Fashion, Sport & Lifestyle

Sociaal Fonds 2017/2019

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 augustus 2017 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Fashion, Sport & Lifestyle inzake Sociaal Fonds

UAW Nr. 11875

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van INretail mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partijen ter ener zijde: INretail, Tuinbranche Nederland, de Nederlandse Juweliers- en Uurwerkenbranche (NJU) en Bond van Detaillisten in de Parfurmeriehandel (Bodepa);

Partijen ter andere zijde: AVV, De Unie en CNV Vakmensen.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Werkingssfeer

Deze cao is van toepassing op de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de medewerker, die in Nederland werkzaam is in de sector Fashion, Sport & Lifestyle. Een onderneming (of een afdeling van die onderneming, w.o hoofdkantoor en centraal magazijn) valt onder de sector Fashion, Sport & Lifestyle als de omzet voor tenminste 50% afkomstig is uit een of meer van de volgende activiteiten:

  • 1. De verkoop (in een winkel of via internet) aan particulieren of eindgebruikers van

    • a. Mode-artikelen

    • b. Sportartikelen

    • c. Schoenen

    • d. Verf, verfbenodigdheden en aanverwante artikelen, in deze cao verder te noemen Detailhandel in Verf en Woninginrichting

    • e. Tuincentra-artikelen

    • f. Meubelen en woonaccessoires, met uitzondering van antieke meubelen, kampeermeubelen, schoolmeubelen, kantoormeubelen en betimmeringen

    • g. Voor woninginrichting bestemde (textiel en niet-textiel)goederen, waaronder vloerbedekking, vaste tapijten, lopers, raambekleding, bespanningsstoffen, behang of andere wandbekleding

    • h. Keukens

    • i. Badkamersanitair en aanverwante artikelen

    • j. Parket- en/of andere soortgelijke vloeren, alsmede linoleum-, kurk-, kunststof- en laminaatvloeren. De cao is niet van toepassing op ondernemingen die volgens artikel 5.1 van de Regeling ter uitvoering van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen (Regeling Wfsv d.d. 2 december 2005, stcrt. 2005, 242, laatstelijk gewijzigd d.d. 6 februari 2017, stcrt. 2017, 7787) vallen onder sector 5 (houten emballage-industrie, houtwaren- en borstelindustrie) of onder sector 17 (detailhandel en ambachten), mits zij lid zijn van de Vereniging van Parketvloerenleveranciers of Parketmeesters.

    • k. juwelen, goud en zilveren werken, uurwerken, edelstenen en aanverwante artikelen.

    • l. producten op het gebied van schoonheid, lichaamsverzorging van de mens en aanverwante artikelen.

  • 2. De verkoop van meubelen en voor woninginrichting bestemde textielgoederen (door projectstoffeerders of in een winkel of via internet) aan grootverbruikers of aan personen die het gekochte in een door hen gedreven onderneming gebruiken, tenzij deze goederen in hoofdzaak in eigen onderneming worden vervaardigd, waarbij de verkoop van de voor woninginrichting bestemde textielgoederen gepaard gaat met de plaatsing of verwerking ervan. Onder grootverbruikers wordt verstaan: bedrijven, scholen en instellingen in de breedste zin van het woord.

  • 3. De uitoefening van technische/ambachtelijke en dienstverlenende werkzaamheden, verband houdende met de verkoop van artikelen als onder

    • a. artikel 1 lid 1 sub f (zoals het plaatsen en monteren),

    • b. artikel 1 lid 1 sub g (zoals het leggen van vaste tapijten en lopers, het aanbrengen van bespanningsstoffen of verwerken daarvan tot wandbekleding, herstellen van vloerbedekking of wandbekleding),

    • c. artikel 1 lid 1 sub h (zoals het plaatsen of aansluiten), behalve wanneer de werkzaamheden in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw of in de uitoefening van detailhandel in doe-het-zelf artikelen of in bouwmaterialen gebeuren,

    • d. artikel 1 lid 1 sub i (zoals het plaatsen of aansluiten), behalve wanneer de werkzaamheden in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw of in de uitoefening van detailhandel in doe-het-zelf artikelen of in bouwmaterialen gebeuren,

    • e. artikel 1 lid 1 sub j (zoals het leggen van deze vloeren).

  • 4. Het leggen van vloeren (niet gekoppeld aan de verkoop ervan) genoemd onder artikel 1 lid 1 sub j.

  • 5. Het bedrijfsmatig aanbrengen van behangsel, behalve wanneer dit in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw of in de uitoefening van het schilders- en afwerkingsbedrijf gebeurt.

Uitsluitingen van de werkingssfeer

Deze cao is niet van toepassing op de overeenkomst met:

directieleden;

de medewerker die werkt in een onderneming aangesloten bij de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Textiel (VGT);

de medewerker die niet beroepsmatig kortdurend werk doet, waaronder de vakantiewerker;

de medewerker in een tuincentrum die uitsluitend hovenierswerkzaamheden verricht;

de medewerker in een tuincentrum die uitsluitend horecawerkzaamheden verricht;

De medewerker die werkt in een onderneming waar de cao voor de drogisterijbranche van toepassing is;

de medewerker die in dienst is bij IKEA, Hema hoofdkantoor of een niet franchise Hema-filiaal.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:

1. Werkgever:

iedere natuurlijke- of rechtspersoon wiens onderneming valt onder de werkingssfeer als beschreven in artikel 1 van deze cao;

2. Medewerker:

Een ieder die medewerker is bij een werkgever als bedoeld onder artikel 2 lid 1;

3. Stichting:

De Stichting Sociaal Fonds Fashion, Sport & Lifestyle.

4. Mode-artikelen:

Mode-artikelen in de ruimste zin van het woord (inclusief huishoudtextiel, bijouterie, modeaccessoires, lederwaren, reisartikelen, stoffen, garens, fournituren en handwerkartikelen), met uitzondering van artikelen die voor de woninginrichting zijn bestemd.

5. Sportartikelen:

Sportartikelen in de ruimste zin van het woord (inclusief kampeer-, watersport- en ruitersportartikelen), met uitzondering van sportprijzen, hengelsport- en wapensportartikelen.

6. Schoenen:

Schoenen in de ruimste zin van het woord.

7. Tuincentrum:

Grootschalig detailhandelscentrum met een breed aanbod aan levende en niet levende huis-, tuin- en diergerelateerde artikelgroepen in het basisassortiment. Daarnaast wordt een nevenassortiment gevoerd dat o.a. bestaat uit vrijetijdsartikelen.

8. Tuincentra-artikelen:

Artikelen zoals verkocht in tuincentra.

9. Vrijetijdsartikelen:

Artikelen bedoeld voor vrijetijdsbesteding zoals onder meer sport, visserij, kamperen, wandelen etc.

10. Meubelen:

Meubelen in de ruimste zin van het woord met uitzondering van antieke meubelen, kindermeubelen, kampeermeubelen, schoolmeubelen, kantoormeubelen en betimmeringen

11. Keukens:

Keukens in de ruimste zin van het woord, al dan niet met inbouwapparatuur,

12. Parket- en vergelijkbare vloeren:

Legbare vloeren in de ruimste zin van het woord zoals parket, linoleum, kurk, kunststof en laminaat.

13. Premieplichtig loon:

Het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van:

  • a. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen;

  • b. het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto;

  • c. het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de eerste dag van de maand waarin de medewerker de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;

  • d. uitkeringen uit levensloop;

Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaarbasis (2017: € 53.701,–) blijft buiten aanmerking voor de toepassing van deze regeling. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, dan wel de medewerker minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is, wordt het maximum premieloon naar evenredigheid toegepast. Daartoe wordt het maximum premieloon uitgedrukt in een uur bedrag door het maximum premieloon op jaarbasis te delen door het aantal uren per jaar volgens de voor het functieniveau geldende normale arbeidsduur in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst dan wel, indien er geen collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, de voor het functieniveau geldende bij de werkgever gebruikelijke normale arbeidsduur, waarbij het maximum uurloon naar beneden op eurocenten op vijf cijfers achter de komma naar boven wordt afgerond.

Artikel 3 Doel

Het doel van de Stichting is het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van ondernemingen in de branches genoemd in artikel 1 van deze cao, alsmede het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in genoemde branches. Deze activiteiten binnen het doel van de Stichting bestaan uit het bevorderen en financieren van:

  • a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de cao Fashion, Sport & Lifestyle voortvloeien en/of andere voorschriften ten behoeve van de medewerkers en werkgevers in de branches vallend onder deze cao die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen, en het doen uitvoeren van de werkzaamheden van de Sociale Commissie als genoemd in de cao Fashion, Sport & Lifestyle;

  • b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de cao Fashion, Sport & Lifestyle en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de cao Fashion, Sport & Lifestyle;

  • c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het georganiseerde overleg tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle, uitgezonderd de kosten die betrekking hebben op het eigenlijke overleg omtrent de collectieve arbeidsovereenkomst;

  • d. het verrichten van opleiding, vormings‑ en ontwikkelingswerk ten behoeve van alle medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle om een goede aansluiting op de arbeidsmarkt binnen de sector te realiseren;

  • e. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het tot stand brengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle;

  • f. het verstrekken van financiële bijdragen in verband met publicitaire doeleinden voor de sector Fashion, Sport & Lifestyle, in relatie tot de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, om het positieve imago van de sector te handhaven of te verbeteren;

  • g. het doen van onderzoek (inclusief publicatie hiervan) en het ontwikkelen en/of implementeren van beleid dat erop gericht is om alle medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle duurzaam inzetbaar te houden, door het bevorderen van hun gezondheid en employability;

  • h. het doen van onderzoek naar arbeidsmarkt- en arbeidsvoorwaardenontwikkeling (inclusief publicatie hiervan), met inbegrip van toetsing en afstemming hierover bij werkgevers en medewerkers, ten behoeve van alle werkgevers en medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle;

  • i. het informeren van alle werkgevers en/of medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle over bovengenoemde activiteiten;

  • j. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de stichting.

Artikel 4 De uitvoering

De realisatie van het in artikel 3 genoemde doel is opgedragen aan de Stichting, waarvan de statuten en het reglement als bijlage I en II aan deze overeenkomst zijn gehecht. De statuten en het reglement maken integraal onderdeel uit van deze cao.

Artikel 5 Verplichtingen werkgever

Werkgevers zijn gehouden zich aan te melden bij de Stichting, gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat in dit opzicht in de statuten en de reglementen van de Stichting is bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de Stichting.

Artikel 6 Rechten van medewerker en werkgever

Werkgevers en medewerkers hebben het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door de Stichting gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in artikel 3 van deze cao.

Artikel 7 Premie

De werkgever is verplicht aan de Stichting af te dragen een door partijen bij deze overeenkomst te bepalen percentage van het premieplichtig loon van alle medewerkers in de onderneming.

De hoogte van de premie wordt halfjaarlijks door de partijen bij deze overeenkomst vastgesteld en bedraagt maximaal 0,3% van het premieplichtig loon over het desbetreffende half jaar. Voor de eerste helft van 2017 is de premie vastgesteld op 0% van het premieplichtig loon van alle medewerkers die bij de werkgever in dienst zijn over het desbetreffende half jaar. Voor de tweede helft van 2017 is de premie vastgesteld op 0,3% van het premieplichtig loon van alle medewerkers die bij de werkgever in dienst zijn over het desbetreffende half jaar.

Als partijen geen overeenkomst bereiken over de hoogte van de premie, dan blijft de premie ongewijzigd. De hoogte van de premie is vermeld op https://www.socialefondsendetailhandel.nl/sffsl. Jaarlijks uiterlijk in december wordt de hoogte van de premie voor het eerstvolgende halve kalenderjaar (januari tot en met juli) op deze website gepubliceerd. Jaarlijks uiterlijk in juni wordt de hoogte van de premie voor het eerstvolgende halve kalenderjaar (juli tot en met december) op deze website gepubliceerd.

Artikel 8 Vrijstelling

Vrijgesteld van de in artikel 7 bedoelde verplichting tot betaling van een bijdrage aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever voor die medewerkers voor wie een bij een andere collectieve arbeidsovereenkomst ingesteld sociaal fonds geldt, mits deze collectieve arbeidsovereenkomst is geregistreerd bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

STATUTEN

Artikel 1 Naam en Zetel

  • 1. De Stichting draagt de naam:

    Stichting Sociaal Fonds Fashion, Sport en Lifestyle.

  • 2. De Stichting is gevestigd te Zeist.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

1. werkgever:

iedere natuurlijke- of rechtspersoon wiens onderneming valt onder de werkingssfeer van de cao Sociaal Fonds Fashion, Sport en Lifestyle, als beschreven in artikel 1 van deze cao;

2. medewerker:

een ieder die medewerker is bij een werkgever als bedoeld in artikel 2 lid 1;

3. Stichting:

de ‘Stichting Sociaal Fonds Fashion, Sport en Lifestyle’;

4. bestuur:

het in artikel 5 bedoelde bestuur;

5. administrateur:

de in artikel 8 bedoelde administrateur;

6. reglement:

het in artikel 12 bedoelde reglement;

7. cao:

de cao Fashion, Sport & Lifestyle inzake Sociaal Fonds.

Artikel 3 Doel

Het doel van de Stichting is het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van ondernemingen in de branches genoemd in artikel 1 van deze cao, alsmede het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in genoemde branches. Deze activiteiten binnen het doel van de Stichting bestaan uit het bevorderen en financieren van:

  • a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de cao Fashion, Sport & Lifestyle voortvloeien en/of andere voorschriften ten behoeve van de medewerkers en werkgevers in de branches vallend onder deze cao die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen, en het doen uitvoeren van de werkzaamheden van de Sociale Commissie als genoemd in de cao Fashion, Sport & Lifestyle;

  • b. een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen van de cao Fashion, Sport & Lifestyle en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de cao Fashion, Sport & Lifestyle;

  • c. het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het georganiseerde overleg tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle, uitgezonderd de kosten die betrekking hebben op het eigenlijke overleg omtrent de collectieve arbeidsovereenkomst;

  • d. het verrichten van opleiding, vormings‑ en ontwikkelingswerk ten behoeve van alle medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle om een goede aansluiting op de arbeidsmarkt binnen de sector te realiseren;

  • e. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het tot stand brengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle;

  • f. het verstrekken van financiële bijdragen in verband met publicitaire doeleinden voor de sector Fashion, Sport & Lifestyle, in relatie tot de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, om het positieve imago van de sector te handhaven of te verbeteren;

  • g. het doen van onderzoek (inclusief publicatie hiervan) en het ontwikkelen en/of implementeren van beleid dat erop gericht is om alle medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle duurzaam inzetbaar te houden, door het bevorderen van hun gezondheid en employability;

  • h. het doen van onderzoek (inclusief publicatie hiervan) van arbeidsmarkt- en arbeidsvoorwaardenontwikkeling, met inbegrip van toetsing en afstemming hierover bij werkgevers en medewerkers, ten behoeve van alle werkgevers en medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle;

  • i. het informeren van alle werkgevers en/of medewerkers in de sector Fashion, Sport & Lifestyle over bovengenoemde activiteiten;

  • j. het uitvoeren van werkzaamheden verbonden aan het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van de stichting.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen van werkgevers als bedoeld in artikel 7 van de cao;

    • b. bijdragen van de overheid;

    • c. de te kweken renten;

    • d. schenkingen, legaten en erfstellingen;

    • e. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.

  • 2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

  • 3. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel;

    • b. de beheerskosten van de Stichting.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, van wie drie worden benoemd door de werkgeversorganisatie INretail, gevestigd te Zeist;

    en drie door de werknemersorganisaties, te weten één door ieder van de volgende organisaties:

    • a. het Alternatief voor Vakbond (Vakbond AVV), gevestigd te Leidschendam;

    • b. Vakbond De Unie, gevestigd te Culemborg; en

    • c. CNV Vakmensen.nl, gevestigd te Utrecht.

    Voor ieder bestuurslid wordt door de organisatie die dit lid heeft benoemd, een plaatsvervanger benoemd, die alleen als bestuurslid optreedt bij ontstentenis casu quo afwezigheid van het lid als wiens plaatsvervanger hij is benoemd.

    Het recht van benoemen vervalt indien de betrokken organisatie geen partij meer is bij de meest recent tot stand gekomen arbeidsvoorwaarden cao.

  • 2. Het lidmaatschap casu quo het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigt door periodiek aftreden, schriftelijk (per mail of brief) bedanken, overlijden, alsmede door ontslag dat wordt verleend door de organisatie die de betreffende bestuurder heeft benoemd. Eveneens eindigt het lidmaatschap casu quo het plaatsvervangend lidmaatschap wanneer de betrokken organisatie geen partij meer is bij de meest recent tot stand gekomen arbeidsvoorwaarden cao en wel drie maanden na totstandkoming van deze cao.

  • 3. Ieder jaar treedt met ingang van een en dertig december één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid, alsmede hun plaatsvervangers, af volgens een door het bestuur op te maken rooster. De aftredenden zijn met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, onmiddellijk en onbeperkt herbenoembaar.

  • 4. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie die, gelet op het bepaalde in het eerste lid, daarvoor in aanmerking komt.

    Een bestuurslid, casu quo plaatsvervangend bestuurslid, dat in zulk een vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen ook wanneer er vacatures zijn.

  • 5. Het bestuur wijst een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als voorzitter optreden.

    Het bestuur bepaalt wie voor het eerst als voorzitter zal optreden.

    Bij ontstentenis van de fungerende voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op. In afwijking van het vorenstaande wordt de eerste voorzitter benoemd door deze akte van oprichting.

  • 6. Evenzo wijst het bestuur een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als secretaris optreden, met dien verstande, dat met de werkgeversvoorzitter de werknemerssecretaris en met de werknemersvoorzitter de werkgeverssecretaris fungeert. Bij ontstentenis van de fungerende secretaris treedt de andere secretaris als zodanig op. In afwijking van het vorenstaande wordt de eerste secretaris benoemd door deze akte van oprichting.

  • 7. Door het bestuur kan aan de bestuursleden casu quo plaatsvervangende bestuursleden voor het bijwonen van vergaderingen of daarmede gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding worden toegekend.

Artikel 6 Bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur is belast met het beheer van het vermogen.

  • 2. De voorzitter en de secretaris van het bestuur vertegenwoordigen gezamenlijk de stichting in en buiten rechte.

  • 3. Het bestuur is bevoegd alle handelingen, daaronder begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt, te verrichten.

  • 4. Het bestuur is bevoegd bij volmacht de administrateur vertegenwoordigingsbevoegdheid te verlenen.

  • 5. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en het reglement.

  • 6. Het bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan de voorzitter en de secretaris of aan de administrateur. De gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 7 Bestuursvergaderingen en besluitvorming

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste één maal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste drie bestuursleden zulks wensen.

    In het laatste geval is de voorzitter verplicht, nadat een desbetreffend schriftelijk (mail/brief) verzoek door hem is ontvangen, het betrokken schriftelijk verzoek onmiddellijk aan de overige bestuursleden toe te zenden, een bestuursvergadering uit te schrijven en deze binnen zes weken te doen houden.

  • 2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de voorzitter per schriftelijke (mail/brief) convocatie. De te behandelen onderwerpen worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering, waarin ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, tenzij een der aanwezige bestuursleden zich tegen behandeling verzet.

  • 3. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie der vergadering bevoegd.

  • 4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige werknemersbestuursleden worden uitgebracht. Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers‑ en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers‑ en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 5. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van besluiten, wanneer ten minste drie bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn.

    Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een besluit vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand doch niet eerder dan na tien (10) dagen opnieuw in vergadering bijeengeroepen.

    In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

  • 6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld.

    In deze volgende vergadering en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling.

    De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten briefjes.

Artikel 8 Administrateur

  • 1. De bedrijfsvoering van de stichting en het daaraan verbonden geldelijk beheer wordt onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.

  • 2. De opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden die verband houden met de bedrijfsvoering van de Stichting en het daaraan verbonden geldelijk beheer wordt schriftelijk vastgelegd in een beheerovereenkomst, die de rechten en verplichtingen van de Stichting en de administrateur ten opzichte van elkaar regelt.

  • 3. De afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening door de administrateur worden nader vastgelegd in een of meer dienstverleningsovereenkomsten, die behoren bij de beheerovereenkomst.

Artikel 9 Boekjaar

Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Het bestuur van de stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het voorafgaande boekjaar. In dit verslag legt het bestuur rekenschap af van het gevoerde beleid. Het verslag is gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 3 vermelde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten en wordt gecontroleerd door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Uit het verslag en de bijbehorende accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven conform de activiteiten en bestedingsdoelen van artikel 3 zijn gedaan.

  • 2. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en medewerkers neergelegd:

    • a. ten kantore van de administrateur;

    • b. op overige door de Minister van SZW aan te geven plaatsen.

  • 3. Het verslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan elk van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties en op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en medewerkers.

Artikel 11 Statuten en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging van de statuten, alsook een besluit tot ontbinding van de Stichting kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een bijzondere daartoe uitgeschreven vergadering, waarin ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, en indien ten minste twee/derde der ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart.

  • 2. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige werknemersbestuursleden worden uitgebracht. Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers‑ en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers‑ en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 3. Voorstellen tot ontbinding van de Stichting worden niet in behandeling genomen dan nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties. Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van minstens één maand worden gegeven.

  • 4. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een authentiek afschrift van die akte voor een ieder ter inzage neerleggen bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 12 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een of meer reglementen vast waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering van de door de werkgevers verschuldigde bijdragen, alsmede de wijze waarop de doelstelling zal worden gerealiseerd. Het bepaalde in artikel 11 lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van reglementen.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de reglementen. Het bepaalde in artikel 11 lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de wijziging van reglementen.

  • 3. Bepalingen in de reglementen welke in strijd zijn met deze statuten zijn nietig.

  • 4. De reglementen, alsmede wijzigingen in de reglementen treden niet in werking alvorens een door het bestuur ondertekend exemplaar houdende de volledige tekst van het desbetreffende reglement of ingeval van wijziging de volledige tekst van die wijziging, voor een ieder ter inzage is neergelegd bij de administrateur.

Artikel 13 Verplichtingen werkgevers, medewerkers en door de Stichting gesubsidieerde instellingen

  • 1. De werkgevers en medewerkers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en de reglementen nodig acht.

  • 2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

  • 3. Bij een aanvraag om subsidie dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden. Jaarlijks zal door een gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de Stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden worden afgelegd.

Artikel 14 Vereffening

  • 1. Bij ontbinding van de Stichting geschiedt de vereffening door een daartoe door het bestuur te benoemen commissie.

  • 2. De met de vereffening belaste commissie treedt in de bevoegdheden en de verplichtingen van het bestuur met dien verstande dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding:

    • a. door werkgevers geen premies meer verschuldigd zullen worden;

    • b. geen wijzigingen in de statuten en de reglementen mogen worden aangebracht.

  • 3. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken dat de financiële verplichtingen van de Stichting tot de reglementaire einddatum kunnen worden nagekomen. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van de Stichting.

  • 4. De slotrekening van de vereffening behoeft de goedkeuring van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties.

Artikel 15 Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

REGLEMENT VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS FASHION, SPORT & LIFESTYLE.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder premieplichtig loon:

het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van:

  • a. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen;

  • b. het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto.

  • c. het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de eerste dag van de maand waarin de medewerker de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;

  • d. uitkeringen uit levensloop;

Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaarbasis (2017: € 53.701) blijft buiten aanmerking voor de toepassing van deze regeling. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, dan wel de medewerker minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is, wordt het maximum premieloon naar evenredigheid toegepast. Daartoe wordt het maximum premieloon uitgedrukt in een uurbedrag door het maximum premieloon op jaarbasis te delen door het aantal uren per jaar volgens de voor het functieniveau geldende normale arbeidsduur in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst dan wel, indien er geen collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, de voor het functieniveau geldende bij de werkgever gebruikelijke normale arbeidsduur, waarbij het maximum uurloon naar beneden op eurocenten op vijf cijfers achter de komma naar boven wordt afgerond.

Artikel 2 Premie

  • 1. De werkgever is verplicht aan de Stichting af te dragen een door partijen bij de cao te bepalen percentage van het premieplichtig loon van alle medewerkers in de onderneming. De hoogte van de premie wordt halfjaarlijks door partijen bij de cao vastgesteld en bedraagt maximaal 0,3% van het premieplichtig loon over het desbetreffende half jaar. Als partijen bij de cao geen overeenkomst bereiken over de hoogte van de premie, dan blijft de premie ongewijzigd. De hoogte van de premie is vermeld op https://www.socialefondsendetailhandel.nl/sffsl. Jaarlijks uiterlijk in december wordt de hoogte van de premie voor het eerstvolgende halve kalenderjaar (januari tot en met juli) op deze website gepubliceerd. Jaarlijks uiterlijk in juni wordt de hoogte van de premie voor het eerstvolgende halve kalenderjaar (juli tot en met december) op deze website gepubliceerd. De administrateur zendt voor de inning van deze premie per kwartaal een factuur.

  • 2. De werkgever is verplicht aan de administrateur – op de door de administrateur vast te stellen wijze en tijdstippen – de gegevens te verstrekken welke naar het oordeel van de administrateur nodig zijn ter berekening van de verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot. Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de administrateur verstrekt, is de administrateur bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen. De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de administrateur gewenste informatie komen voor rekening van de werkgever.

  • 3. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. Het fonds is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn en

    • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet. De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke handelsrente als bedoeld in boek 6, de artikelen 119 en 120 van het burgerlijk wetboek, dat geldt voor de periode waarover de rente door het fonds wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld zijnde de vergoeding voor kosten als bedoeld in artikel 96 lid 2, onder c van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 3 Realisering doelstelling

De Stichting realiseert het in artikel 3 van de statuten genoemde doel door het geheel of gedeeltelijk financieren of subsidiëren van de in bedoeld artikel genoemde activiteiten, onder door het bestuur te stellen voorwaarden.

Artikel 4 Werkwijze

  • 1. De aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de statuten dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit een subsidie aan te vragen;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e januari van het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

    Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden.

  • 2. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de statuten dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e april volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen. De begroting moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 3 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten.

    De verantwoording dient vergezeld te gaan van een door een registeraccountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring van de subsidie-ontvangende instelling over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 3 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten, en geïntegreerd onderdeel uit moet maken van het jaarverslag van de Stichting.

Artikel 5 Begroting

Het bestuur stelt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast, welke voor de bij de Stichting betrokken werkgevers en medewerkers beschikbaar moet zijn.

De begroting omvat:

  • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de statuten;

  • b. de uitgaven als bedoeld in artikel 4 lid 3 van de statuten, waarbij:

    • 1. de uitgaven als bedoeld in lid 3 onder a worden gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 3 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten;

    • 2. de beheerskosten van de Stichting als bedoeld in lid 3 onder b worden gespecificeerd naar kosten van administratie en bestuur en eventueel andere kosten.

Artikel 6 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2019.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2020 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 7 augustus 2017

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven