Regeling van de Minister van Economische Zaken van 16 februari 2016, nr. WJZ/15181182, houdende wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies in verband met de verlenging van subsidie-instrumenten en een wijziging in de benaming van een instrument

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, en 4 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.13.5, tweede lid, wordt de zinsnede ‘die door een financier (...) meer bedraagt dan € 50.000.000.’ op een nieuwe regel onder onderdeel b geplaatst.

B

In de artikelen 3.13.5, tweede lid, en 3.14.5, tweede lid, en in de bijlagen 3.13.1, artikel 3, onderdeel h, en 3.14.1, artikel 3, onderdeel f, wordt ‘€ 50.000.000’ telkens vervangen door: € 150.000.000.

C

Artikel 3.7.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.7.2 bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

2. De aanhef van het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

  • 2. Onverminderd het eerste lid bevat een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.7.2 ten minste:

D

In artikel 3.7.12 wordt ‘1 juli 2017’ vervangen door: 1 januari 2021.

E

Artikel 3.8.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsomschrijving van ‘CATRENE-innovatieproject’ vervalt.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van de begripsomschrijving van ‘ITEA3-innovatieproject’ door een puntkomma wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsomschrijving toegevoegd:

PENTA-innovatieproject:

innovatieproject dat wordt uitgevoerd door een internationaal innovatiesamenwerkingsverband en is voorzien van een label van het EUREKA cluster PENTA.

F

In de artikelen 3.8.2, 3.8.4, vierde lid en 3.8.5 wordt ‘CATRENE-innovatieproject’ telkens vervangen door: PENTA-innovatieproject.

G

In artikel 3.8.15 wordt ‘1 juli 2017’ vervangen door: 1 januari 2021.

H

In artikel 3.9.15 wordt ‘1 juli 2017’ vervangen door: 1 juli 2019.

I

Bijlagen 3.11.1 en 3.11.2 worden als volgt gewijzigd:

1. Artikel 3, eerste lid, onderdeel k, wordt telkens als volgt gewijzigd:

a. In subonderdeel 1° wordt ‘, of’ vervangen door een puntkomma.

b. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van subonderdeel 2° door ‘, of’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat per kalenderjaar het bedrag van € 200.000 niet overschrijdt, indien de Bank bij de melding, bedoeld in artikel 6, heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken;

2. Artikel 8 wordt telkens als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt ‘€ 1.000.000’ vervangen door: € 1.500.000.

b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste lid overschrijdt het totaal van de bedrijfsborgstellingskredieten per kalenderjaar een bedrag van € 200.000 niet, indien de Bank heeft aangegeven van de mogelijkheid, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel k, aanhef en subonderdeel 3°, gebruik te maken.

3. Artikel 9, zevende lid, onderdeel b, wordt telkens als volgt gewijzigd:

a. In subonderdeel 1° wordt ‘, of’ vervangen door een puntkomma.

b. In subonderdeel 2° wordt ‘, en’ vervangen door: , of

c. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. een MKB-ondernemer en sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat per kalenderjaar het bedrag van € 200.000 niet overschrijdt, indien de Bank bij de melding, bedoeld in artikel 6, heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken, ten minste 33,3 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Bank uitstel verleent als bedoeld onder a, en

4. Aan artikel 12, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma telkens een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. ten hoogste drie maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte bankfaciliteiten van de Bank voor de MKB-ondernemer indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 3°.

J

Bijlage 3.11.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 3, eerste lid, onderdeel k, wordt als volgt gewijzigd:

a. In subonderdeel 1° wordt ‘, of’ vervangen door een puntkomma.

b. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van subonderdeel 2° door ‘, of’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat per kalenderjaar het bedrag van € 200.000 niet overschrijdt, indien de kredietverstrekker bij de melding, bedoeld in artikel 6, heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken;

2. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt ‘€ 1.000.000’ vervangen door: € 1.500.000.

b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste lid overschrijdt het totaal van de bedrijfsborgstellingskredieten per kalenderjaar een bedrag van € 200.000 niet, indien de kredietverstrekker heeft aangegeven van de mogelijkheid, bedoeld in artikel 3, aanhef en eerste lid, aanhef en onderdeel k, subonderdeel 3°, gebruik te maken.

3. Artikel 9, zevende lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

a. In subonderdeel 1° wordt ‘, of’ vervangen door een puntkomma.

b. In subonderdeel 2° wordt ‘, en’ vervangen door: , of

c. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. een MKB-ondernemer en sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat per kalenderjaar het bedrag van € 200.000 niet overschrijdt, indien de kredietverstrekker bij de melding, bedoeld in artikel 6, heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken, ten minste 33,3 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de kredietverstrekker uitstel verleent als bedoeld onder a, en

4. Aan artikel 12, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. ten hoogste drie maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte financieringsfaciliteiten van de kredietverstrekker voor de MKB-ondernemer indien sprake is van een bedrijfsborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, subonderdeel 3°.

K

In bijlage 3.14.1, artikel 3, onderdeel f, wordt de zinsnede ‘die door een financier (...) meer bedraagt dan € 50.000.000.’ op een nieuwe regel onder onderdeel b geplaatst.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdelen C, D, E, F, G en H, treedt in werking met ingang van 1 april 2016.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, B, I, J en K, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 16 februari 2016

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

Aanleiding

In artikel 24a, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaren bevatten. Artikel 24a, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2001 bepaalt dat reeds bestaande subsidieregelingen maximaal tot 1 juli 2017 mogen doorlopen. Titels 3.7 (Eurostarsprojecten), 3.8 (Internationaal innoveren) en 3.9 (Innovatiekredieten) van de Regeling nationale EZ-subsidies (RNES) hebben derhalve een vervaldatum van 1 juli 2017. Een gewijzigde datum kan met onderbouwing aan de Kamer worden voorgelegd. Op grond van artikel 24a, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 is het ontwerp van de regeling op 20 november 2015 aan de Tweede Kamer overgelegd.1 De beleidsevaluaties van de desbetreffende subsidieregelingen in 2013 en 2014 zijn de basis voor de wijziging van de vervaldata.

Innovatiekredieten

Voor de regeling Innovatiekredieten wordt een gewijzigde vervaldatum van 1 juli 2019 voorgesteld op basis van de evaluatie Uitdagerskrediet en Innovatiekrediet van juli 2013. Het in opdracht van het ministerie van Economische Zaken uitgevoerde onderzoek toont aan dat het Innovatiekrediet een doeltreffend instrument is.

Eureka: Eurostars en Internationaal innoveren

Eurostars (titel 3.7 RNES), CATRENE, ITEA3 en Eureka-innovatieprojecten (titel 3.8 RNES) zijn subsidie-instrumenten die worden uitgevoerd onder de vlag van Eureka. Eureka is een netwerk van 40 landen, met participatie van de Europese Commissie, dat internationale samenwerking ondersteunt van innovatieve bedrijven om economische groei en werkgelegenheid te genereren in Europa. In de Kamerbrief over de evaluatie van Eureka en Eurostars van 6 november 2014 is aangegeven dat de wens bestaat tot het verlengen van deze Eureka-gelieerde instrumenten.2 De instrumenten Geïndustrialiseerde landen en Opkomende markten zijn naar aanleiding van de evaluatie per 1 juli 2015 geschrapt.

Eurostars-2 is onderdeel van het Europese onderzoek- en innovatieprogramma Horizon 2020 en heeft daarom een looptijd van 2014 tot en met 2020. Nederland heeft zich voor deze periode gecommitteerd aan deelname aan dit internationale programma ter bevordering van samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling door met name het midden- en kleinbedrijf. Het ligt voor de hand de vervaldatum in de RNES daarmee gelijk te trekken. Dat houdt een vervaldatum in van 1 januari 2021 voor titel 3.7 van de RNES.

ITEA3 loopt tot en met 2021. CATRENE loopt tot eind 2015 en zal worden opgevolgd door PENTA, met een looptijd tot 2021. PENTA houdt gelijke tred met Horizon 2020, dat ultimo 2020 afloopt. Ook voor artikel 3.8.15 van de RNES wordt daarom 1 januari 2021 als vervaldatum gehanteerd, om een eventueel vervolg van deze programma’s in samenhang met het vervolg op Horizon 2020 te kunnen bezien. In titel 3.8 van de Regeling nationale EZ-subsidies worden tevens de verwijzingen naar ‘CATRENE’ vervangen door ‘PENTA’. De Eureka-clusters ITEA3 en CATRENE/PENTA dragen bij aan de totstandkoming van strategische netwerken van industrie en kennisinfrastructuur over geheel Europa. CATRENE betreft onderzoek op het gebied van de micro- en nano-elektronica; ITEA3 is gericht op software voor software-intensieve diensten en systemen. De initiatieven zijn een belangrijk onderdeel van het innovatiecontract met de topsector Hightech Systemen en Materialen (HTSM).

Volgens artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht dienen subsidieregelingen eenmaal in de vijf jaar te worden geëvalueerd, hetgeen betekent dat de Eureka-programma’s in 2019 dienen te worden geëvalueerd. Daarvoor wordt bezien of onderzoeken naar de doeltreffendheid in de toekomst kunnen worden uitgevoerd in internationaal verband. Dat heeft als voordeel dat er efficiënter geëvalueerd kan worden en er meer data beschikbaar zijn voor kwantitatieve analyse. Voor Nederland is daarbij een belangrijk aandachtspunt dat zo een evaluatie voldoet aan de aanbevelingen van de Commissie Theeuwes in het rapport ‘Durf te meten’.

Het Innovatiekrediet wordt in 2018 opnieuw geëvalueerd. Daarmee wordt tevens opvolging gegeven aan de aanbeveling uit het onderzoeksrapport om de evaluatie in 2018 opnieuw uit te voeren op basis van uitgebreider datamateriaal, omdat er dan meer bekend is van de afloop van de lopende projecten. Bovendien is er dan een groter bestand aan aanvragers beschikbaar en zijn de waarnemingsperiodes langer. Daardoor kunnen de kwantitatieve analyses met grotere betrouwbaarheid verricht worden.

Verruiming garantieregelingen GO en BMKB

In het stimuleringspakket ondernemingsfinanciering3 van 18 oktober 2013 zijn de garantieregelingen Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) en Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) tijdelijk verruimd4 tot eind 2014. Vanwege de aanhoudende knelpunten die het bedrijfsleven ondervindt bij het aantrekken van krediet, heeft het kabinet in 2014 besloten deze verruimingen te verlengen. Dit is abusievelijk niet gewijzigd in de regeling. Omdat kredietverstrekkers en RVO.nl volgens de verruiming zijn blijven werken, wordt met terugwerkende kracht hier alsnog de basis voor geboden.

Het maximale garantiebedrag van de GO wordt verhoogd van € 25 miljoen naar € 75 miljoen, waardoor leningen van maximaal € 150 miljoen tot de helft gegarandeerd kunnen worden. De regeling Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) wordt verruimd door het per saldo borgstellingspercentage voor bestaande bedrijven te verhogen van 45% naar 67,5% met een maximum borgstellingskrediet van € 200.000. Starters, innovatieve MKB-ondernemers, maar ook bestaande bedrijven kunnen hierdoor voor kleine kredietaanvragen onder dezelfde voorwaarden gebruik van maken. Ook wordt het maximum bedrag waarvoor de overheid borg staat verhoogd van € 1 miljoen naar € 1,5 miljoen.

Hierdoor worden kredietverstrekkers extra gestimuleerd om krediet te verstrekken aan het bedrijfsleven.

Technische wijziging

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om een fout in artikel 3.13.5, tweede lid, en bijlage 3.14.1 te herstellen. Bij de overheveling van het voormalige artikel 3.12e van de subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen naar de Regeling nationale EZ-subsidies per 20 augustus 20145 is abusievelijk de zinsnede ‘die door een financier met toepassing van dit hoofdstuk aan de ondernemer onderscheidenlijk de groep is of zijn verstrekt of gelijktijdig wordt of worden verstrekt niet meer bedraagt dan € 50.000.000’ aan onderdeel b van artikel 3.13.5, tweede lid, toegevoegd, waar deze zinsnede op zowel onderdeel b als onderdeel a betrekking heeft. Door de genoemde zinsnede nu alsnog als ‘staarttekst’ onder onderdeel b op te nemen, wordt dit hersteld.

Regeldruk

De wijziging van de vervaltermijnen leidt niet tot het wijzigen van informatieverplichtingen en derhalve ook niet tot een toename van de administratieve lasten bij de gebruikers onder de regeling.

De tijdelijke uitbreiding van de BMKB leidt naar verwachting tot een toename van het aantal gehonoreerde kredietaanvragen van bedrijven waarbij door de kredietverstrekker gebruik wordt gemaakt van de regeling. De daarmee gepaard gaande extra administratieve lasten, die in zijn geheel neerslaan bij de banken, zijn in 2009 door het EIM becijferd op gemiddeld € 380 per (additionele) aanvraag. Indien het aantal additionele aanmeldingen in het kader van de regeling 500 bedraagt, neemt het totaal aan administratieve lasten dus toe met € 190.000. Het EIM heeft in haar rapport van 30 oktober 2009 de administratieve lasten voor de BMKB, gerelateerd aan de totale portefeuille aan openstaande garanties, berekend op 0,02%. Dit bedrag is daarom zo laag omdat deze maatregel aansluit bij de voor de kredietverstrekkers aangesloten bij de regeling bekende, bestaande systematiek voor verstrekking van borgstellingskredieten. De eenmalige administratieve lasten bij de 10 banken, die van de BMKB gebruik maken, zijn verwaarloosbaar. Ook de tijdelijke uitbreiding van de GO leidt naar verwachting tot een toename van het aantal gehonoreerde kredietaanvragen van bedrijven waarbij door de kredietverstrekker gebruik wordt gemaakt van de regeling. De administratieve lastendruk van de GO verandert niet en blijft gelijk op 0,001%. De regelingen brengen geen inhoudelijke nalevingskosten met zich mee.

Staatssteun

Met de wijziging van de vervaltermijnen wordt er gebleven binnen de staatssteunkaders die hierop van toepassing zijn, te weten artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Tevens wordt aan artikel 3.7.10 van de RNES een verwijzing toegevoegd naar artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening om te voldoen aan de informatieverplichtingen bij de subsidieaanvraag die voortvloeien uit de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Met de verruiming van de garantieregelingen wordt, voor zover sprake is van staatssteun, gebleven binnen de staatssteunkaders die hierop van toepassing zijn, te weten de de-minimisverordening.

Inwerkingtreding

De datum van inwerkingtreding, 1 april 2016, is overeenkomstig het beleid inzake de vaste verandermomenten. De termijn tussen publicatie en inwerkingtreding is evenwel korter dan voorgeschreven. Deze afwijking is gerechtvaardigd, omdat de spoedige inwerkingtreding van de regeling in het belang is van het bedrijfsleven. Met het publiceren van de verruimingen van de garantieregelingen BMKB en GO wordt afgeweken van het kabinetsbeleid voor vaste verandermomenten. Uitzondering hierop is in dit geval echter mogelijk, aangezien dit ongewenste private en publieke nadelen voorkomt. Zonder inwerkingtreding kunnen kredietverstrekkers namelijk geen gebruik maken van deze verruimingen voor kredietverlening aan het mkb, terwijl ze wel op de hoogte zijn gesteld dat deze mogelijkheid er was.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstukken II 2015/16, 32 637, nr. 213.

X Noot
2

Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1191.

X Noot
3

Kamerstukken II 2013/14, 32 637 nr. 85.

X Noot
4

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 17 oktober 2013, nr. WJZ / 13161402

X Noot
5

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 11 juli 2014, nr. WJZ / 13125043, houdende vaststelling van nationale subsidie-instrumenten op het terrein van Economische Zaken (Regeling nationale EZ-subsidies), (Stcrt. 2014, 20679)

Naar boven