Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 5 juli 2017, nr. WJZ/17055522, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 in verband met de openstelling van de subsidiemodules Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw en Marktintroductie energie-innovaties en enkele wijzigingen van deze subsidiemodules

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, onderdeel a, 16, 17, derde lid, 25 en 34, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt na ‘een glastuinbouwonderneming’ ingevoegd: of aan een glastuinbouwonderneming in een samenwerkingsverband van glastuinbouwondernemingen.

b. De onderdelen b, c en d komen te luiden:

  • b. de fysieke aansluiting op een warmtenetwerk of -cluster;

  • c. de fysieke aansluiting op een biogas- of kooldioxide-netwerk of -cluster;

  • d. luchtbehandelingssysteem waarmee energiezuinig kaslucht wordt ontvochtigd.

c. De onderdelen e tot en met g vervallen.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. gevelschermen, teeltkundig vereiste verduisteringsschermen, wettelijk verplichte lichtafschermingsschermen, schermen waarvan het gebruik een energiebesparing van minder dan 40% tot gevolg heeft, schaduw- en zonweringsschermen of lichtdoorlatende energieschermen met een lichtafscherming van meer dan 25%;.

b. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. apparatuur, installaties of machines die al gebruikt zijn;.

c. Onderdeel d vervalt.

d. Onderdelen e tot en met k worden geletterd d tot en met j.

B

Artikel 2.3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt na ‘De glastuinbouwonderneming’ ingevoegd: of de glastuinbouwonderneming in een samenwerkingsverband.

b. In de onderdelen a, c, e en f wordt na ‘de glastuinbouwonderneming’ telkens ingevoegd: of de glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband.

c. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. de glastuinbouwonderneming of de glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband overeenkomstig artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 in het handelsregister is ingeschreven;.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘De glastuinbouwonderneming’ vervangen door ‘De glastuinbouwonderneming of de glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband’ en wordt ‘als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, onderdeel a, d, e of f,’ vervangen door: als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, onderdeel a, b of c,.

b. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. een kopie van de laatste jaarafrekening respectievelijk jaarafrekeningen waarop het energieverbruik van de glastuinbouwonderneming of de glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband staat voor de installatie, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, onderdeel a, en.

c. In onderdeel b wordt ‘de onderneming’ vervangen door ‘de glastuinbouwonderneming of de glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband’ en wordt ‘als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, onderdeel d of e’ vervangen door: als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, onderdeel b of c.

3. Het vierde lid vervalt.

4. Het vijfde tot en met zevende lid worden vernummerd tot vierde tot en met zesde lid.

5. In het vijfde lid, onderdelen a en b (nieuw), wordt ‘de glastuinbouwonderneming’ ingevoegd: of de glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband.

6. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘bedoeld in het tweede lid, onderdeel c’ vervangen door ‘bedoeld in het tweede lid, onderdeel f’ en wordt na ‘een glastuinbouwonderneming’ ingevoegd: of een glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband.

C

In artikel 2.3.3a wordt na ‘Een glastuinbouwonderneming’ ingevoegd: of een glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband.

D

Artikel 2.3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onverminderd het eerste lid komen de kosten voor de fysieke aansluiting, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, onderdelen b en c, voor subsidie in aanmerking, voor zover deze kosten bestaan uit de werkelijke kosten voor materialen en aanleg van deze aansluiting, zoals de kosten voor buizen, verdeelstukken, pomp- en leidingenwerk, graafwerkzaamheden en overige toebehoren.

2. Het zesde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. een luchtbehandelingssysteem als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, onderdeel d, € 15.

b. De onderdelen c en d vervallen.

E

Artikel 2.3.7, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De subsidie bedraagt ten minste € 5.000 per aanvraag en voor de apparatuur, installaties of machines, bedoeld in:

    • a. artikel 2.3.2, eerste lid, onderdelen a en c, ten hoogste € 50.000 per glastuinbouwonderneming of glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband;

    • b. artikel 2.3.2, eerste lid, onderdeel b, ten hoogste € 150.000 per glastuinbouwonderneming of glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband;

    • c. artikel 2.3.2, eerste lid, onderdeel d, ten hoogste € 187.500 per glastuinbouwonderneming of glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband.

F

Artikel 2.10.3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f, onder 1°, komt te luiden:

  • 1°. in een ketel of kachel gestookt op biomassa niet zijnde een biowarmtekrachtkoppelinginstallatie, vergasser op basis van niet-houtige biomassa of wervelbed ketel;.

2. In onderdeel i wordt ‘niet overeenkomstig artikel 6 van het Handelsregisterbesluit 2008 als glastuinbouwonderneming’ vervangen door: niet overeenkomstig artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007.

G

Artikel 2.10.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De onderdelen b en c worden geletterd c en d.

b. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. meer bijdraagt aan de kennisontwikkeling in de glastuinbouwsector;.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Onverminderd het tweede lid rangschikt de minister aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 2.10.2, eerste lid, hoger voor zover deze aanvraag een investering in een kas betreft.

ARTIKEL II

De tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 wordt als volgt gewijzigd:

1. Boven de eerste rij van titel 2.5, artikel 2.5.2, wordt een rij ingevoegd, luidende:

Titel 2.3: Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw

2.3.2, eerste lid

   

15-08-2017 t/m 15-09-2017

€ 6.000.000

2. Boven de rij van titel 3.2, artikel 3.2.2, onderdeel a, wordt een rij ingevoegd, luidende:

Titel 2.10: Marktintroductie energie-innovaties

2.10.2, eerste lid

   

01-12-2017 t/m 15-01-2018

€ 5.000.000

ARTIKEL III

  • 1. De artikelen I, onderdelen A tot en met E, en II, onderdeel 1, van deze regeling treden in werking met ingang van 15 juli 2017.

  • 2. De artikelen I, onderdelen F en G, en II, onderdeel 2, van deze regeling treden in werking met ingang van 1 oktober 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 5 juli 2017

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en achtergrond

Via deze regeling worden de subsidiemodules Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw (hierna: subsidiemodule EHG) en de subsidiemodule Marktintroductie voor energie-innovaties (hierna: subsidiemodule MEI) uit titel 2.3 respectievelijk 2.10 van de Regeling nationale EZ-subsidies gewijzigd opengesteld.

De subsidiemodule EHG is onderdeel van een breder pakket van gerichte transitie versnellende maatregelen die gericht zijn op innovatie, praktijkintroductie en stimulering van (bredere) invoering van energiebesparende technieken inde glastuinbouwsector. Deze subsidiemodule stimuleert de investering in de laatste fase van de marktintroductie ((bredere) invoering van energiebesparende technieken).

Ook de subsidiemodule MEI geeft invulling aan de energietransitie in de glastuinbouwsector. De glastuinbouwsector heeft in het kader van het energietransitiebeleid de ambitie dat in 2020 in nieuw te bouwen kassen op rendabele wijze klimaatneutraal kan worden geproduceerd. Als stap in deze transitie is het noodzakelijk om de eerste introductie naar duurzame energievoorzieningen te stimuleren, opdat de desbetreffende kassen en kasenergiesystemen in 2020 rendabel kunnen zijn en onder meer tot energie-efficiëntie en vermindering van CO2-uitstoot kunnen leiden. In het kader van het onderzoek van het programma Kas als Energiebron zijn innovatieve kassen en kasenergiesystemen ontwikkeld. Via de subsidiemodule MEI wordt de vroege marktintroductie hiervan gestimuleerd.

De voormelde subsidiemodules beogen glastuinbouwondernemingen versneld minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen, zoals in de Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw 2014–20201 (hierna: Meerjarenafspraak) afgesproken is. In deze meerjarenafspraak tussen de glastuinbouwsector en het Rijk zijn innovatie- en opschalingsafspraken gemaakt om in 2020 te kunnen komen tot netto energieneutrale nieuwbouw van kassen en om bestaande kassen fors energiezuiniger te laten produceren. Met de subsidiemodules EHG en MEI wordt mede beoogd de energiebesparingsafspraken uit het Energieakkoord voor Duurzame Groei2 (hierna: het Energieakkoord) in te vullen.

Met de subsidiemodules EHG en MEI worden met subsidie op een beperkt aantal technieken respectievelijk een beperkt aantal kassen en kasenergiesystemen bij koplopers energiebesparing en CO2-emissiereductie in de glastuinbouw verder aangejaagd en wordt invulling gegeven aan de CO2-doelstellingen voor de glastuinbouw uit de Meerjarenafspraak én de afspraken uit het Energieakkoord.

De subsidiemodules EHG en MEI worden opengesteld van 15 augustus tot en met 15 september 2017 respectievelijk van 1 december 2017 tot en met 15 januari 2018. Het subsidieplafond is voor de subsidiemodule EHG vastgesteld op 6 miljoen euro en voor de subsidiemodule MEI op 5 miljoen euro.

2. Staatssteun

Subsidiemodule EHG

De subsidiemodule EHG bevat investeringssteun voor energiebesparende technieken die moet worden aangemerkt als staatssteun. De subsidiemodule EHG is krachtens artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bij de Europese Commissie aangemeld en deze subsidiemodule is pas ten uitvoer gelegd nadat de Europese Commissie hiervoor een goedkeurende beschikking had afgegeven. De steun wordt gerechtvaardigd door het besluit van de Europese Commissie van 13 juli 2012 inzake Steunmaatregel SA.34005 (2012/N) (hierna: Steunmaatregel SA.34005 (2012/N)) die onder het oude Landbouwsteunkader3 door de Europese Commissie is afgegeven. Deze Steunmaatregel mocht evenwel gebruikt blijven worden indien de subsidiemodule EHG in overeenstemming gebracht zou worden met het toekomstige Landbouwsteunkader, bedoeld in onderdeel 17, van Steunmaatregel SA.34005 (2012/N). Omdat de benodigde aanpassingen van de subsidiemodule EHG binnen de implementatietermijn voor dienstige maatregelen, bedoeld in Deel I, hoofdstuk 5, van het huidige Landbouwsteunkader (hierna: het Landbouwsteunkader)4 hebben plaatsgevonden, is de subsidiemodule EHG onder Steunmaatregel SA.34005 (2012/N) blijven vallen. Ook zal de subsidie op grond van de huidige openstelling van de subsidiemodule EHG worden verleend voordat de looptijd van de steunmaatregel is verstreken (in dit geval 31 december 2017).

Van belang is dat allerlei soorten ondernemingen uit de glastuinbouwsector op grond van deze subsidiemodule voor steun in aanmerking kunnen komen. De grondslag daarvoor ligt dus in Steunmaatregel SA.34005 (2012/N) en paragraaf 1.1.1.1. van het Landbouwsteunkader (zie artikel 2.3.8 van de Regeling nationale EZ-subsidies). Het staatssteunelement van deze subsidiemodule is gelegen in de subsidie die voor kosten van voormelde investeringen wordt verleend. De absolute steunintensiteit ten opzichte van de in aanmerking komende kosten bedraagt op grond van deze subsidiemodule 25%. Op grond van Steunmaatregel SA.34005 (2012/N), onderdeel 13, en deel II, paragraaf 1.1.1.1, onderdeel 152, onder e, van het Landbouwsteunkader is voor voormelde investeringen een maximale steunintensiteit mogelijk van 40%. De absolute steunintensiteit van deze subsidiemodule past dus ruim binnen de grenzen van voormelde bepalingen.

Van het Landbouwsteunkader mag alleen gebruik worden gemaakt als de steun een stimulerend effect heeft en transparant is. Ook aan deze voorwaarden wordt door de subsidiemodule EHG voldaan. De steun wordt verleend in de vorm van een subsidie die voorafgaand aan de investering verleend wordt. Ook wordt via de artikelen 22, tweede lid, onderdeel c, en 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies (hierna: Kaderbesluit) voldaan aan de eisen van het stimulerend effect, bedoeld in deel I, paragraaf 3.4, van het Landbouwsteunkader. Indien een subsidie die op grond van deze subsidiemodule wordt verleend, staatssteun bevat die door het Landbouwsteunkader wordt gerechtvaardigd, maakt de minister binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a. de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder a en b, van het Landbouwsteunkader, en

  • b. de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder c, van het Landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

    • 1°. € 60.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie, of

    • 2°. € 500.000 voor begunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

De wijzigingen in de subsidiemodule EHG brengen geen verandering in de staatssteunaspecten. Het betreft hier uitsluitend een aantal beperkte technische wijzigingen. Allereerst is geëxpliciteerd dat naast individuele glastuinbouwondernemingen ook samenwerkingsverbanden van glastuinbouwondernemingen voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Als gevolg van deze wijziging zijn geen aanvullende voorwaarden in de subsidiemodule opgenomen, omdat zowel voormelde steunmaatregel als het Landbouwsteunkader geen verdere beperkingen aan samenwerkingsverbanden opleggen dan die al in de subsidiemodule zijn opgenomen. Daarnaast is een aantal technieken geschrapt die voorheen voor subsidie in aanmerking kwamen. Hierdoor komt een geringer aantal technieken voor subsidie in aanmerking dan voorheen. Tot slot is een aantal onjuiste verwijzingen aangepast.

Subsidiemodule MEI

De subsidiemodule MEI behelst investeringssteun die moet worden aangemerkt als staatssteun. De steun is gericht op investeringen ten behoeve van energie-efficiëntiemaatregelen en bevordering van energie uit hernieuwbare energiebronnen als omschreven in respectievelijk artikel 38 en 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening5. Van belang is dat allerlei soorten ondernemingen uit de glastuinbouwsector op grond van deze subsidiemodule voor steun in aanmerking kunnen komen. De grondslag daarvoor ligt in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Het staatssteunelement van deze regeling is gelegen in de subsidie die voor de bijkomende kosten van voormelde investeringen wordt verleend.

De absolute steunintensiteit ten opzichte van de in aanmerking komende kosten bedraagt op grond van deze subsidiemodule 30% voor grote ondernemingen, 40% voor grote ondernemingen in het geval dat de subsidiabele kosten worden berekend op grond van de berekenmethode, bedoeld in artikel 41, zesde lid, onderdelen a of b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en 40% voor middelgrote- en kleine ondernemingen. Op grond van artikel 38 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is voor investeringssteun voor energie-efficiëntiemaatregelen een maximale steunintensiteit mogelijk van 30% voor grote ondernemingen, 40% voor middelgrote ondernemingen en 50% voor kleine ondernemingen. Daarnaast is op grond van artikel 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor investeringssteun aan energie uit hernieuwbare energiebronnen een maximale steunintensiteit van 45% of 30% gekoppeld die afhankelijk is van de berekenmethode die gehanteerd moet worden. Deze steunintensiteit kan met 20% worden verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen en met 10% voor steun aan middelgrote ondernemingen. De absolute steunintensiteit van deze regeling past dus ruim binnen de grenzen van voormelde bepalingen.

Van de algemene groepsvrijstellingsverordening mag alleen gebruik worden gemaakt als de steun transparant is en een stimulerend effect heeft. Ook aan deze voorwaarden wordt door de subsidiemodule MEI voldaan. De steun wordt namelijk verleend in de vorm van een subsidie als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Ook wordt via de artikelen 22, tweede lid, onderdeel c, en 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies (hierna: Kaderbesluit) voldaan aan de eisen van het stimulerend effect, bedoeld in artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

De beperkte wijzigingen in en de openstelling van de subsidiemodule MEI brengt geen verandering in de staatssteunaspecten.

De openstelling van de subsidiemodule MEI zal ter kennisneming aan de Europese Commissie worden gemeld, conform artikel 11, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Indien een subsidie die op grond van deze subsidiemodules wordt verleend, staatssteun bevat die door de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, maakt de minister op grond van artikel 1.8 van de Regeling nationale EZ-subsidies binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en

  • b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 500.000.

De wijzigingen in de subsidiemodule MEI brengen geen verandering in de staatssteunaspecten. Het betreft hier uitsluitend een aantal beperkte technische wijzigingen ten aanzien van het soort investeringen dat voor subsidie in aanmerking komt en de rangschikkingscriteria. Ook zijn enkele technische onvolkomenheden hersteld en een onjuiste verwijzing aangepast.

3. Regeldruk

De wijziging van de subsidiemodules EHG en MEI leidt niet tot wijziging van informatieverplichtingen en derhalve ook niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van deze subsidiemodule.

4. Notificatie

Ten aanzien van de subsidiemodules MEI en EHG is de ontwerpregeling op 19 april 2017 respectievelijk 23 juni 2017 ingevolge artikel 5, eerste lid, van Richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB EU 2015, L 241), voorgelegd aan de Europese Commissie (2017/0155/NL respectievelijk 2017/0261/NL/001). De Europese commissie heeft meegedeeld dat de notificatie geen standstill-periode heeft, omdat het fiscale en/of financiële maatregelen betreft. De notificatieprocedure heeft dan ook niet tot gevolg gehad dat de vaststelling van deze regeling in afwachting van eventuele reacties zou moeten worden aangehouden.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A tot en met E (artikelen 2.3.2, 2.3.3, 2.3.3a, 2.3.6 en 2.3.7)

In artikel I, onderdelen A tot en met E, is voor de subsidiemodule EHG een aantal technische wijzigingen opgenomen ten aanzien van de subsidieontvangers en het soort investeringen dat voor subsidie in aanmerking komt. Ook zijn enkele technische onvolkomenheden hersteld.

De subsidieontvangers (artikel 2.3.2, eerste lid, 2.3.3, 2.3.3a en 2.3.7, tweede lid)

In artikel 2.3.2 werd voor de subsidiemodule EHG bepaald dat de subsidie verleend werd aan glastuinbouwondernemingen. In artikel 2.1.2 is een definitie van glastuinbouwonderneming opgenomen. In het vervolg komen ook glastuinbouwondernemingen die deelnemen aan een samenwerkingsverband van glastuinbouwondernemingen op grond van de subsidiemodule EHG voor subsidie in aanmerking. Er is geen omschrijving van het begrip samenwerkingsverband opgenomen. Hiervoor is namelijk al een definitie in artikel 1 van het Kaderbesluit opgenomen die op de Regeling nationale EZ-subsidies (en dus ook op de subsidiemodule EHG) van toepassing is. Artikel 1 van het Kaderbesluit omschrijft samenwerkingsverband als een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een vennootschap. Door expliciet te spreken over ‘een samenwerkingsverband van glastuinbouwondernemingen’ zijn in de subsidiemodule EHG de andere landbouwondernemingen van subsidieverlening uitgesloten, omdat apparatuur, installaties en machines waarop de subsidie ziet voornamelijk gerelateerd zijn aan de glastuinbouwsector. Dit laat overigens onverlet dat door glastuinbouwondernemingen in zijn algemeenheid altijd kan worden samengewerkt met andere ondernemingen die niet direct of indirect een voordeel van de subsidie hebben.

Verder volgde al uit artikel 2.3.3a dat per glastuinbouwonderneming voor de subsidiemodule EHG in de desbetreffende openstellingsperiode één aanvraag per onderdeel ingediend kan worden. Met ‘onderdeel’ wordt gedoeld op de onderdelen van artikel 2.3.2, eerste lid, waarin verschillende soorten apparatuur, installaties en machines vermeld staan. Dit betekende dat de aanvrager per onderdeel een apart aanvraagformulier moest invullen. In het vervolg zal voor elke glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband dat subsidie aanvraagt hetzelfde gelden, met het enige verschil dat de penvoerder in dat geval op grond van artikel 20 van het Kaderbesluit de aanvraag tot subsidieverlening namens alle deelnemers aan het samenwerkingsverband gelijktijdig zal moeten indienen. Ook volgt uit het aangepaste artikel 2.3.3 op welke wijze de subsidievoorwaarden van de subsidiemodule EHG op glastuinbouwondernemingen die deelnemen aan een samenwerkingsverband van toepassing zijn. Daarnaast is ook artikel 2.3.7, tweede lid, gewijzigd. Hierdoor is het duidelijk dat hetzelfde maximum subsidiebedrag per investering van toepassing is op zowel een glastuinbouwonderneming die individueel subsidie aanvraagt als een glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband.

Soort investeringen (artikelen 2.3.2, tweede lid, onderdelen c en d, 2.3.3, derde lid en vierde lid (oud, 2.3.6, zesde lid (nieuw), en 2.3.7, tweede lid)

In het eerste lid van artikel 2.3.2 zijn voor de subsidiemodule EHG de technieken opgenomen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd. Dit lid bepaalde dat er subsidie kon worden aangevraagd voor de investeringen in verticale ventilatoren, meer investeringen in diffuus glas met antireflectiecoating en investeringen in een ketel of kachel gestookt op biomassa of uit biomassa verkregen gasvormige of vloeibare energiedragers voor het verwarmen van gebouwen of processen. Voor deze technieken geldt echter dat de aangetoonde werking in de glastuinbouwpraktijk heeft geleid tot een situatie waarbij de opbrengsten of besparing op kosten zich zodanig verhouden tot de investeringskosten van deze technieken dat sprake is van rendabele investeringen behorend bij een normale bedrijfsvoering in de glastuinbouwsector. Om die reden zijn de onderdelen b, c en f (oud) uit het eerste lid van artikel 2.3.2 geschrapt. Omdat de investeringen in de voormelde technieken in het vervolg überhaupt niet meer voor subsidie in aanmerking komen, zijn ook de aanverwante bepalingen inzake de afwijzingsgronden, subsidievoorwaarden, subsidiabele kosten en hoogte van de subsidie geschrapt uit de artikelen 2.3.2, tweede lid, onderdelen c en d, 2.3.3, derde lid en vierde lid (oud, 2.3.6, zesde lid (nieuw), en 2.3.7, tweede lid.

Verder zijn de onderdelen d, e en g (oud) van artikel 2.3.2, eerste lid, nader uitgewerkt en thans ondergebracht in de onderdelen b, c en d (nieuw.). Hiermee is verduidelijkt dat de investering in de aansluiting op een warmtenetwerk of -cluster en de aansluiting op een biogas- of kooldioxide-netwerk of -cluster uitsluitend op de zogenaamde ‘fysieke aansluiting’ betrekking heeft. Met ‘fysieke aansluiting’ wordt gedoeld op de investeringen voor de aansluiting van de netwerkleiding op een bestaand netwerk- of cluster van derde Of een eigen (aan te leggen) netwerk- of cluster tot in het ketelhuis van de glastuinbouwonderneming. In artikel 2.3.6 is een tweede lid ingevoegd dat duidelijk maakt welke kosten voor een dergelijke ‘fysieke aansluiting’ gemaakt mogen worden. Omdat de plaats is gewijzigd waar deze technieken in artikel 2.3.2, eerste lid, zijn opgenomen, zijn ook de aanverwante verwijzingen in de subsidievoorwaarden, subsidiabele kosten en hoogte van de subsidie aangepast in de artikelen 2.3.3, derde lid, 2.3.6, zesde lid (nieuw), en 2.3.7, tweede lid.

Naast voormelde aanpassingen komt op grond van artikel 2.3.2, eerste lid, onderdeel a, van de subsidiemodule EHG ook nog steeds een tweede energiescherm voor subsidie in aanmerking, indien dit energiescherm niet op grond van artikel 2.3.2, tweede lid, onderdeel a, afgewezen zal moeten worden.

Onderdeel a van het tweede lid van artikel 2.3.2 bepaalde dat geen subsidie verleend werd voor gevelschermen, (teeltkundig vereiste) verduisteringsschermen of wettelijk verplichte lichtafschermingsschermen. Bij (teeltkundig vereiste) verduisteringsschermen zijn de haakjes van (teeltkundig vereiste) geschrapt. Hiermee wordt verduidelijkt dat alleen energieschermen op grond van de subsidiemodule EHG voor subsidie in aanmerking komen die niet uit teeltkundige noodzaak gebruikt moeten worden. Daarnaast komen de wettelijk verplichte lichtafschermingsschermen nog steeds niet voor subsidie in aanmerking.

Verder zijn op grond van de subsidiemodule EHG schermen waarvan het gebruik een energiebesparing van minder dan 40% tot gevolg heeft ook niet subsidiabel. Indien een scherm een isolerende werking heeft, zal deze in meer of mindere mate warmte in de kas vasthouden. Hierdoor zal bijvoorbeeld in het zogenaamde stookseizoen (de periode waarin de kassen juist verwarmd moeten worden) minder energie aan het verwarmen van de kas besteed hoeven worden. De leveranciers van de schermen drukken de mate waarin het scherm isoleert dan ook uit in de mate waarin het scherm energie bespaart. Omdat 40% in de praktijk als een (substantiële) energiebesparing wordt gezien die invulling aan de Meerjarenafspraak én de afspraken uit het Energieakkoord geeft, is voor voormeld percentage gekozen.

Tot slot zijn ook schaduw- en zonweringsschermen en lichtdoorlatende energieschermen met een lichtafscherming van meer dan 25% in het vervolg niet subsidiabel. Schaduwschermen en zonweringsschermen hebben tot doel de hoeveelheid licht in de kas te beperken om de gewassen niet bloot te stellen aan teveel licht bij felle zon (in de zomer). Lichtdoorlatende energieschermen kenmerken zich door in het stookseizoen overdag zoveel mogelijk licht door te laten om de gewassen te laten groeien en energie te besparen. De lichtdoorlatende energieschermen laten voldoende licht voor de groei van de gewassen door, indien de lichtafscherming niet meer dan 25% is.

Afwijzingsgronden en subsidievoorwaarden (artikelen 2.3.2, tweede lid, onderdeel c, en 2.3.3, tweede lid, onderdeel d)

In het tweede lid van artikel 2.3.2 is voor de subsidiemodule EHG een aantal afwijzingsgronden opgenomen voor gevallen waarin geen subsidie wordt verstrekt. In dit lid is een nieuw onderdeel ingevoegd dat bepaalt dat geen subsidie verstrekt wordt voor een investering die betrekking heeft op apparatuur, installaties of machines die al gebruikt zijn. Hiermee wordt geëxpliciteerd dat investeringen in tweedehands apparatuur, installaties of machines niet voor subsidie in aanmerking komen, omdat deze niet gegarandeerd zullen voldoen aan het innovatieve karakter (de laatste stand van de techniek) waar de subsidiemodule EHG zich op richt.

Verder is voor de subsidiemodules EHG en MEI ook een subsidievoorwaarde in artikel 3.3, tweede lid, onderdeel d, respectievelijk artikel 2.10.3, eerste lid, onderdeel I, aangepast. Deze onderdelen bepaalde dat een glastuinbouwonderneming overeenkomstig artikel 6 van het Handelsregisterbesluit 2008 als glastuinbouwonderneming ingeschreven diende te zijn in het handelsregister. Indien dit niet het geval was, werd de subsidie afgewezen. Voor zowel de subsidiemodule EHG als MEI is deze bepaling op een wijze gewijzigd dat in het vervolg alleen van belang is dat de desbetreffende glastuinbouwonderneming of glastuinbouwonderneming die deelneemt aan een samenwerkingsverband overeenkomstig artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 voldaan heeft aan de plicht tot inschrijving in het handelsregister. Hiermee is de verwijzing naar artikel 6 in het Handelsregisterbesluit 2008 die abusievelijk in deze bepaling was opgenomen, vervangen door een verwijzing naar de juiste grondslag (artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007). Ook is de voorwaarde geschrapt dat er uit het handelsregister zou moeten blijken dat er sprake is van een glastuinbouwonderneming, omdat uit artikel 11, onderdeel b, van het Handelsregisterbesluit 2007 volgt dat deze gegevens niet in het handelsregister worden opgenomen. Het gaat uitsluitend om een korte aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de onderneming. Op grond van deze gegevens kan mede getoetst worden of er overeenkomstig de definitie van ‘glastuinbouwonderneming’ uit artikel 2.1.2 sprake is van een glastuinbouwonderneming.

Tot slot was voor de subsidiemodule EHG in artikel 2.3.3, zesde lid (nieuw), abusievelijk een verwijzing naar artikel 2.3.3, tweede lid, onderdeel c, opgenomen. Deze onjuiste verwijzing is gecorrigeerd en vervangen door een verwijzing naar het tweede lid, onderdeel f van artikel 2.3.3.

Onderdelen F en G (artikel 2.10.3, eerste lid, onderdeel f, en 2.10.6)

In artikel I, onderdelen F en G, is voor de subsidiemodule MEI een aantal technische wijzigingen opgenomen ten aanzien van het soort investeringen dat voor subsidie in aanmerking komt en de rangschikkingscriteria. Ook zijn enkele technische onvolkomenheden hersteld en is een onjuiste verwijzing aangepast.

Onderdeel F (artikel 2.10.3, eerste lid, onderdeel f)

Voor de subsidiemodule MEI zijn in artikel 2.10.3, eerste lid, de afwijzingsgronden opgenomen.

In onderdeel f, is een opsomming van investeringen opgenomen die niet in aanmerking komen voor subsidie. Zo is in subonderdeel 1° opgenomen dat een kachel of ketel gestookt op biomassa niet voor subsidie in aanmerking komt. Een uitzondering hierop vormde alleen de investering in een biowarmtekrachtkoppelinginstallatie die wel voor subsidie in aanmerking zou komen. In het vervolg zullen naast een biowarmtekrachtkoppelinginstallatie ook een vergasser op basis van niet-houtige biomassa en een wervelbed ketel van voormelde afwijzingsgrond uitgezonderd zijn. De reden hiervoor is dat deze kachels en ketels zich nog in de beginfase van de marktintroductie bevinden.

Verder is in onderdeel i een afwijzingsgrond aangepast. Voor de achtergrond van deze aanpassing wordt verwezen naar de toelichting op artikel 2.3.3, tweede lid, onderdeel d, van de subsidiemodule EHG.

Onderdeel G (artikel 2.10.6)

Het subsidieplafond van de subsidiemodule MEI wordt verdeeld op volgorde van rangschikking van de aanvragen. Deze rangschikking vindt plaats op grond van de criteria die in het tweede lid van dit artikel zijn opgenomen. Via deze criteria komen de projecten die kwalitatief het hoogste rendement opleveren voor subsidie in aanmerking.

In het tweede lid van dit artikel is het criterium ingevoegd dat een subsidieaanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate de investering naar het oordeel van de minister meer bijdraagt aan de kennisontwikkeling in de glastuinbouwsector (onderdeel b). Hiermee moet een onderscheid worden gemaakt in voor welk type teelt een kas of kasenergiesysteem gebruikt zal worden. In de praktijk zijn er verschillende typen teelt te onderscheiden waarbij specifieke klimatologische omstandigheden gehanteerd worden. Het is van belang dat het kas- of kasenergiesysteem voor zoveel mogelijk teelttypes wordt doorontwikkeld. Doorontwikkeling bij een nieuwe teelt levert meer kennis op dan bij een teelt waar het systeem al eerder is toegepast. Een kas- of kasenergiesysteem dat nog niet of minder bij een bepaald (nieuw) type teelt gebruikt wordt, zal dan ook hoger gerangschikt moeten worden dan een kas of kasenergiesysteem dat ingezet wordt voor een teelttype waar dit al regelmatiger is toegepast.

Daarnaast is een nieuw rangschikkingscriterium in het derde lid (nieuw) van dit artikel opgenomen. Hieruit volgt dat de aanvragen voor investeringen in kassen altijd hoger gerangschikt zullen worden dan aanvragen voor investeringen in kasenergiesystemen. De reden hiervoor is dat er inmiddels meer perspectiefrijke innovatieve kassen zijn en worden ontwikkeld die nog niet gebruikt worden binnen de glastuinbouwsector. Om de nieuwbouw van dergelijke kassen te stimuleren, wordt aan deze nieuwe innovatieve energiebesparende kassystemen een hogere prioriteit gegeven dan aan innovatieve aanpassingen aan het energiesysteem van bestaande kassen.

Artikel II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 is aangegeven in welke periode de diverse subsidiemodules zijn opengesteld en wat het subsidieplafond bedraagt.

De subsidiemodules EHG en MEI worden opengesteld van 15 augustus tot en met 15 september 2017 respectievelijk van 1 december 2017 tot en met 15 januari 2018. Het subsidieplafond is voor de subsidiemodule EHG vastgesteld op 6 miljoen euro en voor de subsidiemodule MEI op 5 miljoen euro.

Artikel III

De artikelen I, onderdelen A tot en met E, en II, onderdeel 1, van deze regeling treden in werking met ingang van 15 juli 2017. De artikelen I, onderdelen F en G, en II, onderdeel 2, van deze regeling treden in werking met ingang van 1 oktober 2017.

Met de bekendmaking en inwerkingtreding van de artikelen I, onderdelen F en G, en II, onderdeel 2, van deze regeling, die betrekking hebben op de subsidiemodule MEI, wordt aangesloten bij de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien worden bekendgemaakt.

Met de bekendmaking en inwerkingtreding van de artikelen I, onderdelen A tot en met E, en II, onderdeel 1, van deze regeling, die betrekking hebben op de subsidiemodule EHG, wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding. Vasthouden aan de systematiek van de vaste verandermomenten zou hebben betekend dat subsidieaanvragen voor de subsidiemodule EHG pas zouden kunnen worden ingediend vanaf het eerstvolgende vaste verandermoment van 1 oktober 2017. Omdat de subsidiemodule EHG beperkt gewijzigd wordt opengesteld, zal de doelgroep ook voldoende tijd hebben om subsidieaanvragen voor te bereiden en in te dienen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Kamerstuk II 2013/14, 32 627, nr. 17.

X Noot
2

Kamerstukken II 2012/13, 30 196, nr. 202.

X Noot
3

Richtsnoeren van de Europese Unie voor Staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2007-2013 (PbEU 2006 C 319).

X Noot
4

Richtsnoeren van de Europese Unie voor Staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204).

X Noot
5

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).

Naar boven