Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 juni 2016, nr. HO&S/903095 houdende wijziging van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen in verband met de toelating van nieuwe opleidingsscholen vanuit de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, alsmede de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onder a, juncto artikel 4, tweede lid, van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN OPLEIDINGSSCHOLEN

De Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening aan opleidingsscholen, niet zijnde aspirant-opleidingsscholen, op grond van deze regeling is per jaar een bedrag van € 19.500.000 beschikbaar.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid is in de periode 2016–2019 een bedrag van € 4.200.000 per jaar beschikbaar voor de subsidieverlening aan aspirant-opleidingsscholen in het vo.

  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid is in de periode 2016–2019 een bedrag van € 3.750.000 per jaar beschikbaar voor de subsidieverlening aan aspirant-opleidingsscholen die subsidie hebben ontvangen op grond van artikel 3 van de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In afwijking op het eerste lid, bedraagt de subsidie aan een aspirant-opleidingsschool in het vo de eerste twee schooljaren € 300.000 per schooljaar.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking op het eerste en derde lid, bedraagt de subsidie aan een aspirant-opleidingsschool die subsidie heeft ontvangen op grond van artikel 3 van de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 in de eerste twee schooljaren € 250.000 per schooljaar.

C

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Termijn indiening aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een aspirant-opleidingsschool wordt ingediend vóór 1 september 2016.

  • 2. De aanvraag bedoeld in artikel 11, vijfde lid, wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarin het in artikel 11 genoemde tijdvak afloopt.

D

Artikel 9, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De subsidieverlening voor aspirant-opleidingsscholen geschiedt op basis van een beoordeling van de geschiktheid van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd om bij te dragen aan de doelstelling van de subsidie. De Minister hanteert hierbij de in bijlage 4 bij deze regeling opgenomen beoordelingscriteria.

E

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Subsidie wordt telkens per schooljaar verleend gedurende een periode die duurt tot en met het schooljaar waarin de accreditatietermijn van de lerarenopleiding of lerarenopleidingen eindigt.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. In afwijking op het eerste en derde lid wordt de subsidie voor aspirant-opleidingsscholen die subsidie hebben ontvangen op grond van artikel 3 van de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 verleend voor een periode van drie schooljaren.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Na afloop van de periode, genoemd in het eerste lid, kan door de subsidieontvanger een nieuwe aanvraag worden ingediend.

F

Na bijlage 3 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

BIJLAGE 4, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 9, DERDE LID, VAN DE REGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN OPLEIDINGSSCHOLEN

Beoordelingscriteria aspirant-opleidingsscholen

Deze tabel bevat een samenvatting van de criteria.

Elk van de criteria wordt uitgewerkt op drie onderdelen:

  • a. de ambitie en de visie;

  • b. de huidige stand van zaken;

  • c. het ontwikkelpad.

I. Visie op samen opleiden

a. Beschrijving van de visie op en ambitie ten aanzien van het samen opleiden binnen het partnerschap.

b. Stand van zaken van het samen opleiden binnen het partnerschap.

c. Beschrijving van de wijze waarop het partnerschap tijdens de subsidieperiode de ambitie ten aanzien van samen opleiden wil realiseren.

II. Samenwerking en organisatiestructuur

a. Beschrijving van de ambitie ten aanzien van de samenwerking en de daarmee samenhangende organisatiestructuur binnen het partnerschap.

b. Stand van zaken van de huidige samenwerking en organisatiestructuur van de partners binnen het partnerschap.

c. Beschrijving van de wijze waarop het partnerschap tijdens de subsidieperiode de ambitie ten aanzien van de samenwerking en organisatiestructuur wil realiseren.

III. Professionalisering

a. Beschrijving van de ambitie van het partnerschap ten aanzien van de professionalisering van de betrokken medewerkers van de scholen (waaronder schoolopleiders, werkplekbegeleiders, management) en betrokkenen vanuit het opleidingsinstituut (bijvoorbeeld de instituutsopleiders).

b. Stand van zaken met betrekking tot de professionalisering van alle bij het partnerschap betrokken medewerkers.

c. Beschrijving van de wijze waarop het partnerschap tijdens de subsidieperiode de ambitie met betrekking tot de professionalisering van de betrokken medewerkers van de scholen (waaronder schoolopleiders, werkplekbegeleiders, management) en betrokkenen vanuit het opleidingsinstituut (bijvoorbeeld de instituutsopleiders) wil realiseren.

IV. Kwaliteitszorg

a. Beschrijving van de ambitie ten aanzien van kwaliteitszorg van het partnerschap.

b. Stand van zaken van de kwaliteitszorg binnen het partnerschap.

c. Beschrijving van de wijze waarop het partnerschap tijdens de subsidieperiode de ambitie met betrekking tot kwaliteitszorg wil realiseren.

V. Regionale spreiding

Werkgebied van de partnerschap.

Dit criterium wordt alleen toegepast als er meer aanvragen zijn die aan bovenstaande kwalitatieve criteria voldoen, dan vanwege het subsidieplafond kunnen worden toegekend en er zodoende een selectie gemaakt moet worden.

Weging:

De minister toetst aan vijf criteria:

  • visie op samen opleiden

  • samenwerking en organisatiestructuur

  • professionalisering

  • kwaliteitszorg

  • regionale spreiding

De eerste vier criteria zijn de inhoudelijke criteria. Hier toetst de minister alle aanvragen aan. De criteria ‘visie op samen opleiden’ en ‘samenwerking en organisatiestructuur’ dienen in ieder geval voldoende te zijn, omdat dit de basis van de aspirant-opleidingsschool is. Een onvoldoende score voor ‘professionalisering’ en ‘kwaliteitszorg’ kan gecompenseerd worden door de overige scores, mits de totaalscore voldoende is. Uitgangspunt is dat ‘professionalisering’ en ‘kwaliteitszorg’ gedurende de komende jaren verder opgezet en ontwikkeld kunnen worden, met de ‘visie op samen opleiden’ en ‘samenwerking en organisatiestructuur’ als duidelijk fundament.

Het criterium ‘regionale spreiding’ wordt alleen toegepast als er meer aanvragen zijn die aan bovenstaande kwalitatieve criteria voldoen, dan vanwege het subsidieplafond kunnen worden toegekend en er zodoende een selectie gemaakt moet worden. Dit criterium geldt niet voor de aanvragers die subsidie hebben ontvangen op grond van artikel 3 van de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016.

De wijze waarop wordt beoordeeld en de nadere uitwerking van bovenstaande criteria is te vinden op DUO.nl via https://www.duo.nl/zakelijk/primair-onderwijs/bekostiging-en-subsidies/tegemoetkoming-opleidingsscholen.jsp.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

Algemene toelichting

Inleiding en doel

In het kader van de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 ontvangen vijftien samenwerkingsverbanden van scholen en lerarenopleidingen subsidie om hun onderlinge samenwerking te versterken. In de toelichting op de genoemde regeling is aangekondigd dat deze samenwerkingsverbanden bij afloop van de regeling de mogelijkheid zouden krijgen om toe te treden tot de bekostiging voor opleidingsscholen mits zij aan de daarvoor geldende voorwaarden kunnen voldoen.1 Met deze wijziging krijgen deze samenwerkingsverbanden de mogelijkheid om in 2016 een aanvraag te doen voor de subsidie voor aspirant-opleidingsscholen. Hiermee kunnen de betreffende samenwerkingsverbanden de samenwerking rond het Opleiden in de School die is opgezet of uitgebreid in het kader van de tijdelijke regeling een structureel karakter geven.

Met de wijziging van 8 augustus 2015 is een toetredingsprocedure voor aspirant-opleidingsscholen opgenomen in de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen.2 Tegelijkertijd werd met de wijziging geregeld dat een eerste groep aspirant-opleidingsscholen in het voortgezet onderwijs vanaf 2015 voorwaardelijk kon toetreden tot het bekostigingsstelsel zoals afgesproken door de staatssecretaris en de VO-Raad in het sectorakkoord voor het voortgezet onderwijs.

In deze nieuwe wijziging worden de aanvraagtermijnen en budgetten vastgesteld voor een nieuwe groep aspirant-opleidingsscholen in het voortgezet onderwijs die in 2016 kan toetreden tot de bekostigingsstelsel. In 2017 is nog een derde en laatste ronde in het kader van het sectorakkoord voortgezet onderwijs voorzien.

Administratieve lasten

De extra toename van het aantal opleidingsscholen leidt tot een uitbreiding van de totale administratieve lasten met € 3.200 in 2016 tot uiteindelijk € 4.500 vanaf 2019. De extra administratieve last ontstaat door het indienen van een aanvraag met ontwikkelplan en de jaarlijkse opgave van studentenaantallen aan DUO. De uiteindelijke stijging naar aanleiding van de vorige ronde in 2015 viel eenmalig iets lager uit dan gedacht omdat van de negen beschikbare plekken er uiteindelijk zeven zijn ingevuld. Deze extra plekken worden in 2016 echter alsnog verdeeld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A en B

In 2015 is subsidie toegekend aan zeven aspirant-opleidingsscholen in het voortgezet onderwijs. In 2016 worden opnieuw zeven aspirant-opleidingsscholen in het voortgezet onderwijs toegelaten. Totaal ontvangen dus maximaal 14 aspirant-opleidingsscholen in 2016 een subsidiebedrag van € 300.000. Dit bedrag is € 50.000 hoger dan bij andere aspirant-opleidingsscholen omdat in het sectorakkoord voortgezet onderwijs specifiek extra middelen zijn vrijgemaakt voor een versnelde groei van het aantal opleidingsplekken aan bekostigde opleidingsscholen in deze sector.

Aanvullend op de uitbreiding in het kader van het sectorakkoord voortgezet onderwijs krijgen de 15 samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs die subsidie ontvangen op grond van de tijdelijke Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen voor de subsidie voor aspirant-opleidingsscholen.

Artikel 1, onderdeel C

De uiterste aanvraagdatum is 1 september 2016. In 2015 was de aanvraagtermijn een maand langer. Aspirant-opleidingsscholen hebben dit jaar meer tijd gehad om zich voor te bereiden op het doen van een aanvraag. Tegelijkertijd is de verwachting dat er meer aanvragen worden ingediend. De aanvraagtermijn is daarom een maand opgeschoven om enerzijds iets meer tijd te hebben voor de beoordeling en anderzijds de eerste betaling aan de opleidingsscholen wel nog voor het einde van het jaar te kunnen doen.

Artikel I, onderdeel D en F

Bij de beoordeling van de aanvragen hanteert de minister de beoordelingscriteria in bijlage 4. In 2015 zijn nagenoeg dezelfde beoordelingscriteria gebruikt. Deze beoordelingscriteria zijn toen via de website van DUO beschikbaar gesteld aan alle potentiele aanvragers. Uit het oogpunt van transparantie worden deze beoordelingscriteria nu ook deels opgenomen in een bijlage bij de regeling

Artikel I, onderdeel E

De subsidieperiode voor aspirant-opleidingsscholen is in beginsel vier jaar. De 15 samenwerkingsverbanden die subsidie hebben ontvangen vanuit de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 hebben de afgelopen vier jaar al kunnen werken aan hun opleidingsschool met subsidie uit die regeling. Hierdoor kan voor deze specifieke groep worden volstaan met een kortere periode van drie jaar.

De formulering van het eerste en vijfde lid (thans nog het vierde lid) is verduidelijkt. De subsidie wordt aangevraagd voor de periode tot het schooljaar waarin de betrokken lerarenopleiding wordt geaccrediteerd, maar wordt telkens per jaar verleend omdat de hoogte van het bedrag op grond van artikel 5 wordt bepaald aan de hand van studentenaantallen in het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor subsidie wordt verleend.

Artikel II

De wijziging wordt ingevoerd per 1 juli 2016. Dit gebeurt om aanvragers de mogelijkheid te geven om hun aanvraag al voor de zomer in te dienen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Toelichting bij de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 (Stcrt. 2013, 17567)

X Noot
2

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 augustus 2015, nr. HO&S/755642 houdende wijziging van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen in verband met de uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen en de toelating van nieuwe opleidingsscholen (Stcrt. 2015, 25322)

Naar boven