ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN OPLEIDINGSSCHOLEN
De Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een komma, wordt aan
artikel 1 een onderdeel toegevoegd, luidende:
- n. aspirant-opleidingsschool:
-
opleidingsschool zoals bedoeld in artikel 2a.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt ‘beperkt aantal opleidingsscholen’ vervangen door: opleidingsschool
of aspirant-opleidingsschool.
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘artikel 5.6, vijfde lid, onderdeel b’ vervangen
door: artikel 5.2a, onderdeel b.
C
Na artikel 2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a. Aspirant-opleidingsschool
-
1. Een aspirant-opleidingsschool is een opleidingsschool die niet eerder subsidie heeft
ontvangen in het kader van deze regeling.
-
2. Bij de aanvraag voor een aspirant-opleidingsschool dient de aanvrager een samenwerkingsovereenkomst
en een ontwikkelplan in.
-
3. In afwijking van artikel 13, eerste lid wordt de subsidie voor een aspirant-opleidingsschool
niet geweigerd op grond van onderdelen a en b van dat lid.
-
4. Een aspirant-opleidingsschool is een opleidingsschool in het po, vo of mbo als minimaal
75% van de opleidingsplaatsen binnen de opleidingsschool zich op scholen in de betreffende
onderwijssector bevindt.
D
In artikel 3, tweede lid, wordt ‘opleidingsschool’ vervangen door: opleidingsschool
of aspirant-opleidingsschool.
E
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4. Subsidieplafond
-
1. Voor subsidieverlening aan opleidingsscholen, niet zijnde aspirant-opleidingsscholen,
op grond van deze regeling is per jaar een bedrag van € 20.000.000 beschikbaar.
-
2. In aanvulling op het eerste lid is in de periode 2015–2019 een bedrag van € 2.700.000
per jaar beschikbaar voor de subsidieverlening aan aspirant-opleidingsscholen in het
vo.
F
Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:
G
Artikel 7 komt te luiden:
Artikel 7. Vereisten subsidieaanvraag
-
1. De aanvraag voor subsidie voor een aspirant-opleidingsschool wordt ingediend met
het formulier Aanvraagformulier tegemoetkoming kosten aspirant-opleidingsscholen dat
beschikbaar is op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs.
-
2. De aanvraag bedoeld in artikel 11, vierde lid, wordt ingediend met behulp van het
formulier Opgave aantal studenten voor tegemoetkoming kosten opleidingsscholen dat
door de Dienst Uitvoering Onderwijs aan de opleidingsscholen ter beschikking wordt
gesteld.
H
Na artikel 7 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7a. Samenwerkingsovereenkomst en ontwikkelplan aspirant-opleidingsscholen
-
1. De samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 2a, tweede lid, bevat de afspraken
tussen de deelnemende partijen in de aspirant-opleidingsschool en bevat in ieder geval:
-
a. een beschrijving van de gezamenlijke visie op het opleiden van studenten;
-
b. de inzet van middelen die beide partijen hierbij inbrengen; en
-
c. de partner die zal optreden als penvoerder, bedoeld in artikel 3, tweede lid.
-
2. Het ontwikkelplan, bedoeld in artikel 2a, tweede lid, is opgesteld aan de hand van
de criteria in bijlage 3 bij deze regeling en bevat een beschrijving van de mate waarin
de aspirant-opleidingsschool reeds voldoet aan de kaders gesteld in onderdeel 1 van
bijlage 1 bij deze regeling en welke activiteiten worden uitgevoerd om een jaar voor
het einde van de subsidieperiode volledig aan deze kaders te voldoen.
I
Artikel 8 komt te luiden:
Artikel 8. Termijn indiening aanvraag
-
1. De aanvraag voor een aspirant-opleidingsschool wordt ingediend vóór 1 oktober 2015.
-
2. De aanvraag bedoeld in artikel 11, vierde lid, wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand
aan het jaar waarin het in artikel 11 genoemde tijdvak afloopt.
J
Artikel 9 komt te luiden:
Artikel 9. Verdeling bij overschrijding subsidieplafond
-
1. De Minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op subsidieaanvragen.
-
2. De Minister verdeelt het beschikbare bedrag voor opleidingsscholen bedoeld in artikel
4, eerste lid bij overschrijding van het subsidieplafond evenredig over de subsidieontvangers
zodanig dat iedere subsidieontvanger een gelijk percentage ontvangt van het bedrag
wat op grond van de tabel in bijlage 2 aan hem zou worden verleend.
-
3. De subsidieverlening voor aspirant-opleidingsscholen geschiedt op basis van een beoordeling
van de geschiktheid van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd om bij
te dragen aan de doelstelling van de subsidie.
-
4. In hoeverre een aspirant-opleidingsschool bijdraagt aan een evenwichtige geografische
spreiding over Nederland maakt deel uit van de geschiktheid.
-
5. Indien het verlenen van de subsidie voor aspirant-opleidingsscholen aan meerdere
aanvragers voor activiteiten van een gelijke geschiktheid zou leiden tot overschrijding
van het subsidieplafond bedoeld in artikel 4, tweede lid, verdeelt de Minister het
beschikbare bedrag op basis van volgorde van ontvangst van de aanvragen met dien verstande
dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de
gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld,
met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.
K
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
L
Artikel 11 komt te luiden:
Artikel 11. Tijdvak subsidieverlening
-
1. Subsidie wordt telkens verleend tot het einde van het schooljaar waarin de accreditatietermijn
van de lerarenopleiding of lerarenopleidingen eindigt.
-
2. Indien meerdere lerarenopleidingen deelnemen in een opleidingsschool, wordt de subsidie
verleend tot en met het einde van het schooljaar waarin de accreditatietermijn van
de door de subsidieontvanger aangewezen lerarenopleiding eindigt.
-
3. In afwijking op het eerste lid wordt de subsidie voor aspirant-opleidingsscholen
verleend voor een periode van vier schooljaren.
-
4. Na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, kan door de subsidieontvanger
een nieuwe aanvraag worden ingediend.
M
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel e vervalt ‘of’.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
N
Artikel 18, tweede lid, komt te luiden:
O
Artikel 20 komt te luiden:
Artikel 20. Vervaldatum
Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023, met dien verstande dat deze regeling,
zoals deze luidde op 31 december 2022, van toepassing blijft op subsidies die zijn
verleend vóór die datum.
P
Na bijlage 2 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:
BIJLAGE 3, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 7A, TWEEDE LID, VAN DE REGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN
OPLEIDINGSSCHOLEN
Het ontwikkelplan van de aspirant-opleidingsschool bevat in ieder geval:
-
1. een lijst van deelnemende opleidingen, besturen en scholen (inclusief status accreditatie,
laatste inspectieoordeel);
-
2. een opgave van de beoogde studentenaantallen (per onderwijssector) aan het einde van
de ontwikkelperiode;
-
3. een (concept)beschrijving van de beoogde structuur van de opleidingsschool (inclusief
rollen schoolopleider en werkplekbegeleider*);
-
4. een beschrijving waarin wordt aangegeven op welke onderdelen de aspirant-opleidingsschool
al denkt te voldoen aan de kaders genoemd in bijlage 1 bij deze regeling en op welke
onderdelen de aspirant-opleidingsschool zich nog gaat ontwikkelen in de ontwikkelperiode
(inclusief hiervoor benodigde activiteiten en planning).
Bij de beschrijving van punt 4 worden in ieder geval de volgende producten uit het
kader, genoemd in bijlage 1 bij deze regeling, benoemd:
-
• opleidingsplan (standaard 1)
-
• gezamenlijke visie op professionalisering (standaard 2)
-
• gezamenlijke visie op HR-beleid
-
• kwaliteitszorgplan (standaard 4)
Specifiek wordt hierbij aangegeven hoe de gewerkt wordt aan de benodigde kwalificatie
van het personeel.
Het ontwikkelplan is maximaal 20 A4 groot
De werkplekbegeleider is de begeleider van studenten tijdens het werkplekleren in
de praktijk.
ARTIKEL II INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2015.
TOELICHTING
Algemene toelichting
Inleiding en doel
Opleiden in de School heeft het afgelopen decennium een steeds belangrijkere plaats
ingenomen binnen de lerarenopleidingen. Opleidingsscholen spelen een betekenisvolle
rol bij de versterking van de samenwerking tussen scholen en (universitaire) lerarenopleidingen
rond schoolontwikkeling, het opleiden en ontwikkelen van leraren voor het VO en onderzoek.1 De argumenten om substantieel bij te dragen aan de kwaliteit van (academische) opleidingsscholen,
hangen direct samen met de doelstelling om scholen tot ‘professionele leergemeenschappen’
te laten ontwikkelen.
De staatssecretaris van Onderwijs en de VO-raad hebben in het sectorakkoord voor het
voortgezet onderwijs afgesproken om het aantal opleidingsscholen substantieel uit
te breiden, leidend tot minimaal 2.200 en zo mogelijk 4.000 extra structurele opleidingsplaatsen
in 2020. Daardoor wordt de bestaande opleidingsinfrastructuur van scholen die (nog
niet) zijn aangesloten bestendigd en versterkt. Daarnaast is in 2016 een uitbreiding
van het aantal opleidingsscholen in het po en het mbo voorzien in het kader van de
'Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016'.
De uitbreiding van het aantal opleidingsscholen vormt onderdeel van de kwalitatieve
doelstellingen van de Lerarenagenda 2013–2020. De intensievere praktijkcomponent die
de opleidingsscholen verzorgen levert een belangrijke bijdrage aan de versterking
van de lerarenopleiding en de aantrekkelijkheid van het beroep van leraar. Bovendien
ervaren scholen dat de deelname in een opleidingsschool ook een stimulerend effect
heeft op de professionalisering van het eigen personeel. De deelnemende scholen zijn
volgens de Inspectie van het Onderwijs sterker betrokken bij ontwikkelingen binnen
de lerarenopleidingen, wat bij (een deel van) de scholen een impuls geeft aan verdere
professionalisering, ook van het zittende personeel. Met de uitbreiding van het aantal
opleidingsscholen beoogt de overheid deze effecten verder te versterken.
In 2009 is een structureel bekostigingsstelsel voor opleidingsscholen ingevoerd. De
opleidingsscholen ontvangen vanaf dat moment een aanvullende bekostiging voor de extra
kosten die zij maken voor de intensievere praktijkopleiding. De aanvullende bekostiging
is een aanvulling op de vergoeding die scholen via de lumpsum krijgen voor stagebegeleiding.
Het huidige bekostigingsstelsel voor opleidingsscholen is een gesloten stelsel. De
bestaande 55 opleidingsscholen kunnen het aantal deelnemende scholen en het aantal
opleidingsplekken uitbreiden, maar er kunnen geen nieuwe opleidingsscholen toetreden
tot het stelsel (de regeling laat thans alleen hernieuwde aanvragen toe). De 55 opleidingsscholen
groeien weliswaar nog gestaag, maar de mogelijkheden tot groei zijn te beperkt om
de doelstellingen uit het sectorakkoord vo te realiseren. Voor het vormen van een
opleidingsschool is een intensieve samenwerking nodig tussen scholen en opleidingen.
Het is hierbij belangrijk dat de organisatievorm en schaal aansluiten bij de regionale
omstandigheden. Elementen als denominatie, onderwijsfilosofie, maar ook geografische
afstand en de bestuurlijke indeling van scholen spelen hierbij een grote rol en leggen
beperkingen op aan de mogelijkheden tot uitbreiding van bestaande opleidingsscholen.
Met deze wijziging wordt het toetreden van nieuwe opleidingsscholen mogelijk gemaakt.
De uitbreiding in het voortgezet onderwijs vindt in twee stappen plaats. In 2015 wordt
gestart met het eerste deel van de uitbreiding en kunnen 9 nieuwe opleidingsscholen
toetreden. In 2016 volgt een nieuwe wijziging van de regeling waarmee het tweede deel
van de uitbreiding mogelijk wordt gemaakt. Het tweede deel bestaat uit twee rondes
(2016 en 2017) Het exacte aantal opleidingsscholen dat in de tweede en derde ronde
kan worden toegelaten is afhankelijk van de groei die de bestaande opleidingsscholen
weten te realiseren en de uiteindelijke grootte van de aspirant-opleidingsscholen
die in 2015 toe zullen treden. Naar verwachting zal het totaal gaan om 5 tot 10 nieuwe
opleidingsscholen. De VO-raad stimuleert en ondersteunt scholen en lerarenopleidingen
die een nieuwe opleidingsschool willen starten.
Met de nieuwe wijziging in 2016 zal bovendien de uitbreiding in de sectoren po en
mbo mogelijk worden gemaakt. De 15 nieuwe samenwerkingsverbanden in het po en mbo
die zich hebben gevormd met subsidie uit de 'Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen
en scholen 2013–2016', kunnen deze subsidie gebruiken om een opleidingsschool te vormen.
In dat geval krijgen zij eind 2016 de mogelijkheid om toe te treden als aspirant-opleidingsschool
waarbij de termijnen aangepast zullen worden aan hun specifieke situatie. Als niet
alle samenwerkingsverbanden gebruik (kunnen) maken van deze mogelijkheid, ontstaat
extra ruimte in het budget. Deze ruimte wordt dan gebruikt om enkele andere nieuwe
aspirant-opleidingsscholen in dezelfde sectoren toe te laten.
