (1 januari 2017). Tot slot is een redactionele verbetering doorgevoerd in artikel 27, onderdeel c, van de subsidieregeling.

Gevolgen

Het subsidiëren van een risicoreservering leidt weliswaar mogelijk tot beperkt hogere subsidies voor de voorverkenningsfase, maar daar staat tegenover dat het de transparantie bevordert. Vooralsnog geldt de subsidieerbaarheid van een risicoreservering bij de voorverkenning voor een beperkt aantal projecten. Daarvoor is of wordt een subsidie voor de risicoreservering voor het jaar 2017 aangevraagd. De subsidieerbaarheid van de risicoreservering stimuleert het gebruik van de voorverkenning in de toekomst, wat leidt tot beter afgebakende en daarmee minder dure verkenningen. Bovendien draagt de voorverkenning bij aan een stabieler Hoogwaterbeschermingsprogramma vanwege de beter afgebakende reikwijdte van de te treffen maatregelen.

Inwerkingtreding en terugwerkende kracht

De inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingsregeling vindt plaats met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant. Aan de wijzigingsregeling is daarnaast grotendeels terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2017, oftewel tot en met de inwerkingtreding van de gewijzigde subsidieregeling naar aanleiding van de nieuwe normering. Dit is met name van belang om ervoor te zorgen dat de subsidie voor de risicoreservering tijdens de voorverkenning alsnog kan worden verleend voor het jaar 2017. Als gevolg daarvan kunnen ook reeds afgegeven subsidiebeschikkingen ten voordele worden gewijzigd. Voor de kosten voor de risicoreservering tijdens de voorverkenning kan alsnog subsidie worden verstrekt. Voor artikel I, onderdeel A, strekt de terugwerkende kracht tot en met 26 oktober 2017, omdat op die datum de naam van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is gewijzigd in het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De terugwerkende kracht is niet bezwaarlijk, omdat er geen sprake is van benadeling van belanghebbenden. De afwijking van de voor regelgeving geldende systematiek van vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijnen kan worden gerechtvaardigd op basis van aanwijzing 174, vierde lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
2

Stb. 2016, 431.

X Noot
3

Een gemeenschappelijke uitvoeringsorganisatie van de waterschappen en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

X Noot
4

Beter bekend als Deel B bij de subsidieregeling. Het stuk is onder andere te raadplegen via http://www.hoogwaterbeschermingsprogramma.nl/Projecten/Spelregels+voor+de+projecten/Financieringsregeling/default.aspx.

X Noot
5

Als gevolg van het Besluit van 26 oktober 2017, houdende naamswijziging van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Stcrt. 2017, 62720).

Naar boven