De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, alsmede de Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 2, eerste lid, onder a, juncto artikel 4, tweede lid, van de Wet
overige OCW-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN OPLEIDINGSSCHOLEN
De Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4. Subsidieplafond
-
1. Voor subsidieverlening aan opleidingsscholen, niet zijnde aspirant-opleidingsscholen,
op grond van deze regeling is per jaar een bedrag van € 19.500.000 beschikbaar.
-
2. In aanvulling op het eerste lid is in de periode 2016–2019 een bedrag van € 4.200.000
per jaar beschikbaar voor de subsidieverlening aan aspirant-opleidingsscholen in het
vo.
-
3. In aanvulling op het eerste en tweede lid is in de periode 2016–2019 een bedrag van
€ 3.750.000 per jaar beschikbaar voor de subsidieverlening aan aspirant-opleidingsscholen
die subsidie hebben ontvangen op grond van artikel 3 van de Regeling versterking samenwerking
lerarenopleidingen en scholen 2013–2016.
B
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
C
Artikel 8 komt te luiden:
Artikel 8. Termijn indiening aanvraag
-
1. De aanvraag voor een aspirant-opleidingsschool wordt ingediend vóór 1 september 2016.
-
2. De aanvraag bedoeld in artikel 11, vijfde lid, wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand
aan het jaar waarin het in artikel 11 genoemde tijdvak afloopt.
D
Artikel 9, derde lid, komt te luiden:
E
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. Het vierde lid komt te luiden:
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
F
Na bijlage 3 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:
BIJLAGE 4, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 9, DERDE LID, VAN DE REGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN
OPLEIDINGSSCHOLEN
Beoordelingscriteria aspirant-opleidingsscholen
Deze tabel bevat een samenvatting van de criteria.
Elk van de criteria wordt uitgewerkt op drie onderdelen:
I. Visie op samen opleiden
|
a. Beschrijving van de visie op en ambitie ten aanzien van het samen opleiden binnen
het partnerschap.
|
b. Stand van zaken van het samen opleiden binnen het partnerschap.
|
c. Beschrijving van de wijze waarop het partnerschap tijdens de subsidieperiode de
ambitie ten aanzien van samen opleiden wil realiseren.
|
II. Samenwerking en organisatiestructuur
|
a. Beschrijving van de ambitie ten aanzien van de samenwerking en de daarmee samenhangende
organisatiestructuur binnen het partnerschap.
|
b. Stand van zaken van de huidige samenwerking en organisatiestructuur van de partners
binnen het partnerschap.
|
c. Beschrijving van de wijze waarop het partnerschap tijdens de subsidieperiode de
ambitie ten aanzien van de samenwerking en organisatiestructuur wil realiseren.
|
III. Professionalisering
|
a. Beschrijving van de ambitie van het partnerschap ten aanzien van de professionalisering
van de betrokken medewerkers van de scholen (waaronder schoolopleiders, werkplekbegeleiders,
management) en betrokkenen vanuit het opleidingsinstituut (bijvoorbeeld de instituutsopleiders).
|
b. Stand van zaken met betrekking tot de professionalisering van alle bij het partnerschap
betrokken medewerkers.
|
c. Beschrijving van de wijze waarop het partnerschap tijdens de subsidieperiode de
ambitie met betrekking tot de professionalisering van de betrokken medewerkers van
de scholen (waaronder schoolopleiders, werkplekbegeleiders, management) en betrokkenen
vanuit het opleidingsinstituut (bijvoorbeeld de instituutsopleiders) wil realiseren.
|
IV. Kwaliteitszorg
|
a. Beschrijving van de ambitie ten aanzien van kwaliteitszorg van het partnerschap.
|
b. Stand van zaken van de kwaliteitszorg binnen het partnerschap.
|
c. Beschrijving van de wijze waarop het partnerschap tijdens de subsidieperiode de
ambitie met betrekking tot kwaliteitszorg wil realiseren.
|
V. Regionale spreiding
|
Werkgebied van de partnerschap.
Dit criterium wordt alleen toegepast als er meer aanvragen zijn die aan bovenstaande
kwalitatieve criteria voldoen, dan vanwege het subsidieplafond kunnen worden toegekend
en er zodoende een selectie gemaakt moet worden.
|
Weging:
De minister toetst aan vijf criteria:
De eerste vier criteria zijn de inhoudelijke criteria. Hier toetst de minister alle
aanvragen aan. De criteria ‘visie op samen opleiden’ en ‘samenwerking en organisatiestructuur’
dienen in ieder geval voldoende te zijn, omdat dit de basis van de aspirant-opleidingsschool
is. Een onvoldoende score voor ‘professionalisering’ en ‘kwaliteitszorg’ kan gecompenseerd
worden door de overige scores, mits de totaalscore voldoende is. Uitgangspunt is dat
‘professionalisering’ en ‘kwaliteitszorg’ gedurende de komende jaren verder opgezet
en ontwikkeld kunnen worden, met de ‘visie op samen opleiden’ en ‘samenwerking en
organisatiestructuur’ als duidelijk fundament.
Het criterium ‘regionale spreiding’ wordt alleen toegepast als er meer aanvragen zijn
die aan bovenstaande kwalitatieve criteria voldoen, dan vanwege het subsidieplafond
kunnen worden toegekend en er zodoende een selectie gemaakt moet worden. Dit criterium
geldt niet voor de aanvragers die subsidie hebben ontvangen op grond van artikel 3
van de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016.
De wijze waarop wordt beoordeeld en de nadere uitwerking van bovenstaande criteria
is te vinden op DUO.nl via https://www.duo.nl/zakelijk/primair-onderwijs/bekostiging-en-subsidies/tegemoetkoming-opleidingsscholen.jsp.
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker
TOELICHTING
Algemene toelichting
Inleiding en doel
In het kader van de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen
2013–2016 ontvangen vijftien samenwerkingsverbanden van scholen en lerarenopleidingen
subsidie om hun onderlinge samenwerking te versterken. In de toelichting op de genoemde
regeling is aangekondigd dat deze samenwerkingsverbanden bij afloop van de regeling
de mogelijkheid zouden krijgen om toe te treden tot de bekostiging voor opleidingsscholen
mits zij aan de daarvoor geldende voorwaarden kunnen voldoen.1 Met deze wijziging krijgen deze samenwerkingsverbanden de mogelijkheid om in 2016
een aanvraag te doen voor de subsidie voor aspirant-opleidingsscholen. Hiermee kunnen
de betreffende samenwerkingsverbanden de samenwerking rond het Opleiden in de School
die is opgezet of uitgebreid in het kader van de tijdelijke regeling een structureel
karakter geven.
Met de wijziging van 8 augustus 2015 is een toetredingsprocedure voor aspirant-opleidingsscholen
opgenomen in de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen.2 Tegelijkertijd werd met de wijziging geregeld dat een eerste groep aspirant-opleidingsscholen
in het voortgezet onderwijs vanaf 2015 voorwaardelijk kon toetreden tot het bekostigingsstelsel
zoals afgesproken door de staatssecretaris en de VO-Raad in het sectorakkoord voor
het voortgezet onderwijs.
In deze nieuwe wijziging worden de aanvraagtermijnen en budgetten vastgesteld voor
een nieuwe groep aspirant-opleidingsscholen in het voortgezet onderwijs die in 2016
kan toetreden tot de bekostigingsstelsel. In 2017 is nog een derde en laatste ronde
in het kader van het sectorakkoord voortgezet onderwijs voorzien.
Administratieve lasten
De extra toename van het aantal opleidingsscholen leidt tot een uitbreiding van de
totale administratieve lasten met € 3.200 in 2016 tot uiteindelijk € 4.500 vanaf 2019.
De extra administratieve last ontstaat door het indienen van een aanvraag met ontwikkelplan
en de jaarlijkse opgave van studentenaantallen aan DUO. De uiteindelijke stijging
naar aanleiding van de vorige ronde in 2015 viel eenmalig iets lager uit dan gedacht
omdat van de negen beschikbare plekken er uiteindelijk zeven zijn ingevuld. Deze extra
plekken worden in 2016 echter alsnog verdeeld.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A en B
In 2015 is subsidie toegekend aan zeven aspirant-opleidingsscholen in het voortgezet
onderwijs. In 2016 worden opnieuw zeven aspirant-opleidingsscholen in het voortgezet
onderwijs toegelaten. Totaal ontvangen dus maximaal 14 aspirant-opleidingsscholen
in 2016 een subsidiebedrag van € 300.000. Dit bedrag is € 50.000 hoger dan bij andere
aspirant-opleidingsscholen omdat in het sectorakkoord voortgezet onderwijs specifiek
extra middelen zijn vrijgemaakt voor een versnelde groei van het aantal opleidingsplekken
aan bekostigde opleidingsscholen in deze sector.
Aanvullend op de uitbreiding in het kader van het sectorakkoord voortgezet onderwijs
krijgen de 15 samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs
die subsidie ontvangen op grond van de tijdelijke Regeling versterking samenwerking
lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen
voor de subsidie voor aspirant-opleidingsscholen.
Artikel 1, onderdeel C
De uiterste aanvraagdatum is 1 september 2016. In 2015 was de aanvraagtermijn een
maand langer. Aspirant-opleidingsscholen hebben dit jaar meer tijd gehad om zich voor
te bereiden op het doen van een aanvraag. Tegelijkertijd is de verwachting dat er
meer aanvragen worden ingediend. De aanvraagtermijn is daarom een maand opgeschoven
om enerzijds iets meer tijd te hebben voor de beoordeling en anderzijds de eerste
betaling aan de opleidingsscholen wel nog voor het einde van het jaar te kunnen doen.
Artikel I, onderdeel D en F
Bij de beoordeling van de aanvragen hanteert de minister de beoordelingscriteria in
bijlage 4. In 2015 zijn nagenoeg dezelfde beoordelingscriteria gebruikt. Deze beoordelingscriteria
zijn toen via de website van DUO beschikbaar gesteld aan alle potentiele aanvragers.
Uit het oogpunt van transparantie worden deze beoordelingscriteria nu ook deels opgenomen
in een bijlage bij de regeling
Artikel I, onderdeel E
De subsidieperiode voor aspirant-opleidingsscholen is in beginsel vier jaar. De 15
samenwerkingsverbanden die subsidie hebben ontvangen vanuit de Regeling versterking
samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 hebben de afgelopen vier jaar
al kunnen werken aan hun opleidingsschool met subsidie uit die regeling. Hierdoor
kan voor deze specifieke groep worden volstaan met een kortere periode van drie jaar.
De formulering van het eerste en vijfde lid (thans nog het vierde lid) is verduidelijkt.
De subsidie wordt aangevraagd voor de periode tot het schooljaar waarin de betrokken
lerarenopleiding wordt geaccrediteerd, maar wordt telkens per jaar verleend omdat
de hoogte van het bedrag op grond van artikel 5 wordt bepaald aan de hand van studentenaantallen
in het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor subsidie wordt verleend.
Artikel II
De wijziging wordt ingevoerd per 1 juli 2016. Dit gebeurt om aanvragers de mogelijkheid
te geven om hun aanvraag al voor de zomer in te dienen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker