TOELICHTING
1. Inleiding
Algemeen
Deze regeling wijzigt de Regeling categorieën persoonsgegevens WMG (RCPWMG) en bevat
het herstel van de mogelijkheid voor de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om gepseudonimiseerde
(persoons)gegevens aan het Centraal Planbureau (CPB) te verstrekken.
Daarnaast bevat de regeling een volledig bijgewerkte tekst van de artikelen 1 tot
en met 5 van de regeling. Die bijwerking is noodzakelijk in verband met de correctie
van een aantal tekstuele misslagen die bij wijziging van de regeling in het verleden
abusievelijk zijn ontstaan, de naamswijziging van de Raad voor de Volksgezondheid
en Zorg, de samenvoeging van de Gezondheidsraad en de Raad voor gezondheidsonderzoek,
de taken van het CAK en vanwege de overgang van het DBC-Informatie Systeem (DIS) naar
de NZa.
Met ingang van 1 mei 2015 is het landelijk DBC-Informatie Systeem (DIS) overgegaan
van de privaatrechtelijke organisatie DBC-Onderhoud naar de NZa. Daarmee is het aantal
gegevens bij de NZa vergroot en is de verwerking en verstrekking van persoonsgegevens
uit het DIS ook gebonden aan de bevoegdheden die de NZa op basis van de Wet marktordening
gezondheidszorg (WMG) in combinatie met de RCPWMG heeft.
Inhoudsopgave
Na de inleiding en inhoudsopgave vervolgt deze toelichting met een beschrijving van
de aard en inhoud van de RCPWMG en de positie van de NZa en de minister bij deze regeling.
De daarop volgende paragraaf beschrijft de toetsing door de NZa van verzoeken om gegevens.
Paragraaf 4 gaat in op de uitspraak van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) betreffende
de verwerking van gepseudonimiseerde persoonsgegevens. In paragraaf 5 komt de wettelijke
grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens door het CPB aan bod. Op het advies
van de AP over de regeling wordt ingegaan in paragraaf 6. In de artikelsgewijze toelichting
wordt ingegaan op de verschillende tekstuele aanpassingen.
2. Regeling categorieën persoonsgegevens WMG
De RCPWMG is gebaseerd op artikel 65 van de WMG. Die regeling geeft de categorieën
van persoonsgegevens weer die de NZa voor de uitvoering van haar wettelijke taken
en bevoegdheden mag verwerken en die de NZa mag verstrekken aan de in artikel 70 van
de WMG genoemde instanties ten behoeve van de uitvoering van aan hen opgedragen wettelijke
taken en bevoegdheden. Artikel 60 WMG onderscheidt de categorieën van persoonsgegevens
in identificerende, medische en strafrechtelijke persoonsgegevens, conform de Wet
bescherming persoonsgegevens (Wbp). De taken van de NZa zijn globaal omschreven in
artikel 16 van de WMG. Die in artikel 16 opgedragen taken zijn verder bij of krachtens
wet uitgewerkt, ook in andere wetgeving dan de WMG, zoals de Zorgverzekeringswet,
de Wet langdurige zorg en de Wet kwaliteit klachten en geschillen gezondheidszorg.
De verstrekking aan de in artikel 70 WMG genoemde instanties die dezelfde gegevens
nodig hebben voor de uitoefening van hun taken als de NZa heeft tot doel het aantal
gegevensuitvragen en daarmee de administratieve lasten bij de zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars
zo veel mogelijk te beperken.
De NZa stelt zelf vast welke gegevens, waaronder persoonsgegevens en bijzondere persoonsgegevens,
zij in voorkomende gevallen voor de uitvoering van haar onderscheiden taken moet verzamelen
en verwerken. Dat kan per taak en van geval tot geval verschillen. Daarom is het voor
de minister onmogelijk vooraf vast te leggen welke specifieke gegevens de NZa binnen
de genoemde categorieën van persoonsgegevens voor haar taken verwerkt. Dat geldt ook
voor gegevens welke de NZa aan de in artikel 70 WMG genoemde instanties mag en kan
verstrekken. Alleen de NZa heeft het overzicht over de gegevens die bij haar berusten
en die zij op grond van privacywetgeving en de WMG moet beschermen.
Al eerder is in reactie op advisering van het College bescherming persoonsgegevens1 in de toelichting bij de Tijdelijke regeling categorieën persoonsgegevens WMG2 en de Regeling categorieën persoonsgegevens WMG3 beschreven dat een vastlegging van een gelimiteerd aantal specifiek beschreven gegevens
bij een kaderwet als de WMG niet past en dat met een indeling in categorieën persoonsgegevens
zoals beschreven in de WMG moet worden volstaan.
Opgemerkt zij dat met de inwerkingtreding van de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG)4 moet worden bezien of de huidige beperking van de toepassing van persoonsgegevens
vooraf door onderhavige regeling nog passend is. De huidige regeling is tot stand
gebracht in een tijd dat digitale gegevensverwerking nog niet zo ver ontwikkeld was.
In die tijd is gekozen voor een beperking vooraf tot de categorieën van persoonsgegevens
die de NZa mag verwerken en verstrekken aan aanverwante overheidsorganisaties. De
AVG gaat uit van een meer technische bescherming van persoonsgegevens door middel
van ‘privacy by design’, ‘privacy by default’, privacy impact analyses, dataminimalisatie
en door het vastleggen van de verwerkingen van persoonsgegevens. Daardoor is per verwerking
een betere bescherming van persoonsgegevens mogelijk die ook per verwerking toetsbaar
is. Dat past beter bij de situatie waarbij de NZa als zelfstandig bestuursorgaan zelf
bepaalt welke gegevens, waaronder (bijzondere) persoonsgegevens, noodzakelijk zijn
voor de uitvoering van haar taken. Daarbij past ook de toetsing door de NZa van aanvragen
tot het verstrekken van gegevens aan de hand van een door de aanvrager in te leveren
privacy impact analyse. Daarmee loopt de NZa alvast op de AVG vooruit.
3. Toetsing gegevensaanvragen door de NZa
Aanvragen aan de NZa tot levering van gegevens moeten worden beoordeeld met inachtneming
van de meest actuele stand van de wetgeving. Dit betekent dat door de NZa steeds wordt
beoordeeld of er een wettelijke grondslag bestaat voor levering van de gevraagde gegevens,
maar ook of de verwerking van de gevraagde gegevens overigens aan de in de Wbp opgenomen
voorwaarden en waarborgen voldoet. Omdat de NZa een zorgvuldige afweging moet maken
voordat gegevens worden verstrekt aan instanties genoemd in artikel 70 van de wet,
toetst de NZa de afgifte van die gegevens aan een verzoek van de vragende partij dat
vergezeld moet gaan van een PIA 5. In die PIA komen alle aspecten met betrekking tot de bescherming van de persoonsgegevens
aan de orde. Daaronder het doel van de verstrekking, de beoogde verwerking, de wettelijke
grondslag van de verwerking en de wijze waarop de door de NZa te verstrekken gegevens
zullen worden beschermd. De NZa beslist dan of gegevens, waaronder bijzondere persoonsgegevens
worden verstrekt. Daarbij toetst de NZa ook aan de criteria noodzakelijkheid, proportionaliteit
en subsidiariteit, zoals die uit het wettelijk kader voortvloeien. De gegevens die
worden verstrekt kunnen op grond van die toetsing geanonimiseerd, gepseudonimiseerd
dan wel tot een persoon herleidbaar zijn. Die keuze is afhankelijk van het antwoord
op de vraag of dat noodzakelijk is voor de beoogde bewerking. Deze methodiek past
uitstekend bij het beschermingsniveau van de Wbp (en straks de AVG) om passende technische
en organisatorische maatregelen te treffen om persoonsgegevens te beveiligen tegen
verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking.
Gelet op het voorgaande is duidelijk dat het advies van de AP6 om in de regeling op te nemen welke gegevens het precies betreft niet kan worden
gevolgd zonder het risico te lopen de uitvoering van wettelijke taken van de NZa of
de in artikel 70 genoemde instanties te beperken dan te belemmeren. Daar tegenover
staat dat de beoordeling van verzoeken tot verstrekking van gegevens door de NZa op
basis van een PIA de best mogelijke bescherming biedt bij de verstrekking van persoonsgegevens
aan de in artikel 70 WMG genoemde instanties7.
4. Verwerking gepseudonimiseerde persoonsgegevens en de RCPWMG
Uitspraak Autoriteit Persoonsgegevens
De AP heeft in een brief aan de NZa van 26 november 2015 bericht dat de gepseudonimiseerde
gegevens uit het DIS voortaan als persoonsgegevens in de zin van de Wbp zijn aan te
merken8. Het DIS is met ingang van 1 mei 2015 van DBC-Onderhoud (DBC-O) overgegaan naar de
NZa. DBC-O verstrekte gespeudonimiseerde medische gegevens uit het DIS aan het CPB.
De AP merkt op basis van haar bovenbedoelde gewijzigde opvatting die gepseudonimiseerde
medische gegevens aan als medische persoonsgegevens. De AP volgt daarmee het onafhankelijke
advies- en overlegorgaan van Europese privacy toezichthouders, de zogenaamde Artikel
29-werkgroep. Die werkgroep heeft op 10 april 2014 een opinie vastgesteld over anonimiseringtechnieken.
De werkgroep bestaat uit de nationale privacy toezichthouders van de lidstaten van
de Europese Unie en de European Data Protection Supervisor (EDPS). Tot het uitbrengen
van de opinie over anonimiseringtechnieken was de opvatting dat persoonsgegevens zodanig
kunnen worden gepseudonimiseerd dat geanonimiseerde gegevens ontstaan, doch niet dat
pseudonimisering per definitie leidt tot anonimisering9. Er werd – ook door de gezamenlijke toezichthouders – van uit gegaan dat een persoonsgegeven
na anonimisering of pseudonimisering geen persoonsgegeven meer vormde in de zin van
de Europese privacyrichtlijn (95/46/EG). De Artikel 29-werkgroep komt daarop terug
in de bovenbedoelde opinie voor wat betreft pseudonimisering.
De opvatting van bedoelde werkgroep is dat gegevens de status van persoonsgegeven
slechts verliezen als deze persoonsgegevens worden geanonimiseerd, die verwerking
onomkeerbaar is en de geanonimiseerde gegevens ook door koppeling met andere gegevens
niet herleidbaar zijn tot de individuele persoon. Na een onomkeerbare anonimisering
is er geen sprake meer van persoonsgegevens in de zin van de Europese privacyrichtlijn,
omdat herleiding tot de individuele persoon dan onmogelijk is. De werkgroep maakt
in haar opinie duidelijk dat pseudonimiseren geen anonimiseringsmethode is, maar slechts
een beveiligingsmaatregel om privacy risico’s te verkleinen. Gepseudonimiseerde persoonsgegevens
zijn, omdat herleiding tot de individuele persoon niet onmogelijk is, volgens de werkgroep
wel persoonsgegevens en vallen dus onder genoemde richtlijn. Omdat de Wbp een uitwerking
is van de richtlijn, is de Wbp ook van toepassing omdat onder persoonsgegevens in
de zin van artikel 1, onder a, Wbp ook gepseudonimiseerde persoonsgegevens worden
verstaan.
5. Aanpassing RCPWMG
De AP heeft bij brief van 13 april 2016 aan de NZa bericht dat de Wmg en de RCPWMG
het zonder aanpassing van de RCPWMG niet mogelijk maken om aan het CPB gepseudonimiseerde
medische persoonsgegevens te verstrekken10.
De verwerking van persoonsgegevens, waaronder gepseudonimiseerde persoonsgegevens,
dient te voldoen aan artikel 10 Grondwet, artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 8 van het
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2007/C 303/01-02) en aan Richtlijn
95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995, waar de Wbp een
uitwerking van vormt. Om persoonsgegevens te mogen verwerken is noodzakelijk dat de
verwerker (hier: het CPB) daartoe een wettelijk taak heeft en dat er een wettelijke
uitzonderingsgrond is voor het verbod in de Wbp op het verwerken van persoonsgegevens.
De vervanging van de Richtlijn en de Wbp door de AVG en de Uitvoeringswet algemene
verordening gegevensbescherming brengt daar geen verandering in.
De NZa is na inwerkingtreding van onderhavige regeling op grond van artikel 70 WMG
bevoegd persoonsgegevens te verstrekken aan het CPB.
Het CPB ontleent zijn wettelijke taken aan zijn instellingswet, de Wet van 21 april
1947, houdende de voorbereiding van de vaststelling van een Centraal Economisch Plan
(Wet CEP). In artikel 3 van die wet wordt de aard, inhoud en omvang van de wettelijke
taak van het CPB beschreven11.
Het CPB is bevoegd tot verwerking van bijzondere persoonsgegevens op grond van de
uitzondering in artikel 23, tweede lid, Wbp. Het verbod om persoonsgegevens als bedoeld
in artikel 16 Wbp te verwerken ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek
is namelijk niet van toepassing voor zover het onderzoek een algemeen belang dient,
de verwerking voor het betreffende onderzoek of de betreffende statistiek noodzakelijk
is, het vragen van uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt of een onevenredige
inspanning kost en bij de uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke
levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad.
De wettelijke taakopdracht aan het CPB richt zich expliciet op het algemeen belang
ten behoeve van de coördinatie van het regeringsbeleid op economisch, sociaal en financieel
gebied en het uitbrengen van adviezen over algemene vragen op dat gebied (artikel
3, eerste lid Wet CEP). Dat algemeen belang wordt gediend met wetenschappelijk onderzoek
en statistiek. Dat volgt uit de tekst in artikel 3, derde lid, Wet CEP: ‘Het Centraal
Economisch Plan omvat onder meer verzamelingen van cijfers, betrekking hebbende op
de toekomstige grootte van de voortbrenging in den ruimsten zin, op de toekomstige
hoogte en ontwikkeling van het prijsniveau, van het nationale inkomen en zijn componenten,
op de besteding van dat inkomen en op alle verdere grootheden, die voor een goede
coördinatie van het economisch, sociaal en financieel beleid van belang zijn’.
De hoeveelheid gegevens die noodzakelijk is voor wetenschap en statistiek maakt dat
– voor zover betrokkenen al traceerbaar zouden zijn – het vragen van uitdrukkelijke
toestemming aan iedere betrokkene onmogelijk dan wel een onevenredige inspanning is.
Het zou namelijk betekenen dat het CPB over de NAW gegevens van de betrokkene moeten
beschikken om deze toestemming te vragen. Uit oogpunt van de bescherming van persoonsgegevens
en het belang dat met die persoonlijke toestemming wordt nagestreefd is een dergelijke
inbreuk op die bescherming door de NAW gegevens te mogen verwerken niet te rechtvaardigen.
Anders dan geadviseerd door de Autoriteit Persoonsgegevens is het niet mogelijk om
van te voren in de regeling op te nemen welke gegevens noodzakelijk zullen zijn voor
de uitvoering van de taken van het CPB. Dat is namelijk afhankelijk van het (voorgenomen)
regeringsbeleid op economisch, sociaal en financieel gebied en de in dat kader te
vragen adviezen. Zowel het (voorgenomen) regeringsbeleid als de te vragen adviezen
als ook de economische, sociale en financiële omstandigheden zijn zo onvoorspelbaar
en divers dat van te voren geen opsomming van specifieke gegevens in de regeling kan
worden opgenomen en dat ook voor het CPB met de aanwijzing van de categorieën van
persoonsgegevens moet worden volstaan.
Om mogelijk te maken dat het CPB weer gepseudonimiseerde persoonsgegevens van de NZa
kan ontvangen ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken en bevoegdheden
wordt in artikel 4 een nieuw achtste lid opgenomen. De mogelijkheid voor de NZa om
het CPB persoonsgegevens te verstrekken is beperkt tot het verstrekken van persoonsgegevens
behorend tot de categorieën identificerende persoonsgegevens van zorgaanbieders en
persoonsgegevens behorend tot de categorieën identificerende, medische en strafrechtelijke
persoonsgegevens van consumenten. Het CPB zal van de NZa geen direct identificerende
gegevens van consumenten kunnen ontvangen omdat de bestanden van de NZa geen identificerende
gegevens zoals naam, adres, woonplaats van betrokkene bevatten. Wel bevatten die bestanden
de postcode.
In een gegevensaanvraag van het CPB moet duidelijk zijn dat en in hoeverre een bewerking
van de postcode (postcodegebied bijv. 3-cijferige postcode) noodzakelijk is voor het
uitvoeren van de bewerking. Dit komt tot uitdrukking in de PIA die het CPB bij de
aanvraag voegt. De NZa bewerkt dan de postcode alvorens deze bewerking met de overige
noodzakelijke gegevens aan het CPB wordt verstrekt.
Daarmee wordt voldaan aan de toetsing van de verstrekking aan het noodzakelijkheidcriterium,
dat bepaalt dat alleen tot de persoon herleidbare gegevens mogen worden verwerkt als
dat voor die verwerking noodzakelijk is.
6. Advies Autoriteit Persoonsgegevens
De AP heeft op 18 oktober 2016, Kenmerk: ABCDE/12345, advies uitgebracht over de voorgenomen
regeling. Daarin heeft de AP volgende opmerkingen gemaakt:
-
a. De AP adviseert om de toelichting bij de conceptregeling zodanig aan te passen dat
er geen misvatting kan bestaan over eerdere en huidige opvatting van het begrip persoonsgegevens.
-
b. De AP adviseert om in de toelichting bij de RCPWMG de noodzaak van de verstrekking
door de NZa van persoonsgegevens te onderbouwen met de verwijzing naar de wettelijke
taken van het CPB.
-
c. De AP adviseert ook om in de toelichting bij de conceptregeling onderbouwd weer te
geven welke in de Wbp genoemde uitzondering op het verbod om bijzondere persoonsgegevens
te verwerken van toepassing is voor de verwerking van deze gegevens door het CPB.
-
d. Voorts adviseert de AP daarbij te specificeren om welke medische en strafrechtelijke
persoonsgegevens het bij het CPB gaat.
-
e. Tevens adviseert de AP om in de RCPWMG op te nemen dat de NZa bijzondere persoonsgegevens
ook pseudonimiseert indien zij deze naar andere instanties dan het CPB verstuurt,
dan wel in ieder geval in de toelichting uit te leggen waarom dit voor de verstrekking
aan de andere instanties geen passende maatregel is als bedoeld in artikel 13 Wbp.
De AP besluit haar advies met het dictum de conceptregeling niet vast te stellen,
dan nadat daarin met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
Het advies is als volgt verwerkt:
-
Ad a) In paragraaf 4 over het wettelijk kader zijn de opvattingen over gepseudonimiseerde
persoonsgegevens opnieuw beschreven.
-
Ad b en c) Paragraaf 5 vermeldt de wettelijke taken en bevoegdheden van het CPB en de uitzonderingsgrond
in de Wbp op het verbod daarbij persoonsgegevens te verwerken.
-
Ad d en e) Zoals beschreven in paragraaf 3 verlangt de NZa bij een aanvraag voor gegevens van
iedere vrager een PIA aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of de verwerker passende
maatregelen treft ten behoeve van de bescherming van de te verstrekken en te verwerken
persoonsgegevens. Aan de hand van de bij de aanvraag verstrekte informatie bepaalt
de NZa of en zo ja op welk niveau (geanonimiseerd, gepseudonimiseerd dan wel tot een
persoon herleidbaar) de gegevens worden verstrekt. Die keuze is afhankelijk van het
antwoord op de vraag of dat noodzakelijk is voor de beoogde bewerking. Deze handelwijze
wordt toegepast ten aanzien van alle instanties die een gegevensaanvraag doen bij
de NZa.
7. Fraudetoets
De onderhavige wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor frauderisico.
8. Administratieve lasten / Regeldruk
De onderhavige wijzigingsregeling heeft geen regeldrukgevolgen, omdat de regeling
mogelijk maakt dat de verstrekking door de NZa van gepseudonimiseerde persoonsgegevens
aan het CPB kan worden voortgezet. Het CPB hoeft derhalve de gegevens die noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van zijn taak niet opnieuw te verzamelen.
Artikelsgewijs
In de Regeling categorieën persoonsgegevens WMG (RCPWMG) op grond van artikel 65 WMG
wordt beschreven welke categorieën persoonsgegevens de NZa voor haar taken en bevoegdheden
mag gebruiken en welke persoonsgegevens die behoren tot die categorieën door de NZa
mogen worden verstrekt aan de in artikel 70 WMG genoemde instanties.
De onderhavige wijziging van de regeling bevat het herstel van de mogelijkheid voor
de NZa om (gepseudonimiseerde) (persoons)gegevens aan het Centraal Planbureau (CPB)
te verstrekken.
Daarnaast bevat de regeling een volledig bijgewerkte tekst van de artikelen 1 tot
en met 5 van de regeling.
Die bijwerking is noodzakelijk in verband met:
-
• de correctie van een aantal tekstuele misslagen die bij wijziging van de regeling
in het verleden abusievelijk zijn ontstaan,
-
• de naamswijziging van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg,
-
• de samenvoeging van de Gezondheidsraad en de Raad voor gezondheidsonderzoek,
-
• de taken van het CAK en
-
• de overgang van het DBC-Informatie Systeem (DIS) naar de NZa.
Met ingang van 1 mei 2015 is het landelijk DBC-Informatie Systeem (DIS) overgegaan
van de privaatrechtelijke organisatie DBC-Onderhoud naar de NZa.
Daarmee is het aantal gegevens bij de NZa vergroot en is de verwerking en verstrekking
van persoonsgegevens uit het DIS ook gebonden aan de bevoegdheden die de NZa op basis
van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) in combinatie met de RCPWMG heeft.
Tekstverkorting
In het nieuwe vierde lid van artikel 1 wordt in artikel 2, onderdelen 4a, 8a, 10b,
10c,10e en 13, artikel 3, onderdeel 4, artikel 4, onderdelen 1, 5 en 9, en artikel
5, onderdelen 1, 2, 3a, 4 en 7, onder ziektekostenverzekeraar mede verstaan de ‘verzekeraar
die verzekeringen als zorgverzekering aanbiedt of uitvoert die niet aan het bepaalde
bij of krachtens de Zorgverzekeringswet voldoen’. Daarmee wordt de tekst van de onderdelen
ingekort zonder inhoudelijke wijziging.
In het nieuwe vijfde lid van artikel 1 wordt in artikel 2, onderdeel 8a, en in artikel
5, onderdelen 2, 4 en 7 onder zorgverzekeraar mede verstaan de ‘verzekeraar die verzekeringen
als zorgverzekering aanbiedt of uitvoert die niet aan het bepaalde bij of krachtens
de Zorgverzekeringswet voldoen’. Daarmee wordt ook de tekst van deze onderdelen ingekort
zonder inhoudelijke wijziging.
In het nieuwe zesde tot en met achtste lid wordt het CAK respectievelijk mede verstaan
onder een zorgverzekeraar, een Wlz-uitvoerder dan wel een ziektekostenverzekeraar
ten behoeve de verwerking van persoonsgegevens bij de in die leden genoemde artikelen.
De taken en bevoegdheden van het CAK zijn van overeenkomstige aard.
Verstrekking gegevens door de NZa
De NZa kan aan de in artikel vier van de regeling genoemde instanties persoonsgegevens
verstrekken voor al hun wettelijke taken en bevoegdheden, mits die gegevens behoren
tot de met betrekking tot die instanties benoemde categorieën van persoonsgegevens.
Het zevende onderdeel van artikel 4 is gewijzigd in verband met de samenvoegingen
van adviesorganen op het terrein van de zorg. Na samenvoeging met de Raad voor maatschappelijke
ontwikkeling is de naam van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg gewijzigd in de
Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. De Raad voor gezondheidsonderzoek is samengevoegd
met de Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad heeft zijn naam behouden.
De vermelding van het CPB is verplaatst naar een nieuw achtste onderdeel dat in artikel
4 is ingevoegd. In dat nieuwe onderdeel wordt mogelijk gemaakt dat het CPB van de
NZa (gepseudonimiseerde) persoonsgegevens kan ontvangen voor de uitvoering van al
zijn wettelijke taken en bevoegdheden. De NZa verstrekt die persoonsgegevens in een
vorm die de inbreuk op de bescherming van persoonsgegevens niet groter te laat zijn
dan noodzakelijk voor de beoogde verwerking door het CPB.
Tekstuele correcties
De in de tekst van de artikelen 1 tot en met 5 RCPWMG verwerkte correcties hebben
betrekking op de invoering van de Wet langdurige zorg, de vereenvoudiging van de tekst
van de artikelen, de voormelde samenvoegingen van adviesorganen, het verwijderen van
dubbele vermeldingen, uniformeren van tekst en verbetering van leestekens. De hoeveelheid
aanpassingen leiden tot de keuze om de genoemde artikelen integraal te herplaatsen.
Correcties in verband met invoering Wet langdurige zorg
Met de Aanpassingsregeling Wlz is de RCPWMG aangepast12. De verwijzingen in de RCPWMG naar AWBZ-verzekeraars respectievelijk rechtspersonen
als bedoeld in artikel 40 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten zijn telkens vervangen
door ‘Wlz-uitvoerders’ respectievelijk ‘zorgkantoren als bedoeld in artikel 4.2.4
van de Wet langdurige zorg’.
In de RCPWMG wordt veelal de definitie van ziektekostenverzekeraars uit de WMG gebruikt.
Daaronder vallen als gevolg van een wijziging van de WMG door de Wet langdurige zorg
(Wlz) met ingang van 1 januari 2015 ook de in artikel 1.1.1. van de Wlz gedefinieerde
Wlz-uitvoerders. In de Wlz worden deze als volgt gedefinieerd: ‘rechtspersoon die
geen zorgverzekeraar is, die zich overeenkomstig artikel 4.1.1 heeft aangemeld voor
de uitvoering van deze wet, het zorgkantoor daaronder begrepen’.
Uit het voorgaande volgt dat vermelding van Wlz-uitvoerder in de RCPWMG alleen noodzakelijk
is als de desbetreffende bepaling alleen op de Wlz betrekking heeft. Omdat zorgkantoren
onder het begrip Wlz-uitvoerder vallen kan vermelding daarvan in de RCPWMG altijd
achterwege blijven.
De tekstuele correcties in verband met de overbodige vermelding van Wlz-uitvoerder
of zorgkantoren hebben tekstuele gevolgen voor artikel 2, onderdelen 1, 4a, 9 tot
en met 10c, 10f, 11, 12 en 13, artikel 3, onderdelen 3 en 4, artikel 4 onderdelen
1 tot en met 6 en 8, en artikel 5, onderdelen 1, 3, 3a, 4, 5, 6, 8, 9 en 13.
Wijziging in verband met tekstverkorting
In een aantal gevallen zijn dezelfde categorieën van persoonsgegevens die de NZa voor
de uitvoering van haar wettelijke taken en bevoegdheden mag verwerken of mag verstrekken
aan in artikel 70 van de WMG genoemde instanties ten behoeve van de hen opgedragen
wettelijke taken en bevoegdheden van toepassing op ziektekostenverzekeraars of zorgverzekeraars
als op ‘verzekeraars die verzekeringen als zorgverzekering aanbieden of uitvoeren
die niet aan het bepaalde bij of krachtens de Zorgverzekeringswet voldoen’. Om de
teksten bij de afzonderlijke artikelonderdelen zo kort mogelijk te houden worden deze
laatste verzekeraars in twee nieuwe afzonderlijke leden 4 en 5 van het artikel 1 met
ziektekostenverzekeraars dan wel zorgverzekeraars gelijk gesteld.
De vereenvoudiging heeft betrekking op artikel 2, onderdelen 4a, 8a, 10b, 10c,10e
en 13, artikel 3, onderdeel 4, artikel 4, onderdelen 1, 5 en 9, en artikel 5, onderdelen
1, 2, 3a, 4 en 7 respectievelijk artikel 2, onderdeel 8a, en in artikel 5, onderdelen
2, 4 en 7.
Overige correcties
In de onderdelen 1, 6, 8, en 10 van artikel 2 vervalt de tekst ‘en medische’. Daarmee
wordt een dubbele vermelding opgeheven. Ook is in artikel 4, zevende lid, rekening
gehouden met naamswijziging van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg en de samenvoeging
van de Gezondheidsraad en de Raad voor gezondheidsonderzoek. In de regeling zijn ettelijke
leestekens gecorrigeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers