Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2016, 33112 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2016, 33112 | Besluiten van algemene strekking |
20 juni 2016
nr. BLKB2016/777M
Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
De Leidraad Invordering 2008 wordt gewijzigd in verband met een aantal benodigde technische en redactionele aanpassingen.
De Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 december 2015, nr. BLKB2015/1540M, wordt gewijzigd als volgt.
A
In artikel 1.1.1 wordt in de opsomming ‘CDW’ en ‘Communautair douanewetboek’ vervangen door ‘DWU’, respectievelijk ‘Douanewetboek van de Unie’.
B
Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt ‘gerechtelijke procedures’ vervangen door: gerechtelijke procedures voor de burgerlijke rechter.
2. De zinsnede ‘Behalve voor in hoger beroep te voeren zaken geldt het voorgaande’ wordt vervangen door: Het voorgaande geldt.
C
Artikel 14.2.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. De voorlaatste volzin komt te luiden:
De toestemming kan ook worden verkregen van de plaatsvervanger van de desbetreffende directeur of van een andere door die directeur of zijn plaatsvervanger daartoe aangewezen functionaris.
2. De laatste volzin vervalt.
D
Artikel 14.2.11, voorlaatste volzin, komt te luiden:
De toestemming kan ook worden verkregen van de plaatsvervanger van de desbetreffende directeur of van een andere door die directeur of zijn plaatsvervanger daartoe aangewezen functionaris.
E
Aan de opsomming van artikel 20 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een gedachtestreepje toegevoegd, luidende:
– lijfsdwang in geval van civiele vordering.
F
Artikel 25.1.12 vervalt.
G
In artikel 25.1.14, tweede volzin, vervallen de woorden ‘in een dagblad’.
H
Artikel 26.2.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt ‘WSF 2000’ vervangen door: WSF.
2. In de vierde volzin vervallen de woorden ‘de partnertoeslag of’.
I
In de opsomming van artikel 34 vervalt het vijfde gedachtestreepje (‘rechtstreekse storting door inlener bij de B/CA’).
J
In artikel 34.8.2 wordt in de vijfde alinea ‘College Bescherming Persoonsgegevens’ vervangen door: Autoriteit Persoonsgegevens.
K
In de opsomming van artikel 35 vervalt het zesde gedachtestreepje (‘rechtstreekse storting en ketenaansprakelijkheid’).
L
In artikel 35.9 wordt in de vijfde alinea ‘College Bescherming Persoonsgegevens’ vervangen door: Autoriteit Persoonsgegevens.
M
Artikel 42a tot en met 42c komt te luiden:
N
In artikel 48a, onderdeel 2, wordt in het eerste en tweede gedachtestreepje van de opsomming ‘een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldregeling of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van de Gedragscode Budgetbeheer van de NVVK’ vervangen door: een schuldregelingsovereenkomst of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van de Gedragscode Schuldhulpverlening van de NVVK.
O
In artikel 67.2 wordt in de derde volzin ‘of een aansprakelijkheidsvordering (beschikking)’ vervangen door: dan wel een vooraankondiging aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 49.2a van deze leidraad of een aansprakelijkheidsvordering (beschikking).
P
In artikel 68 tot en met 72 wordt ‘70e’ vervangen door: 70e, 70ea.
Q
Aan artikel 73.4.6 wordt een tweede volzin toegevoegd, luidende:
Het voorgaande geldt ook voor in hoger beroep te voeren zaken over een faillissementsaanvraag.
R
In artikel 73.5.1, onderdeel a, wordt ‘Gedragscode Schuldregeling’ vervangen door: Gedragscode Schuldhulpverlening.
S
Artikel 73.5.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de derde en de laatste volzin wordt ‘120 dagen’ vervangen door: vier maanden.
2. Na de volzin beginnend met ‘Vanaf de ontvangst van een afschrift van de stabilisatie-overeenkomst’ wordt een volzin ingevoegd, luidende:
Deze periode komt niet in mindering op de in artikel 73.5.1 van deze leidraad genoemde periode van maximaal 36 maanden.
T
In artikel 73.5.4 wordt in de derde alinea ‘de betalingscapaciteit’ vervangen door ‘de in artikel 13 van de regeling bedoelde betalingscapaciteit’, wordt ‘door de schuldhulpverlener wordt beheerd’ vervangen door ‘onder het financieel beheer door de schulpverlener valt’ en wordt ‘beheer’ vervangen door: financieel beheer.
U
In artikel 74.1.1 wordt ‘de artikelen 1e, 1g en 2’ vervangen door: de artikelen 1e en 2.
V
In artikel 74.1.2 wordt ‘de artikelen 1e, 1g en 2’ vervangen door: de artikelen 1e en 2.
W
In artikel 74.1.3, wordt in de tweede volzin ‘rechtevenredig’ vervangen door ‘recht evenredig’ en wordt in de derde volzin ‘artikel 25, vierde, vijfde, zesde en achtste lid’ vervangen door: artikel 25, vierde, vijfde en achtste lid en artikel 70b.
X
De artikelen 76 tot en met 76.6 komen te luiden:
In dit artikel over de Douane en invordering is het volgende beleid opgenomen:
– de algemene uitgangspunten;
– aanspreken borg;
– uitwinnen van zekerheid voor rechten bij invoer;
– bewaren invorderingsbescheiden;
– geen zekerheid bij douaneschuld en versnelde invordering.
De invordering van de eigen middelen voor de Europese Unie (rechten bij in- en uitvoer) vindt voor een belangrijk deel plaats met toepassing van verordeningen. Met name het DWU en de daarbij horende gedelegeerde verordening en uitvoeringsverordening (hierna tezamen aangeduid als: DWU) zijn in dit verband van belang. De invordering vindt plaats op grond van de wet, maar als de wet strijdig is met het DWU geldt hetgeen in het DWU is bepaald.
De wettelijke bepalingen die gelden voor de rechten bij in- en uitvoer zijn in beginsel ook van toepassing op de omzetbelasting ex artikel 22 Wet op de Omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelastingen en kolenbelasting die bij invoer verschuldigd worden. Het DWU is dan ook voor deze nationale middelen medebepalend voor het onder de wet te voeren invorderingsbeleid.
In alle gevallen houdt de ontvanger rekening met hetgeen in het DWU is bepaald over bezwaar en beroep: elke beslissing moet in de vorm van een beschikking worden genomen en tegen elke beschikking moet beroep mogelijk zijn. Dit betekent dus dat ook bij de invordering tegen elke beslissing beroep mogelijk is.
De bevoegdheid tot invordering door de ontvanger van de douane-onderdelen van de organisatie van de Belastingdienst (hierna: de douane-ontvanger) vloeit voort uit artikel 5, punt 1 DWU en artikel 1:3 Adw. De bevoegdheid van de douane-ontvanger strekt zich uit tot onder meer de invoerrechten (waaronder begrepen de landbouwheffingen en de anti-dumpingheffingen).
Op grond van de bepalingen in de diverse nationale wetten is de douane-ontvanger ook belast met de invordering voor de ter zake van de invoer verschuldigde omzetbelasting, accijnzen, verbruiksbelastingen en kolenbelasting, alsmede voor de bestuurlijke boeten, rente op achterstallen en de kosten van ambtelijke werkzaamheden. Voor de uitvoering van zijn werkzaamheden gelden voor de douane-ontvanger in beginsel de bepalingen van de wet en van deze leidraad.
In deze leidraad wordt op diverse plaatsen de directeur aangewezen als instantie bij wie men in administratief beroep kan komen tegen beslissingen van de ontvanger. In voorkomende gevallen gelden deze aanwijzingen ook voor de rechten bij in- en uitvoer.
Artikel 36 van de wet is van toepassing op belastingaanslagen bij invoer, met name belastingaanslagen omzetbelasting, accijns, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en kolenbelasting.
Artikel 43 van de wet is van toepassing op de omzetbelasting bij invoer.
Als de belastingschuldige in gebreke is te betalen en er geen uitzicht is op spoedige betaling of verhaal zal de ontvanger de borg aanspreken. Het aanspreken van de borg vindt pas plaats nadat de totale omvang van de verschuldigde belasting is vastgesteld en deze schuld onherroepelijk vast staat. Het aanspreken van de borg vindt zoveel mogelijk in één keer plaats.
De ontvanger kan een zekerheid uitwinnen als de schuldenaar na een ingebrekestelling (aanmaning) niet aan een uitnodiging tot betaling voldoet. Als de ontvanger de schuldenaar een betalingsregeling verleent, wint de ontvanger de zekerheid niet uit zolang de schuldenaar aan deze regeling voldoet.
Als de inspecteur wegens onregelmatigheden ook een derde als medeschuldenaar uitnodigt tot betaling, zal de ontvanger eerst dwanginvordering toepassen ten aanzien van degene die de onregelmatigheden heeft begaan, voordat hij de borg aanspreekt. Bij aangifte op eigen naam voor rekening van een derde (indirecte vertegenwoordiging) probeert de ontvanger eerst betaling van deze derde te verkrijgen voordat hij de borg aanspreekt.
Als zekerheid is gesteld op grond van communautaire bepalingen of van de Algemene douanewet moet de zekerheid worden uitgewonnen door het organisatieonderdeel van de Belastingdienst waar de zekerheid is gesteld. Als bij het verlenen van uitstel van betaling als voorwaarde een afzonderlijke zekerheid is gesteld voor belastingen bij invoer, moet deze worden uitgewonnen door de ontvanger die het uitstel heeft verleend.
Als sprake is van een in het buitenland gevestigde schuldenaar waarvan bekend is dat in het buitenland zekerheid is gesteld voor Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer of een andere douaneregeling dan wel ingeval van tijdelijke opslag, vraagt de ontvanger bij het verzoek om bijstand bij de invordering ook om zo nodig de borg uit te winnen.
Als het bedrag van een vordering zo laag is dat dit niet voor verdragsinvordering in aanmerking komt, schrijft de ontvanger bij uitblijven van de betaling na betekening van het dwangbevel de borg aan met het verzoek het verschuldigde bedrag te voldoen.
Met inachtneming van artikel 97 DWU kan versnelde invordering plaatsvinden als aanvulling of vervanging van de gestelde zekerheid niet tijdig is verricht.
De termijn waarbinnen aan die eis moet zijn voldaan, is vier weken na de dagtekening van het verzoek tot aanvulling of vervanging.
Tegen deze beschikking is beroep mogelijk in de zin van artikel 44 DWU.
Y
Aan artikel 79.8a wordt een volzin toegevoegd, luidende:
In afwijking van wat in de eerste en tweede alinea van dit artikel is geregeld, is in deze gevallen geen sprake van een betalingsregeling.
Z
In artikel 79.11, onderdeel 1, wordt in het eerste en tweede gedachtestreepje van de opsomming ‘een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldregeling of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van de Gedragscode Budgetbeheer van de NVVK’ vervangen door: een schuldregelingsovereenkomst of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van de Gedragscode Schuldhulpverlening van de NVVK.
Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.
Den Haag, 20 juni 2016,
De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Lid van het managementteam Belastingdienst
In artikel 76 van de leidraad, waar het beleid over douane en invordering is geregeld, werd verwezen naar het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) en de Toepassingsverordening CDW. Met ingang van 1 mei 2016 is het CDW vervangen door het Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU) en is de Toepassingsverordening CDW vervangen door gedelegeerde verordening en uitvoeringsverordening bij het DWU.1 In verband daarmee is in artikel 1.1.1 van de leidraad de afkorting CDW vervangen door DWU. Dit is geregeld in artikel I, onderdeel A. Daarnaast is in artikel 76.1 de afkorting ‘CDW’ vervangen door ‘DWU’ en zijn de verwijzingen naar de artikelen uit het CDW in artikel 76.1 en 76.6 vervangen door de in de plaats getreden artikelen van het DWU. Dit is geregeld in artikel I, onderdeel X.
Artikel I, onderdeel B, regelt een tweetal wijzigingen in artikel 3.3. Dat artikel regelt wanneer de ontvanger in gerechtelijke procedures toestemming van het ministerie moet hebben. Dit beleid is alleen van toepassing op procedures voor de burgerlijke rechter. Dus niet in bijvoorbeeld aansprakelijkheidsprocedures voor de fiscale rechter. Om misverstanden hierover te voorkomen is dit in de tekst van artikel 3.3 opgenomen. Het betreft geen inhoudelijke beleidswijziging. Daarnaast wordt geregeld dat in civiele procedures die zijn uitgezonderd van het toestemmingsvereiste, ook geen toestemming nodig is voor het hoger beroep. Dit sluit aan bij de inmiddels gangbare praktijk binnen de Belastingdienst. Een uitzondering hierop geldt voor in hoger beroep te voeren zaken over een faillissementsaanvraag. Daarvoor is wél toestemming van het ministerie nodig en volstaat een eerder afgegeven toestemming voor de faillissementsaanvraag niet. Dit is geregeld door een aanpassing van artikel 73.4.6 in artikel I, onderdeel Q, van dit besluit.
De in artikel I, onderdelen C en D, opgenomen wijziging houdt verband met het verlenen van toestemming tot het afvoeren van beslagen zaken. In artikel 14.2.9 van de leidraad was dit voorbehouden aan de directeur van het betreffende organisatieonderdeel, diens plaatsvervanger of een door de directeur daartoe gemachtigde functionaris. De deurwaarderspraktijk is gebaat bij een praktische werkwijze. Daarom is in artikel 14.2.9 geregeld dat ook de plaatsvervanger van de directeur van het organisatieonderdeel waar de belastingdeurwaarder werkzaam is, iemand kan machtigen om toestemming tot afvoeren te verlenen. Eenzelfde wijziging vindt plaats in artikel 14.2.11 van de leidraad voor het verlenen van toestemming tot afsluiting van de ruimte waarin zich de beslagen zaken bevinden. Daarnaast vervalt de laatste volzin van artikel 14.2.9. Deze verwees ten onrechte nog naar de oude organisatiestructuur van de Belastingdienst.
Artikel I, onderdeel E, bevat een redactionele aanpassing. Per 1 januari 2016 is in artikel 20.5 van de leidraad beleid opgenomen aangaande lijfsdwang in geval van civiele vordering. Dit is alsnog in de opsomming van artikel 20 doorgevoerd. Het betreft geen inhoudelijke wijziging.
Artikel I, onderdeel F, bevat een technische aanpassing. Artikel 25.1.12 van de leidraad verbindt aan het verlenen van uitstel van betaling wegens betalingsmoeilijkheden de voorwaarde dat lopende verplichtingen worden voldaan. Deze zelfde voorwaarde is bij de specifieke bepalingen over betalingsregelingen voor particulieren/ondernemers genoemd (zie de artikelen 25.5.2 en 25.6.2 van de leidraad). Artikel 25.1.12 kan daarom komen te vervallen. Er zijn geen inhoudelijke gevolgen beoogd.
De in artikel I, onderdeel G, opgenomen wijziging is van redactionele aard. Het betreft de verwijzing in artikel 25.1.14 naar de aankondiging van een executoriale verkoop. Dit vindt niet meer in een dagblad plaats. In plaats daarvan wordt periodiek een advertentie in een dagblad geplaatst met een verwijzing naar veilingdeurwaarder.nl.
Artikel I, onderdeel H, bevat een redactionele aanpassing die samenhangt met het vervallen van de partnertoeslag per 1 januari 2016 in de Wet studiefinanciering 2000. Dit is alsnog in artikel 26.2.12 verwerkt. Het betreft geen inhoudelijke wijziging.
Artikel I, onderdeel I, bevat eveneens een redactionele aanpassing. Per 1 januari 2016 is artikel 34.5 van de leidraad vervallen (rechtstreekse storting door de inlener bij de B/CA). Dit is alsnog in de opsomming van artikel 34 doorgevoerd. Artikel I, onderdeel K, bevat een vergelijkbare wijziging van artikel 35. Het betreffen geen inhoudelijke wijzigingen.
Artikel I, onderdelen J en L, bevat een redactionele aanpassing in verband met de naamswijziging van het College Bescherming Persoonsgegevens met ingang van 1 januari 2016.
Artikel I, onderdeel M, bevat eveneens een redactionele aanpassing. Met ingang van 1 januari 2016 is artikel 42b van de Invorderingswet 1990 vervallen. Dit was nog niet in de leidraad verwerkt. Dit is hierbij alsnog gebeurd.
De in artikel I, onderdeel N, geregelde wijziging is van redactionele aard. De Gedragscode Schuldregeling en de Gedragscode Budgetbeheer zijn inmiddels opgenomen als modules van de overkoepelende Gedragscode Schuldhulpverlening van de NVVK. Deze wijziging van artikel 48a betreft geen inhoudelijke wijziging.
De wijziging in artikel I, onderdeel O, hangt samen met de introductie per 1 januari 2016 van de vooraankondiging voor aansprakelijkstellingen waarop het gemeenschapsrecht rechtstreeks, of indirect via de nationale wetgeving, van toepassing is.2 Artikel 67.2 van de leidraad regelt het beleid over bekendmaking van gegevens aan derden. Daar is de vooraankondiging aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 49.2a van de leidraad aan toegevoegd.
De wijziging in artikel I, onderdeel P, zorgt ervoor dat de verwijzing in artikel 68 tot en met 72 is aangepast aan het per 1 januari 2016 in werking getreden artikel 70ea van de Invorderingswet 1990.
In artikel I, onderdeel Q, is een wijziging van artikel 73.4.6 opgenomen. Voor een toelichting op deze wijziging wordt verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdeel B.
Artikel I, onderdeel R, bevat een redactionele aanpassing die verband houdt met de naamswijziging van de in artikel 73.5.1 genoemde gedragscode. Zie ook de toelichting op artikel I, onderdeel N.
Artikel I, onderdeel S, bevat een tweetal wijzigingen van artikel 73.5.2, dat de houding van de ontvanger tijdens de stabilisatiefase regelt. Allereerst is de duur van de stabilisatiefase vier maanden in plaats van 120 dagen. Dit is een redactionele wijziging die is bedoeld om aan te sluiten bij de terminologie van de Gedragscode Schuldhulpverlening. Daarnaast is verduidelijkt dat de stabilisatiefase niet in mindering komt op de periode van het MSNP-uitstel.
De in artikel I, onderdeel T, geregelde wijziging van artikel 73.5.4 betreft een verduidelijking van de bestaande tekst. De verduidelijking is bedoeld om aan te sluiten bij de terminologie van de Gedragscode Schuldhulpverlening. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.
Artikel I, onderdelen U en V, bevat een tweetal aanpassingen van de verwijzing in artikel 74.1.1 en 74.1.2 naar de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Deze wijzigingen hangen samen met het vervallen van artikel 1g van de regeling per 1 januari 2013.
Artikel I, onderdeel W, bevat een aanpassing van de verwijzing in artikel 74.1.3 naar de Invorderingswet 1990. Deze wijziging hangt samen met het vervallen van artikel 25, zesde lid, van de Invorderingswet 1990 en het daarvoor in de plaats getreden artikel 70b van de Invorderingswet 1990 per 1 januari 2013. Daarnaast vindt er een tekstuele aanpassing plaats.
In artikel I, onderdeel X, wordt de tekst van de douaneartikelen (artikelen 76 tot en met 76.6 van de leidraad) herplaatst. Dit heeft te maken met de vervanging van het CDW door het DWU met ingang van 1 mei 2016. Verwezen wordt naar de toelichting op artikel I, onderdeel A. Daarnaast is een aantal technische verfijningen in de tekst doorgevoerd. Het betreft geen inhoudelijke wijzigingen.
Artikel I, onderdeel Y, betreft een verduidelijking van artikel 79.8a met als doel te benadrukken dat een toeslagschuld die te wijten is aan opzet of grove schuld en waarvoor geen betalingsregeling kan worden getroffen, altijd in zijn geheel moet worden ingevorderd. Het betreft hier geen inhoudelijke wijziging maar een verduidelijking.
Voor een toelichting op de in artikel I, onderdeel Z, geregelde wijziging wordt verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdeel N.
Artikel II van dit besluit regelt de datum van inwerking van de onderhavige Leidraadwijzigingen. Deze datum is gesteld op 1 juli 2016.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-33112.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.