Regeling van de Minister van Financiën van 31 augustus 2016, 2016-113138, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft in verband met een nieuwe vrijstelling van de vergunningplicht en het doorlopend toezicht inzake bemiddelen voor bewindvoerders en curatoren die hun taak verrichten in de uitoefening van beroep of bedrijf (Wijzigingsregeling vrijstelling bewindvoerders en curatoren)

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 2:85, tweede lid, en 4:7, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Vrijstellingsregeling Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In paragraaf 2.0a wordt artikel 1d vernummerd tot artikel 1c.

B

In artikel 6, eerste lid, onderdelen i en j, wordt ‘in de uitoefening van hun taak bemiddelen bij het openen van betaalrekeningen of spaarrekeningen, met inbegrip van de aan een dergelijke rekening verbonden betaal-, spaar-, of elektronischgeldfaciliteiten’ telkens vervangen door: in de uitoefening van hun taak bemiddelen.

C

Artikel 47, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van de onderdelen f en g wordt telkens vervangen door een puntkomma.

2. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • h. bewindvoerders als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel i;

  • i. curatoren als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel j.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft voorziet in een uitbreiding van de vrijstelling van de vergunningsplicht voor bemiddelen voor bewindvoerders als bedoeld in artikel 435, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en curatoren als bedoeld in artikel 383, eerste lid, van Boek 1 van het BW. Het betreft bewindvoerders van personen die hun financiële zaken niet zelf kunnen regelen en curatoren van handelingsonbekwamen. Daarnaast worden deze bewindvoerders en curatoren op grond van deze wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft vrijgesteld van de in deel 4 van de Wet op het financieel toezicht opgenomen voorschriften met betrekking tot bemiddelen. Er is dus voorzien in een brede vrijstelling van de Wft-voorschriften met betrekking tot bemiddelen voor deze categorie van vertegenwoordigers.

Als een cliënt van een bewindvoerder of curator over vermogen beschikt, zou het wenselijk kunnen zijn om dat te beleggen, bijvoorbeeld door deelname aan een beleggingsfonds. Deze activiteit van de bewindvoerder of curator zou geen bemiddeling zijn, maar een beleggingsdienst. Een vrijstelling voor het verlenen van beleggingsdiensten is echter niet nodig, omdat artikel 1:18, onderdeel e, van de Wft al in een vrijstelling voorziet waaronder ook de beleggingsactiviteiten van een bewindvoerder of curator kunnen worden geschaard.

De vrijstelling op grond van deze wijzigingsregeling is alleen relevant voor bewindvoerders en curatoren die hun taak verrichten in de uitoefening van hun beroep of bedrijf, met andere woorden professionele vertegenwoordigers (vertegenwoordigers die drie of meer cliënten onder hun hoede hebben). Bewindvoerders- of curatoren van een eigen familielid bemiddelen niet in de zin van artikel 1:1 van de Wft. Zij vallen daardoor dus niet onder de Wft en hebben geen vrijstelling nodig. Alle curatoren en bewindvoerders worden door de kantonrechter benoemd en staan voor de uitoefening van hun taken onder zijn toezicht.

Effecten bedrijfsleven; administratieve lasten en nalevingskosten

Aangezien er door deze wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft een vergunningsplicht en daarmee samenhangende verplichtingen om aan diverse bij of krachtens de Wft gestelde voorschriften te voldoen, vervallen, is er in strikte zin sprake van een vermindering van de administratieve lasten en nalevingskosten. Toen het grootste deel van deze verplichtingen op 1 januari 2006 uit hoofde van de inmiddels ingetrokken Wet financiële dienstverlening (Wfd) tot stand kwamen, was echter niet specifiek in aanmerking genomen dat zij ook van toepassing zouden zijn op bewindvoerders en curatoren. Zodoende waren zij ook niet in de berekening van de administratieve lasten en nalevingskosten meegenomen die bij het wetsvoorstel Wfd was opgenomen. Het ligt daarom niet in de rede om de vermindering uit hoofde van deze wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft wel afzonderlijk mee te nemen.

Artikelsgewijs

Onderdeel A

Abusievelijk is eerder een tweede artikel 1d ingevoegd. Met deze wijziging wordt dit hersteld.

Onderdeel B

Deze wijziging voorziet in een vrijstelling van de vergunningsplicht voor bemiddelen voor bovengenoemde bewindvoerders en curatoren. Een vrijstelling van een vergunningsplicht voor bemiddeling in betaal- of spaarrekeningen was al in eerdere wijzigingen van de Vrijstellingsregeling Wft geregeld (zie Stcrt. 2013, 20560 en 34549). De motivering voor deze vrijstelling is in de toelichting bij deze wijzigingen gegeven. Het openen van een rekening door bewindvoerders of curatoren ten behoeve van een cliënt kan als bemiddeling worden gezien. Hierdoor zouden bewindvoerders en curatoren een Wft-vergunning moeten hebben, terwijl zij ook reeds door een rechter zijn benoemd en onder diens toezicht staan en de aard van hun werkzaamheden anders is dan die van een financiële onderneming.

Inmiddels is gebleken dat een ongewenste aanmerking als bemiddelaar in de zin van de Wft niet alleen speelt met betrekking tot betaal- en spaarrekeningen, maar ook bij andere financiële producten die bewindvoerders en curatoren ten behoeve van hun cliënten zouden kunnen afsluiten. Hierbij kan met name gedacht worden aan verzekeringen of leningen. Het is daarom wenselijk om de reeds geregelde vrijstelling voor bewindvoerders en curatoren te verbreden naar alle bemiddelingsactiviteiten die een bewindvoerder of curator bij de uitoefening van hun taken voor hun cliënt zouden kunnen verrichten.

Onderdeel C

Door de wijziging van artikel 47 worden bewindvoerders en curatoren bij de uitoefening van hun taken ook vrijgesteld van de verplichtingen van deel 4 van de Wft. Hierdoor hoeven zij bijvoorbeeld niet te voldoen aan afdeling 4.3.3. van de Wft en daarop gebaseerde bepalingen van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, waarin voorschriften zijn opgenomen voor bemiddeling in krediet en verzekeringen. De Wft-voorschriften regelen de verhouding tussen een bemiddelaar en consumenten die zelfstandig beslissen of zij van de diensten van een bemiddelaar gebruik maken en al dan niet overgaan tot het afsluiten van een financieel product. Dit is een wezenlijk andere verhouding dan die tussen bewindvoerders en curators en hun cliënten, waardoor de Wft-voorschriften niet altijd passend zijn. Bovendien gelden er sinds april 2014, op basis van het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren wettelijke waarborgen voor de kwaliteit van het werk van professionele bewindvoerders en curatoren. Deze regelen soms dezelfde onderwerpen als de Wft, bijvoorbeeld met betrekking tot de beloning die bewindvoerders en curatoren mogen ontvangen (vergelijk artikel 4:74 van de Wft en artikel 9 van het Besluit kwaliteitseisen). Ook in dit opzicht is het onwenselijk om te eisen dat bewindvoerders en curatoren aan deel 4 van de Wft voldoen.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven