Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot wijziging en gedeeltelijke intrekking van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de landbouw

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gezien de aanvraag van het Bestuursbureau BPL namens de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO Noord), Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO), Limburgse Land- en Tuinbouw Bond-Belangenbehartiging (LLTB), Plantum NL, Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB), Ondernemersorganisatie Glastuinbouw LTO Noord/Glaskracht (OGLNG), Koninklijke Handelsbond voor Boomkwekerij- en Bolproducten (Anthos), de Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO), de Vereniging Cultuurtechnische werken en Grondverzet, Meststoffendistributie en Loonwerken in de Agrarische Sector in Nederland (CUMELA Nederland), Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners (Branchevereniging VHG), Nederlandse Vereniging van Boseigenaren, Algemene Vereniging Inlands Hout, Vereniging Landschapsbeheerorganisaties, Werkgeversvereniging AB Nederland, Coöperatieve Bond van Verenigingen voor Kunstmatige Inseminatie van Varkens, Vereniging van Nederlandse Groenvoederdrogerijen (VNG), Vereniging van de Nederlandse Groente- en Fruitverwerkende Industrie (VIGEF), FNV, CNV Vakmensen en De Unie, daartoe strekkende, dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Landbouw, ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, wordt gewijzigd en gedeeltelijk wordt ingetrokken voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak voor de Landbouw;

Gelet op de artikelen 10, eerste lid, artikel 11, derde lid, en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank;

BESLUIT:

I.

Wijzigt het besluit van 27 mei 1949, nr.1110, Stcrt. 1949, nr. 104 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 december 2014, Stcrt. 2014, nr. 37629) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Landbouw.

De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:

"Het deelnemen in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw is verplicht gesteld voor alle werknemers in dienst van de werkgever.

Hierbij wordt verstaan onder:

  • A Werknemer:

    • 1. Werknemer is de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW (Staatsblad 1996, 406) in dienst is van de werkgever, met uitzondering van:

      • a. personen, die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt;

      • b. personen, die de pensioengerechtigde leeftijd van 67 jaar hebben bereikt;

      • c. de directeur-grootaandeelhouder in de zin van de SV-wetgeving (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2016 van 2 juli 2015, Stct. 2015, nr. 19073).

    • 2. Deze bepaling geldt met inachtneming van de bepalingen opgenomen in bijlage I.

  • B Werkgever:

    • 1.

      • a. Degene die een onderneming uitoefent waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit activiteiten zoals onder C 1 tot en met 14 vermeld.

      • b. Degene die een onderneming uitoefent met een onderdeel:

        • waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit activiteiten zoals onder C 1 tot en met 14 vermeld, en

        • waarin het aantal arbeidsuren meer dan 50% van het totaal aantal arbeidsuren in de onderneming uitmaakt.

        Dit geldt niet indien voor die gehele onderneming een andere verplichtstelling inzake een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds van kracht is die eerder dan deze verplichtstelling geregistreerd is bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

      • c. Juridisch zelfstandige delen van een groep in de zin van artikel 2:24b BW (Staatsblad 1991, 200) waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit activiteiten zoals onder C 1 tot en met 14 vermeld.

      • d. De personeelsvennootschap binnen een groep in de zin van artikel 2:24b BW (Staatsblad 1991, 200) waarvan ten minste 75% van het totaal aantal arbeidsuren van de werknemers wordt uitgeoefend bij een of meer andere groepsonderdelen waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit activiteiten zoals onder C1 tot en met 14 vermeld.

    • 2. Van ‘in hoofdzaak’ is sprake indien het aantal arbeidsuren van de werknemers in dienst van de werkgever die betrokken zijn bij de activiteiten zoals onder C 1 tot en met 14 vermeld meer dan 50% van het totaal aantal arbeidsuren binnen de onderneming uitmaakt.

    • 3. Deze bepaling geldt met inachtneming van de bepalingen in bijlage II.

  • C

    • 1. Bedrijfsverzorgingsdiensten:

      een vereniging van agrarische ondernemers die zich ten doel stelt om de leden in geval van arbeidsongeschiktheid, vakantie of anderszins, hulp te verlenen bij de op hun bedrijven te verrichten werkzaamheden.

    • 2. Bloembollengroothandel:

      handel in bloembollen.

    • 3. Bos- en natuuronderneming:

      • terreinbeheersbedrijf: een onderneming waarin de bosbouw in de ruime zin des woords wordt uitgeoefend, met inbegrip van werkzaamheden in droge en natte natuurterreinen en het houden van toezicht in bossen en natuurterreinen, en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het functioneren van het bedrijf of de organisatie waardoor eerdergenoemde werkzaamheden worden uitgevoerd;

      • aannemingsbedrijf: een onderneming die tegen betaling werkzaamheden voor terreinbeheersbedrijven en -organisaties verricht in bossen of andere houtopstanden dan wel in natuurterreinen, welke bedrijfsmatig in die terreinbeheersbedrijven plegen te worden verricht, dan wel een onderneming die voor eigen rekening houtoogstwerkzaamheden verricht, en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het functioneren van het bedrijf of de organisatie waardoor eerdergenoemde werkzaamheden worden uitgevoerd.

    • 4. Land- en tuinbouwwerktuigenexploiterende onderneming:

      het met, aan of door machines en/of werktuigen voor derden verrichten van

      • landbouwambachtenwerkzaamheden:

        werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de feitelijke plantaardige en dierlijke productie;

      • cultuurtechnische werkzaamheden:

        werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, de daarmee samenhangende drainage en grondwerken (bovenste grondlaag), alsmede het hiermee samenhangende onderhoud, met uitsluiting van baggerwerkzaamheden met specifiek baggermaterieel;

      Van de hierboven genoemde landbouwambachten- en cultuurtechnische werkzaamheden is eerst sprake, indien en voor zover geen bouw-/aanlegvergunning is vereist, met uitzondering van de vergunningen betrekking hebbend op de feitelijke plantaardige en dierlijke productie en/of de aanleg van groenvoorzieningen.

      • meststoffendistributie:

        werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van distributie van dierlijke meststoffen, of werkzaamheden met betrekking tot overige organische meststoffen ten behoeve van de agrarische sector.

    • 5. Hoveniersbedrijf:

      • hovenierswerkzaamheden:

        het al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van tuinen (inclusief tuinafscheidingen, schuttingen en (zwem-)vijvers), een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw en gladheidbestrijding. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord;

      • groenvoorzieningswerkzaamheden:

        het al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafplaatsen, een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw, gladheidbestrijding en onkruidbestrijding. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord;

      • boomverzorgingswerkzaamheden:

        het al dan niet voor derden planten, verplanten, snoeien, ruimen van bomen, verbeteren van de groeiplaats, bestrijden van ziekten en plagen en/of verzorgen van zowel de bovengrondse als ondergrondse delen van bomen, met inbegrip van advies, het aanvragen van vergunningen en de voorbereidende werkzaamheden. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord;

      • interieurbeplantingswerkzaamheden:

      • het al dan niet voor derden adviseren, ontwerpen, plaatsen en/of onderhouden van interieurbeplantingen met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord;

      • dak- en gevelbegroeningswerkzaamheden:

        het al dan niet voor derden ontwerpen, aanleggen, beheren en onderhouden van vegetatiesystemen op bouwwerken zoals vegetatiedaken in hun diverse verscheidenheid, vegetatiegevels alsmede vegetatiesystemen, inclusief de voor de duurzame instandhouding van deze systemen benodigde ondergrond (o.a. drainagesystemen, worteldoek, substraatlaag) en technische installaties (o.a. beregening en bemesting) en verankering. Dit met inachtneming van de voor deze systemen benodigde technische eigenschappen van het bouwwerk waarop of waaraan dezen worden bevestigd;

      • greenkeeperswerkzaamheden:

        het aanleggen en/of onderhouden van golfterreinen een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw en gladheidsbestrijding in het voornoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord.

      Onder Hoveniersbedrijf wordt niet verstaan een onderneming, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de voorbereidende grondwerkzaamheden.

    • 6. Glastuinbouw:

      plantaardige teelten die permanent onder glas of plastic plaatsvinden, met uitzondering van paddenstoelenteelt en de boomteelt onder glas of plastic, maar met inbegrip van vermeerderingsbedrijven, ongeacht of bedrijfsactiviteiten geheel of ten dele in de open lucht plaatsvinden.

    • 7. Open Teelten:

      • plantaardige teelten in de open lucht en plantaardige teelten niet permanent onder glas of plastic. Hieronder valt ook de teelt en vermeerdering die onder glas plaatsvindt in de boomkwekerij;

      • alle (groot-)handelsactiviteiten in de boomkwekerij.

    • 8. Dierhouderij:

      bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij met uitzondering van de stalhouderij c.q. een onderneming die paarden houdt voor recreatieve doeleinden en/of sportwedstrijden.

    • 9. Paddenstoelenteelt:

      teelt van paddenstoelen en/of aansluitende reeks van nauw verwante activiteiten, met name de opslag van, het inpakken van en het uitleveren van paddenstoelen en aanverwante producten aan vervoerders en het in beperkte mate produceren van compost.

    • 10. Groenvoederdrogerij:

      het kunstmatig drogen van groenvoederproducten met inbegrip van alle bijbehorende werkzaamheden;

    • 11. Tuinbouwzaadteelt.

      handel, productie, kweek en/of selectie van tuin- en/of bloemzaden.

    • 12. Rundveeverbetering:

      werkzaamheden doen verrichten op het gebied van de rundveeverbetering, daaronder ook begrepen het leveren van biologisch veeverbeteringsmateriaal.

    • 13. Varkensverbeteringsorganisatie:

      • fokkerij: diensten en/of producten aanbieden voor het vervaardigen, respectievelijk distribueren van genetisch hoogwaardig fokmateriaal ten behoeve van de varkenssector;

      • k.i.: exploiteren van een k.i. station en/of een instelling voor kunstmatige inseminatie van varkens;

      • varkensverbetering: het verbeteren van kwaliteit en rentabiliteit van de varkenshouderij middels diensten en/of producten.

    • 14. Groenten- en fruitverwerkende industrie:

      het op fabrieksmatige wijze verwerken van:

      • A. groenten, met inbegrip van augurken, koolsoorten, landbouwerwten, tomaten en zilveruien, alsmede daaruit verkregen halffabricaten tot:

        • 1. gesteriliseerd product;

        • 2. gedroogd product;

        • 3. gezouten product;

        • 4. vriesproduct;

        • 5. tafelzuren;

        • 6. zuurkool;

        • 7. sappen.

      • B. fruit en daaruit vervaardigd halffabricaat tot:

        • 1. fruitpulp;

        • 2. jams en geleien;

        • 3. vruchten op water, sap en siroop, vruchtenpureeën en vruchtenmoes;

        • 4. konfijtproducten;

        • 5. appel- en perensiropen;

        • 6. vruchtensappen en vruchtensausen;

        • 7. appelsap en zoete most;

        • 8. gedroogd product;

        • 9. diepgevroren product.

BIJLAGE I AANVULLING/AWIJKING DEFINITIE WERKNEMER

In aanvulling op respectievelijk in afwijking van hetgeen onder A is bepaald over het begrip ‘werknemer’, geldt het volgende voor:

  • a. Bloembollengroothandel, Glastuinbouw en Open Teelten:

    Niet als werknemer wordt beschouwd: de piekarbeider.

    • 1. Een piekarbeider is degene in dienst van een werkgever die een onderneming uitoefent als bedoeld in onderdeel C onder 2 (Bloembollengroothandel), C onder 6 (Glastuinbouw) of C onder 7 (Open teelten), die:

      • seizoensgebonden, uitsluitend routinematige werkzaamheden verricht die gerelateerd zijn aan oogst- en teeltwerkzaamheden (inclusief be- en verwerking van de oogst) voor agrarische gewassen; en

      • genoemde werkzaamheden gedurende een piekperiode (een periode van verhoogd werkaanbod) van maximaal 8 aaneengesloten weken per jaar uitvoert; en

      • gedurende zijn inzet tijdens de piekperiode een compensatie ter hoogte van 0,7% van het geldende loon ontvangt; en

      • door de werkgever uiterlijk op de 5e werkdag is aangemeld bij de fondsadministrateur.

    • 2. Niet onder de definitie van piekarbeider van lid 1 valt:

      • a. degene die aaneensluitend aan een vast of tijdelijk dienstverband bij dezelfde werkgever een dienstverband piekarbeid aangaat waar minder dan 6 maanden tussen zit;

      • b. degene met een dienstverband piekarbeid waar binnen 31 dagen een vast of tijdelijk dienstverband bij dezelfde werkgever op volgt.

    • 3. Een werknemer kan maar één keer per kalenderjaar een dienstverband piekarbeid aangaan.

  • b. Hoveniersbedrijf:

    Niet als werknemer wordt beschouwd degene die de feitelijke leiding heeft van de onderneming.

  • c. Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen:

    Niet als werknemer wordt beschouwd de directeur van een NV of BV.

  • d. Paddenstoelenteelt:

    Niet als werknemer wordt beschouwd: de scholier of student in volledig of parttime onderwijs die tijdens onderwijsvrije tijden op maandag tot en met zaterdag en gedurende onderwijsvakanties wordt ingezet als algemeen medewerker.

  • e. Groenvoederdrogerijen

    Niet als werknemer wordt beschouwd degene die met de dagelijkse leiding belast is.

  • f. Groenten- en fruitverwerkende industrie:

    Niet als werknemer wordt beschouwd:

    • a. degene, wiens functie (volgens de ORBA-functieclassificatiemethode) is gewaardeerd met meer dan 194,5 punten ORBA. (Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 februari 2016 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Groenten- en Fruitverwerkende Industrie van 19 februari 2016, Staatscourant 2016, nr. 2769);

    • b. degene, die onderwijs geniet aan een instelling van dagonderwijs en als regel slechts arbeid verricht gedurende de perioden, waarin aan deze instellingen geen onderwijs wordt gegeven;

    • c. directeur grootaandeelhouder in de zin van de Pensioenwet (Wet van 7 december 2006,Staatsblad 2006, 705).

BIJLAGE II AANVULLING/AFWIJKING DEFINITIE WERKGEVER

In aanvulling op respectievelijk in afwijking van hetgeen onder B is bepaald over het begrip ‘werkgever’, geldt voor:

  • a. Bedrijfsverzorgingsdiensten:

    Eveneens onder het begrip ‘werkgever’ vallen:

    • BVAP, Agriservice, en AB-Detacherings BV’s, zijnde aan de bedrijfsverzorgingsdiensten gelieerde organisaties welke zich ten doel stellen het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, niet zijnde een uitzendorganisatie;

    • Stichting Agrarische Projecten Nederland (STAP), een aan de bedrijfsverzorgingsdiensten gelieerde organisatie welke zich ten doel stelt het ter beschikking stellen van arbeidskrachten in het kader van het ‘combinatiebanenproject’ en voor zover geen andere verplichtstelling wordt toegepast.

  • b. Bloembollengroothandel, Dierhouderij, Glastuinbouw, Open Teelten, Paddenstoelenteelt:

    Arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en derden worden besteed.

  • c. Land- en tuinbouwwerktuigenexploiterende onderneming:

    • i. diegene die bedrijfsactiviteiten zoals onder C 4 vermeld al dan niet in een land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende onderneming doet verrichten tenzij voor die werkgever reeds een andere verplichtstelling inzake een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds van kracht is;

    • ii. diegene die een onderneming uitoefent met drie of meer verschillende soorten bedrijfsactiviteiten indien het percentage arbeidsuren dat besteed wordt aan activiteiten zoals onder C 4 vermeld groter is dan ieder afzonderlijk percentage arbeidsuren dat aan een andere bedrijfsactiviteit wordt besteed.

  • d. Hoveniersbedrijf:

    • i. diegene die een onderneming uitoefent die bedrijfsactiviteiten zoals genoemd onder C 5 verricht. Als op een onderneming meerdere verplichtstellingen van toepassing kunnen zijn, hoeft deze verplichtstelling niet te worden toegepast indien de onder C 5 genoemde bedrijfsactiviteiten ondergeschikte betekenis hebben in de bedrijfsvoering;

    • ii. niet als werkgever wordt beschouwd de bij de Nederlandse Vereniging van Golfaccommodaties als lid aangesloten golfbaanexploiterende onderneming of instelling.

  • e. Paddenstoelenteelt:

    Niet als werkgever worden beschouwd de hieronder genoemde kistenbedrijven:

    • Champignonkwekerij De Steenbrug Beheer B.V.;

    • Champignonkwekerij Champibelle B.V.;

    • Holland Champignons B.V.

  • f. Bos en Natuur:

    Als werkgever worden tevens beschouwd:

    • Stichting Landschapsbeheer Nederland;

    • Stichting Landschap Erfgoed Utrecht;

    • Stichting Landschapsbeheer Zeeland;

    • Stichting Instandhouding Landschapselementen Limburg;

    • Stichting Landschapsbeheer Flevoland;

    • Stichting Landschapsbeheer Friesland;

    • Stichting Landschapsbeheer Drenthe;

    • Stichting Landschapsbeheer Groningen.

BIJLAGE BIJ HET BESLUIT D.D. 18 MAART 2008 NR. UAW/CAV/06-74568/12

Uitgangspunten voor de indeling en de overgang van ondernemingen door de Commissie Werkingssfeer:

  • Werkzaamheden uitgevoerd binnen de sectoren Hoveniers en Bos en Natuur van de Landbouw kunnen raken aan de werkingssfeer van de Bouwnijverheid.

  • De huidige besluiten tot verplichtstelling van beide bedrijfstakpensioenfondsen kennen ieder voor zich een adequate afbakening van werkingssferen, zij het dat die afbakening niet expliciet is toegeschreven op in gang gezette en naar verwachting voortschrijdende ontwikkelingen in de sectoren Bos en Natuur en Hoveniers.

  • Tegen die achtergrond hebben partijen bij de Landbouw en de Bouwnijverheid besloten tot gezamenlijke inrichting van een Commissie Werkingssfeer, die aan de hand van onderstaande criteria verantwoordelijk is voor en beslist over de indeling en overgang van ondernemingen in de sectoren Hoveniers en Bos en Natuur.

  • De raakvlakken tussen de sector Hoveniers, waaronder tevens begrepen groenvoorzienings- en greenkeeperswerkzaamheden, en de Bouwnijverheid betreffen de werkzaamheden die in samenhang worden uitgevoerd met het “al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van tuinen, parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafplaatsen”, te weten de onderdelen “een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen”.

    Tussen partijen bij de Landbouw en de Bouwnijverheid bestaat eensgezindheid over de opvatting dat de voorbereidende grondwerkzaamheden behoren tot de greenkeeperswerkzaamheden maar alleen daar waar het de grondbewerking c.q. profilering van de toplaag betreft en niet het grove grondverzet bijvoorbeeld in het kader van de aanleg van terreinen. Eveneens bestaat eensgezindheid over de opvatting dat de werkzaamheden met betrekking tot wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, in het kader van het Hoveniersbedrijf van ondergeschikt belang zijn. Als afbakeningscriterium daarvoor geldt dat indien die werkzaamheden minder dan 50% van de loonsom uitmaken, de onderneming behoort tot de Landbouw en indien dat voor meer dan 50% is, de onderneming behoort tot de Bouwnijverheid.

  • De raakvlakken tussen de sectoren Bos en Natuur en de Bouwnijverheid betreffen de werkzaamheden in het kader van het terreinbeheersbedrijf, voor zover deze activiteiten worden uitgevoerd in het kader van droge en natte natuurterreinen alsmede het aannemingsbedrijf voor zover deze activiteiten worden uitgevoerd op het terrein van de weg- en waterbouw, kust- en oeverwerken en grondverzetwerkzaamheden.

    Tussen partijen bij de Landbouw en de Bouwnijverheid bestaat eensgezindheid over de opvatting dat voormelde werkzaamheden met betrekking tot het terreinbeheersbedrijf en het aannemingsbedrijf in het kader van de Landbouw van ondergeschikt belang zijn. Als afbakeningscriterium daarvoor geldt dat indien die werkzaamheden minder dan 50% van de loonsom uitmaken, de onderneming behoort tot de Landbouw en indien dat voor meer dan 50% is, de onderneming behoort tot de Bouwnijverheid.

  • Gelet op de aard van de onderhavige arbeidsvoorwaarde, waarbij stabiliteit van essentieel belang is, geldt een overgangsregeling voor die situatie dat een onderneming in het Hoveniersbedrijf of het bedrijf van Bos en Natuur in enig jaar voor meer dan 50% van de loonsom activiteiten heeft ontwikkeld op die gebieden die raken aan de Bouwnijverheid. Indien deze onderneming gedurende een periode van twee achtereenvolgende jaren met zijn loonsom uitstijgt boven de 50%-grens voor de aan de Bouwnijverheid rakende activiteiten, wordt de onderneming definitief bij de Bouwnijverheid ingedeeld. In dat geval wordt aangenomen dat de onderneming structureel meer Bouwnijverheid- dan Landbouw- gerelateerd is."

II.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

's-Gravenhage, 29 juli 2016.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,

Naar boven