Advies Raad van State inzake ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie in verband met bijzondere vergaring nummergegevens door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

Nader Rapport

’s-Gravenhage, 16 mei 2017

WJZ / 17042629

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie in verband met bijzondere vergaring nummergegevens door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 maart 2017, nr. W15.17.0043/IV, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 10 maart 2017, nr. W15.17.0043/IV, bied ik U hierbij aan.

  • 1. Artikel 4, eerste lid, van het besluit is in lijn met het advies van de Afdeling aangepast. De mogelijkheid van aanwijzing voor het gebruik van de IMSI-catcher apparatuur zal beperkt blijven tot opsporingsambtenaren, waaronder die van de FIOD.

  • 2. In het licht van het advies van de Afdeling is de nota van toelichting aangevuld met een nieuwe alinea waarin wordt aangegeven dat de FIOD voorspoedig samenwerkt en kennis en kunde uitwisselt met de landelijke eenheid van de Nationale Politie. De FIOD beoogt aan te sluiten bij de bestendige afspraken die tussen het Agentschap Telecom en de Nationale Politie zijn gemaakt, en wenst in lijn met die afspraken zelfstandig operationeel te gaan handelen. Als gevolg van deze samenwerking is er sprake van een eenduidige praktijk waardoor er geen zorgen hoeven te zijn over het introduceren van andere apparatuur of andere operationele processen door de FIOD.

  • 3. De redactionele opmerkingen zijn verwerkt. Er wordt thans in voorzien dat dit besluit in werking treedt op 1 juli 2017.

Daartoe gemachtigd door de ministerraad moge ik U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Advies Raad van State

No. W15.17.0043/IV

’s-Gravenhage, 10 maart 2017

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2017, no.2017000324, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie in verband met bijzondere vergaring nummergegevens door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit strekt er toe mogelijk te maken dat de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) voortaan zonder tussenkomst van de Nationale Politie of de Koninklijke Marechaussee bij opsporing gebruik kan maken van een zogenoemde ‘IMSI-catcher’ om identificerende gegevens van mobiele telefoons te achterhalen.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de verruiming van de kring van als bevoegd aanwijsbare personen die van dien aard zijn dat zij adviseert het besluit niet vast te stellen dan nadat daarmee rekening is gehouden.

1. Beperking tot opsporingsambtenaren van de FIOD

Onder de huidige regelgeving komen uitsluitend opsporingsambtenaren in aanmerking voor aanwijzing als bevoegde ambtenaar voor het gebruik van de apparatuur.1 In het ontwerpbesluit wordt deze beperking zonder nadere toelichting geschrapt, ook voor door de korpschef of de Minister van Defensie aan te wijzen bevoegde gebruikers. Daarnaast wordt mogelijk gemaakt functionarissen als bevoegd aan te wijzen die geen ambtenaar zijn.2 Ook deze wijziging wordt niet toegelicht.

De Afdeling merkt op dat aan opsporingsambtenaren onder meer op het punt van bekwaamheid en betrouwbaarheid bijzondere eisen worden gesteld. Aan het stelsel van waarborgen dat verbonden is met het optreden van opsporingsambtenaren komt – mede in het licht van artikel 8 van het EVRM – bijzonder belang toe. De Afdeling is dan ook van oordeel dat ondubbelzinnig dient vast te staan dat gebruik van de IMSI-catcher inzet van een opsporingsmiddel is waarvoor alle gebruikelijke waarborgen gelden, waaronder de eisen die in zijn algemeenheid aan opsporingsambtenaren worden gesteld.

De wijziging is volgens de toelichting bovendien slechts bedoeld voor de FIOD. Dit blijkt echter niet uit de tekst van het ontwerpbesluit. De Afdeling acht het, gezien de ingrijpendheid van het opsporingsmiddel, gewenst dat de uitbreiding van bevoegde gebruikers beperkt blijft tot opsporingsambtenaren van de FIOD zoals ook in de toelichting is uiteengezet.

Voor zover beoogd wordt ook aanwijzing mogelijk te maken van functionarissen die geen ambtenaar zijn wijst de Afdeling er ten overvloede op dat artikel 3.22, vierde lid, van de Telecommunicatiewet, slechts aanwijzing van ambtenaren toelaat.

De Afdeling adviseert de in te voeren mogelijkheid van aanwijzing te beperken tot opsporingsambtenaren van de FIOD.

2. Belang aanbieders

Door gebruik van de apparatuur kunnen de functionaliteiten van het netwerk negatief worden beïnvloed.3 De aanbieders van telecommunicatiediensten hebben daarom belang bij de wijze waarop de apparatuur in de praktijk wordt ingezet. Uit de consultatiereacties leidt de Afdeling af dat de huidige praktijk niet als problematisch wordt ervaren, maar dat er wel zorg is of dat zo blijft als nieuwe diensten andere apparatuur of andere operationele processen introduceren.4 De Afdeling merkt op dat het belang dat aanbieders hebben bij een eenduidige praktijk en daarmee bij een beperkt aantal bevoegde diensten meegewogen hoort te zijn bij de vraag of uitbreiding met de FIOD wenselijk is. Uit de toelichting blijkt niet of dit is gebeurd.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen geen besluit te nemen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W15.17.0043/IV

  • In artikel II het moment van inwerkingtreding opnemen (in plaats van een apart koninklijk besluit).

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van ....., houdende wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie in verband met bijzondere vergaring nummergegevens door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 20 februari 2017, nr. WJZ / 17026120 mede namens Onze Minister van Veiligheid en Justitie en Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 3.22, vierde lid van de Telecommunicatiewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van           , nr.            );

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2, tweede lid, wordt ‘Door of namens de korpschef of Onze Minister van Defensie’ vervangen door: Door of namens de korpschef, Onze Minister van Defensie of Onze Minister van Financiën.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Bevoegd tot het gebruik van de apparatuur, bedoeld in artikel 2, is de door de korpschef, Onze Minister van Defensie of Onze Minister van Financiën aangewezen ambtenaar of functionaris die voldoet aan de door Onze Minister van Veiligheid en Justitie vastgestelde eisen betreffende kennis van de juridische, operationele en technische aspecten van het gebruik van de apparatuur.

2. In het tweede lid komt de aanhef te luiden:

  • 2. De ambtenaar of functionaris, bedoeld in het eerste lid, maakt van het gebruik van de apparatuur proces-verbaal op, respectievelijk een schriftelijk verslag. Het proces-verbaal, dan wel het schriftelijk verslag, vermeldt:.

3. In het derde lid wordt ‘De opsporingsambtenaar’ vervangen door: De ambtenaar of functionaris.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Financiën,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

Het onderhavige besluit strekt ertoe het voor de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) mogelijk te maken om, volgend op een daartoe strekkend bevel van de officier van justitie, zelfstandig zogenaamde International Mobile Subscriber Identity-catchers (IMSI-catchers) in te kunnen zetten. Met deze apparatuur kunnen identificerende signalen van mobiele telefoons uit de ether worden opgevangen. Tot heden kon de FIOD deze apparatuur enkel inzetten door tussenkomst van de Nationale Politie of de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke Marechaussee (BSB KMar), hetgeen in de weg stond aan efficiënte inzet van dit middel voor de opsporingsdoeleinden van de FIOD. Gelet op de veranderde rol van de FIOD en recente ontwikkelingen in de opsporingspraktijk van de FIOD, waarop hierna verder ingegaan zal worden, is er aanleiding de regelgeving op dit punt te herzien. Als gevolg van dit besluit kan de FIOD met gebruikmaking van eigen mensen en materieel, dit middel binnen de bestaande strafvorderlijke kaders inzetten.

1.1 De rol van de FIOD

De FIOD is de bijzondere opsporingsdienst van de Belastingdienst en ressorteert onder de Minister van Financiën. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de FIOD zijn neergelegd in de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten van 29 mei 2006. De FIOD heeft sinds de inwerkingtreding van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt; nieuwe ontwikkelingen in technische en tactische recherche zijn opgepakt en daarnaast zijn belangrijke stappen gemaakt inzake de opsporing van financiële of ondermijnende criminaliteit.

Ook de rol van de FIOD is de laatste jaren essentieel veranderd. Daar waar diensten zoals de FIOD in het verleden voornamelijk het verlengstuk en sluitstuk van toezichthouders waren, is de betekenis van de FIOD binnen het geheel van de opsporing aanmerkelijk toegenomen en richt zij zich nu op complexere strafrechtelijke onderzoeken met meer maatschappelijke impact. De FIOD is betrokken bij grootschalige en langdurige opsporingsonderzoeken waarbij de criminaliteitsvormen zeer divers kunnen zijn.

De afgelopen jaren heeft de FIOD een bijzondere expertise ontwikkeld in de bestrijding van diverse vormen van fraude, witwassen en (internationale) niet-ambtelijke corruptie. Het streven naar maximaal effect bij de inzet van opsporingsmiddelen, maakt dat het verwachtingspatroon rondom de FIOD de laatste jaren structureel hoger is komen te liggen. Daar komt bij dat de afgelopen jaren, vanuit de maatschappij en de politiek, delicten als fraude steeds meer als ernstig worden ervaren. Vanuit de maatschappij en politiek ziet de FIOD zich dan ook geconfronteerd met een grotere druk om de voornoemde onderzoeken naar de steeds complexere vormen van fraude, tot een goed einde te brengen. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

1.2 Ontwikkelingen in de opsporingspraktijk van de FIOD

In de opsporingspraktijk wordt vastgesteld dat dadergroepen regelmatig wisselen van samenstelling en dat vaker sprake is van het veelvuldig en op grote schaal frauderen met omvangrijke geldbedragen. Kopstukken die tot voor kort alleen in beeld waren bij de Nationale Politie, zijn thans veelal eveneens subject van onderzoek bij de FIOD.

Tegelijkertijd blijkt de criminaliteit die zich in de voornoemde domeinen voordoet, net zo georganiseerd – zo niet beter georganiseerd – te zijn dan de criminaliteit in het commune domein. In grote onderzoeken van de FIOD, zoals die met betrekking tot PGB-fraude omstreeks 2012, is gebleken dat door verdachten frequent gebruik wordt gemaakt van stromannen die lastig te traceren zijn. Criminele organisaties bestaan vaak uit fluïde netwerken van steeds wisselende personen. Deze personen beschikken doorgaans over meerdere communicatiemiddelen, waaronder prepaid telefoons, met meerdere simkaarten per telefoon. Een aanzienlijk deel van de personen betrokken fraude, witwassen of de financiering van terrorisme, is vaak niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), hetgeen de opsporing van deze verdachten verder bemoeilijkt.

Als gevolg van de toegenomen professionalisering van de criminaliteit binnen de aandachtsgebieden van de FIOD en de steeds complexere vormen van fraude die voorwerp zijn van onderzoek door de FIOD, blijkt het huidige opsporingsinstrumentarium van de FIOD, waaronder bijvoorbeeld de bevoegdheid tot stelselmatige observatie, steeds minder effectief. De bewijsvoering, voorheen voornamelijk bestaand uit conventionele en fysieke bewijsmiddelen (administratie, waarnemingen, verklaringen) is heden ten dage namelijk steeds meer gebaseerd op (digitale) communicatie tussen verdachten.

1.3 De huidige rol van de IMSI-catcher in opsporing door de FIOD

Bij de door de FIOD uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat wanneer snel en op efficiënte wijze, beschikbare informatie omtrent gebruikte communicatiemiddelen voorhanden is, de slagingskans aanmerkelijk toeneemt. Zo is tijdens onderzoeken naar vastgoedfraude, witwassen, internationale corruptie, maar bijvoorbeeld ook bij snelle interventies op Schiphol en in de haven van Rotterdam, gebleken dat het inzetten van bijzondere opsporingsbevoegdheden ten aanzien van de door verdachten gebruikte communicatiemiddelen, van doorslaggevend belang is bij het doen slagen van het door de FIOD verrichtte onderzoek. Zonder deze informatie zouden dergelijke onderzoeken niet, of aanmerkelijk minder succesvol, kunnen worden uitgevoerd. In veel gevallen kan de voornoemde informatie enkel met behulp van IMSI-catchers worden achterhaald.

Om de hierboven genoemde redenen, is in het kader van de voornoemde onderzoeken gedurende de afgelopen jaren in toenemende mate door de officier van justitie een bevel tot het gebruik van de IMSI-catcher afgegeven. Omdat, tot op heden, ambtenaren van de FIOD echter geen bevoegdheid hadden om deze bijzondere opsporingsbevoegdheid zelfstandig in te zetten, geschiedde de inzet door de FIOD van de IMSI-catcher telkens in een afhankelijkheidsrelatie van de Politie of de BSB KMar. In de praktijk blijkt deze afhankelijkheidsrelatie regelmatig te beknellend en heeft de effectiviteit van de opsporing door de FIOD daaronder te lijden. De FIOD is voor inzet van de IMSI-catchers afhankelijk van de prioriteitsstelling door Politie en BSB KMar, en daarnaast van de beschikbaarheid van apparatuur en ambtenaren die bevoegd zijn tot het gebruik daarvan.

Hoewel de inzet van IMSI-catchers voor de opsporingstaken van de FIOD inmiddels onontbeerlijk is, wordt door FIOD terughoudend en uiterst selectief omgegaan met dit middel. Deze scanapparatuur wordt dan ook enkel ingezet nadat daartoe een bevel is verkregen van de daartoe bevoegde autoriteit. Die bevoegde autoriteit is, zoals hieronder in paragraaf 1.6 nader wordt toegelicht, de officier van justitie.

Voorafgaand aan iedere inzet van de IMSI-catcher, ongeacht of het een projectmatig opsporingsonderzoek of een snelle interventie betreft, wordt door de FIOD nadrukkelijk afgewogen of de beoogde informatie omtrent communicatiemiddelen op een alternatieve, minder ingrijpende, wijze kan worden verkregen. Hierbij wordt de potentiële inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het subject afgewogen tegen het belang dat met de opsporing is gemoeid. Elk verzoek tot inzet komt uiteindelijk in nauw overleg met het Openbaar Ministerie tot stand. Vanuit de tactische teams van de FIOD komt thans gemiddeld minimaal twee keer per week een dergelijk concreet en onderbouwd verzoek tot inzet van de apparatuur.

Gelet op de hierboven omschreven ontwikkelingen in de opsporingspraktijk van de FIOD, wordt verwacht dat op korte termijn dit middel in toenemende mate zal moeten worden ingezet om effectieve opsporing te bewerkstelligen. De afhankelijkheidsrelatie van de FIOD tot de Nationale Politie en de BSB KMar staat thans echter in de weg aan de noodzakelijke uitbreiding van de inzet van IMSI-catchers ten behoeve van effectieve opsporing door de FIOD.

1.4 De noodzaak van zelfstandige inzet van de IMSI-catcher door de FIOD

Omdat bij de onderzoeken die de FIOD uitvoert blijkt dat veel gebruik wordt gemaakt van informatie- en communicatietechnologie en dat het op snelle en efficiënte wijze achterhalen van informatie omtrent de gebruikte technologie bijdraagt aan de slagingskans van deze onderzoeken, heeft de FIOD kenbaar gemaakt te willen beschikken over de bevoegdheid om zelfstandig apparatuur in te zetten, waarmee bepaalde identificerende signalen kunnen worden opgevangen. Zelfstandige inzet van de IMSI-catcher door de FIOD maakt een efficiëntere en effectievere inzet van dit opsporingsmiddel mogelijk, hetgeen bijdraagt aan de verhoging van de slagingskans van de door de FIOD uitgevoerde opsporingsonderzoeken.

In het licht van de veranderde rol van de FIOD en de geschetste ontwikkelingen in de opsporingspraktijk wordt de wens van FIOD om dit soort apparatuur zelfstandig in te mogen zetten, door het kabinet onderschreven. Dit is bovendien in overeenstemming met en past binnen de uitwerkingen van het beleid van het kabinet-Rutte-Asscher. In het Regeerakkoord VVD-PvdA (Bruggen slaan; Kamerstukken II 2012/13, 33 410, nr. 15 ) is namelijk aangegeven dat de bijzondere opsporingsdiensten met hun werk bijdragen aan de krachtige bestrijding van mensenhandel, georganiseerde misdaad, fraude, witwassen, illegale dierenhandel en milieucriminaliteit. Hierbij past dat de FIOD meer zelfstandige mogelijkheden krijgt om grote zaken te kunnen laten slagen en criminaliteit effectief op te sporen.

Het is daarom wenselijk om de FIOD de mogelijkheid te geven om dit soort apparatuur zelfstandig in te zetten ten behoeve van de opsporing en het bestrijden van fiscale, financieel-economische en goederenfraude, het waarborgen van de integriteit van het financiële stelsel en de bestrijding van de daarmee samenhangende georganiseerde criminaliteit.

1.5 Juridische basis voor de inzet van scanapparatuur

De wettelijke grondslag voor de hier bedoelde inzet van dit type apparatuur is artikel 3.22, eerste lid, van de Telecomwet (Tw). Dit artikel voorziet in een regeling die inhoudt dat wanneer het achterhalen van de identificerende gegevens door de aanbieder op de voet van artikel 13.4 Tw, tweede lid, onvoldoende het belang van de strafvordering dient, het toegestaan is om met behulp van bepaalde apparatuur de benodigde identificerende gegevens uit de ether op te vangen. Dit is met name het geval wanneer de benodigde informatie niet op voldoende effectieve wijze via de aanbieder verkregen kan worden. Onder deze omstandigheden is het opsporingsdiensten toegestaan om met behulp van bepaalde apparatuur de benodigde identificerende gegevens uit de ether op te vangen.

Het gaat hierbij om radiozendapparatuur waarvan het gebruik kan leiden tot een gebruik van de frequentieruimte dat afwijkt van het bepaalde in hoofdstuk 3 van de Tw. Artikel 3.22, eerste lid, onderdeel a, van de Tw, bepaalt dat voor het gebruik altijd een last vereist is van de autoriteit die tot het strafvorderlijk onderzoek van telecommunicatie bevoegd is.

1.6 Strafvorderlijke aspecten van het onderzoek van telecommunicatie-gegevens middels scanapparatuur

Voor strafvorderlijk onderzoek van telecommunicatiegegevens is, ingevolge de artikelen 126m, 126n, 126t en 126u van het Wetboek van Strafvordering (Sv), de officier van justitie de bevoegde autoriteit. In de artikelen 126nb, 126ub en 126zj Sv is de bevoegdheid neergelegd om – op een daartoe strekkend bevel van de officier van justitie – met behulp van scanapparatuur het nummer waarmee de gebruiker van telecommunicatie kan worden geïdentificeerd te achterhalen. Voor het strafvorderlijk gedeelte van de bevoegdheid is de Minister van Veiligheid en Justitie bevoegd, deze regels blijven ongewijzigd door het onderhavige besluit.

Voor het door de FIOD zelfstandig inzetten van een IMSI-catcher is derhalve ook na inwerkingtreding van het onderhavige besluit, altijd een voorafgaand daartoe strekkend bevel van de officier van justitie vereist.

Om de zelfstandige inzet van deze apparatuur door de FIOD, na een daartoe verkregen last van de officier van justitie mogelijk te maken, moeten regels worden gewijzigd die ressorteren onder de Minister van Economische Zaken. Dat gebeurt middels het onderhavige besluit. Om een juridische grondslag te bieden voor de zelfstandige inzet van dit type apparatuur door de FIOD voor de uitoefening van de aan haar opgedragen taken, wordt behalve het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie ook de Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte Justitie gewijzigd.

1.7 Regeldruk

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de regeldruk. De wijziging leidt niet tot informatieverplichtingen of inhoudelijke verplichtingen voor burgers of bedrijfsleven.

1.8 Consultatie

Over dit besluit is een internetconsultatie gehouden, die heeft geresulteerd in ongeveer vijftig (deels openbare) reacties. Het verslag van de internetconsultatie, alsmede de openbare reacties op het ontwerpbesluit, zijn online beschikbaar op www.internetconsultatie.nl.

Uit de reacties van meerdere respondenten is gebleken dat de Nota van toelichting bij het conceptbesluit de indruk wekte dat het besluit ambtenaren van de FIOD de mogelijkheid biedt om de IMSI-catcher in te zetten, zonder een voorafgaande last daartoe van de officier van justitie. Dit is echter nadrukkelijk niet het geval. De Nota van toelichting is naar aanleiding van de internetconsultatie dan ook aangepast om deze onduidelijkheid weg te nemen.

Daarnaast gaven sommige respondenten aan dat zij dachten dat het op grond van het onderhavige besluit aan de FIOD zou worden toegestaan om de IMSI-catcher te gebruiken ten behoeve van het afluisteren of aftappen van verdachten. Dit is evenmin het geval. Op grond van artikel 2, onderdeel c, van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie, moet, indien een IMSI-catcher is voorzien van een inrichting waarmee telecommunicatie kan worden afgeluisterd of opgenomen, deze inrichting uitgeschakeld en vergrendeld zijn. De voornoemde bepaling blijft als gevolg van het onderhavige besluit ongewijzigd, en deze verplichting is dus eveneens van toepassing op de zelfstandige inzet door de FIOD van deze IMSI-catchers.

De internetconsultatie heeft niet geleid tot fundamentele wijzigingen van het onderhavige besluit, maar heeft wel mede aanleiding gevormd om de onderbouwing in de Nota van toelichting te verduidelijken en te versterken.

II. Artikelen

Artikel I onderdeel A

De FIOD ressorteert onder de Minister van Financiën, die de bevoegdheid krijgt om de plaats aan te wijzen waar de apparatuur wordt opgeslagen.

Artikel I, onderdeel B

Door deze wijziging kan de Minister van Financiën de ambtenaren van de FIOD aanwijzen die bevoegd zijn om de apparatuur te gebruiken. Onder ‘gebruiken’ in artikel 4 wordt zowel het inzetten van de apparatuur, als de feitelijke bediening daarvan verstaan.

Voor de door de Minister van Financiën aangewezen ambtenaren geldt tevens dat zij dienen te voldoen aan de door de Minister van Veiligheid en Justitie vastgestelde eisen betreffende kennis van de juridische, operationele en technische aspecten van het gebruik van de apparatuur.

Daarnaast geldt dat, zoals hierboven reeds in het algemene deel is aangegeven, de door de Minister van Financiën aangewezen ambtenaren de IMSI-catcher slechts mogen inzetten nadat daartoe een last van de autoriteit die tot het strafvorderlijk onderzoek van telecommunicatie bevoegd is (de officier van justitie), is verkregen. Tevens wordt door de ambtenaren van de FIOD van het gebruik een proces-verbaal opgemaakt, zoals dit ook gebeurt na inzet door ambtenaren van de Nationale Politie.

De Minister van Economische Zaken,


X Noot
1

Artikel 4, eerste lid, Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie.

X Noot
2

Artikel I, onder B, van het ontwerpbesluit spreekt van ‘ambtenaar of functionaris’.

X Noot
3

Nota van toelichting bij het te wijzigen Besluit, Stb. 2002, 31, blz. 6

X Noot
4

KPN stelt: ‘In de afgelopen jaren is er (in overleg met de nationale politie) onderzoek gedaan naar effect van inzet van IMSI-Catchers. De zorgvuldigheid die de nationale politie betracht (zorgvuldige apparatuur keuze en training van personeel bij het gebruik van IMSI Catchers) beperkt de verstoring. Het zou wenselijk zijn dat de FIOD zich conformeert aan de apparatuur keuze en de operationele processen van de nationale politie.’

Naar boven