Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 12 oktober 2015, nummer 691389, houdende uitbreiding van de bevoegdheid van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers om bepaalde categorieën vreemdelingen uit te sluiten van verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 4 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005;

Overwegende:

  • dat de beschikbare huisvestingscapaciteit voor de opvang van asielzoekers en daarmee gelijkgestelde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 3 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005), onder druk staat;

  • dat in het Besluit van 10 september 2015 (Stcrt. 2015, 30417) aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de bevoegdheid is verleend om vreemdelingen, als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met vierde lid, van de Rva 2005, aan wie de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 of 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, uit te sluiten van verstrekkingen op grond van de Rva 2005, indien de vreemdeling de voorkeur geeft aan een wekelijkse financiële toelage ten behoeve van onderdak buiten een opvangvoorziening van het COA;

  • dat het, om de zeer sterk verhoogde instroom van asielzoekers in een opvangvoorziening van het COA onderdak te kunnen bieden, noodzakelijk is om de uitstroom van houders van een verblijfsvergunning uit de opvangvoorzieningen van het COA op andere wijze te bevorderen;

  • dat om die reden vreemdelingen aan wie het COA passende woonruimte aanbiedt, die ter beschikking is gesteld door een gemeente, worden uitgesloten van onderdak in een opvangvoorziening van het COA;

Besluit:

Artikel 1

Het COA is gedurende een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit bevoegd om vreemdelingen als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met vierde lid, van de Rva 2005, aan wie de verblijfsvergunning bedoeld in artikel 14 of 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, uit te sluiten van de verstrekking, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van de Rva 2005.

Artikel 2

  • 1. De vreemdeling, bedoeld in artikel 1, wordt slechts uitgesloten van de verstrekking, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van de Rva 2005, indien een gemeente binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit naar het oordeel van het COA passende huisvesting beschikbaar heeft gesteld, niet zijnde huisvesting overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, verstrekt het COA aan de betreffende gemeente een financiële toelage van € 100 per gehuisveste persoon per week.

  • 3. Dit besluit is gedurende maximaal zes maanden van toepassing op een vreemdeling. Het COA verstrekt de financiële toelage, bedoeld in het tweede lid, gedurende maximaal zes maanden per vreemdeling.

  • 4. De toelage wordt voorts beëindigd zodra naar het oordeel van het COA passende huisvesting op grond van de Huisvestingswet 2014 kan worden gerealiseerd.

Artikel 3

De hoogte van de wekelijkse financiële toelage ten behoeve van voedsel wordt berekend aan de hand van de bedragen, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Rva 2005.

Artikel 4

Op de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, is de Rva 2005 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 7, eerste lid, onder a en c, in plaats van ‘passende huisvesting buiten de opvangvoorziening’ moet worden gelezen: passende huisvesting op grond van de Huisvestingswet 2014.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 oktober 2015

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

TOELICHTING

In 2015 heeft Nederland te maken met een zeer sterk verhoogde asielinstroom. Deze wordt met name veroorzaakt door het aantal eerste asielaanvragen van personen afkomstig uit Syrië en Eritrea, waar door de ernstige mensenrechten- en veiligheidssituatie veel mensen op de vlucht zijn geslagen. In de maanden augustus en september van dit jaar heeft de stijging van de instroom zich nog versterkt, waarbij de wekelijkse instroom steeg tot boven de 3.000 per week.

In het besluit van 10 september 2015 (Stcrt. 2015, 30417) heb ik aangegeven dat er als gevolg van de aanhoudende hoge asielinstroom een situatie is ontstaan waarin de omvang van de beschikbare opvangcapaciteit ontoereikend is om alle asielzoekers en daarmee gelijkgestelde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 3 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005), die voor opvang in aanmerking komen, daadwerkelijk onderdak in een opvangvoorziening te kunnen bieden.

Om deze reden is bij dat besluit aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de bevoegdheid verleend om bepaalde categorieën vreemdelingen uit te sluiten van verstrekkingen op grond van de Rva 2005, indien de vreemdeling de voorkeur geeft aan een wekelijkse financiële toelage ten behoeve van onderdak buiten een opvangvoorziening van het COA. Het gaat om asielzoekers en vreemdelingen in een opvangvoorziening van het COA aan wie een verblijfsvergunning asiel of regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in de artikelen 14 en 28 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend en die zelf woonruimte hebben gevonden buiten een opvangvoorziening van het COA.

Gelet op de huidige aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen is onontbeerlijk dat wordt voorzien in een verdere maatregel om de uitstroom van deze categorie vreemdelingen uit de opvangvoorzieningen van het COA naar huisvesting in Nederlandse gemeenten te bevorderen.

In het onderhavige besluit is op grond van artikel 4 van de Rva 2005 en naar aanleiding van de voortdurende capacitaire druk aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de bevoegdheid verleend de genoemde categorieën vreemdelingen op een andere grond uit te sluiten van de in artikel 9, eerste lid, onder a, van de Rva 2005 genoemde verstrekking ‘onderdak in een opvangvoorziening van het COA’. Zij mogen ook worden uitgesloten van onderdak in een opvangvoorziening van het COA indien een Nederlandse gemeente naar het oordeel van het COA passende huisvesting ter beschikking heeft gesteld, niet zijnde huisvesting overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014. Overigens kunnen gemeenten ook onderdak realiseren door (te bemiddelen bij) huisvesting bij particulieren. In dat geval is het eerdergenoemde besluit van 10 september 2015 van toepassing.

Het onderhavige besluit betreft tijdelijk onderdak, dat gemeenten verzorgen tot de definitieve uitplaatsing naar reguliere huisvesting. Hiermee wordt de druk op de COA-opvang verminderd en kan de grote groep vergunninghouders in die opvang snel een perspectief op huisvesting in de gemeente geboden worden. Bij tijdelijk onderdak kan bijvoorbeeld gedacht worden aan niet-zelfstandige huisvesting. Het onderhavige besluit stelt geen eisen aan het tijdelijk onderdak. De minimumvoorwaarden waaraan huisvesting moet voldoen zijn neergelegd in wet- en regelgeving (Bouwbesluit). Hieraan moeten gemeenten voldoen zodra zij een of meerdere vergunninghouders tijdelijk willen huisvesten in bijvoorbeeld een leegstaand kantoorpand of flexibele woonunits.

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de taakstelling van de gemeenten. De vergunninghouders, die op basis van dit besluit worden uitgeplaatst, tellen mee voor de taakstelling op grond van de Huisvestingswet 2014 zodra ze uitstromen naar reguliere huisvesting.

Het COA is gedurende een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit bevoegd om vergunninghouders die geplaatst worden op grond van dit besluit uit te sluiten van onderdak in een COA-opvangvoorziening (artikel 9, eerste lid, onder a, van de Rva 2005). De bevoegdheid is verder geclausuleerd doordat dit besluit van toepassing is op vergunninghouders aan wie gedurende zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit woonruimte ter beschikking is gesteld en dat dit besluit gedurende ten hoogste zes maanden op hun van toepassing is. De toepasselijkheid eindigt ook indien de vergunninghouder eerder uitstroomt naar reguliere huisvesting.

Indien de gemeenten zelf huisvesting ter beschikking stellen ontvangen zij van het COA een financiële toelage voor onder meer huisvesting, de eerste kosten voor de inrichting en de apparaatskosten van de gemeente. Deze toelage bedraagt € 100 per gehuisveste persoon per week. De andere verstrekkingen (artikel 9, eerste lid, onder b tot en met g, van de Rva 2005) worden aan de vergunninghouder verstrekt en zijn identiek aan de verstrekkingen in een opvangvoorziening van het COA, met dien verstande dat de hoogte van de wekelijkse financiële toelage ten behoeve van voedsel is vastgesteld op het bedrag dat wordt toegekend aan vreemdelingen die verblijven in een opvangvoorziening waarin bewoners volledig zelf het eigen eten verzorgen.

Het COA zal niet aan alle vergunninghouders het aanbod van tijdelijk onderdak in een gemeente in afwachting van definitieve, reguliere huisvesting doen. Het aanbod zal niet worden gedaan aan minderjarige alleenstaande vergunninghouders en, vanwege het mogelijke risico van de extra verhuisbeweging, ook niet aan vergunninghouders met een hoger dan gemiddeld gezondheidsrisico.

Op de vreemdeling die op grond van tijdelijk onderdak in een gemeente verblijven, zijn de bepalingen van de Rva 2005 van overeenkomstige toepassing verklaard. Ten aanzien van de beëindiging van het recht op opvang op grond van artikel 7 van de Rva 2005, zijn het eerste lid, onder a en c, aangepast aan dit specifieke besluit. Dat betekent dat het tijdelijke onderdak, evenals de overige verstrekkingen, eindigt indien er naar het oordeel van het COA passende huisvesting op grond van de Huisvestingswet 2014 ter beschikking is gekomen van de betreffende vergunninghouder.

Evenals in het besluit van 10 september 2015 zijn ook overigens de bepalingen van de Rva 2005 van overeenkomstige toepassing, bijvoorbeeld de bepalingen met betrekking tot het recht op opvang, de beperking of intrekking van verstrekkingen en de verplichtingen van de vreemdeling gedurende de opvang.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven