TOELICHTING
1. Inleiding
De onderhavige regeling (hierna: nieuwe regeling) vervangt de Regeling aanwijzing
directeur-grootaandeelhouder (hierna: oude regeling). Naar aanleiding van de inwerkingtreding
van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (hierna: Wet Flex-BV) met ingang
van 1 oktober 2012 was het gewenst de oude regeling aan te passen. Ook is in deze
regeling rekening gehouden met ontwikkelingen in de jurisprudentie. Daarbij is beoogd
voor het merendeel van de bestuurders van vennootschappen de bestaande situatie te
continueren zonder dat aanpassing van de statuten daarvoor nodig is. Bedoeld is om
de bestaande praktijk te verduidelijken en alleen waar nodig aan te passen in verband
met wetgeving en jurisprudentie. Ten behoeve van de leesbaarheid is er voor gekozen
de oude regeling volledig te vervangen. De regeling is van toepassing op bestuurders
van vennootschappen, naast de BV (besloten vennootschap) ook de NV (naamloze vennootschap).
2. Achtergrond oude regeling
De oude regeling voorzag in nadere regels met betrekking tot de omschrijving van het
begrip directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga). Daarbij werd aangesloten bij een
aantal criteria die destijds door de Federatie Bedrijfsverenigingen (hierna: FBV)
werden afgeleid van de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB).
Sinds de uitspraak CRvB van 4 oktober 1985 (RSV 1986/21) werd er voor de toepassing
van de werknemersverzekeringen vanuit gegaan dat de arbeidsverhouding van een dga
en een vennootschap in het algemeen niet als een arbeidsovereenkomst kon worden aangemerkt
en dat de dga om die reden niet als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen
kon worden aangemerkt. De vraag of sprake was van een dienstbetrekking moest voor
toepassing van de werknemersverzekeringen worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke
situatie en niet van de formele situatie. Met ingang van 1 januari 1998 was in verband
hiermee in artikel 6 van de sociale verzekeringswetten expliciet bepaald, dat de arbeidsverhouding
van de dga niet als dienstbetrekking wordt beschouwd. Er was wel behoefte op grond
van artikel 6, vijfde lid, nadere regels te stellen om kenbaar te maken wanneer sprake
is van een dga, waarbij de genoemde criteria van de FBV in de regeling zijn vastgelegd.
Uitgangspunt van de oude regeling was dat als de dga de feitelijke macht had in de
algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap, hij daaraan niet ondergeschikt
was en er daarmee geen sprake was van een reële gezagsverhouding. Omdat er op die
grond geen sprake was van een arbeidsovereenkomst in de zin van de werknemersverzekeringen
was werknemerschap niet aan de orde en daarmee ook geen verplichte verzekering voor
de werknemersverzekeringen.
De ondergeschiktheid werd in de oude regeling bepaald aan de hand van de omvang van
het aandelenbezit of het aantal stemmen dat uitgebracht kon worden in de algemene
vergadering van aandeelhouders.
3. Nieuwe regeling
3.1 Uitgangspunt
De nieuwe regeling bevat criteria voor de beoordeling van de verzekeringsplicht van
de statutair bestuurder van een vennootschap. Uitgangspunt is artikel 3 van de Ziektewet1, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet. Degene die
een arbeidsovereenkomst heeft met de vennootschap, staat formeel onder gezag van de
vennootschap en daarmee is voldaan aan de voorwaarden van verzekeringsplicht. Niet
van belang is welke personen deel uitmaken van het orgaan van de vennootschap dat
instructies kan geven aan die persoon. Of materieel sprake is van een gezagsverhouding
is niet relevant. Vergelijk ook uitspraak HR 22 maart 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY9295)
en CRvB 22 januari 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:227).
Indien de bestuurder een arbeidsovereenkomst heeft met de vennootschap en op grond
daarvan de verplichting heeft persoonlijk arbeid te verrichten tegen een beloning
en formeel onder gezag van de vennootschap staat, en daarmee in dienstbetrekking tot
de vennootschap staat, is hij in beginsel verzekerd voor de werknemersverzekeringen
(Ziektewet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen, en Werkloosheidswet). Dat is anders indien hij een dga is. Artikel
6 van de relevante werknemersverzekeringswetten bepaalt dat niet als dienstbetrekking
wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de dga en dat bij ministeriële regeling wordt
geregeld wat onder dga moet worden verstaan. De regeling regelt voor welke gevallen
er een uitzondering is op de normale regels voor de verzekeringsplicht, indien er
sprake is van een bestuurder van een vennootschap. In die uitzonderingsgevallen is
er dan geen sprake van een dienstbetrekking.
Voor de Wet arbeid en zorg gaat het er om, dat de dga als zelfstandige wordt beschouwd
en op grond daarvan in aanmerking komt voor uitkeringen op grond van die wet voor
zelfstandigen. De criteria voor het zelfstandige zijn van een dga op grond van artikel
3.17, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van die wet stemmen overeen met die voor
het niet aanmerken van de arbeidsverhouding van de dga als dienstbetrekking. Daarom
is deze regeling, net als de oude regeling, mede gebaseerd op artikel 3.17, tweede
lid van de Wet arbeid en zorg.
Leidend beginsel is dat er geen sprake is van een ‘gezagsverhouding’, indien de bestuurder
kan besluiten over zijn ontslag. Hetgeen betekent dat hij niet tegen zijn wil ontslagen
kan worden. Net als in de oude regeling gaat het in de nieuwe regeling ook om het
vaststellen van de feitelijke macht binnen de vennootschap op basis van de statutaire
regelingen van de vennootschap over het besluiten over ontslag van de statutair bestuurder.
Indien de statutair bestuurder, afzonderlijk of met echtgenoot en/of familieleden,
op grond van zijn statutaire positie de beslissende stem heeft in het besluit over
zijn ontslag, is er geen sprake van ondergeschiktheid en daarmee niet van een reële
gezagsverhouding en geen werknemerschap. Een verplichte werknemersverzekering is dan
niet aan de orde. De ondergeschiktheid en gezagsverhouding of het ontbreken ervan
worden gebaseerd op het stemrecht in het besluit over ontslag. De bevoegdheden ten
aanzien van het besluiten over ontslag moeten worden bepaald aan de hand van openbare
stukken te weten de statuten.
Daarnaast wordt geen ondergeschiktheid aangenomen indien er sprake is van nevengeschiktheid.
De nevengeschiktheid van de bestuurders blijkt in dat geval uit het gelijkwaardige
economisch belang van de bestuurders als aandeelhouders. Dit wordt bepaald aan de
hand van het aandeel in het kapitaal van de vennootschap.
Deze regeling heeft geen betrekking op de niet-statutair bestuurder van de vennootschap
of op familieleden van een statutair bestuurder, of op de aandeelhouder met een dienstbetrekking
anders dan als bestuurder. Voor de beoordeling van de arbeidsrelatie van die personen
wordt volgens bestaand algemeen beleid vastgesteld of er een gezagsrelatie is. Ook
is de regeling niet van toepassing op de bestuurder van een (coöperatieve) vereniging;
vergelijk HR 5 juli 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:884).
In de oude regeling was UWV bevoegd, in afwijking van de hoofdregel, een bestuurder
niet als directeur-grootaandeelhouder aan te merken, indien deze door feiten en omstandigheden
aantoonde daadwerkelijk ondergeschikt te zijn aan de algemene vergadering van de vennootschap.
Op grond van de Wet Flex BV kan de vennootschap de positie van een bestuurder zo regelen
dat deze wel of niet als dga wordt aangemerkt. Een beslissing over het al dan niet
verzekerd zijn in afwijking van de regeling is daarmee overbodig geworden. Indien
de bestuurder of de vennootschap een beslissing wil over het al dan niet bestaan van
een verzekerde dienstbetrekking, kan het UWV of de inspecteur op verzoek van de bestuurder
of de vennootschap bepalen of sprake is van een dienstbetrekking, die tot verzekering
voor de werknemersverzekeringen leidt. De bevoegdheid tot vaststelling van de verzekeringsplicht
berust bij de inspecteur op grond van artikel 59, derde lid, Wet financiering sociale
verzekeringen indien het gaat om een verzoek van de werkgever (in dit geval de vennootschap),
en bij het UWV, indien het gaat om vaststelling op verzoek van de werknemer (in dit
geval de bestuurder) op grond van artikel 72c van de Ziektewet, artikel 127a van de
Werkloosheidswet en artikel 7, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3.2 Wet Flex BV
Kern van de Wet Flex BV is de vrijheid tot inrichting van de besloten vennootschap,
waaronder meer vrijheid in vormgeving en de bevoegdheid tot benoeming en ontslag van
bestuurders. Statuten kunnen bepalen dat bestuurders niet worden benoemd en ontslagen
door de algemene vergadering van aandeelhouders, maar door een vergadering van houders
van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding of een ander orgaan binnen de vennootschap
(artikelen 2: 242 en 2:244 van het Burgerlijk Wetboek). Ook kan een one tier model
van toepassing zijn, waarbij er binnen het bestuursorgaan onderscheid wordt gemaakt
tussen bestuurders belast met uitvoerende werkzaamheden en bestuurders die toezicht
houden op deze werkzaamheden. Ook dan blijft gelden dat de statuten bepalen hoe de
benoeming en het ontslag geschieden. De oude regeling was op de Flex BV niet volledig
toegesneden. In de praktijk leidde dit tot vragen over de verzekeringsplicht van de
dga. Om meer duidelijkheid te creëren is deze nieuwe regeling vastgesteld.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel 1
Het gaat om de statutair bestuurder van een vennootschap; niet om een zogeheten ‘titulair’
of ‘commercieel’ directeur. Laatstgenoemden zijn namelijk in het algemeen in dienstbetrekking
werkzaam wegens de gezagsverhouding tot en daarmee ondergeschikt aan de vennootschap.
Een bestuurder van een vennootschap kan ook een rechtspersoon zijn. In dat geval wordt
als bestuurder tevens aangemerkt de natuurlijke persoon die namens de rechtspersoon
de werkzaamheden voor de vennootschap als bestuurder feitelijk verricht. Deze gelijkstelling
met de bestuurder is vooral van belang voor de toepassing van artikel 2, tweede lid,
van deze regeling bij tussenplaatsing van een rechtspersoon.
De begripsomschrijving van ‘echtgenoot’ sluit aan bij wie in artikel 1 van de Ziektewet,
en de overeenkomstige bepalingen in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Werkloosheidswet en de Wet arbeid
en zorg, de wetten waarop deze regeling is gebaseerd, als gehuwd en echtgenoot worden
aangemerkt. In die wetten wordt op gelijkluidende wijze geregeld dat als echtgenoot
ook wordt aangemerkt de geregistreerde partner en de ongehuwde meerderjarige met wie
een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd. Daarvan is geen sprake indien die gezamenlijke
huishouding wordt gevoerd met een bloedverwant in de eerste graad. Daarom wordt in
onderdeel b alleen verwezen naar de Ziektewet.
In deze regeling wordt verwezen naar de artikelen 6 van de Ziektewet, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet. Het gaat echter ook om verzekeringsplicht
op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Verzekerd voor die wet en
dus werknemer in de zin van die wet is echter op grond van artikel 8, de verzekerde
voor de Ziektewet. Daarmee kan voor de verzekering voor de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen worden volstaan met de verwijzing naar de Ziektewet. De verzekering
voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zal niet meer zelfstandig bestaan,
maar er kunnen nog aanspraken op grond van die wet kunnen worden vastgesteld. Om die
reden wordt in deze regeling nog naar het geldende artikel van die wet verwezen. De
dga waarnaar in artikel 3:17 van de Wet arbeid en zorg wordt verwezen is zoals hiervoor
in het algemene deel is uiteengezet zelfstandige in de zin van die wet.
Artikel 2, eerste lid
Bepalend voor deze regeling is dat de bestuurder tevens aandeelhouder is en op grond
hiervan kan besluiten over zijn ontslag. Besluiten over ontslag worden genomen in
een algemene vergadering of door een ander orgaan van de vennootschap. Onder algemene
vergadering wordt de algemene vergadering van aandeelhouders binnen de vennootschap,
zowel de naamloze vennootschap als de besloten vennootschap, verstaan met de bevoegdheden
die worden genoemd in afdeling 4 van de titel 4 respectievelijk 5 van Boek 2 van het
BW. Onder ‘ander orgaan’ wordt een ander orgaan dan de algemene vergadering bedoeld.
Die andere organen worden genoemd in artikel 78a respectievelijk 189a van Boek 2 van
het BW. Meer concreet betreft het een ‘ander orgaan’ als bedoeld in artikel 244, eerste
lid, van Boek 2 van het BW, dat volgens de statuten van de vennootschap bevoegd is
de bestuurder te ontslaan of de vergadering van houders van aandelen van een bepaalde
soort of aanduiding, bedoeld in artikel 242, eerste lid, van Boek 2 van het BW.
Het eerste en tweede lid zien op het element gezagsverhouding in het specifieke geval van de dga. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat voor het
bestaan van een arbeidsovereenkomst ook sprake dient te zijn van de verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid alsmede van de verplichting tot betaling van loon. Indien een persoon niet daadwerkelijk in het bedrijf werkzaam is, of geen loon ontvangt,
is er op die grond al geen sprake van een arbeidsovereenkomst en behoeft het element
gezagsverhouding niet (meer) te worden getoetst.
Indien de bestuurder van een vennootschap werkzaam is in een feitencomplex als bedoeld
in de onderdelen a, of b van het eerste lid, wordt deze persoon aangemerkt als een
niet voor de werknemersverzekeringen verzekerde dga. De positie van de bestuurder
wordt bepaald op basis van zijn zeggenschap, tezamen met zijn echtgenoot en/of bloed-
en aanverwanten tot en met de derde graad, over zijn ontslag op grond van de statuten
van de vennootschap. Stemovereenkomsten zullen in het algemeen grond zijn voor de
bestuurder om zich daarnaar te gedragen, maar ze doen niet af aan hetgeen in de statuten
is geregeld. Anders dan de statuten van de vennootschap is een stemovereenkomst in
beginsel ook niet kenbaar voor derden. Ook aan aandelen die in pand of vruchtgebruik
zijn gegeven of onder bewind vallen is stemrecht verbonden en deze worden bij de bestuurder
in aanmerking genomen voor het bepalen van zeggenschap. Op met medewerking van de
vennootschap uitgegeven certificaten van aandelen kan geen stemrecht worden uitgeoefend
en zij geven de houder geen zeggenschap in de vennootschap.
Onderdeel a
Indien een bestuurder al dan niet tezamen met zijn echtgenoot in staat is binnen de
algemene vergadering of een ander orgaan van de vennootschap te besluiten over zijn
ontslag en daarmee een eventueel besluit over zijn ontslag te blokkeren wordt hij
voor de werknemersverzekeringen aangemerkt als dga. Er wordt dan verondersteld dat
een gezagsverhouding ontbreekt; van ondergeschiktheid van de bestuurder is geen sprake.
In dit nieuwe onderdeel a zijn de onderdelen a en b van de oude regeling samengevoegd.
Voor de goede orde: voor de toepasselijkheid van onderdeel a is vereist dat de bestuurder
zelf aandelen bezit. Dit onderdeel is niet van toepassing indien alleen zijn echtgenoot
aandelen heeft. De bestuurder heeft in dat geval geen enkele zeggenschap in het besluit
over zijn ontslag. Als hij geen enkele zeggenschap over zijn ontslag heeft, maar zijn
echtgenoot wel, dan wordt aangenomen dat dit een bewuste keuze is; dan is er reden
om de arbeidsverhouding wel als dienstbetrekking te beschouwen. Indien de bestuurder
en de echtgenoot elk aandelen hebben, is de verhouding in aandelen en zeggenschap
tussen de bestuurder en de echtgenoot niet van belang. Verondersteld wordt dat de
bestuurder kan besluiten over zijn ontslag als hij samen met zijn echtgenoot kan besluiten
over zijn ontslag. Daarbij is de aanname dat de echtgenoot in dezelfde zin zal stemmen
als de bestuurder (‘meestemmen’). Niet van belang is of vaststaat dat in een concrete
situatie in dezelfde zin gestemd zal worden of wordt.
Onderdeel b
Indien een bestuurder al dan niet tezamen met zijn echtgenoot en/of bloed- of aanverwanten
houder is van aandelen, al dan niet van een bepaalde soort of aanduiding als bedoeld
in artikel 2:242, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, die ten minste twee derde
van de stemmen vertegenwoordigen zodat hij in staat is binnen de algemene vergadering
of een ander orgaan van de vennootschap over zijn ontslag te besluiten of in ieder
geval niet tegen zijn wil kan worden ontslagen, wordt hij voor de werknemersverzekeringen
aangemerkt als dga. Er wordt dan verondersteld dat een gezagsverhouding ontbreekt;
van ondergeschiktheid van de bestuurder is geen sprake.
In artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van de oude regeling was bepaald dat de bestuurder
van een vennootschap als dga werd aangemerkt indien ten minste tweederde van de aandelen
werd gehouden door de bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad. De eis van
ten minste tweederde was dus ook al opgenomen in de oude regeling. In geval de bestuurder,
al dan niet met zijn echtgenoot, niet over zijn ontslag kan besluiten en het besluit
mede genomen wordt door bloed- en aanverwanten tot en met derde graad, wordt ook in
deze regeling een groter aandelenbezit geëist. Het is een versterkte eis om aan te
geven wanneer een vennootschap in handen van een familie is. De Hoge Raad heeft in
het arrest van 22 maart 2013 ter zake overwogen dat de bepaling niet kon worden toegepast
indien de bloed- en aanverwanten zelf niet ten minste tweederde van de aandelen hadden,
waarbij de aandelen van de bestuurder niet werden meegerekend.2 Met de nieuwe formulering ‘de bestuurder van de vennootschap die tezamen met zijn bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, al dan niet tezamen met
zijn echtgenoot’ wordt aangesloten bij de oorspronkelijke bedoeling van de oude regeling
om de aandelen van de bestuurder, en van zijn bloed- en aanverwanten tot en met de
derde graad gezamenlijk, en van zijn echtgenoot in aanmerking te nemen om te beoordelen of zij de bestuurder
kunnen ontslaan. Bovendien wordt hierbij in deze regeling uitgegaan van een gezamenlijke
vertegenwoordiging van ten minste tweederde van de stemmen. Dit hoeft niet per se
in te houden dat daarmee ook tweederde van het kapitaal is vertegenwoordigd. Uitgaande
van de bepalingen over besluiten die met versterkte meerderheid van stemmen worden
uitgebracht (zie artikel 134 en 244 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) zal het hierbij
ook meestal wel gaan om een vertegenwoordiging van meer dan de helft van het kapitaal.
Deze bepaling heeft gevolgen voor bestuurders die alleen onder de uitleg van de Hoge
Raad als verzekerd werden aangemerkt. Zij zullen met deze bepaling als niet verzekerd
worden beschouwd. Nu is duidelijk, dat ondanks de uitspraak van de Hoge Raad er geen
sprake is van verzekeringsplicht. De nieuwe regels hebben directe werking.
Voor de toepasselijkheid van onderdeel b is vereist dat de bestuurder zelf aandelen
bezit. Dit onderdeel is niet van toepassing als alleen zijn bloed- en aanverwanten
tot en met de derde graad al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, aandelen bezitten.
De bestuurder heeft in dat geval geen enkele zeggenschap in het besluit over zijn
ontslag. Als hij geen enkele zeggenschap over zijn ontslag heeft, maar zijn bloed-
en aanverwanten tot en met de derde graad, al dan niet met zijn echtgenoot wel, dan
wordt aangenomen dat dit een bewuste keuze is; dan is er reden om de arbeidsverhouding
wel als dienstbetrekking te beschouwen. Indien de bestuurder en bloed- en aanverwanten
tot en met de derde graad, al dan niet tezamen met de echtgenoot, elk aandelen hebben,
is de verhouding in aandelen en zeggenschap tussen de bestuurder en de bloed- en aanverwanten
tot en met de derde graad en de echtgenoot niet van belang. Verondersteld wordt dat
de bestuurder kan besluiten over zijn ontslag als hij samen met zijn bloed- en aanverwanten
tot en met de derde graad, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot kan besluiten over
zijn ontslag. Daarbij is de aanname dat de bloed- en aanverwanten tot en met de derde
graad en/of de echtgenoot in dezelfde zin stemmen als de bestuurder (‘meestemmen’).
Niet van belang is of vaststaat dat in een concrete situatie in dezelfde zin gestemd
zal worden of wordt.
Artikel 2, tweede lid
Het is mogelijk dat een bestuurder werkzaam is bij een vennootschap, waarvan de aandelen
geheel of gedeeltelijk in handen zijn van een andere rechtspersoon, bijvoorbeeld van
een andere vennootschap of een stichting. Ook dan dient te worden bezien hoe de feitelijke
zeggenschap binnen de vennootschap geregeld is.
Het tweede lid heeft betrekking op de bestuurder die zeggenschap heeft door tussenkomst
van een rechtspersoon. Ingeval de bestuurder van de vennootschap een rechtspersoon
is, wordt gekeken naar de positie van de natuurlijke persoon, die niet zelf statutair
bestuurder is van de vennootschap, maar de werkzaamheden voor de vennootschap als
bestuurder feitelijk verricht. In dat geval komt aan de tussengeschoven houdstermaatschappij
weinig betekenis toe als de natuurlijke persoon persoonlijk werkzaamheden als bestuurder
van de onderliggende rechtspersoon moet verrichten.
In het tweede lid is aansluiting gezocht bij de formulering in het eerste lid en hiermee
ook bij de Wet Flex-BV. Concreet betekent dit dat de bestuurder die een zodanige zeggenschap
in de vennootschap heeft door tussenkomst van een rechtspersoon, dat hij in staat
is te besluiten over zijn ontslag bij de vennootschap, ook wordt aangemerkt als dga.
Indien die andere rechtspersoon een vennootschap is, is wel vereist, dat de bestuurder
tevens aandelen houdt van die vennootschap en op grond daarvan zeggenschap heeft.
Die zeggenschap kan tezamen met bloed- en/of aanverwanten tot en met de derde graad,
en echtgenoot, worden uitgeoefend op de zelfde wijze als in het eerste lid is bedoeld
door het van overeenkomstige toepassing verklaren van het eerste lid. Hierna worden
enkele voorbeelden gegeven om de verschillende omstandigheden verder te verduidelijken.
Voorbeeld 1
A is statutair bestuurder van de BV X. De aandelen van BV X waaraan stemrecht is verbonden
zijn geheel in handen van BV Y. A is bestuurder en enig aandeelhouder van BV Y. A
moet worden aangemerkt als dga en valt niet onder de werknemersverzekeringen, omdat
A statutair bestuurder is van BV X en via BV Y heeft hij zeggenschap over zijn ontslag
in BV X.
Voorbeeld 2
BV Y is enig aandeelhouder en statutair bestuurder van BV X. Namens Y BV verricht
A de werkzaamheden als bestuurder. A is tevens 100% aandeelhouder en statutair bestuurder
in BV Y. A wordt aangemerkt worden als dga, omdat hij via BV Y zeggenschap heeft over
zijn ontslag in BV X.
Voorbeeld 3
A is statutair bestuurder van BV X. Alle aandelen van BV X zijn in handen van BV Y.
A heeft 20% van de aandelen van BV Y, zijn echtgenoot AX heeft 40% van de aandelen
van BV Y en de resterende 40% van de aandelen van BV Y is in handen van C. C is statutair
bestuurder van BV Y. Binnen BV Y wordt met gewone meerderheid gestemd. A wordt aangemerkt
als dga, omdat hij statutair bestuurder is van BV X en via BV Y zeggenschap, tezamen
met zijn echtgenoot AX, heeft over zijn ontslag in BV X. Ondanks dat A geen statutair
bestuurder is van BV Y.
Voorbeeld 4
A is statutair bestuurder van BV X. Alle aandelen van BV X zijn gecertificeerd en
in handen van Stichting Administratiekantoor BV X (STAK BV X). A houdt alle certificaten
en is enig bestuurder van STAK BV X. Omdat A de volledige zeggenschap heeft in STAK
BV X kan hij zijn ontslag als statutair bestuurder van BV X tegenhouden. A moet aangemerkt
worden als dga, omdat A statutair bestuurder is van BV X en via STAK BV X heeft hij
zeggenschap over zijn ontslag in BV X.
Voorbeeld 5
A is statutair bestuurder van BV X. Alle aandelen van BV X zijn gecertificeerd en
in handen van Stichting Administratiekantoor BV X (hierna: STAK BV X). A en B, broers,
houden alle certificaten van STAK BV X. A en B vormen, samen met C, D en E het bestuur
van de STAK BV X. A en B hebben elk 2 stemmen en C, D, E hebben elk 1 stem. Omdat
A niet de volledige zeggenschap heeft in STAK BV X kan hij zijn ontslag als statutair
bestuurder van BV X niet tegenhouden. Ook samen met zijn broer voldoet A niet aan
de eis van ten minste tweederde van de stemmen. A kan derhalve niet aangemerkt worden
als dga.
Artikel 2, derde lid
Dit onderdeel ziet op de bestuurders die samen aandeelhouder zijn van een vennootschap
en nevengeschikt zijn ten opzichte van elkaar. In dat geval is geen sprake van ondergeschiktheid.
Bepalend is dat de bestuurders alles bij elkaar genomen een gelijkwaardig economisch
belang hebben in de vennootschap en een positie innemen die zich laat vergelijken
met de verhouding tussen gelijkgerechtigde mede-eigenaren van een onderneming. Vergelijk
uitspraak CRvB 6 mei 2010 LJN: BM5154 en 4 augustus 2010, LJN: BN6062. Om dit economische
belang te benadrukken gaat het niet om de stemmen, maar het aandeel in het kapitaal
van de vennootschap, dat de bestuurders als aandeelhouders vertegenwoordigen. De bestuurders
dienen dan tezamen alle aandelen te bezitten. Hierbij geldt zoals in artikel 189 Boek
2 Burgerlijk Wetboek is bepaald, dat wanneer de houders van aandelen een zeker gedeelte
van het maatschappelijk kapitaal der vennootschap uitmaken, onder kapitaal wordt verstaan
het geplaatste gedeelte van het maatschappelijk kapitaal. Tot de aandelen in het kapitaal
behoren in deze bepaling ook de met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten
van aandelen. Er is met opzet gekozen voor de omschrijving ‘een gelijk of nagenoeg
gelijk deel van het kapitaal’. Dit was ook het geval in de oude regeling. Het is mogelijk
dat het geplaatste deel van het maatschappelijk kapitaal niet in gelijke mate deelbaar
is door het aantal aandeelhouders. Wanneer in dat geval de verdeling zo klein mogelijk
is, bijvoorbeeld 33-33-34 bij 100 aandelen, kan toch nevengeschiktheid worden aangenomen.
De beoordeling op grond van dit lid is pas aan de orde als het eerste of tweede lid
geen uitsluitsel geeft. Wel is hierbij het tweede lid van overeenkomstige toepassing
als het aandelenbezit door tussenkomst van een vennootschap plaatsvindt, waarvan één
van de bestuurders aandelen houdt.
Artikel 3
De inhoud van dit artikel is gelijk aan artikel 4 van de oude regeling.
Dit artikel heeft betrekking op de in Nederland verzekerde bestuurder van een vennootschap
die naar buitenlands recht is opgericht. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan
de (Belgische) BvbA, de (Duitse) GmbH, de (Engelse) Limited liability company en de
(Amerikaanse) Incorporated. Deze regeling is van toepassing op de beoordeling van
de verzekeringsplicht van dergelijke bestuurders. Het kan hierbij ook gaan om een
bestuurder die op grond van de hoofdregels van de verzekeringsplicht in de werknemersverzekeringswetten
of bijvoorbeeld op grond van de aanwijzingsregels van EG Verordening 883/2004 in Nederland
verzekerd zou kunnen zijn. Het kan daarbij voorkomen dat de bestuurder dan buiten
Nederland werkzaam is.
Artikel 4 en 5
De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016 en de oude regeling wordt
met ingang van die datum ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht met onderscheid
in verschillende groepen. Overgangsrecht betekent het in stand houden van een onderscheid
tussen verschillende groepen gedurende lange tijd. Dit is onoverzichtelijk voor de
vennootschappen en hun bestuurders en is voor de Belastingdienst en het UWV niet goed
uitvoerbaar. Ook is er geen terugwerkende kracht verleend aan de nieuwe regeling;
dit zou namelijk met terugwerkende kracht wijziging in de rechtspositie van de bestuurders
kunnen leiden met gevolgen voor de bestuurders en de vennootschappen voor het verleden.
Dit is niet in overeenstemming met de rechtszekerheid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher