Regeling van de Minister van Economische Zaken van 21 september 2017, nr. WJZ/17139176, tot wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie najaar 2017 (aanpassing van enkele informatieverplichtingen bij de aanvraag)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 56, zesde en zevende lid, en 59, tweede lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 2 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. de aanvraag van de vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien het project op grond van die wet vergunningplichtig is.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare energie door middel van zonne-energie.

ARTIKEL II

Artikel 2, vierde lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie najaar 2017 komt te luiden:

  • 4. De minister beslist afwijzend op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, indien de toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie, noch een gedoogplichtbeschikking op grond van artikel 2, vijfde lid, of artikel 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht ten aanzien van de beoogde locatie voor het plaatsen van de productie-installatie kan worden overgelegd.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 september 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling wijzigt de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie (hierna: Algemene uitvoeringsregeling) en de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie najaar 2017 (hierna: de Regeling aanwijzing categorieën).

De wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling is bedoeld om onnodige administratieve lasten voor burgers en bedrijven bij de aanvraagprocedure voor de subsidie voor hernieuwbare energieproductie, SDE+, te voorkomen. Op grond van artikel 2, eerste lid, zoals deze luidde tot de inwerkingtreding van onderhavige regeling, diende een aanvraag om subsidieverlening vergezeld te gaan van zowel de noodzakelijke vergunningen als de aanvraag voor de betreffende vergunningen. Gebleken is dat alleen de documentatie van vergunningsaanvragen die krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verleend relevant zijn bij de beoordeling. Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten wordt derhalve de verplichting om vergunningaanvragen te overleggen beperkt tot vergunningaanvragen op grond van de Wabo. Daarbij wordt bovendien een uitzondering gemaakt voor de opwek van hernieuwbare elektriciteit en warmte met zonne- energie, omdat de productie-installaties van deze methode van energieopwekking normaliter niet vergunningplichtig zijn. In het geval dat de zonnepanelen of collectoren worden geïnstalleerd op nieuwe bouwwerken, is een Wabo vergunning voor het bouwwerk als zodanig vereist, omdat het zonder een vergunning krachtens de Wabo niet aannemelijk is dat het project tijdig kan worden gerealiseerd. Omdat in deze gevallen het project technisch losstaat van het bouwwerk, kan ten behoeve van de beoordeling van de subsidieaanvraag worden volstaan met het bijvoegen van de verleende vergunning krachtens de Wabo.

Met deze regeling wordt tevens de Regeling aanwijzing categorieën gewijzigd. In artikel 2, vierde lid, zoals deze luidde tot de inwerkingtreding van onderhavige regeling werd bepaald dat een aanvraag om subsidie wordt afgewezen als de aanvrager geen toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie heeft verkregen voor het plaatsen van de productie-installatie. Door de wijziging van artikel II van deze regeling wordt naast de toestemming van de eigenaar ook de beoordeling van de aanvraag een gedoogbeschikking op grond van de Belemmeringenwet privaatrecht als voldoende aangemerkt om aan te tonen dat de productie-installatie waarvoor de subsidie wordt aangevraagd op de beoogde locatie kan worden gerealiseerd. Artikel 9g van de Elektriciteitswet 1998 maakt toepassing van de Belemmeringenwet privaatrecht mogelijk op windparken met een capaciteit van ten minste 5 MW. Door de wijziging wordt verzekerd dat windparken waarvoor gebruik is gemaakt van de mogelijkheid uit de Belemmeringenwet privaatrecht om een gedoogbeschikking op te leggen aan een grondeigenaar in aanmerking komen voor de SDE+.

Regeldruk

De regeldruk voortkomend uit de wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling (artikel I) en die van de Regeling aanwijzing categorieën (artikel II) dient in samenhang te worden bezien. Zij vloeien beide voort uit het Besluit stimulering duurzame energieproductie. Bij de wijziging van dit besluit bij het besluit van 27 januari 2015 (Stb. 2015, nr. 47) is een uitgebreide toelichting van de administratieve lasten voortvloeiend uit de onderliggende regelingen opgenomen. Deze administratieve lasten zijn in een eerder stadium geraamd op circa 0,06% (zie hiervoor de toelichting bij de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2012, Stcrt. 2012, nr. 3609). De wijziging onder Artikel I van deze regeling zorgt voor een lichte vermindering van de administratieve lasten voor aanvragers van een SDE+ beschikking, omdat hiermee wordt voorkomen dat aanvragers documenten dienen bij te voegen bij het aanvraagproces die onnodig zijn voor de beoordeling. Het niet meer hoeven bijvoegen van de vergunningaanvraag (bestaande uit een aanvraagformulier met eventuele bijlages) levert een besparing op van gemiddeld 0,5 uur per aanvraag van projecten voor zonne-energie op nieuwe bouwwerken en veldopestellingen (per openstelling ingeschat op 10% van de circa 4.500 aanvragen). Per openstelling van de SDE+ wordt de lastenvermindering geraamd op circa € 13.500 (450 aanvragen * 0,5 uur per aanvraag * € 60 per uur). Daarnaast verminderen door de wijziging de uitvoeringslasten bij RVO.nl en loopt de aanvrager minder risico op het indienen van een onvolledige aanvraag. De wijziging onder artikel II van deze regeling heeft geen effecten op de administratieve lasten.

Inwerkingtreding

Onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van het regeringsbeleid inzake vaste verandermomenten voor wat betreft de inwerkingtredingstermijn en inwerkingtredingsmoment. Deze afwijking is gerechtvaardigd omdat de private kosten voor een uitgestelde inwerkingtreding buitensporig zouden zijn.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven