24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 378 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 september 2016

Kansen voor álle kinderen

Kinderen die opgroeien in een gezin met weinig geld, staan vaak aan de zijlijn. Zij zitten minder vaak op sport of muziekles dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen, mijden verjaardagsfeestjes omdat ze geen cadeautje kunnen meenemen, kunnen niet mee op schoolreisje of beschikken niet over een winterjas of een fiets. Het niet kunnen meedoen zorgt vaak voor een gevoel van uitsluiting en onzekerheid. Schaamte en stigmatisering kunnen van invloed zijn op de persoonlijke en psychische ontwikkeling van een kind en vergroten de kans op achterstand en ongelijkheid1. Het kan ook leiden tot onwenselijke economische en maatschappelijke gevolgen wanneer het talent van deze kinderen in de toekomst onvoldoende benut kan worden. Daarom stelt het kabinet, bovenop alle maatregelen van de afgelopen jaren, structureel 100 miljoen euro extra beschikbaar voor kinderen in armoede. Want alle kinderen in Nederland moeten mee kunnen doen. Sport, muziek en schoolreisjes, ze horen bij de basis voor ieder kind.

Aandacht voor armoede onder kinderen

Het kabinet heeft van meet af aan armoedebestrijding hoog op de agenda geplaatst en geïntensiveerd. In het regeerakkoord is structureel 100 miljoen euro beschikbaar gesteld voor gemeenten en maatschappelijke organisaties voor het armoede- en schuldenbeleid. Het kabinet heeft samen met de Kinderombudsman gemeenten gestimuleerd om een kindpakket samen te stellen. De belangstelling voor het Kindpakket neemt toe2.

Anita Schwab – Directeur Stichting Leergeld Den Haag

«Dankzij het Kindpakket, dat Stichting Leergeld samen met de gemeente Den Haag uitvoert, weet de gemeente 86% van de kinderen in minimagezinnen te bereiken. Dit betekent niet alleen dat kinderen weer mee kunnen doen maar betekent ook dat er zicht ontstaat op de thuissituatie. Stichting Leergeld komt bij de gezinnen thuis, weet de verbinding te leggen met de ouders en zo krijgen ouders ook informatie over andere voorzieningen die de gemeente kan aanbieden zoals schuldhulpverlening.»

Het kabinet heeft zowel de Kinderombudsman3 als de SER, in samenwerking met het SCP4, verzocht om onderzoek te doen naar en advies uit te brengen over kinderarmoede. Bij het onderzoek van de Kinderombudsman wordt vanuit het kind geredeneerd. In de praktijk zijn kinderen bij slechts 10 procent van de gemeenten betrokken bij de vormgeving en de inhoud van het kindpakket. En dat terwijl die betrokkenheid een belangrijke succesfactor is. Dat ondervond ik onder andere tijdens een werkbezoek aan de gemeente Leeuwarden waar een Kinderraad actief meepraat en ook bij mij op bezoek is geweest in Den Haag.

Harry van der Molen – Wethouder Leeuwarden

«Ik ben met de Wijkkinderraad een keer mee geweest naar het Ministerie in Den Haag, waar zij een presentatie hebben gehouden. Je ziet dan dat zij op een praktische manier kunnen aangeven wat echt benodigd is voor kinderen in de wijk. Deze aanpak om kinderen actief te betrekken is ook leuker dan beleidsmatig te bedenken wat kinderen nodig hebben. Bovendien kun je zo beter aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen.» 5

Landelijk zijn diverse partijen, publiek en privaat, actief om armoede onder kinderen terug te dringen. Ik heb veel bewondering voor de inzet van professionals en vrijwilligers die zich hiervoor inspannen. Het is van belang om in de praktijk te zien welke vraagstukken leven en welke antwoorden er worden verzonnen.

Om zicht op de praktijk te krijgen, samenwerking te bevorderen en goede voorbeelden te kunnen verspreiden, voer ik periodiek overleg met een delegatie van maatschappelijke organisaties en wethouders. Ook heb ik diverse werkbezoeken in het land afgelegd. Op deze manier heb ik inspirerende voorbeelden kunnen zien, zoals het Kinderzwerfboek van Stichting Kinderhulp – dat kinderen uit de doelgroep op een laagdrempelige manier stimuleert om boeken te lezen; de aanpak van Jarige Job waar vrijwilligers (bijvoorbeeld werknemers van bedrijven tijdens een dagje uit) zich inspannen om een verjaardagspakket samen te stellen voor kinderen uit gezinnen met een laag inkomen. Ook zag ik de kracht van vrijwilligers zoals bekende topsporters die zich actief inzetten om kinderen uit deze doelgroep te kunnen laten sporten.

Dex Elmont – Topjudoka & Ambassadeur Jeugdsportfonds

«Ik ben ambassadeur van het schooljudo en het jeugdsportfonds. Met schooljudo leren de kinderen de basis waarden van het judo kennen. Hier zie ik ook kinderen die geen lid kunnen worden van een club. Judo leert kinderen samenwerken, rekening houden met elkaar, je leert jezelf kennen, je eigen krachten. Judo is ook sociaal: niemand kan alleen judoën. Wat je ziet is dat kinderen het heel leuk vinden. Alle kinderen zouden moeten kunnen sporten.»6

Er is nog meer nodig

De bezoeken en gesprekken hebben mij ook duidelijk gemaakt dat ondanks alle inspanningen van de vrijwilligers, professionals en overheid, er nog steeds kinderen zijn in ons land die niet mee kunnen doen. De cijfers liegen niet. In 2014 leefden meer dan 400 duizend kinderen in een huishouden met een laag inkomen7. Een derde daarvan kan niet op muziekles of bij een sportclub door geldproblemen. Veel van hen kunnen niet hun verjaardag vieren, mee op schoolreisje of schoolboeken kopen8.

Het kabinet wil dat alle kinderen in Nederland kansrijk kunnen opgroeien, ook kinderen in een gezin met een laag inkomen. Daarom stelt het kabinet structureel 100 miljoen euro extra beschikbaar. Dat geld is bestemd voor benodigdheden voor kinderen (0 tot 18 jaar) die zij missen door gebrek aan geld. Dat gaat dan onder meer om schoolspullen, sportattributen, lidmaatschap van (muziek) verenigingen, zwemles, vakantie activiteiten of een abonnement op de bibliotheek. Om er zeker van te zijn dat de middelen direct bij de kinderen terecht komen, wordt de ondersteuning in natura aangeboden. Het kabinet zet zich daarnaast ook in om kansenongelijkheid in het onderwijs tegen te gaan. De Minister en Staatssecretaris van OCW zetten binnenkort uiteen hoe het kabinet dit wil aanpakken.

Mohamed El Mokaddem – Wethouder gemeente Westland

«Contacten met ouders leerden ons dat zij niet altijd de middelen hebben om van het eigen dorp naar het dorp met het zwembad te reizen. Dit had als gevolg dat zij hun kind dan maar niet op zwemles deden. Om dit probleem te «tackelen» zijn we sinds kort gaan samenwerken met alle zwembaden in onze gemeente. Nu kunnen kinderen van 5 en 6 jaar via het Kindpakket in alle zwembaden zwemdiploma A halen.»9

Hoe komt de 100 miljoen terecht bij de kinderen?

Sociale uitsluiting vindt plaats in verschillende domeinen die van belang zijn voor de ontwikkeling van het kind, zoals onderwijs, sport, cultuur en sociale contacten. Om sociale uitsluiting tegen te gaan is een integrale aanpak en intensieve samenwerking met alle relevante partijen essentieel. De gemeenten voorop, want zij zijn verantwoordelijk voor het armoedebeleid en weten welke partijen in de bestaande lokale infrastructuur kunnen bijdragen aan het signaleren en bereiken van deze kinderen, zoals scholen, Centra voor Jeugd en Gezin, sociale wijkteams, sportclubs en muziekverenigingen. Van deze 100 miljoen euro zal 85 miljoen euro structureel beschikbaar worden gesteld aan gemeenten via een decentralisatie-uitkering, verdeeld naar rato van het aantal kinderen in de gemeente dat opgroeit in een gezin met een laag inkomen. Ten aanzien van het doeltreffend inzetten van de middelen, sluit het Rijk een convenant af met de VNG. In deze bestuurlijke afspraken zal ook aandacht worden besteed aan het monitoren en evalueren van de voortgang en de rol en betrokkenheid van gemeenteraden. Inzet is dat er geen verdringing van bestaand beleid plaatsvindt: Het is van belang dat de huidige inzet van middelen door gemeenten onverminderd wordt voortgezet. De extra middelen dienen als aanvullende impuls. Mijn streven is om voor 1 november met de VNG tot afspraken te komen.

Om kinderen overal te bereiken, is niet alleen de inzet van gemeenten maar ook van maatschappelijke organisaties nodig zoals Stichting Leergeld, het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds. Zij hebben veel expertise om kinderen te bereiken, hebben ervaring met het efficiënt en doeltreffend verstrekken van voorzieningen in natura aan kinderen en slagen erin om andere relevante partners te betrekken bij het bieden van oplossingen, zoals scholen of hulpverleningsorganisaties. Het is daarom van belang dat gemeenten en maatschappelijke organisaties op lokaal niveau goed samenwerken. In veel gemeenten is deze goede samenwerking al gerealiseerd, bijvoorbeeld bij de uitvoering van het kindpakket waar een partij als Stichting Leergeld bij de gezinnen thuiskomt, de situatie bespreekt en aan de hand van maatwerk voorzieningen aanbiedt. Gemeenten kunnen er voor kiezen om de extra middelen (deels) via maatschappelijke organisaties bij de kinderen terecht te laten komen.

Niet alle kinderen zullen voldoende in zicht zijn bij gemeenten of kunnen of durven aankloppen voor ondersteuning. Leeftijd, schaamte, gezondheid of gezinsomstandigheden kunnen de weg naar gemeentelijke ondersteuning belemmeren. Kinderen mogen hier niet de dupe van zijn. Maatschappelijke organisaties, onderwijsinstellingen of partijen in de jeugdzorg kunnen een belangrijke en aanvullende rol vervullen. Zij kunnen armoede onder specifieke groepen kinderen signaleren, hen informeren over gemeentelijke voorzieningen en/of deze voorzieningen direct verstrekken. Daarom stelt het kabinet de komende jaren 14 miljoen euro beschikbaar voor landelijke en bovengemeentelijke initiatieven. Ook bij de inzet van deze middelen geldt als uitgangspunt dat deze ten goede moeten komen aan kinderen en dat deze in natura worden verstrekt.

De ambitie van het kabinet geldt uiteraard ook voor kinderen in Caribisch Nederland. Het kabinet stelt voor Caribisch Nederland dan ook structureel 1 miljoen euro beschikbaar.

Ilse van der Fits – Lerares Basisschool en Intermediair Jeugdsportfonds

«Sport leert kinderen samenwerken en om te gaan met winst en verlies. Kinderen die niet mee kunnen doen, kunnen hun verhaal op maandagochtend niet kwijt. Het is belangrijk dat ze kunnen vertellen wat ze hebben gedaan, dat geeft zelfvertrouwen. Het is belangrijk dat het Jeugdsportfonds nog meer onder de aandacht komt en mensen het taboe rondom armoede kunnen laten varen. Met nieuwe steun kunnen we nog meer kinderen bereiken».10

Vervolgproces

Ik zal de uitwerking ter hand nemen in nauwe samenwerking met VNG, gemeenten en maatschappelijke organisaties als Stichting Leergeld, het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de Kinderombudsman, zodat de expertise van partijen uit de praktijk optimaal wordt benut. Ook wil ik ervoor zorgen dat de stem van kinderen zelf tijdens het proces wordt gehoord. Zij weten immers als geen ander wat kinderen in armoede nodig hebben om kansrijk te kunnen opgroeien. De Kinderombudsman is op dit moment bezig met de kinderrechtentour. Tijdens deze tour spreekt zij veel kinderen en jongeren en ik heb met de Kinderombudsman afgesproken dat ik haar op een werkbezoek tijdens deze tour vergezel. Ik kijk uit naar de uitkomsten van deze tour.

Van belang is dat kinderen en alle partijen om het kind heen – zoals ouders, leerkrachten, buurtcoaches en hulpverleners – weten dat deze extra middelen er zijn en dat kinderen in armoede hier een beroep op kunnen doen. Daarom zal het kabinet landelijk publiciteit genereren om de middelen voor kinderen onder de aandacht te brengen.

Het kabinet zal de komende periode nadere invulling geven aan deze extra structurele investering zodat partijen zo spoedig mogelijk aan de slag kunnen om vanaf 1 januari 2017 kinderen die nu niet mee kunnen doen te bereiken en te ondersteunen met voorzieningen in natura. Ik zal u voor de begrotingsbehandeling van SZW informeren over de voortgang.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Save the Children (2016), Child Poverty. What drives it and what it means to children across the world

X Noot
2

Kamerstuk 24 515, nr. 322

X Noot
3

Kamerstuk 34 300, AG

X Noot
4

Kamerstuk 34 300, AB

X Noot
7

CBS (2015) Armoede en sociale uitsluiting 2015 N.B. Het CBS rapport bevat de laatste cijfers (over 2014) volgens hun definitie van een laag inkomen. Deze cijfers hebben geen betrekking op Caribisch Nederland)

X Noot
8

CBS (2015) Meer dan 400 duizend kinderen met risico op armoede

Naar boven