In de komende jaren wordt stapsgewijs een bedrag van 11 miljoen euro toegevoegd aan
het budget voor de opleidingsscholen voor de uitbreiding in alle onderwijssectoren.
Opleidingsscholen die willen toetreden tot de bekostiging kunnen in eerste instantie
in aanmerking komen voor een aspirantstatus. Deze status krijgen ze voor de periode
van vier schooljaren. Tijdens de eerste twee jaar ontvangen zij een vast bedrag van
300.000 euro per jaar om zich te ontwikkelen naar het niveau van een bekostigde opleidingsschool.
Het bedrag ligt net iets onder het gemiddelde bedrag dat bestaande opleidingsscholen
nu ontvangen. De studentenaantallen zijn bij aspirant-opleidingsscholen in de opstartfase naar verwachting gemiddeld lager, maar de aspirant-opleidingsschool
heeft nog wel meer ontwikkelkosten.
De nieuwe opleidingsscholen moeten een aanvraag indienen bij DUO. DUO stelt een ambtelijke
commissie van experts samen die de minister adviseert bij de beoordeling van de aanvragen.
Bij de aanvraag moeten deze nieuwe opleidingsscholen een ontwikkelplan aanleveren
waarin per onderdeel van de bestaande NVAO-kaders voor bekostigde opleidingsscholen
wordt aangegeven waar de opleidingsschool staat en hoe de opleidingsschool zich in
de eerste drie jaar van de aspirantperiode wil ontwikkelen naar het beoogde niveau.
In het vierde jaar van de aspirant-status voert de NVAO een beoordeling uit van de
opleidingsschool dat leidt tot een advies aan de Minister. Als de NVAO een positief
advies geeft en ook aan de overige subsidievoorwaarden wordt voldaan, wordt de opleidingsschool
na de aspirantperiode toegelaten tot de structurele bekostiging.
Met deze wijziging wordt een toetredingsprocedure opgenomen in de regeling. Hoeveel
aspirant-opleidingsscholen er daadwerkelijk kunnen toetreden is afhankelijk van het
budget. De hoogte van het budget dat beschikbaar is voor nieuwe toetreders wordt per
jaar bepaald. In 2015 is vanuit het sectorakkoord 2,7 miljoen euro beschikbaar voor
aspirant-opleidingsscholen in de sector voortgezet onderwijs. Begin 2016 worden de
bedragen voor 2016 vastgesteld. Totaal is uiteindelijk 8 miljoen euro beschikbaar
voor nieuwe opleidingsscholen en de uitbreiding van bestaande opleidingsscholen in
het voortgezet onderwijs. Naast een extra budget voor de sector voortgezet onderwijs
is voor 2016 ook een beperkte uitbreiding in de sectoren po en mbo voorzien.
De huidige bekostigingsregeling is niet van toepassing op Caribisch Nederland en de
uitbreiding daarmee ook niet. Er zijn geen lerarenopleidingen in Caribisch Nederland
die vallen onder de Nederlandse wetgeving. De geografische afstand tot Nederland maakt
de intensieve samenwerking met Nederlandse lerarenopleidingen die nodig is voor de
vorming van een opleidingsschool ook in de praktijk onmogelijk.
Administratieve lasten
Door deze wijziging neemt de totale administratieve last enigszins toe omdat het aantal
opleidingsscholen stijgt. De administratieve last per opleidingsschool daalt echter
licht, omdat anders dan bij de start van de regeling in 2009 nieuwe opleidingsscholen
bij hun eerste aanvraag nog geen kritische zelfreflectie en onderzoeksrapport hoeven
in te leveren.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel B, eerste lid en onderdeel C
Met deze wijziging wordt de subsidie ook opengesteld voor aspirant-opleidingsscholen
Artikel I, onderdeel B, tweede lid
Technische verwerking van de wijzigingen in de WSF 2000 die zijn opgenomen in de Wet
studievoorschot hoger onderwijs.
Artikel I, onderdeel C
Een aspirant-opleidingsschool komt in aanmerking als minimaal 75% van het beoogde
aantal opleidingsplekken aan het eind van de subsidieperiode in het voortgezet onderwijs
wordt gerealiseerd. In 2015 is een bedrag van 2,7 miljoen euro beschikbaar voor opleidingsscholen
in het voortgezet onderwijs. Opleidingsscholen zijn in de praktijk soms samengesteld
uit scholen in meerdere onderwijssectoren. Om de mogelijkheid van sector overstijgende
samenwerking open te houden, hoeft een aspirant-opleidingsschool zich niet helemaal
exclusief op het voortgezet onderwijs te richten om in aanmerking te komen voor subsidie.
Artikel I, onderdeel E en F
Opleidingsscholen ontvangen een bedrag dat gerelateerd is aan het aantal studenten
dat aan de opleidingsschool wordt opgeleid. Aspirant-opleidingsscholen die net zijn
gestart hebben in het begin relatief veel ontwikkelkosten, maar zullen in de eerste
jaren nog weinig studenten opleiden. Tijdens de ontwikkelperiode ontvangen deze aspirant-opleidingsscholen
daarom voor de eerste twee schooljaren een vast bedrag van 300.000 euro per schooljaar.
Vanaf het derde schooljaar wordt het subsidiebedrag, net als bij bestaande opleidingsscholen,
bepaald op basis van studentenaantallen volgens de tabel in bijlage 2 bij de regeling.
Artikel I, onderdeel G
De subsidie wordt per subsidieperiode toegekend. De subsidieperiode loopt telkens
tot en met het einde van de accreditatietermijn van (één van) de betrokken lerarenopleidingen(en).
De aanvraag voor de nieuwe periode moest tot nu toe worden ingediend voor 15 juni
van het jaar waarin deze accreditatietermijn afloopt. Om de administratieve last te
verlagen wordt de aanvraag voor deze verlenging gecombineerd met de jaarlijkse opgave
van de studentenaantallen die voor 1 oktober van dat jaar moet worden ingeleverd (zie
ook onderdeel F).
Artikel I, onderdeel H
Voorwaarde om in aanmerking te komen voor de bekostiging voor aspirant-opleidingsscholen
is dat de opleidingsschool de onderlinge afspraken duidelijk heeft vastgelegd en dat
er een duidelijk en realistisch ontwikkelplan is dat ertoe leidt dat in het laatste
jaar van de ontwikkelperiode voldaan zal worden aan de eisen die gesteld zijn in het
NVAO-kader dat in onderdeel 1 van bijlage 1 van deze regeling is opgenomen.
Artikel I, onderdeel I
De aanvraag voor aspirant-opleidingsscholen dient voor 1 oktober 2015 te zijn ingediend.
In 2016 zal door middel van een nieuwe wijzigingsregeling opnieuw een mogelijkheid
worden geboden om een aanvraag in te dienen als aspirant-opleidingsschool. De exacte
budgetten en aanvraagtermijnen voor 2016 zullen bij die gelegenheid worden vastgesteld.
De deadline voor de aanvraag voor bestaande opleidingsscholen wordt naar achteren
verschoven (zie ook de toelichting bij onderdeel E).
Artikel I, onderdeel J en K
Bij een overschrijding van het subsidieplafond voor de aspirant-opleidingsscholen,
worden de aanvragen gerangschikt op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan
de doelen van de subsidie. Het doel van het sectorakkoord vo om 2.200 tot 4.000 extra
opleidingsplekken in het voortgezet onderwijs te creëren wordt hierbij meegenomen.
Ook wordt gekeken naar de regionale spreiding van de bestaande opleidingsscholen.
De minister streeft naar een landelijk dekkend netwerk van opleidingsscholen. Aanvragen
die een bijdrage leveren om de geografische dekking over Nederland te vergroten hebben
daarbij een voorkeur boven andere aanvragen.
De NVAO brengt nog geen advies uit over de kwaliteit van de opleiding van de aspirant-opleidingsscholen. Aspirant-opleidingsscholen kunnen bij de start nog niet beoordeeld worden
op gerealiseerde kwaliteit en worden daarom beoordeeld op basis van de kwaliteit van
hun ontwikkelplan. Na drie jaar beoordeelt de NVAO deze aspirant-opleidingsscholen
alsnog en geeft op basis hiervan advies aan de Minister over een nieuwe subsidieaanvraag.
Artikel I, onderdeel L
De subsidieperiode voor aspirant-opleidingsscholen is vier jaar. Aan het einde van
deze periode kunnen deze aspirant-opleidingsscholen een nieuwe aanvraag indienen.
De NVAO zal hierbij een advies aan de Minister uitbrengen over de kwaliteit van de
samenwerking en praktijkopleiding die door de opleidingsschool wordt verzorgd. Als
dit advies positief is en ook aan de overige subsidievoorwaarden is voldaan, krijgt
de aspirant-opleidingsschool definitief de status van een bekostigde opleidingsschool.
Artikel I, onderdeel M
Het tweede lid komt te vervallen omdat de Regeling verdiepingsslag academische opleidingsschool
2009–2011 per 01-01-2012 is komen te vervallen.
Artikel I, onderdeel N
Bij de start van een nieuwe opleidingsschool worden relatief veel ontwikkelkosten
gemaakt aan het begin van het traject. Om een vliegende start te kunnen maken, is
er voor gekozen de betaling voor de eerste twee schooljaren aan deze opleidingsscholen
niet te spreiden over het schooljaar, maar het subsidiebedrag in deze eerste periode
in één keer aan de start van het schooljaar uit te betalen. Vanaf het derde schooljaar
vindt de betaling, net als bij de bestaande opleidingsscholen, in twee termijnen plaats.
Artikel I, onderdeel O
Met deze wijziging wordt ook de einddatum van de regeling gewijzigd. In 2013 is, in
lijn met de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, een einddatum van 1 juli 2017
in de regeling opgenomen. De subsidie voor de opleidingsscholen is een structurele
vergoeding van (een deel) van de kosten die voor de praktijkopleiding via opleidingsscholen
worden gemaakt. De subsidie is opgenomen onder de bekostigingsparagraaf van artikel
9 van de onderwijsbegroting. Omdat artikel AWB titel 4.2 niet van toepassing is op
de bekostiging van onderwijs en onderzoek, is het opnemen van een horizonbepaling,
zoals bedoeld in artikel 24a, lid 2 van de Comptabiliteitswet 2001, niet verplicht.
In 2013 is wel een einddatum opgenomen in de regeling omdat het de bedoeling was om
de aanvullende bekostiging voor de opleidingsscholen per die datum een grondslag in
de sectorale onderwijswetten te geven. Het aansluiten van deze sector overstijgende
bekostiging op de verschillende bekostigingsstelsels van het po, vo, mbo, hbo en wo
op een manier waarbij het karakter van de aanvullende bekostiging in stand blijft,
blijkt echter complexer dan aanvankelijk gedacht en neemt daardoor meer tijd in beslag.
Om onduidelijkheid over de komende bekostigingsperiode (deze loopt t/m 2022) te voorkomen
wordt daarom een einddatum van 1 januari 2023 opgenomen.
Artikel I, onderdeel P
De subsidie voor aspirant-opleidingsscholen is beschikbaar voor nieuwe opleidingsscholen
die niet eerder subsidie hebben ontvangen in het kader van deze regeling. Opleidingsscholen
die feitelijk een afsplitsing zijn van een bestaande opleidingsschool, kunnen alleen
in aanmerking komen voor subsidie als uit hun ontwikkelplan blijkt dat er sprake is
van een zelfstandige opleidingsschool met een eigen te onderscheiden visie en organisatie.
Bij de aanvraag moet een ontwikkelplan worden gevoegd. In dit ontwikkelplan beschrijft
de aanvrager aan welke onderdelen van het toetsingskader voor opleidingsscholen (opgenomen
in bijlage 1) de opleidingsschool naar eigen inschatting al voldoet en hij onderbouwt
deze inschatting. Daarnaast beschrijft de aanvrager op welke onderdelen de opleidingsschool
zich nog moet ontwikkelen. De aanvrager geeft een heldere beschrijving van de (beoogde)
opleidings- en begeleidingsinfrastructuur waarbij de doelstellingen en resultaten
m.b.t. opleiden, begeleiden en beoordelen worden benoemd. Deze doelen en resultaten
zijn Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden (SMART) geformuleerd.
Als de opleidingsschool nog niet beschikt over een opleidingsplan, kwaliteitszorgplan
en gezamenlijke visies op HR-beleid en professionalisering moet de aanvrager beschrijven
op welke wijze toegewerkt wordt naar deze producten. Als de opleidingsschool al wel
beschikt over deze producten, worden deze bijgevoegd bij de aanvraag.
Artikel II
De wijziging wordt ingevoerd per 1 september 2015. Hiermee wordt aangesloten op van
de vaste verandermomenten voor het onderwijs. Er wordt afgeweken van de wachttijd
van twee maanden opdat de eerste groep aspirant-opleidingsscholen nog in 2016 van
start kan gaan.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker