TOELICHTING
ALGEMEEN
Onderhavige wijziging van de Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen
2008 (hierna: Reba 2008) strekt ertoe de regeling te actualiseren en aan te laten
sluiten bij de afspraken die zijn gemaakt bij de totstandkoming van het Gemeentelijk
Versnellingsarrangement (Stcrt. 2015, 48827).
In artikel 20, tweede lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorie
vreemdelingen 2005 (hierna: Rva 2005) is neergelegd dat een asielzoeker die verblijft
in een opvangvoorziening en beschikt over een vermogen of inkomen een vergoeding verschuldigd
is aan het COA. De druk die de kosten van de opvang van asielzoekers en ook vergunninghouders,
legt op de collectieve middelen rechtvaardigt dat slechts opvang wordt geboden indien
en voor zover de asielzoeker niet in het eigen bestaan kan voorzien. De Reba 2008
is een uitwerking van artikel 20, tweede lid, van de Rva 2005. Er worden nadere regels
gesteld ten aanzien van de berekening van de eigen bijdrage in de kosten van opvang
door asielzoekers met inkomen of vermogen.
Gemeentelijk Versnellingsarrangement
De vreemdeling aan wie de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 of 28 van de
Vreemdelingenwet 2000 is verleend en die in afwachting van het betrekken van woonruimte
in de gemeente nog in de opvang of in huisvesting op grond van het Gemeentelijk Versnellingsarrangement
verblijft, is in artikel 3, derde lid, onderdeel c, van de Rva 2005 gelijkgesteld
aan de asielzoeker en maakt aanspraak op verstrekkingen ingevolge de Rva 2005 totdat
uitplaatsing naar woonruimte in de gemeente plaatsvindt of – in geval van plaatsing
op grond van het Gemeentelijk Versnellingsarrangement – totdat uitplaatsing naar definitieve
reguliere huisvesting plaatsvindt. Deze vreemdeling met verblijfsvergunning wordt
in de Rva 2005 aangeduid als ‘de vergunninghouder’.
In de toelichting op het Gemeentelijk Versnellingsarrangement is opgenomen dat vergunninghouders
als bedoeld in het Gemeentelijk Versnellingsarrangement die de verstrekking, bedoeld
in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Rva 2005 (de wekelijkse financiële toelage
voor voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven) ontvangen, verplicht zijn bij
het COA melding te maken van inkomsten die van invloed kunnen zijn op (de hoogte van)
deze verstrekking.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I
Onderdeel A (artikel 1)
Aan artikel 1 worden twee leden toegevoegd met de definitie van de Rva 2005 en het
Gemeentelijk Versnellingsarrangement.
Onderdeel B (artikel 2, onderdeel b)
In de Reba 2008 wordt in artikel 1 verwezen naar de vergunninghouder als bedoeld in
artikel 3, derde lid, onderdeel c, van de Rva 2005. Artikel 3, derde lid, onderdeel
c, van de Rva 2005 is eveneens gewijzigd, in die zin dat verblijf in huisvesting op
grond van het Gemeentelijk Versnellingsarrangement is toegevoegd. Met de wijziging
van artikel 3, derde lid, onderdeel c, van de Rva 2005 en de verwijzing naar dit artikel
in artikel 1 van de Reba 2008, is de Reba 2008 van toepassing op de vergunninghouder
in het Gemeentelijk Versnellingsarrangement. In artikel 2, onderdeel b, wordt geregeld
dat onder onderdak buiten een opvangcentrum mede wordt begrepen de huisvesting op
grond van het Gemeentelijk Versnellingsarrangement.
Onderdeel C (artikel 3)
Blijkens artikel 20, tweede lid, van de Rva 2005 bedraagt de vergoeding die de asielzoeker
die beschikt over vermogen of inkomen verschuldigd is per maand, ten hoogste de economische
waarde van de aan ieder gezinslid feitelijk geboden verstrekkingen. In dit artikel
is de economische waarde van de verstrekkingen vastgesteld.
De economische waarde van de financiële toelage voor voedsel, kleding en andere persoonlijke
uitgaven aan asielzoekers die hun maaltijden volledig zelf verzorgen is gelijk aan
deze toelage. De economische waarde van de toelage en de in natura verstrekte maaltijden
aan asielzoekers die niet of slechts voor een deel eigen maaltijden verzorgen, is
gelijkgesteld aan de toelage die asielzoekers ontvangen die zelf volledig hun eigen
maaltijden verzorgen.
De bedragen in artikel 3, onderdeel b, zijn geïndexeerd gelijk aan de financiële toelagen
die asielzoekers ontvangen in het kader van het zelfzorg arrangement (Stcrt. 2015, 677862), met dien verstande dat in het kader van deze regeling in plaats van € 100,00 voor
een alleenstaande of eerste gezinslid een bedrag wordt gehanteerd van € 50,00. Indien
een bedrag van € 100,00 wordt gehanteerd voor een alleenstaande of eerste gezinslid,
dan komt het totaalbedrag als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, in plaats van op
€ 433,00, op een bedrag van € 650,00. Een dergelijk hoog maximum bedrag werkt niet
stimulerend voor de arbeidsparticipatie.
Onderdeel D (artikel 5, derde en vierde lid)
In dit artikel wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Participatiewet.
Het derde en vierde lid zijn een aanvulling op de opsomming die in het tweede lid
is opgenomen. Deze aanvulling is gebaseerd op de vrijstelling zoals neergelegd in
artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de Participatiewet. Het derde lid bepaalt
dat een deel van het inkomen uit arbeid van de asielzoeker, niet zijnde een vergunninghouder,
gedurende 24 weken per 52 weken niet tot de middelen wordt gerekend. Dat een deel
van de arbeidsinkomsten van een vergunninghouder niet tot de middelen wordt gerekend
blijkt uit het vierde lid. Anders dan bij de asielzoeker die nog geen vergunninghouder
is, is de vrijstelling voor vergunninghouders niet gebonden aan een termijn. Doel
van de vrijstelling is om arbeidsinschakeling te stimuleren.
Het derde en vierde lid van artikel 5 van de Reba 2008 verwezen nog naar het bedrag
van € 183,00. Dit is de vrijstelling van de middelen van 25% van het arbeidsinkomen
tot een maximum. Dit bedrag moet thans € 196,00 zijn, in overeenstemming met artikel
31, tweede lid, onderdeel n, van de Participatiewet.
Onderdeel E (artikel 6, eerste lid, onderdeel a)
In artikel 6 worden de zorgtoeslag en studiefinanciering toegevoegd als vorm van inkomen
in de zin van de Reba 2008. Indien een vergunninghouder een door het COA geregelde
zorgverzekering, inclusief afkoop van eigen risico en de eigen bijdrage ontvangt,
valt een toegekende zorgtoeslag voor de duur van de periode waarin de vergunninghouder
door het COA verzekerd is, onder inkomen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van
de Reba 2008.
Indien een vergunninghouder studiefinanciering ontvangt welke studiefinanciering tevens
een uitwonenden component bevat, zoals standaard is in het geval van hoger beroepsonderwijs,
dan is er eveneens sprake van inkomen in de zin van de Reba 2008. Op het moment dat
een vergunninghouder recht heeft op studiefinanciering geldt immers ook, net als voor
alle andere studenten, dat geen samenloop kan bestaan tussen studiefinanciering en
bijstand. Dit is geregeld in de Participatiewet.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff