Beleidsregel van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 juli 2016, nr. PO/B&S/ 1005896, houdende wijziging van de Beleidsregel experiment flexibiliseren onderwijstijd in verband met uitbreiding van het aantal experimenten

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2 van de Experimentenwet onderwijs en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING BELEIDSREGEL EXPERIMENT FLEXIBILISEREN ONDERWIJSTIJD

De Beleidsregel experiment flexibiliseren onderwijstijd wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, tweede lid, wordt ‘artikel 8, zevende lid, onderdeel b, van de WPO’ telkens vervangen door: artikel 8, negende lid, onderdeel b, van de WPO.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘3 schooljaren’ vervangen door: 7 schooljaren. 2. In het tweede lid, wordt ‘2 schooljaren’ vervangen door: 6 schooljaren.

C

In artikel 5, eerste lid, wordt ‘schooljaar 2016–2017’ vervangen door: schooljaar 2020–2021.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

Met deze beleidsregel wordt de Beleidsregel experiment flexibiliseren onderwijstijd aangepast.1 Binnen dit experiment mogen scholen afwijken van de centraal vastgestelde vakanties en de vijfdaagse schoolweek. Ouders en leerlingen bepalen op deze scholen naar eigen inzicht, in overleg met de school, hun vrije dagen en vakantie.

De looptijd van het experiment was van 1 augustus 2011 tot en met 31 juli 2014. Vervolgens is op basis van de monitor bij het experiment bezien of het sectorbreed aanpassen van de regelgeving een optie is. De cruciale vraag hierbij was hoe de kwaliteit van het onderwijs geborgd kan worden en tegelijk aan de wensen van de betrokkenen tegemoet kan worden gekomen.

Het experiment gaf, ook in combinatie met aanvullend onderzoek, echter onvoldoende aanknopingspunten om een weloverwogen besluit te kunnen nemen.2 Om meer inzicht te krijgen in de effecten van flexibele onderwijstijd en de randvoorwaarden voor een succesvolle invoering ervan is besloten het experiment te verlengen met vier jaar en de experimentscholen nader te blijven volgen. In 2018 zal de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) onderzoeken hoe de scholen zich verder hebben ontwikkeld. Met deze verlenging van vier schooljaren wordt aangesloten bij de reguliere cyclus van de inspectie, die scholen eens in de vier jaar bezoekt. Hierdoor worden de deelnemende scholen niet overmatig belast en kunnen zij dezelfde termijn doorlopen als andere scholen om aan de verbetering van hun onderwijs te werken. Naast het onderzoek van de inspectie zal gewerkt worden aan een concretiseringsslag van de globale randvoorwaarden die het experiment tot nu toe heeft opgeleverd.

Omdat het niet wenselijk is dat er veel opeenvolgende aanpassingen in het rooster van de deelnemende scholen komen, konden zij na afloop van het experiment nog twee jaar afwijken van de regelgeving, tot een besluit was genomen over het vervolg. Deze uitloop van twee jaar blijft in stand, maar betreft nu niet de schooljaren 2014–2015 en 2015–2016, maar 2018–2019 en 2019–2020.

Administratieve lasten

Bij de voorbereiding van dit voorstel is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. OCW heeft deze gevolgen in kaart gebracht met behulp van het standaardkostenmodel (SKM) voor de administratieve lasten.

Ten opzichte van de Beleidsregel experiment flexibiliseren onderwijstijd is sprake van een toename van de administratieve lasten voor scholen. De toename voor scholen wordt geraamd op +/- 3.200 euro in de periode van 2016 tot en met 2018. Dit betreft:

  • medewerking aan monitoring van de resultaten van het experiment;

  • geïntensiveerd contact met de inspectie.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
2

Kamerstukken II 2015/16, 31 293, nr. 306 en Kamerstukken II 2014/15, 31 293, nr. 233.

Naar boven