TOELICHTING
Algemeen
Voorgeschiedenis
Voorliggende subsidieregeling hangt samen met de Subsidieregeling flexibel hoger onderwijs
voor volwassenen. Laatstbedoelde regeling vloeide voort uit maatregelen die in de
kabinetsbrief Leven Lang Leren d.d. 31 oktober 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 30 012, nr. 41) zijn aangekondigd ter versterking van de flexibiliteit van het hoger onderwijs voor
volwassenen. Grondslag voor deze kabinetsbrief was het advies van de commissie flexibel
hoger onderwijs voor volwassenen (advies van de commissie Rinnooy Kan; Kamerstukken II 2013/14, 31 288, nr. 383).
In het rapport ‘Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen’ heeft deze commissie geadviseerd
een aantal experimenten op het gebied van flexibilisering van het hoger onderwijs
voor volwassenen uit te voeren. Dat advies heeft geleid tot het Besluit experimenten
flexibilisering hoger onderwijs. In dat kader zal onder meer worden onderzocht of
en in hoeverre:
-
− het experiment leidt tot meer flexibiliteit en vraaggerichtheid in het deeltijdse
en duale hoger onderwijs;
-
− dit leidt tot een verhoging van de toegankelijkheid en een vergroting van de aantrekkelijkheid
van het deeltijdse en duale hoger onderwijs, blijkend uit
-
− een aantoonbaar grotere deelname van volwassenen aan het deeltijdse en duale hoger
onderwijs, en
-
− meer volwassenen met een kwalificatie hoger onderwijs in de beroepsbevolking.
In de Kamerbrief over de stand van zaken experimenten vraagfinanciering en pilots
flexibilisering van 22 januari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 31 288, nr. 523), is aangegeven dat aan 20 instellingen waarvan de aanvragen in het kader van de
Subsidieregeling flexibel hoger onderwijs voor volwassenen in januari 2015 met een
voldoende zijn beoordeeld, in aanmerking komen voor deelname aan het experiment met
leeruitkomsten. Aan 14 van die 20 instellingen is begin 2016 een subsidie toegekend.
Aan de andere instellingen kon geen subsidie worden verleend vanwege uitputting van
het beschikbare subsidiebudget van € 25.000.000. Om de instellingen te stimuleren
tot deelname aan het experiment vraagfinanciering met opleidingen in de sector Zorg
en Welzijn en om de ontwikkelingen op het gebied van flexibilisering van opleidingen
hoger onderwijs voor volwassenen te ondersteunen, is in dezelfde Kamerbrief aangegeven
dat deze instellingen alsnog een subsidie zouden kunnen ontvangen, indien in 2017
voldoende instellingen bereid zijn tot deelname aan experimenten vraagfinanciering
in de sector Zorg en Welzijn, zodat die experimenten in 2017/2018 van start zullen
gaan. In februari 2017 is duidelijk geworden dat er inderdaad voldoende bekostigde
hogescholen zijn die deelnemen aan het experiment vraagfinanciering met opleidingen
in de sector Zorg en Welzijn, zodat de toezegging moet worden nagekomen alsnog subsidies
toe te kennen aan de instellingen waarvan de aanvraag in het kader van de Subsidieregeling
flexibel hoger onderwijs voor volwassenen met een voldoende was beoordeeld, maar die
vanwege uitputting van het subsidiebudget nog geen subsidie hadden ontvangen. Daartoe
wordt een aanvullend subsidiebudget van € 8.000.000 beschikbaar gesteld. Onderhavige
regeling vloeit voort uit de toezegging en strekt ertoe dat aanvullende budget op
transparante wijze te verdelen.
Hoofdlijnen van deze regeling
Om de instellingen te stimuleren en te ondersteunen bij het versterken van de flexibiliteit
en vraaggerichtheid van opleidingen hoger onderwijs voor volwassenen, wordt in het
kader van deze subsidieregeling € 8.000.000 beschikbaar gesteld. Met dit extra budget
kunnen instellingen waarvan de aanvraag op basis van de Subsidieregeling flexibel
hoger onderwijs voor volwassenen door de destijds ingestelde adviescommissie met een
voldoende was beoordeeld, maar die vanwege het subsidieplafond geen of minder subsidie
ontvingen, alsnog aanspraak maken op subsidie.
Zeven instellingen vallen onder de hierboven omschreven categorie. Het betreft: de
Hogeschool van Amsterdam, de Christelijke Hogeschool Ede, de Haagse Hogeschool, de
Hogeschool Rotterdam, de Hogeschool Zeeland, de Hogeschool Utrecht en hogeschool Inholland.
Voor laatstgenoemde instelling geldt dat niet het volledige gevraagde subsidiebedrag
kon worden toegekend vanwege de uitputting van het subsidiebudget. De overige zes
instellingen hebben in het geheel geen subsidie ontvangen.
De Subsidieregeling flexibel hoger onderwijs voor volwassenen extra tranche 2017 betreft
dus een nieuwe, aangepaste subsidieregeling voor deze afgebakende doelgroep, waarvan
de plannen, blijkens het advies van de Adviescommissie subsidiëring flexibel hoger
onderwijs voor volwassenen (adviescommissie), kwalitatief op orde zijn.
Deze zeven hogescholen kunnen met de subsidie projecten uitvoeren en actief experimenteren
met het flexibel inrichten van deeltijd en duaal hoger onderwijs gericht op de doelgroep
volwassenen en leren van de uitvoering daarvan. Omdat de middelen vooral bestemd zijn
voor ontwikkelwerkzaamheden, zal het zwaartepunt van de investeringen en de subsidiëring
vooral in de eerste jaren liggen van de projecten.
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is aanvullend van toepassing op de subsidieverstrekking.
Subsidiedoelstellingen en te subsidiëren activiteiten
De subsidiedoelstelling is identiek aan de doelstelling van de Subsidieregeling flexibel
hoger onderwijs voor volwassenen. De doelgroep in de regeling bestaat uit werkende
en werkzoekende volwassenen die na het initiële onderwijs verlaten te hebben een kwalificatie
in het hoger onderwijs willen behalen. Doorgaans studeren deze volwassenen in het
deeltijdse hoger onderwijs, maar er is ook duaal hoger onderwijs dat zich vooral richt
op deze doelgroep. Deelname aan projecten die in het kader van deze regeling worden
uitgevoerd staat daarom open voor zowel deeltijds hoger onderwijs als duaal hoger
onderwijs. De regeling betreft het deeltijdse en duale hoger onderwijs op alle niveaus
in het stelsel van hoger onderwijs: Associate degree, bachelor en master, in zowel
het hoger beroepsonderwijs als het wetenschappelijk onderwijs.
Doel van de regeling is om via het bieden van subsidie voor ontwikkelwerkzaamheden
de totstandkoming van flexibele opleidingstrajecten hoger onderwijs voor volwassenen
te stimuleren. De ontwikkelwerkzaamheden in het kader van flexibilisering betreffen
met name:
-
− de ontwikkeling en vaststelling van eenheden van leeruitkomsten;
-
− de ontwikkeling van methoden en instrumenten voor het vaststellen van flexibele opleidingstrajecten
voor individuele studenten en/of groepen studenten;
-
− de ontwikkeling van methoden en instrumenten voor leerwegonafhankelijke beoordeling
van realisatie van leeruitkomsten door studenten;
-
− de ontwikkeling van methoden en instrumenten voor validering van resultaten van leren
buiten de opleiding;
-
− de ontwikkeling van methoden en instrumenten voor werkend leren;
-
− de ontwikkeling van onderwijsaanbod ten behoeve van online leren;
-
− de ontwikkeling van methoden en instrumenten voor kwaliteitsborging gericht op alle
relevante elementen van flexibel opleiden;
-
− deskundigheidsbevordering ten behoeve van flexibilisering van de opleidingen;
-
− aanpassing van de bedrijfsvoering en onderwijslogistiek ten behoeve van het realiseren
van flexibele opleidingstrajecten.
Daarnaast komen werkzaamheden gericht op noodzakelijke aanpassing van en duurzame
verankering in beleid, organisatie en bedrijfsvoering in aanmerking voor subsidiëring.
Voor de implementatie en uitvoering van flexibele opleidingstrajecten hoger onderwijs
voor volwassenen is een experimenteer-AMvB in werking getreden, te weten ..... De
subsidieregeling ondersteunt genoemde zeven instellingen om te komen tot een zodanige
flexibilisering van het deeltijdse en duale hoger onderwijs dat zij die in het kader
van de experimenten kunnen implementeren en uitvoeren. Doel van de experimenten is
te komen tot een meer flexibele en vraaggerichte inrichting van die opleidingen, aansluitend
bij de specifieke kenmerken en behoeften van volwassenen en de vraag van werkgevers.
Daarmee moeten deze opleidingen aantrekkelijker worden, wat moet leiden tot een grotere
deelname van volwassenen aan het hoger onderwijs en een groter aandeel hoger gekwalificeerden
in de beroepsbevolking.
Inzichten opgedaan in flexibel deeltijds en duaal hoger onderwijs dat in het kader
van de experimenten worden uitgevoerd leiden na evaluatie en effectmeting tot besluitvorming
over structurele verankering van passende kaders voor flexibilisering in wet- en regelgeving.
Rol Inspectie en NVAO
De Inspectie van het onderwijs en de NVAO zijn betrokken bij de opzet van de eerste
subsidieregeling en de experimenteer-AMvB en zullen ook betrokken zijn bij de uitvoering
en evaluatie/effectmeting van de projecten die in het kader van de experimenten worden
uitgevoerd. De directe betrokkenheid van Inspectie en NVAO heeft tot doel:
-
• een veilige ontwikkelruimte te creëren voor deelnemende instellingen;
-
• NVAO en Inspectie mee te nemen in het proces en in interactie met de instellingen
inzichten te ontwikkelen die van belang zijn voor (de kwaliteitsborging van) flexibel
hoger onderwijs;
-
• de kwaliteit van de implementatie en uitvoering te ondersteunen en waarborgen;
-
• een gedegen basis te hebben voor evidence based besluitvorming over verankering van
passende kaders in wet- en regelgeving (t.b.v. flexibel hoger onderwijs) na afronding,
evaluatie en effectmeting van de experimenten.
OCW, Inspectie en NVAO ontwikkelden gezamenlijk een handreiking met informatie (aandachtspunten
en voorbeelden e.d.), om de instellingen te ondersteunen bij de ontwikkelwerkzaamheden
in de startfase van de pilots. Dit betreft informatie over het formuleren van leeruitkomsten,
het hanteren van leeruitkomsten t.b.v. vaststelling van flexibele opleidingstrajecten,
leerwegonafhankelijke beoordeling van leeruitkomsten (incl. validering) en borging
kwaliteit werkend leren e.d. Deze handreiking is in het voorjaar van 2016 verspreid
en gepubliceerd.
In de projecten die in het kader van de regeling kunnen worden uitgevoerd kunnen eenheden
van leeruitkomsten worden vastgelegd in de OER (onderwijs en examenregeling), in plaats
van het vastleggen van onderwijsaanbod in onderwijseenheden zoals dat nu het geval
is. De juridische grondslag hiervoor is vastgelegd in genoemde experimenteer-AMvB.
Gedurende het hele proces van ontwikkeling en uitvoering bestaat de mogelijkheid om
vragen voor te leggen. Ook wordt door een projectteam van het ministerie van OCW,
de NVAO en inspectie gezorgd voor (digitale) informatievoorziening ter ondersteuning
van de instellingen, in de vorm van landelijke bijeenkomsten, FAQ’s, voorbeelden van
good practices, checklists en aandachtspunten e.d.
Adviescommissie
Ten tijde van de aanvraagronde in 2015, heeft de minister ten behoeve van de subsidieverlening
advies ingewonnen van de adviescommissie. De adviescommissie heeft de minister 6 januari
2016 over de subsidieverlening geadviseerd.
Twintig instellingen (of samenwerkingsverbanden van instellingen) ontvingen een voldoende
beoordeling van de commissie. De commissie heeft, met inachtneming van het feit dat
instellingen die tevens deelnemen aan het experiment vraagfinanciering voorrang verdienden
te krijgen, een ranking opgesteld. Voor de zeven instellingen op wie deze subsidieregeling
betrekking heeft, geldt dat zij behoren tot de groep die van de adviescommissie een
voldoende score heeft ontvangen. Gezien hun plaats op de ranking zou verlening van
het (volledige) door hen aangevraagde subsidiebedrag leiden tot overschrijding van
het vastgestelde subsidieplafond.
Er is voor de toekenning op basis van deze subsidieregeling geen ranking nodig waardoor
advies in beginsel achterwege kan blijven.
Financiële gevolgen en administratieve lasten
Financiële gevolgen van deze subsidieregeling bedragen € 8.000.000. Bij de vaststelling
van het bedrag is uitgegaan van de in 2015 aangevraagde bedragen. Deze middelen zijn
afkomstig uit het totale budget van 65 miljoen additionele middelen, die worden gedekt
door het Regeerakkoord.
De administratieve lasten zijn in het kader van deze subsidieregeling beperkt tot
de noodzakelijke elementen. Instellingen die in aanmerking willen komen moeten een
geactualiseerde aanvraag indienen inclusief (aangepast) activiteitenplan en begroting
en moet voldoen aan de reguliere verantwoording (verplichtingen en subsidievaststelling
conform de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS). In totaal komen de administratieve
lasten uit op € 12.600 gemiddeld per jaar, voor een periode van 4 jaar. De incidentele
lasten voor het maken van de geactualiseerde aanvragen (en mogelijke bezwaren op de
besluiten) zijn € 9.450 voor alle partijen gezamenlijk. De incidentele kosten betreffen
het ontwikkelen en indienen van de subsidieaanvraag, het indienen van bezwaar tegen
afwijzing van de subsidie (in een beperkt aantal gevallen) en de kosten voor de accountantsverklaring
ten behoeve van subsidievaststelling.
Uitvoerbaarheid en handhaving
De Dienst Uitvoering Subsidies Instellingen (DUS-I) acht de regeling uitvoerbaar.
PIA (Privacy Impact Assessment)
Er is geen sprake van verwerking van persoonsgegevens.
Afstemming en advisering
Deze regeling is afgestemd met de Vereniging Hogescholen (VH). De VH had vragen over
de wenselijkheid van het opnieuw laten indienen van subsidieaanvragen, door instellingen
waarvan de aanvraag van oktober 2015 al met een voldoende is beoordeeld. De noodzaak
hiervan is toegelicht en wordt door de VH begrepen.
Artikelen
Artikel 5. Aanvragen
De nieuwe aanvraag dient te voldoen aan de eisen die in de bijlage zijn vastgesteld.
Er dient onder meer een formulier te worden gebruikt. Instellingen dienen ook aan
te geven in hoeverre het plan afwijkt van de aanvraag zoals die in 2015 werd ingediend
en wat de gevolgen hiervan zijn voor de begroting. Dat vergemakkelijkt de beoordeling
van de aanvraag. In de bijlage is aangegeven uit welke onderdelen de aanvraag moet
bestaan en waar de begroting aan moet voldoen.
Artikel 6. Subsidieplafond en subsidieverstrekking
Alleen instellingen waarvoor geldt dat aan hen geen of geen volledige subsidie is
verstrekt uitsluitend omdat het subsidieplafond, vastgesteld in de regeling flexibel
hoger onderwijs voor volwassenen, was bereikt, kunnen in het kader van deze subsidieregeling
een aanvraag indienen.
Het maximum subsidiebedrag per instelling bedraagt € 2.000.000, conform de voorgaande
subsidieregeling. Naar verwachting zullen instellingen aanvragen indienen die min
of meer identiek zijn aan de aanvragen van 2015. Per aanvraag kan het te verstrekken
subsidiebedrag daarom ook niet hoger zijn dan de in de aanvraag van 2015 aangevraagde
subsidie. Het subsidiebudget van 8 miljoen is gebaseerd op de destijds door de betreffende
instellingen gevraagde subsidiebedragen, zodat er voldoende budget beschikbaar is
om alle aanvragen te kunnen honoreren.
De subsidie bedraagt maximaal 75% van de begrote kosten van het project. Dit is een
hoger percentage dan de maximaal 50% subsidiëring in de voorgaande regeling. De reden
daarvoor is dat de instellingen in 2016 en in de eerste helft van 2017 al veel eigen
middelen in de uitvoering van het project hebben geïnvesteerd. Zij hebben voor een
belangrijk deel dus al aan hun matchingsplicht voldaan, waardoor het percentage voor
het komende tijdvak kan worden verlaagd.
Activiteiten waarvoor op grond van de Subsidieregeling open en online hoger onderwijs
reeds subsidie is verstrekt, worden niet gehonoreerd.
Artikel 8. Verantwoording
Het gaat in deze regeling uitsluitend om bekostigde instellingen die in aanmerking
kunnen komen voor subsidiëring en daarom zijn in deze regeling alleen de verantwoordingsvoorschriften
voor bekostigde hogescholen van toepassing. De verantwoording is conform de Kaderregeling
subsidies OCW, SZW en VWS en geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling
Jaarverslaggeving Onderwijs. De verantwoording verschilt per subsidiebedrag.
Subsidie tot € 125.000 wordt direct vastgesteld. Wanneer de activiteiten waarvoor
subsidie wordt verstrekt volledig zijn uitgevoerd en aan de aan de subsidie verbonden
verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed
aan andere activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt. Dit geldt niet wanneer
sprake is van subsidie van € 125.000 of meer. In dat geval wordt de subsidie verstrekt
met een voorschot dat per kwartaal wordt betaald en wordt de subsidie op een later
moment, na de ontvangen verantwoording, vastgesteld. De subsidie mag dan uitsluitend
besteed worden aan de activiteiten waarvoor deze wordt verstrekt.
Artikel 9. Overige verplichtingen
De subsidieontvanger is verplicht om mee te werken aan alle vormen van onderzoek en
informatievergaring gericht op het verschaffen van inlichtingen en inzichten aan de
minister, ten behoeve van de ontwikkeling van beleid en besluitvorming over structurele
verankering van passende kaders voor flexibilisering in wet- en regelgeving.
De subsidieontvanger is in dat kader verplicht om mee te werken aan de monitoring
en auditing van projecten die in het kader van de regeling wordt uitgevoerd en verstrekt
daartoe periodiek gevraagde kwalitatieve en kwantitatieve informatie.
De subsidieontvanger is verplicht om voor alle opleidingen opgenomen in de subsidieaanvraag
een aanvraag voor deelname aan het experiment leeruitkomsten in te dienen. De subsidie
wordt immers verstrekt voor ontwikkelwerkzaamheden gericht op deelname aan en uitvoering
van opleidingstrajecten in het kader van dat experiment.
Artikel 10. Wijziging van de Regeling flexibel hoger onderwijs voor volwassenen
Artikel 10 betreft een wijziging van de Regeling flexibel hoger onderwijs voor volwassenen.
De geldigheidsduur van deze regeling wordt met één jaar verlengd. Het extra jaar is
nodig voor het rechtmatig afhandelen van de verstrekte subsidies.
Artikel 11. Wijziging van de Regeling open en online hoger onderwijs
Dit artikel betreft een wijziging van de Regeling open en online hoger onderwijs.
Beoogd wordt tijdig kenbaar te maken dat voor de laatste (vierde) tranche van de regeling
open en online hoger onderwijs geen voorstellen meer kunnen worden ingediend in 2017.
Er zal namelijk een nieuwe Subsidieregeling gemaakt worden. De nieuwe subsidieregeling
zal in de zomer van 2017 worden vastgesteld. Naar verwachting zal in 2018 meer budget
beschikbaar is dan in 2017, namelijk zo’n € 1.500.000. Een nieuwe regeling is wenselijk,
omdat de focus van de regeling wordt verlegd naar het gezamenlijk ontwikkelen, delen
en hergebruiken van online onderwijsmateriaal.
Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum
De regeling vervalt gelijktijdig met de Regeling flexibel hoger onderwijs voor volwassenen,
namelijk per 1 januari 2022.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker