Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 7 december 2016, nr. WJZ/16136009, tot wijziging van de Regeling Europese EZ-subsidies in verband met de invoering van een subsidiemodule voor de kalversector

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op Verordening (EU) nr. 1305/2015 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) 1698 van de Raad (PbEU 2013, L 347) en artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De regeling Europese EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.9 wordt ‘de bijlage bij deze regeling’ vervangen door: bijlage 1 bij deze regeling.

B

In artikel 2.1 wordt ‘hoofdstuk 3’ vervangen door: hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4, titel 4.2.

C

In hoofdstuk 4 wordt na artikel 4.1.19 een nieuwe titel ingevoegd, luidende:

TITEL 4.2 KWALITEITSREGELING VOOR DE KALFSVLEESSECTOR

Paragraaf 4.2.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.2.1 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder ‘betaalorgaan’, ‘landbouwer’ en ‘verordening 1306/2013’ hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 4.1.1 en wordt verder verstaan onder:

certificerende instantie:

certificerende instantie die ISO is geaccrediteerd voor certificeringswerkzaamheden door de Raad;

gids voor goede praktijken:

gids voor goede praktijken die aan de minister ter beoordeling is voorgelegd in overeenstemming met artikel 8.44, tweede lid, van de Wet dieren;

kalfsvlees:

vlees van kalveren die niet ouder zijn dan 12 maanden;

kwaliteitsregeling:

door de minister te erkennen of erkende vrijwillige certificeringsregeling, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder c, van verordening 1305/2013, voor de productie van kalfsvlees;

Raad:

Raad voor Accreditatie te Utrecht, of een andere nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2008, L218);

register:

register als bedoeld in artikel 1.27 van het Besluit houders van dieren;

verordening 1307/2013:

verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad.

Paragraaf 4.2.2 Voorschriften inzake de erkenning van een kwaliteitsregeling
Artikel 4.2.2 Eisen aan erkenning
  • 1. De minister verleent op aanvraag een erkenning aan een kwaliteitsregeling, indien wordt voldaan aan de eisen van de navolgende leden.

  • 2. De kwaliteitsregeling bevat voorschriften om het antibioticagebruik te verlagen, waaronder:

    • a. ten minste een voorschrift gericht op het verlagen van het niveau van het antibioticagebruik per bedrijf volgens een eenduidig systeem;

    • b. ten minste een voorschrift voor toezicht op en monitoring van het systeem dat moet leiden tot een verlaagd niveau van antibioticagebruik per bedrijf, en;

    • c. ten minste een voorschrift voor toezicht op het in het register geregistreerde antibioticagebruik.

  • 3. De kwaliteitsregeling bevat voorschriften voor een keteninformatiesysteem waarmee de transparantie in de keten, vanaf het melkveebedrijf tot aan de slacht, wordt vergroot op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn, waarvan deel uitmaakt:

    • a. ten minste een voorschrift gericht op binnenlandse verzamelcentra voor het verzamelen van kalveren van melkveebedrijven;

    • b. ten minste een voorschrift gericht op het verzamelen en delen van informatie over het gewicht en de leeftijd van het kalf;

    • c. ten minste een voorschrift gericht op het transport van kalveren vanaf de verzamelcentra, en;

    • d. ten minste een voorschrift gericht op be- en verwerkers van kalfsvlees, in het bijzonder gericht op slacht-, weeg- en classificatiegegevens.

  • 4. De kwaliteitsregeling bevat ten minste een voorschrift dat voorziet in een jaarlijkse evaluatie met een mogelijkheid tot wijziging van de regeling wanneer de uitkomsten hiervan of gewijzigde inzichten of nieuwe ontwikkelingen daarom vragen.

  • 5. De kwaliteitsregeling bevat aantoonbaar nieuwe voorschriften voor de productie van kalfsvlees, in het bijzonder wat betreft de voorschriften bedoeld in de leden 2 en 3, ten opzichte van de bestaande voorschriften zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 4.2.3 Aanvraag en verlening erkenning
  • 1. Een aanvraag voor erkenning kan tot 10 februari 2017 worden ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de naam, het adres en de vestigingsplaats van de aanvragende organisatie;

    • b. de kwaliteitsregeling;

    • c. een beschrijving waaruit blijkt dat aan de voorschriften van artikel 4.2.2 wordt voldaan, en;

    • d. een overeenkomst met een certificerende instantie, waarin ten minste de verplichtingen bedoeld in artikel 4.2.6. zijn opgenomen.

  • 3. De beschikking waarmee de erkenning wordt verleend, vermeldt ten minste de naam en vestigingsplaats van de organisatie.

  • 4. Een erkenning wordt verleend voor de looptijd van deze titel.

  • 5. Een erkenning is niet overdraagbaar.

Artikel 4.2.4 Schorsing en intrekking erkenning
  • 1. De minister kan een erkenning intrekken:

    • a. op verzoek van de aanvragende organisatie;

    • b. indien bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en kennis van de juiste en volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    • c. indien de accreditatie van de certificerende instantie is ingetrokken of niet meer geldig is;

    • d. indien de wijzigingen, bedoeld in artikel 4.2.5, niet of niet tijdig worden gemeld.

  • 2. De minister kan de erkenning schorsen indien:

    • a. de accreditatie van de certificerende instantie geheel of gedeeltelijk is geschorst;

    • b. sprake is van een van de gronden, bedoeld in het eerste lid, onder b en d.

Artikel 4.2.5 Wijzigingen doorgeven

Een aanvragende organisatie meldt wijzigingen in de gegevens, bedoeld in artikel 4.2.3, tweede lid, binnen 30 dagen aan de minister.

Artikel 4.2.6 Verplichtingen certificerende instantie
  • 1. De certificeringsinstantie verstrekt een certificaat aan landbouwers die deelnemen aan de kwaliteitsregeling.

  • 2. De certificeringsinstantie controleert jaarlijks of de landbouwer voldoet aan de kwaliteitsregeling.

  • 3. Indien blijkt dat de landbouwer niet voldoet aan de kwaliteitsregeling:

    • a. trekt de certificeringsinstantie het certificaat van de landbouwer in voor het jaar waarop de niet-naleving betrekking heeft, en

    • b. stelt de certificeringsinstantie de desbetreffende landbouwer en de minister hiervan binnen vier weken na de constatering van de niet-naleving in kennis.

  • 4. In geval van intrekking of schorsing als bedoeld in artikel 4.2.4 geeft de certificerende instantie de in het eerste lid bedoelde certificaten niet meer af.

Paragraaf 4.2.3 Voorschriften inzake de subsidieregeling
Artikel 4.2.7 Subsidieaanvraag en openstellingsperiode
  • 1. Een subsidieaanvraag kan door een landbouwer ingediend worden in de volgende periodes:

    • a. van 1 maart 2017 tot en met 30 april 2017;

    • b. van 1 maart 2018 tot en met 30 april 2018;

    • c. van 1 maart 2019 tot en met 30 april 2019.

  • 2. Onverminderd artikel 2.9 bevat een aanvraag tot subsidieverlening in ieder geval:

    • a. de aanmelding voor deelname aan de kwaliteitsregeling;

    • b. de meest recente status van het antibioticagebruik op het bedrijf van de landbouwer volgens het register; en,

    • c. een document waaruit het aantal afgeleverde kalveren blijkt in het jaar voorafgaand aan de aanvraag.

Artikel 4.2.8 Absolute weigeringsgronden

Onverminderd artikel 1.2, wordt geen subsidie verstrekt voor zover de landbouwer van overheidswege een andere bijdrage ontvangt voor de activiteit, bedoeld in artikel 4.2.9, eerste lid.

Artikel 4.2.9 Subsidiabele activiteiten en kosten
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor deelname door een landbouwer aan een kwaliteitsregeling voor een periode van maximaal vijf jaar.

  • 2. Voor zover zij direct verbonden zijn aan de uitvoering van de subsidiabele activiteit als bedoeld in het voorgaande lid, komen als subsidiabele kosten in aanmerking:

    • a. de kosten die worden gemaakt voor toetreding tot de kwaliteitsregeling;

    • b. de jaarlijkse bijdrage voor deelneming aan de kwaliteitsregeling, en;

    • c. de kosten voor verificatie van de naleving van de op grond van de kwaliteitsregeling geldende eisen.

  • 3. Artikel 2.3, derde en negende lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB is van overeenkomstige toepassing op een landbouwer als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4.2.10 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor activiteiten bedoeld in artikel 4.2.9, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 3.000 per landbouwer per jaar.

Artikel 4.2.11 Subsidieplafond en verdeling
  • 1. Het subsidieplafond voor deze regeling bedraagt € 6.000.000 per jaar voor een periode van vijf jaren.

  • 2. De minister verdeelt het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, op volgorde van rangschikking van de aanvragen per openstelling als bedoeld in artikel 2.4, onderdeel b.

Artikel 4.2.12 Rangschikkingscriteria
  • 1. De minister rangschikt een aanvraag voor deelname aan een kwaliteitsregeling, waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate de landbouwer meer kalveren houdt en er sprake is van een laag antibioticagebruik. Voor de rangschikking worden de volgende criteria toegepast:

    • a. Bedrijfsgrootte, waaraan de volgende scores worden toegekend met een wegingsfactor 1:

      • bedrijf minder dan 6 kalveren: 0 punten;

      • bedrijf met 6-25 kalveren: 3 punten;

      • bedrijf met 25-100 kalveren: 4 punten;

      • bedrijf met meer dan 100 kalveren: 5 punten.

    • b. Antibioticagebruik, waaraan de volgende scores worden toegekend met een wegingsfactor 2:

      • laag antibioticagebruik conform een gids voor goede praktijken: 3 punten;

      • geen laag antibioticagebruik conform een gids voor goede praktijken: 2 punten.

  • 2. Het aantal punten dat wordt behaald betreft de score onder a en b van het eerste lid vermenigvuldigd met de wegingsfactor. Het maximum aantal punten is 11.

  • 3. Indien een aanvraag minder dan 6 punten behaalt, wordt de aanvraag afgewezen.

  • 4. Aanvragen worden op volgorde van rangschikking toegewezen.

Artikel 4.2.13 Verplichtingen aanvrager

De aanvrager moet voldoen aan de kwaliteitsregeling als bedoeld in artikel 4.2.6.

Artikel 4.2.14 Betaling subsidie

De aanvraag tot betaling vindt jaarlijks plaats en bevat in ieder geval:

  • a. gegevens over de subsidieontvanger, waaronder naam, adres en het door de minister toegekende referentienummer;

  • b. het certificaat als bewijs van deelname aan de kwaliteitsregeling en als bewijs dat is voldaan aan de vereisten van de kwaliteitsregeling;

  • c. gegevens over en bewijs van de hoogte van de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten.

Artikel 4.2.15 Overdracht van bedrijf
  • 1. De aanspraak op betaling in enig jaar van aanvraag op basis van de overdracht van een bedrijf als bedoeld in artikel 8 van Verordening 809/2014, kan slechts worden gemaakt indien de landbouwer die het recht op subsidie voortvloeiende uit de deelname aan de kwaliteitsregeling heeft overgedragen de minister uiterlijk op 1 mei van het desbetreffende jaar van aanvraag met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld in kennis heeft gesteld van de overdracht.

  • 2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig en naar waarheid door de landbouwer ingevuld, ondertekend en gedagtekend.

Paragraaf 4.2.4 Controles en sancties
Artikel 4.2.16 Onregelmatigheden, controles en sancties

De artikelen 4.1.16 tot en met 4.1.18 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.2.17 Vervaldatum

Deze titel vervalt met ingang van 1 maart 2022, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

D

Het opschrift van de bijlage bij deze regeling komt te luiden: Bijlage 1 behorende bij artikel 1.9 Regeling Europese EZ-subsidies.

E

Er wordt een bijlage toegevoegd, zijnde de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 december 2016

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

BIJLAGE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL C

Bijlage 2, behorende bij artikel 4.2.2, vijfde lid, Regeling Europese EZ-subsidies

Bestaande voorschriften kwaliteitssysteem kalfsvleessector

Voorschrift

Interpretatie

Bron

Algemeen

   

Er is een actuele door de certificerende instantie (hierna: ‘CI’) gewaarmerkte plattegrond van het bedrijf aanwezig.

De plattegrond geeft voor zover van toepassing alle ruimten, de perceelgrenzen- en toegangen, bedrijfsgedeelte, de situering silo's (inclusief silonummers), mestopslag, opslag en aanbiedingsplaats destructiemateriaal, medicijnopslag, opslag van reinigings-, desinfectie- en ongediertebestrijdingsmiddelen, aggregaat, hygiënesluis, de gebruikelijke loop- en rijroutes, de afmetingen van de stallen en per stal het aantal afdelingen en aantal hokken en de hoeveelheid kalveren die per hok mogen zijn gehuisvest, gebaseerd op 1,8 m2/kalf aan. Indien het bedrijf nuchtere kalveren (nuka’s) opzet tot max. 15 weken (startbedrijf), dan mag een plattegrond op basis van 1,5 m2/kalf worden opgesteld. De totale hoeveelheid kalveren die op het bedrijf mag worden gehuisvest is eveneens aangegeven. Het bedrijfsgedeelte is het gedeelte van het perceel waar zich de kalverhouderij bevindt aangevuld met het gedeelte van het perceel waar verkeer van personen en/of transport van kalveren, voer en materialen tussen stallen / afdelingen plaatsvindt.

De plattegrond is aangepast aan de laatste stand van zaken.

IKB Vleeskalveren 2008 (www.Kalversector.nl ).

De rapportages en certificaten van de inspecties van de drie voorgaande jaren zijn beschikbaar.

 

IKB Vleeskalveren 2008, Bovenwettelijke invulling van Verordening(EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne.

Hygiëneregels en plattegrond (met bedrijfsgedeelte en looproutes) zijn zichtbaar aanwezig in hygiënesluis voor medewerkers en bezoekers en worden toegepast.

Op schrift gestelde hygiëneregels, aanwezig in de hygiënesluis bevatten minimaal de volgende meldingen: alleen beroepsmatige betreding van het deel van het bedrijf waar dieren staan, alleen na omkleden in hygiënesluis betreden van het schone (bedrijfs-) gedeelte, alleen bij toestemming eigenaar is betreding mogelijk, voor betreden melden bij eigenaar. U kunt hiervoor het voorbeeld formulier 'Hygiëneregels Kalverhouderij' gebruiken. Dit formulier is te vinden op www.kalversector.nl.

IKB Vleeskalveren 2008.

Het bedrijfseigen personeel is adequaat opgeleid.

Geldt alleen voor personeel dat in dienst is.

Adequaat: ten minste opleiding op minimaal MBO niveau of 1 jaar werkervaring in de intensieve kalverhouderij, of anders onder verantwoordelijkheid van iemand met genoemde kwalificaties.

Arbeidsomstandigheden-wet (wetten.overheid.nl).

Het bedrijf verkeert in goede staat van onderhoud.

Heeft betrekking op toegangswegen tot bedrijfsgedeelte, dierverblijven en voerkeuken. Goede staat is: geen lekkages, geen zwaar achterstallig onderhoud, bestrating en/of verharding in redelijke staat (geen kuilen), geen open of loshangende elektrische bedrading.

Bijlage 2 van Richtlijn 91/629/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren.

QS (Quality Scheme for food, www.q-s.de).

Materialen in de stal waar de vleeskalveren mee in aanraking komen, zijn niet schadelijk voor de vleeskalveren en kunnen worden gereinigd en ontsmet.

Er mag bijvoorbeeld geen sprake zijn van contact van de vleeskalveren met zware metalen (lood, kwik, cadmium).

Bijlage 2 van Richtlijn 91/629/EEG.

Het bedrijf maakt een visueel schoon en opgeruimde indruk.

Opgeruimde indruk: geen onnodig aanwezige materialen, maar alleen materialen aanwezig van werkzaamheden van desbetreffende werkdag.

Visueel schoon: ten minste geen visueel zichtbare restanten aanwezig op bijvoorbeeld koelkast, weegschaal, bureau etc.

De hygiënecode kalverhouderij is opgenomen in de regeling IKB Vleeskalveren gebaseerd op de verordening (EG) nr. 852/2004.

Het bedrijfsgedeelte en de stallen met directe toegang tot de dieren kunnen niet zonder meer betreden worden.

Niet zonder meer betreden: bijvoorbeeld door borden met de melding ‘geen vrije toegang tot stallen’ bij de ingang of door linten, kettingen, etc. Zodanig dat geen ongehinderde toegang verschaft kan worden.

Hygiënecode kalverhouderij.

Om het principe van schone (bedrijfs-) en vuile (externe) gedeelte op het bedrijf toe te kunnen passen is het noodzakelijk dat:

– er een duidelijk zichtbare lijn (of gespannen draad) op vloerhoogte van het erf is geplaatst, zodat verkeer van transportmiddelen niet belemmerd wordt; OF

– er een zodanig duidelijke aanduiding aanwezig is dat een bezoeker zich dient te melden, en door de hygiënesluis moet, voordat het schone (bedrijfs-) gedeelte betreden wordt; OF

– er een fysieke afscheiding (bijv. sloot, heg of hek) aanwezig is op de grens van het schone (bedrijfs-) en / of vuile (externe) gedeelte.

 

IKB Vleeskalveren 2008, \Bovenwettelijke invulling van Verordening (EG) nr. 852/2004.

Er is een bijgehouden bezoekersregister, per locatie, aanwezig met daarin naam, bedrijfsnaam en datum van bezoek.

Bezoekers die de stallen betreden dienen in het register te worden opgenomen.

Transporteurs die dieren komen laden of lossen kunnen het register tekenen. Transporteurs dienen in plaats van voormelde gegevens de volgende informatie te noteren in het register:

– datum transport;

– Naam transportonderneming.

Hygiënecode kalverhouderij.

Ongediertebestrijding

   

Ongedierte wordt geweerd en waar nodig bestreden. Indien overlast van ongedierte aanwezig blijft, is een gediplomeerd ongediertebestrijdingsbedrijf ingeschakeld.

Ongedierte: ratten, muizen en vliegen.

Hygiënecode kalverhouderij.

Er dient op het bedrijf een plattegrond aanwezig te zijn waarop is aangegeven waar lokdozen en bestrijdings-middelen zich bevinden. Dit voorschrift is niet van toepassing als er geen ongedierte aanwezig is en bestrijding niet uitgevoerd wordt.

 

IKB vleeskalveren 2008.

Er zijn alleen toegestane ongediertebestrijdingsmiddelen aanwezig, die in een gesloten kast en apart van dieren, diergeneesmiddelen en voedermiddelen worden opgeslagen.

Toegestane ongediertebestrijdingsmiddelen: de meest actuele lijst van toegelaten ongediertebestrijdingsmiddelen zoals opgenomen in de databank van College voor Toelating van Bestrijdingsmiddelen: www.ctb-wageningen.nl.

Hygiënecode kalverhouderij.

Het bestrijdingsmiddel voor ratten en muizen wordt in daarvoor geschikte lokdozen aangeboden.

Lokdozen dienen gesloten zijn.

Hygiënecode kalverhouderij.

De vleeskalveren hebben geen toegang tot bestrijdingsmiddelen.

 

Hygiënecode kalverhouderij.

Op het bedrijf zijn de aankoop en leverbonnen van alle op het bedrijf aanwezige ongediertebestrijdingsmiddelen aanwezig.

 

Hygiënecode kalverhouderij.

Aan- en afvoer van dieren

   

Alle aanwezige dieren zijn voorzien van 2 oormerken.

1 oormerk is toegestaan. Als er geen oormerk is, dient de aanvraag tot nieuwe oormerken aanwezig te zijn.

Regeling identificatie en registratie van dieren (wetten.overheid.nl).

Kalverhouder kan aantonen dat aangevoerde dieren vrij zijn van besmettelijke veeziekten d.m.v. importdocumenten / gezondheidsverklaring.

Bij een I&R blokkade dient kalverhouder de reden aan te geven.

Hygiënecode kalverhouderij.

I&R administratie is ten minste 3 jaar bewaard.

In deze I&R administratie is elke verplaatsing (zoals geboorte, afvoer, aanvoer, dood, import, etc.) opgenomen. Mag aantoonbaar gemaakt worden via digitaal bedrijfsregister, indien daarin tevens historie van 3 jaar bewaard is.

Richtlijn 92/102/EEG van de Raad van 27 november 1992 met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren.

Indien een deelnemende kalverhouder startkalveren opzet, controleert die kalverhouder of in voorkomend geval het toeleverende Nederlandse startbedrijf gecertificeerd is.

Controleren via het register van de SKV.

M.u.v. opzet startkalveren van buitenlandse startbedrijven.

IKB Vleeskalveren 2008.

Indien een kalverhouder startkalveren ontvangt, worden de meegeleverde gegevens m.b.t. diergeneesmiddelen-gebruik meegeleverd en ten minste 1 jaar in de administratie bewaard.

Deze gegevens omvatten:

– de koppelbehandelingen die bij de ontvangen koppel startkalveren uitgevoerd zijn, en;

– de individuele behandelingen die bij de ontvangen koppel startkalveren uitgevoerd zijn.

De diergeneesmiddelenregistratie moet herleidbaar zijn tot het herkomstbedrijf en de op het afmestbedrijf aanwezige kalveren.

Dit geldt zowel voor binnenlandse als buitenlandse kalveren.

Bovenwettelijke invulling van Verordening (EG) nr. 852/2004.

Indien een kalverhouder start-kalveren aflevert aan een vleeskalverhouderij voor verdere opfok, worden gegevens m.b.t. diergenees-middelengebruik bij deze startkalveren meegeleverd.

Deze gegevens omvatten:

– de koppelbehandelingen die bij de ontvangen koppel startkalveren (blank, rosé) uitgevoerd zijn, en;

– de individuele behandelingen die bij de ontvangen koppel startkalveren uitgevoerd zijn.

Bovenwettelijke invulling van Verordening (EG) nr. 852/2004.

Voer (installaties)

   

Indien geen transport van voer in eigen beheer plaatsvindt, dan moet voer zijn getransporteerd door GMP erkende transporteurs.

Verklaring aangegeven op aflever / vervoersdocumenten. GMP erkende transporteurs zijn te vinden op www.gmpplus.nl.

Code Diervoeder (www.gmpplus.org),

Bovenwettelijke invulling Verordening (EG) nr. 852/2004.

Al het aanwezige voer is afkomstig van GMP+ gecertificeerde diervoederleveranciers.

Aantonen d.m.v. voerbonnen. GMP+ gecertificeerde diervoederleveranciers zijn te vinden op www.gmpplus.nl.

Code Diervoeder.

Bij voerleverantie wordt of een ingangscontrole of een controle vóór vervoedering uitgevoerd, hierbij wordt gelet op de volgende punten:

– staat van het voer;

– houdbaarheidstermijn.

In geval van balen en/of kuilvoer is gecontroleerd (visueel / geur) of er geen broei aanwezig is, voer met broei wordt niet vervoederd.

In geval van aanvullende mengvoeders wordt gecontroleerd op dat:

– per aangekochte partij het type mengvoeder is aangegeven;

– per aangekochte partij de houdbaarheidstermijn zichtbaar is;

– per type mengvoeder de gebruiksvoorschriften bekend zijn.

Staat van het voer: het product mag geen zichtbare schimmels of niet-voederbestanddelen bevatten.

Voer mag niet over de houdbaarheidsdatum zijn. Dit voorschrift is niet van toepassing als de leverancier geen uiteindelijke houdbaarheidstermijn heeft aangegeven.

Partijen mengvoerder zijn zodanig opgeslagen dat verschillende type mengvoeders herkenbaar zijn.

De gebruiksvoorschriften zijn bekend doordat deze in de administratie zijn opgenomen of op de verpakking van het mengvoeder zijn weergegeven.

Code Diervoeder.

Voor baal/kuilvoer zijn uitsluitend toegelaten toevoegingsmiddelen gebruikt.

Toegelaten overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegings-middelen voor diervoeding. Aan te tonen met afleverbonnen van toevoegingsmiddelen.

Hygiënecode kalverhouderij.

De kuil (met gras/maïs) is afgedekt (met uitzondering van het snijvlak).

 

Hygiënecode kalverhouderij.

Voer is volgens voorschriften leverancier opgeslagen.

 

Code Diervoeder.

Voer voor verschillende diersoorten is gescheiden en duidelijk herkenbaar opgeslagen.

Diervoeder dat is bestemd voor andere diersoorten mag niet kunnen vermengen met het diervoeder dat is bestemd voor de vleeskalveren.

Uitzondering: enkelvoudige voeders die buiten de stallen zijn opgeslagen en voor meerdere diersoorten gebruikt kunnen worden.

Code Diervoeder.

Voer is niet in dezelfde ruimte waar dieren verblijven opgeslagen.

Werkvoorraad is toegestaan.

Code Diervoeder.

Voer is duidelijk gescheiden opgeslagen van chemicaliën.

 

Code Diervoeder.

Opgeslagen voeders zijn goed afgedekt of verpakt of overkapt of overdekt. Indien nodig met aanvullende ongediertebestrijding.

Verpakking of afdekking of overkapping of overdekking is in onbeschadigde staat.

Opgeslagen voeders zijn zodanig afgedekt of verpakt of afgedekt of bedekt dat verontreiniging met uitwerpselen van ongedierte of vogels zo goed mogelijk wordt voorkomen.

Indien er ongedierte aanwezig is, moet ongediertebestrijding worden toegepast.

Ongedierte: ratten, muizen en vliegen.

Code Diervoeder.

Voerinstallaties en waterinstallaties zijn in goede staat van onderhoud.

Geen lekkende slangen en / of gebroken kettingen e.d. en geen visueel aanwezige aangekoekte resten van voer of medicijnen.

Besluit houders van dieren (wetten.overheid.nl).

Er is geen beschimmeld voer aanwezig in de dierverblijven.

 

Code Diervoeder.

Indien middelen aan het voer zijn toegevoegd, is dit gedaan conform adviezen van leverancier van de toevoegingsmiddelen.

Advies leverancier van de toevoegingsmiddelen is aanwezig op het bedrijf.

Code Diervoeder.

Het rantsoen bevat ten minste 50 gram vezelhoudend droog-voer per dag per dier van 8 tot 20 weken oud. Het rantsoen bevat ten minste 250 gram vezelhoudend voer per dag per dier vanaf 20 weken oud.

Vezelhoudend voer: ruwvoer (maïsproducten, hooi, stro, etc.).

Krachtvoer dat vezels bevat mag worden gerekend als vezelhoudend droogvoer. Hierbij moet worden uitgegaan van het gewicht van het verstrekte krachtvoer.

Besluit houders van dieren.

Bij beperkte voedering is de voerbaklengte per kalf minimaal 0,40 meter.

 

Besluit houders van dieren.

Bij onbeperkte voedering is het mogelijk dat ten minste 3 dieren tegelijk eten.

Minimale voerbaklengte van 1.20m.

Besluit houders van dieren.

Alle kalveren krijgen ten minste 2 maal per dag voer en kalveren in groepshokken moeten allemaal tegelijk kunnen eten.

N.v.t. bij ad libitum voedering of via automatisch voedersysteem.

Besluit houders van dieren.

Alle middelen die, naast voer en diergeneesmiddelen, worden toegediend voldoen aan GMP+, hebben een RegNL nummer of zijn toegelaten homeopathische middelen. Ook enkelvoudig voor humaan gebruik toegelaten homeopathische middelen zijn toegestaan.

Toegelaten homeopathische middelen zijn te vinden op:

https://www.cbg-meb.nl/dieren

IKB Vleeskalveren 2008.

Medicijnmenger verkeert in goede staat van onderhoud.

Geen lekkende slangen en / of buizen e.d. en geen visueel aanwezige aangekoekte resten van medicijnen.

IKB Vleeskalveren 2008.

Afleverbewijzen van voer en toevoegingsmiddelen van de afgelopen 5 jaar zijn aanwezig.

 

Code Diervoeder.

De dieren hebben onbeperkt de beschikking over drinkwater.

Niet noodzakelijk indien melkvoedering wordt gegeven. Bij warm weer (buitentemp > 25˚C) en voor zieke kalveren dient altijd vers drinkwater beschikbaar te zijn en moet het altijd mogelijk zijn om extra watergift te geven.

Besluit houders van dieren.

De aan-, afvoer of sterfte van dieren wordt binnen 24 uur na aan-, afvoer of sterfte in het I&R-systeem gemeld.

Alle meldingen moeten correct zijn gedaan in het I&R systeem.

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (www.wetten.overheid.nl)

Gewasbeschermingsmiddelen

   

Er zijn alleen toegestane gewasbeschermingsmiddelen gebruikt.

Toegestaan volgens de databank van College voor Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) (www.ctb-wageningen.nl). Aan te tonen met afleverbonnen.

Hygiënecode kalverhouderij.

Gewasbeschermingsmiddelen zijn, indien aanwezig, in een gesloten kast of ruimte, apart van dieren, diergeneesmiddelen, R&O middelen en voedermiddelen opgeslagen.

 

Hygiënecode kalverhouderij.

Wachttijden van gewasbeschermingsmiddelen zijn in acht genomen.

Moet aantoonbaar gemaakt worden aan de hand van de perceeladministratie

Hygiënecode kalverhouderij,

Bovenwettelijke invulling van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (www.wetten.overheid.nl).

Aankoop en leverbonnen van gewasbeschermingsmiddelen zijn in de administratie opgenomen.

 

Hygiënecode kalverhouderij.

Huisvesting

   

In de ruimte waar vleeskalveren gehuisvest zijn, worden geen andere landbouwhuisdieren dan runderen gehouden.

Vleesvee, fokkalveren etc. behoren ook tot de categorie 'andere landbouwhuisdieren'.

IKB Vleeskalveren 2008.

De stallen / dierverblijven worden geventileerd.

 

Besluit houders van dieren.

De stal is voorzien van licht doorlatende delen die ten minste 2% van het vloeroppervlak van de stal beslaan.

Lichtdoorlatend materiaal is schoon. Alle oppervlaktes / delen die licht doorlaten worden meegerekend, tenzij de normale afsluitwijze van dit deel (deur / luik / gordijn) niet lichtdoorlatend is. Delen moeten gelijkmatig over de stal verspreid zijn.

Besluit houders van dieren.

Het mestopvangsysteem in de dierverblijven is zodanig dat kalveren schoon blijven.

 

Besluit houders van dieren.

Zieke en gewonde kalveren kunnen indien nodig worden geïsoleerd in adequate lokalen (eenlingbox/ ziekenbox) met indien nodig droog en comfortabel strooisel.

De vereiste ruimte beslaat minimaal 1 procent van de kalverplaatsen, met een minimum van 1 plaats. Indien ruimte niet standaard aanwezig is, maar gecreëerd wordt, dan moet dit aantoonbaar zijn.

Besluit houders van dieren.

Dierruimtes, voerruimtes, voerkeukens e.d. zijn visueel schoon.

 

Besluit houders van dieren.

Eenlingboxen worden alleen gebruikt voor kalveren niet ouder dan 8 weken of als ziekenboxen op voorschrift van een dierenarts.

Niet van toepassing als een dierenarts heeft verklaard dat het kalf in verband met zijn gezondheid of gedrag moet worden geïsoleerd om te worden behandeld.

Besluit houders van dieren.

De breedte van de eenlingboxen is minimaal gelijk aan de schofthoogte van het kalf.

De schofthoogte wordt gemeten terwijl het kalf rechtop staat.

Besluit houders van dieren.

De lengte van een eenlingbox is ten minste 1,1 maal de lengte van het kalf.

De lengte van het kalf wordt gemeten van de neuspunt tot aan de achterkant van de zitbeenknobbel.

Besluit houders van dieren.

De zijwanden van een eenlingbox zijn opengewerkt zodanig dat dieren elkaar kunnen zien en aanraken.

Niet van toepassing op eenlingboxen voor zieke dieren.

Besluit houders van dieren.

Indien niet in eenlingboxen gehuisvest is het vloeroppervlak per kalf (levend gewicht) minimaal:

bij gewicht < 150 kg: 1,5 m2;

bij gewicht > 150 kg; 1,8 m2.

 

Besluit houders van dieren.

Kalveren moeten kunnen liggen op een vloer die is ingestrooid of is voorzien van een kunststof mat, houten latten rooster of rubber toplaag.

Voor rosé stierkalveren geldt dit voorschrift tot een leeftijd van 2 maanden.

Besluit houders van dieren.

De vloeren zijn stroef, zonder scherpe uitsteeksels.

 

Besluit houders van dieren.

Er is verlichting in de stal aanwezig om de vleeskalveren te allen tijde te kunnen inspecteren.

De verlichting moet van zodanige sterkte zijn dat de vleeskalveren goed te zien zijn.

Besluit houders van dieren.

Er zijn geen scherpe randen of scherpe uitsteeksels aanwezig in de stallen en/of dierverblijven die kalveren kunnen verwonden (geldt ook voor hekken en wanden die gebruikt worden bij het verplaatsen van de kalveren).

 

Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren.

Diergezondheid

   

Voor de bewaking van de gezondheid van de dieren is een overeenkomst gesloten met een door Geborgde Vleeskalverendierenarts gecertificeerde dierenarts en deze overeenkomst is inzichtelijk via InfoKalf (https://infokalf.skv.info)

Kalverhouder heeft met de dierenarts de Overeenkomst kalverhouder, kalvereigenaar en Geborgde Vleeskalverendierenarts (conform Bijlage I van het Reglement Geborgde Vleeskalverendierenarts) gesloten.

Er mag slechts één overeenkomst per diersoort, per UBN afgesloten worden.

De overeenkomst is digitaal inzichtelijk via InfoKalf.

Regeling diergeneesmiddelen (www.overheid.nl).

De kalverhouder heeft ervoor gezorgd dat de dierenarts minimaal 1 maal per kwartaal het bedrijf bezoekt.

Het is ook toegestaan om 2x per half jaar de dierenarts het bedrijf te laten bezoeken. Voor een klinische inspectie en bedrijfsbegeleiding (op grond van bijvoorbeeld productiegegevens, AM en PM keuringsresultaten). Aan te tonen door bezoekersrapportage dierenarts.

Regeling diergeneesmiddelen.

Zieke dieren zijn, indien nodig, ondergebracht in ruimte voor zieke en gewonde dieren.

Ruimte voldoet aan voorwaarden huisvesting. Zieke dieren zijn op verklaring dierenarts (bezoekrapportage), dieren met zware kreupelheden, dieren met zware verwondingen en sterk verzwakte dieren als gevolg van ziekte of anderszins.

Besluit houders van dieren.

De kalverhouder bewaakt het hemoglobinegehalte van de blanke vleeskalveren.

Bewaken kan door bloedonderzoeken en/of toediening van ijzer. Deelnemer kan dit schriftelijk aantonen via leverbonnen van ijzerpreparaten of de uitslagen van onderzoek. N.v.t. op rosé vleeskalveren.

Besluit houders van dieren.

Diergeneesmiddelen

   

Toediening diergeneesmiddelen gebeurt volgens de bijgeleverde gebruiksvoorschriften (toedieningswijze en duur dosering, wachttijd).

 

Regeling diergeneesmiddelen,

Besluit houders van dieren.

Er worden alleen schone en werkende bedrijfseigen hulpmiddelen gebruikt bij het toedienen van diergeneesmiddelen.

Indien dierenarts eigen schone hulpmiddelen gebruikt is dit ook toegestaan.

Hygiënecode kalverhouderij.

Eventuele niet zichtbare afwijkingen als gevolg van toedienen van diergeneesmiddelen (bv. door een naald) zijn, indien bekend, gemeld aan het slachthuis.

Afwijkingen worden gemeld op de afleververklaring met locatie van afwijking plus identificatie dier.

IKB Vleeskalveren 2008.

Er is een bedrijfsbehandelplan.

Het bedrijfsbehandelplan moet voldoen aan de volgende criteria:

- op een duidelijke manier is aangegeven dat het betreffende document bedrijfsbehandelplan heet;

- het bedrijfsbehandelplan dient te zijn voorzien van een datum van uitgifte.

Besluit houders van dieren.

Er zijn alleen antimicrobiële middelen op het bedrijf aanwezig die staan vermeld in het bedrijfsbehandelplan (BBP) óf er moet een onderbouwing (schriftelijk verslag) aanwezig zijn die door de dierenarts is opgemaakt.

 

Regeling diergeneesmiddelen.

De kalverhouder heeft voorgeschreven UDD-/UDA-diergeneesmiddelen voor de vleeskalveren uitsluitend afgenomen van de dierenarts waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten, of van de apotheek van de praktijk van de dierenarts waarmee hij een overeenkomst heeft afgesloten.

Indien er bij een spoedgeval een andere dierenarts wordt ingeschakeld, die UDD- / UDA-diergeneesmiddelen afgeeft, moet er een visitebrief aanwezig zijn waarin staat vermeld dat het een spoedconsult betrof.

Bovenwettelijke invulling van de Regeling diergeneesmiddelen.

De kalverhouder heeft UDD-diergeneesmiddelen voor de vleeskalveren uitsluitend laten toepassen door de dierenarts waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten, of diens vervanger.

Onder voorwaarden mogen sommige antibiotica, op voorschrift van de dierenarts, zelf door kalverhouder worden toegepast. Deze voorwaarden zijn minimaal een instructie van de dierenarts (voor tweede keus antibiotica) en / of vermelding in het bedrijfsbehandelplan.

Bovenwettelijke invulling van de Regeling diergeneesmiddelen.

Er zijn slechts voor runderen geregistreerde diergeneesmiddelen op het bedrijf aanwezig.

Indien sprake is van voorgeschreven middelen volgens de cascaderegeling (incl. buitenlandse diergeneesmiddelen) voor runderen: er is een verklaring van de dierenarts aanwezig voor het toepassen van deze middelen.

Indien op het bedrijf meerdere diersoorten worden gehouden mogen diergeneesmiddelen aanwezig zijn die voor deze diersoorten zijn geregistreerd. Deze moeten per diersoort apart worden bewaard.

IKB Vleeskalveren 2008,

Bovenwettelijke invulling van het Besluit houders van dieren.

De aanwezige URA-diergeneesmiddelen zijn afkomstig van een toegelaten verkoopkanaal.

Aantonen met. afleverbonnen.

Toegelaten verkoopkanaal: medicijnen zijn afkomstig van de dierenarts zelf, een openbare apotheker of een leverancier met een afleververgunning van gekanaliseerde middelen.

Bovenwettelijke invulling van het Besluit houders van dieren en van de Regeling diergeneesmiddelen.

Diergeneesmiddelen zijn in een gesloten kast / ruimte gescheiden van dieren en / of voeders opgeslagen.

Kast of ruimte moet met een deur afgesloten of gescheiden zijn. Deze hoeft niet op slot te zijn. In deze kast of ruimte mogen alléén diergeneesmiddelen worden opgeslagen.

Hygiënecode kalverhouderij.

Diergeneesmiddelen zijn per diersoort opgeslagen.

Diersoort: runderen, varkens, pluimvee, etc. Binnen 1 (koel)kast verschillende compartimenten of planken per diersoort is toegestaan.

IKB Vleeskalveren 2008,

Bovenwettelijke invulling van het Besluit houders van dieren.

De kalverhouder heeft geen volledige koppelkuur antibiotica op voorraad.

Op voorraad: termijn tussen ontvangst koppelkuur en gebruik koppelkuur is maximaal 2 werkdagen. Gebruik is aantoonbaar door recept of/ bezoekersrapportage dierenarts. Bij annulering of wijziging koppelkuur of uitgifte 2 kuren in 1 keer dient de dierenarts waarmee een overeenkomst is getekend in het bezoekersverslag een reden aan te geven.

UDD-regeling (Stcrt. 2013, 23390).

De kalverhouder stelt i.s.m. de dierenarts en eventueel vertegenwoordiger van de kalvereigenaar jaarlijks een bedrijfsgezondheidsplan op.

Jaarlijks: 1x per kalenderjaar.

UDD-regeling.

Het bedrijfsgezondheidsplan is voorzien van de naam en de handtekening van de kalverhouder en de dierenarts en, indien hier sprake van is, de vertegenwoordiger van de kalvereigenaar.

 

UDD-regeling.

Het bedrijfsgezondheidsplan is voorzien van het UBN van het bedrijf.

 

UDD-regeling.

Het bedrijfsgezondheidsplan is voorzien van de datum waarop het bedrijfsgezondheidsplan is opgesteld.

 

UDD-regeling.

Het bedrijfsgezondheidsplan beschrijft welke aspecten van de bedrijfsgezondheid aandachtspunten zijn of verbetermaatregelen nodig hebben. Hierbij worden de volgende aspecten overwogen:

– verteringsproblemen tijdens de startperiode;

– verteringsproblemen tijdens de mestperiode;

– luchtwegaandoeningen tijdens de startperiode;

– luchtwegaandoeningen tijdens de mestperiode;

– overige aandoeningen die zich op het bedrijf voordoen;

– uitval tijdens de startperiode;

– uitval tijdens de mestperiode;

– groei van de dieren;

– achterblijvers of onvolwaardige groei;

– medicijngebruik voor individuele behandelingen;

– medicijngebruik voor koppelbehandelingen;

– vleeskleur;

– overige aspecten die relevant zijn voor het bedrijf.

 

Aanvullende bovenwettelijke invulling van de UDD-regeling.

Er is actueel een bedrijfsgezondheidsplan aanwezig.

Actueel betekent daterend uit het lopende kalenderjaar of ten minste het voorgaande kalenderjaar.

UDD-regeling

De kalverhouder gebruikt geen cefalosporinen voor de behandeling van vleeskalveren.

Voorschrift geldt zowel voor individuele behandelingen als koppelbehandelingen.

IKB Vleeskalveren 2008.

De kalverhouder heeft geen derde keus middelen antibiotica op het bedrijf op voorraad.

Derde keus middelen zijn middelen die zoals genoemd in het document 'Overzicht derde keus middelen' gepubliceerd door de SDa in mei 2012.

Op voorraad: termijn tussen ontvangst van een derde keuze middel en het gebruik van het derde keuze middel is maximaal 2 werkdagen. Gebruik is aantoonbaar door recept / bezoekersrapportage dierenarts. Bij annulering / wijziging behandeling: dierenarts waarmee een overeenkomst is getekend dient in bezoekersverslag reden aan te geven. "

UDD-regeling.

Bij individuele behandeling (m.i.v. dag 1) na het opzetten van de eerste kalveren van de lopende ronde is ten minste het volgende, per kalf, genoteerd in het logboek:

– naam diergeneesmiddel of registratienummer;

– Gebruikte hoeveelheid diergeneesmiddel (dosering per dier);

– werknummer;

– behandeldagen.

Het 'Registratieformulier individuele behandelingen'. Dit formulier is te vinden op www.kalversector.nl.

Registratie is niet verplicht indien de wachttermijn 0 dagen bedraagt.

Werknummer: Of, indien noodzakelijk i.v.m. tracering, ID-code volledig.

Bij behandeldagen heeft de kalverhouder de keuze tussen het noteren van de startdatum met het aantal behandeldagen of het noteren van de data van de behandeldagen.

Bovenwettelijke invulling van het Besluit houders van dieren en de Regeling diergeneesmiddelen.

Diergeneesmiddelen die verloren gaan op een andere wijze dan door toediening zijn in het logboek geregistreerd.

Genoteerd moeten worden: de datum, naam diergeneesmiddel, verloren gegane hoeveelheid en wijze van verloren gaan

Regeling diergeneesmiddelen.

Verslagen van dierenartsbezoeken die door de dierenarts worden achtergelaten bij de kalverhouder, worden door de kalverhouder bewaard.

Dit mag ook middels een doordruk of een kopie (evt. digitaal).

Regeling diergeneesmiddelen.

Overig

   

Kadavers zijn volgens de geldende regelgeving gemeld bij destructiebedrijf.

Geldende regelgeving: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren of Wet Dieren.

Hygiënecode kalverhouderij,

Bovenwettelijke invulling van de Regeling dierlijke bijproducten (wetten.overheid.nl).

Kadavers zijn direct na ontdekken ter destructie aangeboden op de aanbiedingsplaats voor kadavers.

 

Hygiënecode kalverhouderij,

Bovenwettelijke invulling van de Regeling dierlijke bijproducten.

Kadaveropslag en aanbiedings-plaats zonder kadavers zijn te allen tijden visueel schoon.

Visueel schoon: geen aanwezigheid van dierlijke resten of andere afvalstoffen.

Hygiënecode kalverhouderij

Er is een verharde reinigbare aanbiedingsplaats voor kadavers aanwezig.

Verhard: klinkers, tegels, asfalt of beton.

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s,

Bovenwettelijke invulling van de Regeling dierlijke bijproducten.

De aanbiedingsplaats voor kadavers is af te dekken (bv. met de kadaverstolp).

Zodanig dat de kadavers niet zichtbaar zijn voor passanten en niet vrij toegankelijk zijn voor vogels, knaagdieren, honden, katten, etc.

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s,

Bovenwettelijke invulling van de Regeling dierlijke bijproducten.

Restanten van chemicaliën inclusief direct verpakkingsmateriaal worden afgevoerd via de lokale voorzieningen.

Chemicaliën: gewasbeschermingsmiddelen, R&O middelen, dierbehandelingsmiddelen, verf, diergeneesmiddelen, enz. Toegestane lokale voorzieningen: afvoer via chemobox, afvoer door afgifte bij gemeentelijke afvalverzamelpunt.

Milieuregelgeving (www.ilent.nl),

Bovenwettelijke invulling van Verordening (EG) nr. 852/2004.

Op het bedrijf zijn REOB gecertificeerde brandblusmiddelen beschikbaar.

De brandblusmiddelen moeten onderhouden worden door REOB gecertificeerde onderhoudsbedrijven voor blusmiddelen. Na iedere onderhoudsbeurt wordt de gele sticker op het brandblusmiddel vervangen.

REOB gecertificeerde bedrijven zijn te vinden op: http://cibv.nl/erkende-bedrijven/ of http://www.kiwa.nl/gecertificeerde-bedrijven.aspx.

IKB Vleeskalveren 2008.

Bij volledige mechanische ventilatie en afwezigheid mogelijkheid tot natuurlijke ventilatie: Er is een noodstroomaggregaat op het bedrijf aanwezig inclusief werkend alarmsysteem voor stroomuitval.

Andere noodvoorziening is ook toegestaan.

Besluit houders van dieren.

Calamiteiten en klachten zijn geregistreerd (omschrijving van calamiteit en corrigerende maatregel).

Calamiteiten en klachten: uitval ventilatie, brand, water- of bodemvervuiling, achtergebleven naalden, klacht van slachterij over vieze dieren. Hiervoor is een formulier beschikbaar op het bedrijf.

Onveilige situaties worden beschreven in Verordening (EG) nr. 178/2002 van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving.

IKB Vleeskalveren 2008.

Bedrijfshygiëne

   

Voldoende ontsmettingsmiddelen, minimaal halve liter van het middel aanwezig op het bedrijf.

Voor de meest actuele lijst van toegelaten ontsmettingsmiddelen (desinfecteermiddelen) voor transportmiddelen wordt verwezen naar de databank van College voor Toelating van Bestrijdingsmiddelen op internet: www.ctbg.nl.

Bovenwettelijke invulling van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

Er is een R&O (Reiniging en Ontsmetting) plaats aanwezig.

 

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

De R&O plaats beslaat de gehele lengte van een vervoerseenheid.

Vervoerseenheid: uitgaande van een transportmiddel met aanhanger.

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

Bij de R&O plaats kan voldoende verlicht worden.

Onder voldoende verlicht wordt verstaan, zodanig dat te allen tijden R&O uitgevoerd kan worden.

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

De R&O plaats is zodanig aangelegd dat water en eventueel andere vloeistoffen die bij de reiniging en ontsmetting worden gebruikt, niet in grond- of oppervlakte water terecht kunnen komen.

De plaats is voorzien van een zodanige afvoer dat water en eventueel andere vloeistoffen die bij de reiniging en ontsmetting worden gebruikt, niet in het grond- of oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

Op de R&O plaats kan voldoende water onder druk worden geleverd voor reiniging en ontsmetting van de vervoerseenheid.

Er is een werkende hoge druk spuit aanwezig of een werkende pomp die zorgt voor extra waterdruk.

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

R&O middelen zijn in een gesloten kast of ruimte, apart van dieren, diergeneesmiddelen, gewasbeschermingsmiddelen en voedermiddelen opgeslagen.

 

Bovenwettelijke invulling van Verordening (EG) nr. 852/2004.

Op het bedrijf zijn de aankoop- en afleverbewijzen van R&O middelen aanwezig.

Deze voorwaarde is alleen van belang als er geen voorraad R&O middelen aantoonbaar is.

Bovenwettelijke invulling van Verordening (EG) nr. 852/2004.

Verbeterplan structureel veel gebruik antibiotica

   

Kalverhouder dient binnen 3 maanden na de datum genoemd in de berichtgeving dat het bedrijf in de categorie 'Structureel Veelgebruik, fase 1' of 'Structureel Veelgebruik, fase 2' valt een driehoeksoverleg over het BGP te organiseren met de kalverhouder, kalvereigenaar (vertegenwoordiger) en de dierenarts, het bedrijfsgezondheidsplan te vernieuwen en op te sturen naar de CI.

Het dossier bevat ten minste:

– de opgestelde bedrijfsgezondheidsplannen;

– een uitslag van de analyse van een monster uit de melkleiding waaruit blijkt dat minder dan 1.000 kve/ml Enterobacteriacea aanwezig waren in de melkleiding;

– de verklaring van de monsternemer dat het monster, behorende bij de bovengenoemde analyse uitslag, op voorgeschreven wijze uit de melkleiding is genomen.

Indien van toepassing bevat het dossier:

– een of meerdere onderbouwingen voor de antibioticabehandelingen die zijn verstrekt;

– bij verstrekking koppelkuur: de verklaring van de dierenarts dat er voldoende individueel is behandeld voordat is overgegaan tot een koppelbehandeling, dan wel dat er sprake is van een progressief ziekteverloop waarbij in de laatste 24 uur sprake was van 4% of meer nieuwe ziektegevallen.

IKB Vleeskalveren 2008.

Indien gedurende een aaneengesloten periode van 5 dagen 10% of meer dieren in het koppel ziek wordt, dient de dierenarts een verklaring af te geven dat er voldoende individueel is behandeld en dat een koppelkuur moet worden ingezet.

 

IKB Vleeskalveren 2008.

Indien sprake is van een progressief ziekteverloop waarbij in de laatste 24 uur een toename is van 4% of meer nieuwe ziektegevallen, dient de dierenarts een verklaring af te geven dat er sprake is van een progressief ziekteverloop met een toename van 4% of meer zieke kalveren in de laatste 24 uur.

In de bepaling van de toename van het ziekteverloop dienen de kalveren die gedurende deze periode zijn uitgevallen te worden meegenomen.

IKB Vleeskalveren 2008.

Bedrijven die meerdere leeftijdsgroepen kalveren houden, dienen binnen 3 maanden na de datum genoemd in de berichtgeving dat het bedrijf in de categorie 'Structureel Veelgebruik, fase 2' valt, nader onderzoek te laten verrichten betreffende (recidiverende) longproblemen. Dit kan door middel van:

– een (gepaard) bloedonderzoek van 5 representatieve dieren per leeftijdsgroep, of;

– het nemen van neusswabs van 5 representatieve dieren, of;

– het laten uitvoeren van sectie bij de Gezondheidsdienst voor Dieren.

Onafhankelijk van stal of compartiment.

Indien binnen drie maanden geen ziekteverschijnselen worden vertoond, is een verklaring dierenarts over gezondheid koppel verplicht om onderzoek te mogen verschuiven naar eerst volgend moment dat ziekteverschijnselen worden geconstateerd.

IKB Vleeskalveren 2008.

Kalverhouder dient binnen 3 maanden na de datum genoemd in de berichtgeving dat het bedrijf in de categorie 'Structureel Veelgebruik, fase 2' valt, een bedrijfsanalyse op te stellen aan de hand van de 'Uitgebreide checklist' en deze op te sturen naar de CI. Deze checklist is te downloaden via www.kalversector.nl.

 

IKB Vleeskalveren 2008.

Transport

   

Alle aangevoerde in NL geboren nuka's, die niet rechtstreeks van een rundveebedrijf van geboorte zijn aangevoerd, dienen te zijn verzameld op een deelnemend, erkend verzamelcentrum.

Alle nuka’s moeten rechtstreeks afkomstig zijn van een Nederlands rundveebedrijf of van een deelnemend, erkend verzamelcentrum.

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s

Ieder kalf dient vanaf het moment van opzet tot 3 weken na de opzetdatum gehuisvest te worden in een ruimte met een temperatuur van minimaal 15 °C.

De temperatuur in de huisvesting van kalveren tot 3 weken na opzet moet > 15°C is. Indien de buitentemperatuur -5°C of minder bedraagt, dient de temperatuur > 10°C te zijn. Per 200 gehuisveste kalveren moet 1 meting in het midden van een babybox, op hoogte van 25 cm boven een staand kalf verricht worden.

Bovenwettelijke invulling van het Besluit houders van dieren.

Alle (deel)koppels met gewicht onder 42 kg dienen tot 2 weken na aanvoer van het kalf 3 maal daags te worden gevoerd (verspreid over een periode van 12 uur of meer).

 

Bovenwettelijke invulling van het Besluit houders van dieren.

Alle personen die bedrijfsmatig op het schone (bedrijfs-) gedeelte en in de stallen – waarin dieren zijn gehuisvest – komen, moeten gebruik maken van de hygiënesluis en schone bedrijfskleding en – schoeisel aantrekken, voordat het schone (bedrijfs-) gedeelte en de stallen betreden worden.

Alleen personen behorende bij het transportmiddel, die niet in de stal komen, mogen over het bedrijfsgedeelte van het erf rijden zonder gebruik te maken van de hygiënesluis.

Een persoon die bedrijfsmatig het bedrijfsgedeelte betreedt is een ieder die per week meerdere veehouderijbedrijven bezoekt en hierbij ook in de stallen – waarin dieren zijn gehuisvest – komt.

Hieronder vallen ook personen die op andere bedrijven in stallen komen (bv. buurman melkveehouder).

Bedrijfsgedeelte (zie B007): het gedeelte van het perceel waar zich de kalverhouderij bevindt aangevuld met het gedeelte van het perceel waar verkeer van personen en/of transport van kalveren, voer en materialen tussen stallen / afdelingen plaatsvindt. Dit voorschrift is niet van toepassing voor transporteurs van kalveren.

IKB Vleeskalveren 2008.

De hygiënesluis is voorzien van een handenwasgelegenheid met warm en koud-, stromend water, zeep / desinfectans, papieren handdoeken en schoon schoeisel en schone bedrijfseigen kleding.

De handenwasgelegenheid bevindt zich bij voorkeur in het schone gedeelte van de hygiënesluis en zo dicht mogelijk bij de fysieke barrière.

Bedrijfseigen kleding en – schoeisel zijn bijvoorbeeld overalls, laarzen of klompen.

IKB Vleeskalveren 2008.

De kalverhouder reinigt minimaal 1x per 4 weken de melkleiding.

Controleer via de registratie van de kalverhouder of de melkleidingen minimaal 1x per 4 weken zijn gereinigd met een reinigingsmiddel.

In het geval van rosé start / afmest waarbij het melkleidingsysteem niet gebruikt wordt, hoeft het melkleidingsysteem niet gereinigd te worden.

Onder melkleiding wordt verstaan elk systeem waarmee melk aan de kalveren wordt gevoerd, zoals melkleidingsystemen, rijdende mengers, voerslangen en drinkautomaten.

Bovenwettelijke invulling van Verordening (EG) nr. 852/2004.

De kalverhouder houdt een register bij van de reinigingsbeurten. In het register staan ten minste de datum en het gebruikte reinigingsmiddel vermeld.

Gecontroleerd moet worden of in het register ten minste de datum en het gebruikte reinigingsmiddel genoteerd staan.

Bovenwettelijke invulling van Verordening (EG) nr. 852/2004.

Als een kalverhouder kalveren opzet, die al op een ander bedrijf zijn gestart, worden deze kalveren aangevoerd van maximaal 4 verschillende UBN’s.

Indien niet aan dit voorschrift kan worden voldaan dient aan het hierop volgend voorschrift te worden voldaan.

IKB Vleeskalveren 2008.

Als een kalverhouder kalveren opzet, die al op een ander bedrijf zijn gestart, wordt in 1 compartiment eerder gestarte kalveren van maximaal 2 verschillende UBN's gehuisvest.

Een compartiment is een ruimte die door vloer, plafond en wanden / muren van vloer tot plafond gescheiden is van andere ruimtes. Het is toegestaan dat in de wand / muur een deur is aangebracht. Deze deur mag slechts geopend zijn tijdens doorgang, zodat de luchtcirculatie van 1 compartiment niet direct verbonden is met een ander compartiment / ruimte waarin kalveren zijn gehuisvest. Indien niet aan dit voorschrift kan worden voldaan dient aan het vorige voorschrift te worden voldaan.

IKB Vleeskalveren 2008.

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Aanleiding en doel

Met het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zorgt de Europese Unie voor duurzaam, voedzaam, veilig en betaalbaar voedsel in Europa. In 2015 is in het GLB overgestapt naar een systeem van gelijke betalingen per hectare landbouwgrond in plaats van een systeem van bedrijfstoeslagen (2006-2014) gebaseerd op historische betalingen. Door de wijzigingen in het GLB verliest de Nederlandse kalversector een fors deel aan directe betalingen uit Europa. Toenmalig Staatssecretaris Dijksma heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de gevolgen van de GLB-hervorming voor de kalversector. Om de kalversector door te laten groeien naar een robuuste, duurzame en maatschappelijk verantwoorde sector wil het kabinet deze sector een stimulans geven door de deelname aan vrijwillige kwaliteitssystemen te subsidiëren, die zien op het verbeteren van de kwaliteit van het kalfsvlees vanuit het oogpunt van gezondheid van mens en dier en vanuit het oogpunt van dierenwelzijn. Aan de kalversector is daarom ondersteuning voor verduurzaming en toekomstbestendigheid toegezegd bij kamerbrief van 5 juni 2014 (Kamerstukken 2013/14, 28 625, nr. 194). Voor deze mitigerende maatregelen is financiering mogelijk gemaakt door overheveling van middelen uit de eerste naar de tweede pijler.

Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L347), hierna: verordening 1305/2013 kent verschillende maatregelen om landbouwers te ondersteunen. In overleg met de kalverensector is besloten om te kiezen voor een maatregel die al is opgenomen in het Nederlandse Plattelandsontwikkelings-programma (POP) en het beste aansluit bij de behoeften in de sector. Er wordt subsidie verstrekt aan kalverhouders die voor de eerste keer toetreden tot een door Nederland erkende vrijwillige certificeringsregeling voor de productie van kalfsvlees. Dit betreft een maatregel onder artikel 16, eerste lid onder c, van verordening 1305/2013.

Artikel 16 van verordening 1305/2013 biedt de mogelijkheid om steun te verlenen aan landbouwers (i.c. kalverhouders) die toetreden tot een door een lidstaat erkende vrijwillige kwaliteitsregeling voor landbouwproducten, zoals kalfsvlees, die voldoet aan de richtsnoeren van de Unie betreffende de beste praktijken voor de toepassing van vrijwillige certificeringsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen. Ingevolge dit artikel mag gedurende maximaal vijf jaar steun worden verleend in de vorm van een jaarlijkse financiële stimulans waarvan de hoogte wordt bepaald op basis van de hoogte van de vaste kosten die zijn gemoeid met de deelneming aan de kwaliteitsregeling. Onder vaste kosten wordt verstaan, de kosten die worden gemaakt om tot een kwaliteitsregeling toe te treden en de jaarlijkse bijdrage voor deelneming aan de regeling, inclusief de kosten voor verificatie van de naleving van de regeling.

De steun mag het in bijlage II bij verordening 1305/2013 vastgestelde maximum steunpercentage en bedrag niet overschrijven. Dit bedrag betreft 3.000 euro per bedrijf per jaar.

2. Opzet van de regeling

Deze regeling is bedoeld om de sector een kwaliteitsimpuls te geven waarmee ze in 2020 concurrerend en duurzaam kan zijn. De subsidie is een stimulans voor kalverhouders voor de deelname aan een nieuw vrijwillig kwaliteitssysteem dat toeziet op het verbeteren van de kwaliteit van het kalfsvlees vanuit het oogpunt van gezondheid van mens en dier en vanuit het oogpunt van dierenwelzijn.

Kalfsvlees geproduceerd onder een voedselkwaliteitsregeling kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verduurzamen en vergroten van het concurrentievermogen van de kalversector.

De regeling is dan ook bedoeld voor kalverenhouders die kalveren houden voor de productie van kalfsvlees. Degenen die kalveren houden anders dan voor de productie van kalfsvlees komen niet voor subsidie in aanmerking. Dit om kleinschalige (hobby)houders, kinderboerderijen e.d. uit te sluiten, omdat die bedrijven niet kunnen bijdragen aan verduurzaming van de sector zoals bedoeld met deze regeling.

Deelname aan een gecertificeerd voedselkwaliteitssysteem brengt extra kosten voor de kalverhouder met zich mee. Kosten als gevolg van de afwijkende productiewijze en kosten die te maken hebben met de certificering en het toezicht daarop. Voor de extra kosten die zien op de deelname, kosten tot toetreding aan de kwaliteitsregeling en kosten voor verificatie van de naleving van de kwaliteitsregeling kunnen kalverhouders subsidie aanvragen ter vergoeding van deze kosten.

De regeling bestaat uit twee onderdelen: een procedure voor de erkenning van vrijwillige kwaliteitssystemen èn een procedure voor het beoordelen en selecteren van subsidie aanvragen van individuele kalverhouders die steun willen ontvangen voor deelname aan een erkend vrijwillig kwaliteitssysteem.

Deze regeling is gericht op de deelname aan het vrijwillig kwaliteitssysteem en heeft een looptijd van 5 jaar en een budget van 6 miljoen euro per jaar. Per kalverhouder kan er maximaal 3.000 euro worden aangevraagd.

De minister kan een kwaliteitssysteem erkennen dat bijdraagt aan het eerder genoemde doel. Hiervoor moet het kwaliteitssysteem substantieel nieuwe voorschriften bevatten ten opzichte van bestaande voorschriften voortvloeiende uit de huidige kwaliteitssystemen en bovenop wettelijke verplichtingen (zie de bijlage bij deze regeling voor een overzicht van bestaande voorschriften). De erkenningseisen beschrijven de nieuwe voorschriften die minimaal opgenomen moeten zijn in het kwaliteitssysteem. De nieuwe voorschriften zijn gericht op het terugdringen van het antibioticagebruik en op samenwerking en transparantie in de keten in Nederland. Deze maatregelen moeten bijdragen aan de gezondheid en het welzijn van het dier, aan de kwaliteit van het eindproduct (kalfsvlees) en aan de gezondheid van de mens.

Met de vrijwillige kwaliteitsregeling en de eigen inspanningen moet de sector in staat zijn haar toekomstbestendigheid te verzekeren. Hiervoor is het van belang om de transparantie te vergroten op het gebied van diergezondheid en welzijn van het kalf vanaf het melkveebedrijf tot aan de slacht en vice versa. Dit betekent dat in het kwaliteitssysteem voorschriften moeten komen gericht op een goed werkend keteninformatiesysteem. Hierdoor krijgt de keten van melkveehouder tot en met de kalverhouder meer inzicht in de achtergrond en prestaties van de kalveren. Met deze informatie kan de kalverhouder in samenwerking met de melkveehouderij zijn opvang en gezondheidszorg van de kalveren gerichter uitvoeren en zo het antibioticagebruik verlagen.

3. Verhouding kwaliteitssysteem en controle door de NVWA

De erkenning van het nieuwe kwaliteitssysteem wordt beoordeeld op basis van de reikwijdte van de regeling. De aangewezen certificerende instantie zorgt voor de inspectie en certificeringsactiviteiten bij de deelnemende kalverhouders. De voorschriften in de kwaliteitsregeling gaan verder dan de wettelijke normen. Daarnaast blijft het een zelfstandige taak van de NVWA om op grond van wet- en regelgeving toezicht te houden bij kalverhouders. De erkenning op basis van deze regeling biedt derhalve geen garantie voor een acceptatie van de NVWA conform de eisen van de Taskforce Voedselvertrouwen dan wel voor de erkenning van kwaliteitssystemen voor transport en preventie. Om in aanmerking te komen voor aangepast toezicht dan wel voor faciliteiten transport en preventie moet het kwaliteitssysteem separaat aan de NVWA worden aangeboden ter beoordeling conform de procedures die daarvoor gelden. Als de NVWA de erkende kwaliteitsregeling accepteert voor een verlicht controle regime, dan hebben alle kalverhouders die deelnemen aan de desbetreffende kwaliteitsregeling hiervan profijt in die zin dat zij allen zolang zij deelnemen aan de regeling vallen onder het verlichte controleregime van de NVWA voor wat betreft de wettelijk verplichte controles.

4. Staatssteun

Op grond van artikel 81, tweede lid, van verordening 1305/2013, zijn de artikelen 107, 108 en 109 betreffende steunmaatregelen van de staten van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op grond van en in overeenstemming met deze verordening en die binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen. Het verlenen van subsidie voor deelname aan een kwaliteitsregeling kan op grond van artikel 16 van verordening 1305/2013. De module voldoet aan en reikt niet verder dan wat de bepalingen van deze verordening mogelijk maken. De betalingen die op grond van deze module plaatsvinden, dienen ter uitvoering van verordening 1305/2013 en het POP3-programma dat gebaseerd is op deze verordening en is goedgekeurd door de Europese Commissie. Door de overheveling van gelden van de eerste pijler naar de tweede pijler waardoor extra gelden vrij zijn gemaakt voor uitvoering van de maatregel onder POP3, wordt deze subsidiemodule volledig bekostigd door EU-gelden. Daarmee is van staatssteun geen sprake.

5. Regeldruk

De administratieve lasten voor deze subsidiemodule bedragen in totaal € 74.000 voor de totale subsidieperiode, dit is 0,25% van het totale budget van deze regeling, en gaan gepaard met de aanvraag, uitvoering en eindverantwoording. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat maximaal 2000 kalverhouders interesse hebben in de subsidiemodule en een aanvraag zullen indienen die kan worden gehonoreerd.

6. Uitvoering

De uitvoering van dit subsidie-instrument is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken. Deze module wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.

7. Inwerkingtreding

De regeling treedt op 1 januari 2017 in werking en wijkt daarmee niet af van de vaste verandermomenten. De publicatie van de subsidieregeling vindt eerder plaats dan twee maanden voor openstelling, op 1 maart 2017, zodat landbouwers tijdig kennis kunnen nemen van de subsidieregeling met het oog op het indienen en voorbereiden van een aanvraag.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I, onderdeel B

Hoofdstuk 2 van Regeling Europese EZ-subsidies (hierna: REES), bevat algemene regels omtrent subsidieverstrekking door de minister. Deze algemene regels zijn van toepassing op de in deze regeling nieuw ingevoerde titel 4.2. Voor de aanvraag tot subsidieverlening voor deelname aan een kwaliteitsregeling voor de productie van kalfsvlees gelden derhalve bijv. de eisen voor de aanvraag zoals opgenomen in artikel 2.9 en de termijnen van artikel 2.12 van de REES.

Artikel I, onderdeel C

In de REES wordt na titel 4.1 een titel toegevoegd. Deze nieuwe titel (4.2) bevat de erkennings- en subsidiecriteria voor de kwaliteitsregeling voor de kalfsvleessector.

Artikel 4.2.1. Begripsbepalingen

In artikel 4.2.1 zijn een aantal begrippen omschreven die voor de erkennings- en subsidieregeling van belang zijn. Voor de begrippen betaalorgaan, landbouwer en verordening 1306/2013 wordt verwezen naar wat hieronder wordt verstaan in artikel 4.1.1, waarbij voor de eerste twee begrippen de definitie van respectievelijk artikel 7, eerste lid, van verordening 1306/2013 en artikel 36, tweede lid, van verordening 1305/2013 wordt gevolgd. Voor het gebruiksgemak wordt verordening 1306/2013 verkort aangeduid door reeds in de begripsbepaling de volledige omschrijving van de verordening op te nemen. Ditzelfde is gedaan voor verordening 1307/2013.

Daarnaast wordt het begrip certificerende instantie omschreven. Hieronder wordt in deze regeling verstaan een certificerende instantie die door de Raad ISO is geaccrediteerd voor een norm die betrekking heeft op certificeringswerkzaamheden. Op dit moment betreft dit een accreditering conform ISO-normen 17065. Aangezien is voorzien om deze normen in de nabije toekomst te herzien, waardoor deze een andere nummering krijgen, wordt volstaan met te verwijzen naar ISO-normen die zien op certificeringswerkzaamheden. Voldoende is derhalve dat de certificerende instantie die de certificeringswerkzaamheden gaat uitvoeren ten aanzien van de kwaliteitsregeling, beschikt over een geldige accreditering. Onder de Raad wordt verstaan zowel de Raad voor Accreditatie in Utrecht als een andere nationale accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2008, L218).

Met de gids voor goede praktijken wordt bedoeld de gids voor goede praktijken voor de kalversector die aan de minister ter beoordeling is voorgelegd in overeenstemming met artikel 8.44, tweede lid, van de Wet dieren.

Verder is het begrip kalfsvlees omschreven als vlees van kalveren die niet ouder zijn dan 12 maanden.

Om verwarring te voorkomen is het begrip kwaliteitsregeling omschreven als een door de minister te erkennen of al erkende vrijwillige certificeringsregeling voor de productie van kalfsvlees als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder c, van verordening 1305/2013. Alleen voor de toetreding tot een kwaliteitsregeling die onder dit begrip valt, wordt in deze regeling subsidie verstrekt.

Tot slot is het begrip register opgenomen. Hiermee wordt gedoeld op het register zoals aangeduid in artikel 1.27 van het Besluit houders van dieren. Ingevolge artikel 1.5 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren moet de aanwijzing van een register worden ingediend bij de Minister van Economische Zaken. Voor kalverhouders is het register www.infokalf.nl aangewezen voor de registratie van het antibioticagebruik. Kalverhouders die meer dan vijf vleeskalveren houden moeten het antibioticagebruik in dit register bijhouden.

Artikelen 4.2.2 t/m 4.2.6 Voorschriften inzake de erkenning van een kwaliteitsregeling

De subsidieregeling stimuleert kalverhouders om deel te nemen aan een erkende vrijwillige certificeringsregeling voor de productie van kalfsvlees. Deze kwaliteitsregeling moet bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van het kalfsvlees en de verduurzaming van de sector.

Aangezien er op dit moment nog geen vrijwillige kwaliteitsregeling is die door de minister wordt erkend, moet alvorens de subsidieregeling wordt opengesteld ten minste één kwaliteitsregeling zijn erkend.

In artikel 4.2.2 worden de eisen opgesomd waaraan de kwaliteitsregeling ten minste moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen.

Zo moet op grond van het tweede lid de kwaliteitsregeling ten minste drie voorschriften bevatten die ertoe leiden dat het antibioticagebruik bij kalveren lager wordt. De kwaliteitsregeling moet daarom een voorschrift bevatten die het niveau van het antibioticagebruik per bedrijf volgens een eenduidig systeem verlaagt. Er moet vervolgens toezicht op dit systeem worden gehouden als ook monitoring van dit systeem om te borgen dat het systeem daadwerkelijk leidt tot verlaging van het niveau van antibioticagebruik per bedrijf. Tot slot moet de kwaliteitsregeling voorzien in toezicht op het in het register geregistreerde antibioticagebruik van de deelnemende kalverhouders.

Op grond van het derde lid moet de kwaliteitsregeling voorschriften bevatten voor een goed werkend keteninformatiesysteem waarmee de transparantie in de keten – van kalverhouders op het melkveebedrijf tot aan de slachthuizen – wordt vergroot op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn. Om een dergelijke transparantie in de keten te bereiken, moet de kwaliteitsregeling voorzien in nieuwe eisen voor binnenlandse verzamelcentra voor het verzamelen van kalveren van melkveebedrijven, voor het verzamelen en delen van informatie over het gewicht en de leeftijd van het kalf, voor het transport van kalveren vanaf de verzamelcentra en voor be- en verwerkers van kalfsvlees, in het bijzonder gericht op slacht-, weeg- en classificatiegegevens. Deze ketenaanpak is nieuw en vooruitstrevend en is een verplicht onderdeel van het kwaliteitssysteem om voor erkenning in aanmerking te kunnen komen.

Naast de nieuwe voorschriften voor antibioticagebruik en keteninformatie, moet ook sprake zijn van andere nieuwe voorschriften voor de productie van kalfsvlees op grond van het vijfde lid van deze bepaling. Onder nieuwe voorschriften worden verstaan, voorschriften die verder gaan dan de bestaande wettelijke voorschriften als ook verder gaan dan de reeds op grond van andere vrijwillige kwaliteitsregelingen in de kalversector geldende voorschriften. In de bijlage bij deze regeling zijn de bestaande voorschriften voor de kalversector opgenomen. Zie hiervoor de toelichting bij artikel I, onderdeel A en D.

In het vierde lid van artikel 4.2.2 is bepaald dat de kwaliteitsregeling moet voorzien in een jaarlijkse evaluatie van het eigen systeem, waarbij de mogelijkheid bestaat om de regeling aan te passen aan de uitkomsten van de evaluatie of eventuele nieuwe ontwikkelingen in de kalversector of gewijzigde inzichten ten aanzien van bijvoorbeeld diergezondheid en dierenwelzijn. Om naar de toekomst toe verdere stappen te kunnen zetten in bijvoorbeeld de reductie van antibiotica schrijft deze regeling onder meer voor dat de nieuwe kwaliteitsregeling moet vereisen dat op basis van voortschrijdend inzicht de voorschriften van de kwaliteitsregeling worden aangescherpt. Er zal zo jaarlijks worden geëvalueerd of en zo ja, welke aanvullende maatregelen door bedrijven genomen moeten worden die geen laag antibioticagebruik hebben. Dit om te borgen dat de kwaliteitsregeling ook daadwerkelijk bijdraagt tot een hogere kwaliteit van het kalfsvlees en verduurzaming van de sector.

Tot slot is in het zesde lid van deze bepaling opgenomen dat de organisatie die verzoekt om erkenning van de kwaliteitsregeling een overeenkomst heeft gesloten met een certificerende instantie. De certificerende instantie controleert of de kalverhouders die deelnemen aan de kwaliteitsregeling ook daadwerkelijk aan de voorschriften van de regeling voldoen.

Deze controle vindt ingevolge artikel 4.2.6 jaarlijks plaats. Elke kalverhouder die deelneemt aan de kwaliteitsregeling en voldoet aan de hierin genoemde voorschriften, krijgt als bewijs hiervan een certificaat van de certificerende instantie. Als een kalverhouder in een bepaald jaar niet voldoet aan de voorschriften van de kwaliteitsregeling, dan wordt het reeds verkregen certificaat voor het desbetreffende jaar dat de kalverhouder niet aan de regeling voldoet, ingetrokken.

De intrekking van het certificaat heeft gevolgen voor de verleende subsidie. In artikel 4.2.13 worden de verplichtingen van de aanvrager opgesomd. Ingevolge dit artikel moet de kalverhouder die subsidie aanvraagt op grond van deze regeling aan de voorschriften van de kwaliteitsregeling voldoen. Hij dient ook voor de jaarlijkse uitbetaling van de subsidie, artikel 4.2.14 onder b, het certificaat te overleggen. Dit betekent dat de kalverhouder die gedurende de subsidieperiode van maximaal vijf jaren gedurende een of meerdere jaren niet over een certificaat beschikt, in die jaren geen betaling ontvangt. Artikel 4.2.15 bepaalt dat in die gevallen de subsidie lager kan worden vastgesteld, omdat niet aan de gestelde subsidievoorwaarden is voldaan. Zie ook de toelichting bij artikel 4.2.15.

In artikel 4.2.3 is bepaald dat een aanvraag voor erkenning van de kwaliteitsregeling tot 6 weken na publicatie van de regeling kan worden ingediend. In het tweede lid van dit artikel wordt aangegeven welke gegevens moeten worden verstrekt bij de aanvraag. Vervolgens is in artikel 4.2.4 vermeld op welke gronden de minister de erkenning kan intrekken of schorsen. In artikel 4.2.5 is nog de verplichting voor de aanvragende organisatie opgenomen om wijzigingen van de contactgegevens, de kwaliteitsregeling of van de overeenkomst met de certificerende instantie binnen 30 dagen door te geven aan de minister.

Artikel 4.2.7 Subsidieaanvraag en openstellingsperiode

Nadat de erkenning van de kwaliteitsregeling heeft plaatsgevonden en de sector hiervan kennis heeft kunnen nemen, wordt de subsidieregeling opengesteld. Kalverhouders die deelnemen aan de kwaliteitsregeling of een aanvraag tot deelname hebben ingediend, kunnen subsidieaanvragen op grond van deze regeling indienen. De eerste openstelling zal zijn van 1 maart 2017 tot en met 30 april 2017. Ook in het daaropvolgende jaar zal de subsidiemodule voor twee maanden worden opengesteld, te weten van 1 maart 2018 tot en met 30 april 2018. Voor kalverhouders die gebruik maken van de tweede openstelling geldt evenwel dat zij slechts vier jaar gebruik kunnen maken van de subsidieregeling, omdat deze module voor een periode van maximaal vijf jaren mag worden opengesteld. Hetzelfde geldt voor de kalverhouders die gebruik maken van de derde en laatste openstellingsperiode, van 1 maart 2018 tot en met 30 april 2019. Zij kunnen dan nog maar drie jaar gebruik maken van de subsidieregeling.

Er is gekozen voor drie openstellingsperiodes om nieuwe kalverhouders ook nog te stimuleren om mee te doen aan de kwaliteitsregeling.

In het tweede lid van artikel 4.2.7 is aangegeven dat de aanvraag moet voldoen aan de eisen van artikel 2.9 van de REES. Zo moet de aanvraag tot subsidieverlening worden ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld: dit betreft het systeem van RVO.nl. Uit artikel 2.9 van de REES volgt ook dat de aanvraag in ieder geval gegevens moet bevatten over de subsidieaanvrager, waaronder de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon of publieke instelling, het adres en het rekeningnummer.

Daarnaast moet een kalverhouder aantonen dat hij deelneemt of gaat deelnemen aan het nieuwe kwaliteitssysteem door bij de aanvraag een bewijs van aanmelding voor de kwaliteitsregeling te overleggen. Ook moet de kalverhouder de gegevens verstrekken over de meest recente status van het antibioticagebruik, volgens het register, op zijn bedrijf. In de praktijk kan een kalverhouder meerdere locaties of stallen hebben waar kalveren worden gehouden, te onderscheiden in zogenaamde UBN’s (unieke bedrijfsnummers). In het register wordt het antibioticagebruik bijgehouden per UBN. Hierdoor kan een kalverhouder meerdere antibiotica statussen hebben voor zijn bedrijf. Als één (of meer) van de UBN’s van een kalverhouder, de status ‘geen laag antibioticagebruik’ heeft, dan is deze status leidend voor de bedrijfsstatus.

Een kalverhouder moet ook een document overleggen waaruit het aantal afgeleverde kalveren in het jaar voorafgaand aan de aanvraag blijkt. Ook hier kunnen dit kalveren betreffen van eventuele meerdere UBN’s. Voor deze regeling geldt dat alle UBN’s van een kalverhouder worden gerekend tot het bedrijf van de kalverhouder. Met afgeleverde kalveren worden kalveren bedoeld die (uiteindelijk) bestemd zijn voor de productie van kalfsvlees. Dat geldt voor zowel startkalveren als kalveren voor slacht of kalveren voor export met bestemming slacht.

Artikel 4.2.8. Absolute weigeringsgronden

In artikel 4.2.8 zijn een aantal absolute weigeringsgronden opgenomen om te borgen dat de subsidieregeling het beoogde effect heeft doordat alleen de doelgroep hiervan gebruik kan maken. Zo zijn kalverhouders die geen kalveren houden voor de productie van kalfsvlees uitgesloten om een aanvraag in te dienen. Deze gelden in aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 1.2 van de REES.

Artikel 4.2.9 Subsidiabele activiteiten en kosten

In deze bepaling is aangegeven voor welke activiteiten subsidie op grond van deze titel verstrekt kan worden. Aangesloten is bij artikel 16, derde lid, van verordening 1305/2013, dat de basis vormt voor subsidiëring voor deelname aan kwaliteitsregelingen. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten die worden gemaakt voor toetreding tot de kwaliteitsregeling, de jaarlijkse bijdrage voor deelname aan de kwaliteitsregeling en eventuele kosten voor controle van de naleving van de voorschriften van de kwaliteitsregeling.

In het derde lid van dit artikel is bepaald dat artikel 2.3, derde en negende lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, van overeenkomstige toepassing is. Deze bepalingen stellen nadere voorschriften aan het begrip ‘actieve landbouwer’. Zo bepaalt het derde lid dat geen rechtstreekse betalingen worden toegekend aan landbouwers die niet uiterlijk op 15 mei van het jaar van aanvraag zijn ingeschreven of waarvan de onderneming niet uiterlijk op 15 mei van het jaar van aanvraag is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, onder de vermelding van de verkorte omschrijving van een landbouwactiviteit. In de verkorte omschrijving van een landbouwactiviteit begint, ingevolge het negende lid van artikel 2.3 van de uitvoeringsregeling, de code van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) met 011, 012, 013, 014, 015 of 016.

Artikelen 4.2.10-4.2.12 Hoogte subsidie, subsidieplafond en verdeling

De subsidiabele kosten zijn maximaal 3.000 euro per kalverhouder per jaar. Dit betreft ook het maximale steunbedrag dat jaarlijks aan een kalverhouder voor deelname aan een kwaliteitsregeling mag worden verstrekt ingevolge artikel 16, vierde lid, van verordening 1305/2013.

Er zijn maximaal 2000 kalverbedrijven in Nederland die hiervoor in aanmerking kunnen komen. Op grond van artikel 16, derde lid, eerste alinea, van verordening 1305/2013 mag deze subsidiemodule voor een periode van maximaal vijf jaren verstrekt worden.

Gelet op het bovenstaande is in artikel 4.2.11 bepaalt dat het subsidieplafond voor een periode van 5 jaren is bepaald op 6.000.000 euro per jaar.

De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op volgorde van rangschikking van de aanvragen per openstelling. Uit artikel 4.2.12 volgt dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate de kalverhouder meer kalveren houdt en er sprake is van een laag antibioticagebruik. Om tot een goede rangschikking te komen van de aanvragen wordt gebruik gemaakt van selectiecriteria. Het gebruik van selectiecriteria is ingevolge artikel 49 van verordening 1305/2013 verplicht. Voornoemd artikel schrijft voor dat de voor het POP bevoegde beheersautoriteit, i.c. de minister, na raadpleging van het toezichtcomité criteria vaststelt voor de selectie van concrete acties in het kader van alle maatregelen. De selectiecriteria staan borg voor de gelijke behandeling van de aanvragers, voor een beter gebruik van de financiële middelen en voor het afstemmen van de maatregelen overeenkomstig de prioriteiten van de Unie voor plattelandsontwikkeling. De in deze regeling gehanteerde selectiecriteria, bedrijfsgrootte en antibioticagebruik, zijn op 16 september 2016 in een schriftelijke ronde aan het Comité van Toezicht voorgelegd ter raadpleging en vervolgens vastgesteld.

Volgens de richtsnoeren van de Europese Commissie1 is daarnaast nodig dat de selectiecriteria een wegingsfactor toebedeeld krijgen, zodat duidelijk is welk selectiecriterium belangrijker is voor het bereiken van het doel van de subsidie. Door middel van het toekennen van scores aan de selectiecriteria en wegingsfactoren met daarbij een vereiste minimumscore waaraan de aanvrager moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt volgens de richtsnoeren bereikt dat de aanvragen die het meest aan het doel van de subsidie beantwoorden ook daadwerkelijk via rangschikking als eerste subsidie krijgen toegewezen. Uit het eerste lid van artikel 4.2.12 volgt dat aan het selectiecriterium antibioticagebruik (wegingsfactor 2) twee keer zoveel waarde wordt gehecht dan aan het selectiecriterium bedrijfsgrootte (wegingsfactor 1). De kalverhouders met een laag antibioticagebruik krijgen drie punten toebedeeld (in totaal derhalve 6 i.v.m. wegingsfactor 2). De kalverhouders die geen laag antibioticagebruik hebben, krijgen slechts 2 punten (in totaal 4).

Voor een kalverhouder die meerdere antibiotica statussen heeft, omdat hij op verschillende locaties kalveren houdt, geldt dat als één van de UBN’s van een kalverhouder de status ‘geen laag antibioticagebruik’ heeft, deze status leidend is voor zijn bedrijfsstatus. De dierenarts beoordeelt op basis van de gegevens uit het register of sprake is van een laag gebruik van antibiotica over het laatste jaar of over het laatste afgeleverde koppel in het laatste jaar. Aan deze norm wordt invulling gegeven middels de gids voor goede praktijken, die overeenkomstig artikel 8.44, tweede lid, van de Wet dieren ter beoordeling aan de Minister kan worden voorgelegd. Als kalverhouders dit plan niet hebben bij de jaarlijkse controle, voldoet het betreffende bedrijf niet aan de eisen van het kwaliteitssysteem en krijgt het in dat jaar geen subsidie. Hierdoor is er een directe financiële prikkel om het antibioticagebruik te verlagen. Deze aanpak is een doorontwikkeling van het huidige antibiotica beleid, zoals dat is ingezet in de kalverensector2.

Voor kalverhouders met minder dan 6 kalveren zijn geen punten te behalen op het selectiecriterium bedrijfsgrootte. Kalverhouders met 6 tot 25 kalveren krijgen 3 punten, terwijl kalverhouders met 25 tot 100 kalveren 4 punten krijgen. De meeste punten (5) gaan naar kalverhouders met meer dan 100 kalveren. Ook hier geldt weer dat onder bedrijf van de kalverhouder alle UBN’s van de kalverhouder moeten worden verstaan. Dat wil zeggen dat alle kalveren op de verschillende locaties van de kalverhouder bij elkaar opgeteld de bedrijfsgrootte bepalen.

Kalverhouders kunnen maximaal 11 punten scoren (zie lid 2). Kalverhouders die minder dan 6 punten scoren, komen niet voor subsidie in aanmerking. Dit betreft derhalve de kalverhouder die laag scoort op antibioticagebruik en die minder dan 6 kalveren houdt.

Artikel 4.2.13 Verplichtingen aanvrager

In dit artikel is de verplichting voor de aanvrager opgenomen om te voldoen aan de eisen van de kwaliteitsregeling, waarbij wordt terugverwezen naar artikel 4.2.6 om te verduidelijken dat het er om gaat dat uit de controle door de certificerende instantie blijkt dat de kalverhouder in aanmerking komt voor het verkrijgen van een certificaat. Slechts met dit certificaat kan de kalverhouder bewijzen dat hij aan de eisen van de kwaliteitsregeling voldoet en dat hij aanspraak maakt op uitbetaling van de jaarlijkse subsidie.

Artikel 4.2.14 Betaling subsidie

Een kalverhouder dient jaarlijks, na afloop van het jaar dat hij heeft deelgenomen aan de kwaliteitsregeling, betaling van de subsidie te vragen bij RVO.nl. Hij dient hiertoe zijn persoonsgegevens en het aan hem toegekende referentienummer te verstrekken.

RVO controleert vervolgens of een kalverhouder nog steeds aan de eisen van het kwaliteitssysteem voldoet op basis van het certificaat van deelname aan het kwaliteitssysteem dat de kalverhouder moet overleggen. Ook controleert RVO aan de hand van de door de kalverhouder over te leggen factuur en betaalbewijzen of de subsidiabele kosten ook daadwerkelijk door de kalverhouder zijn gemaakt.

Artikel 4.2.15 Onregelmatigheden, controles en sancties.

De artikelen 4.1.16 tot en met 4.1.18 van de REES zijn van overeenkomstige toepassing verklaard. In deze artikelen wordt verwezen naar de bepalingen van verordening 1306/2013 waarin verplichtingen tot terugvordering van subsidie zijn opgenomen in geval van onregelmatigheden en naar de bevoegdheden om te controleren of de aanvragen voor subsidie voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden en naar de bevoegdheden om tot intrekking van betalingen en de oplegging van sancties over te gaan als sprake is van schending van de subsidiabiliteitseisen. Voor deze subsidiemodule oefent de minister deze bevoegdheden uit.

Artikel 4.2.16 Vervaltermijn

Op grond van artikel 24a van de Comptabiliteitswet 2001 en artikel 16, derde lid, eerste alinea, van verordening 1305/2013 dient deze subsidieregeling na vijf jaar te vervallen. Aangezien de subsidieregeling ingevolge artikel 4.2.7 voor het eerst op 1 maart 2017 wordt opengesteld, is ervoor gekozen om deze titel vijf jaar na de datum van de eerste openstelling te laten vervallen, dus met ingang van 1 maart 2022.

Artikel I, onderdeel A en D

Er wordt een bijlage bij de regeling opgenomen waarin een overzicht is opgenomen van de huidige geldende eisen voor de kalversector.

Dit betreft bijlage 2, die op grond van artikel I, onderdeel E, wordt ingevoegd als bijlage 2 in de REES. Aangezien in de REES al een bijlage is opgenomen, wordt de reeds bestaande bijlage in artikel I, onderdeel A en onderdeel D, voortaan aangeduid als bijlage 1.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Draft guidelines on eligibility conditions and selection criteria for the programming period 2014–2020.

X Noot
2

Zie kamerbrief d.d. 8 juli 2016, Kamerstukken II 2015/16, 29 683, nr. 220.

Naar boven