TOELICHTING
I Algemeen deel
§ 1. Inleiding
De regeling overige pyrotechnische artikelen stelt regels met betrekking tot pyrotechnische
artikelen behorende tot de categorieën P1 en P2. Concreet valt hierbij te denken aan
verfbommen in geldkoffers, gasontwikkelaars in airbags en signaalartikelen. De onderhavige
wijziging betreft de implementatie van twee Europese richtlijnen.
Op 12 juni 2013 is Richtlijn Nr. 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt
aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU 178) aangenomen. Richtlijn
Nr. 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het
in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (PbEU L 154) (Pyrorichtlijn 2007),
is met ingang van 1 juli 2015 ingetrokken.
Op 16 april 2014 is Richtlijn 2014/58/EU van de Commissie voor het opzetten van een
traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig Richtlijn 2007/23/EG
van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L115) (hierna: de uitvoeringsrichtlijn)
aangenomen. De bepalingen in de uitvoeringsrichtlijn zijn vastgesteld om de identificatie
van pyrotechnische artikelen en fabrikanten gedurende alle stadia van de toeleveringsketen
te garanderen. De bepalingen verplichten de fabrikanten en importeurs ertoe om gegevens
bij te houden over de registratienummers van de pyrotechnische artikelen die zij op
de markt brengen. Ook moeten zij deze informatie op verzoek meedelen aan de betrokken
autoriteiten. Ten slotte dient de instantie die is belast met het verrichten van conformiteitsbeoordelingen
een register bij te houden van verstrekte registratienummers.
Aangezien instanties die bevoegd zijn tot het uitvoeren van conformiteitsbeoordelingen
dienen te worden aangemeld bij de Europese Commissie, worden deze instanties in de
richtlijnen ’aangemelde instanties’ genoemd. In de regeling overige pyrotechnische
artikelen worden de in Nederland gevestigde aangemelde instanties aangeduid als ‘aangewezen
instanties’, aangezien deze instanties worden aangewezen door de Minister van Infrastructuur
en Milieu.
Vanwege de samenhang tussen Richtlijn Nr. 2013/29/EU (hierna ‘de Pyrorichtlijn 2013’
genoemd) en Richtlijn Nr. 2014/58/EU (hierna ‘de uitvoeringsrichtlijn’ genoemd) is
ervoor gekozen om beide richtlijnen tegelijk te implementeren. In de uitvoeringsrichtlijn
is namelijk een aantal eisen opgenomen die ook in de artikelen 9 en 33, derde lid,
van de Pyrorichtlijn 2013 zijn opgenomen.
Implementatie vindt deels plaats in de onderhavige regeling tot wijziging van de regeling
overige pyrotechnische artikelen en deels in het Vuurwerkbesluit. In het Vuurwerkbesluit
zijn de regels opgenomen ten aanzien van vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik. De benodigde wijziging van het Vuurwerkbesluit is op 21 september
2015 gepubliceerd en één dag later in werking getreden (Stb. 2015, nr. 332).
§ 2. De inhoud van Pyrorichtlijn 2013
De harmonisatie van wetgeving inzake het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen
heeft reeds plaatsgevonden met Pyrorichtlijn 2007. In deze richtlijn werden essentiële
eisen opgenomen waaraan alle pyrotechnische artikelen dienen te voldoen. Daarnaast
werd voor de fabrikant (of, indien deze buiten de EU is gevestigd, importeur of distributeur)
de verplichting in het leven geroepen om pyrotechnische artikelen te categoriseren.
Een ‘notified body’ (aangemelde instantie) dient vervolgens deze categorisering en
het voldoen aan de essentiële veiligheidseisen te bevestigen middels een conformiteitsbeoordelingsprocedure.
Hierna is de fabrikant gerechtigd om een CE-markering op de producten aan te brengen.
De Pyrorichtlijn 2013 is tot stand gekomen binnen het Europese Nieuwe wetgevingskader
(NWK). Het NWK bestaat uit twee elkaar aanvullende instrumenten: Verordening (EG)
Nr. 765/2008/EG inzake accreditatie en markttoezicht en Besluit Nr. 768/2008/EG betreffende
een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten. Besluit Nr. 768/2008/EG
heeft in tegenstelling tot de verordening geen onmiddellijke rechtsgevolgen voor marktdeelnemers
(zijnde fabrikanten, importeurs en distributeurs) of lidstaten, maar geeft een kader
voor EU-productwetgeving.
Besluit Nr. 768/2008/EG bevat begripsbepalingen die op alle productrichtlijnen van
toepassing zijn en stelt gelijkwaardige verplichtingen aan marktdeelnemers. Fabrikanten,
importeurs en distributeurs van diverse producten moeten aan dezelfde eisen voldoen.
Deze eisen betreffen onder andere de traceerbaarheid van artikelen en conformiteitsbeoordelingsprocedures.
De criteria voor het aanwijzen van conformiteitsbeoordelingsinstantie aangemelde instanties
zijn aangescherpt. Autoriteiten die deze instanties aanmelden (zogenaamde aanmeldende
autoriteiten) en de aanmeldingsprocedure moeten aan bepaalde criteria voldoen. Ook
ten aanzien van de vrijwaringsprocedure, waarin lidstaten kunnen opkomen tegen handelsbeperkende
maatregelen die door andere lidstaten zijn genomen, zijn de regels verduidelijkt en
op één lijn gebracht.
Het NWK heeft een meerledige doelstelling. Ten eerste wordt beoogd het toezicht op
de producten en het toezicht op de aangemelde instanties in alle lidstaten effectiever
en gelijkwaardig te maken. Dit heeft betrekking op het probleem dat een aanzienlijk
aantal in de markt circulerende producten niet aan de gestelde eisen voldoet en het
probleem dat de kwaliteit van dienstverlening van aangewezen (keurings)instanties
soms ongelijkwaardig is. Deze problemen leiden tot verstoring van concurrentieverhoudingen
en mogelijk tot het op de markt zijn van gevaarlijke producten. Ten tweede wordt een
gemeenschappelijk wettelijk kader voor producten ingesteld. Inconsistenties in de
verschillende productrichtlijnen maken de toepassing ervan voor marktdeelnemers en
toezichthouders onnodig ingewikkeld, aangezien vaak meerdere richtlijnen op één product
van toepassing zijn. Door wetgeving op dit punt te harmoniseren wordt een grotere
mate van doeltreffendheid, doelmatigheid en samenhang gecreëerd.
Het hierboven beschreven NWK heeft er niet toe geleid dat ten opzichte van de Pyrorichtlijn
2007 de essentiële veiligheidseisen waaraan pyrotechnische artikelen moeten voldoen
in de Pyrorichtlijn 2013 zijn gewijzigd. Wel is na vaststelling van de Pyrorichtlijn
2007 duidelijk geworden dat het verbod op het gebruik van militaire explosieven en
commerciële springstoffen in pyrotechnische artikelen, met uitzondering van zwart
kruit en of een samenstelling voor een lichtflits, niet werkbaar was, met name daar
waar het pyrotechnische artikelen voor voertuigen betrof. Daarom is van de gelegenheid
gebruik gemaakt om deze eis enigszins te versoepelen. Onder voorwaarden mogen detonatie-explosieven
nu wel worden gebruikt in pyrotechnische artikelen van de categorieën P1, P2, T2 en
F4. Op grond van artikel 47, tweede lid, was deze wijziging van de essentiële wijziging
al eerder geïmplementeerd in de Regeling overige pyrotechnische artikelen middels
de Tijdelijke regeling implementatie artikel 47, tweede lid, Richtlijn 2013/29/EU
inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen.
De wijzigingen die in vergelijking met Pyrorichtlijn 2007 hebben plaatsgevonden vanwege
de doorvoering van het NWK kunnen globaal worden onderverdeeld in de herverdeling
van verantwoordelijkheden voor verschillende marktdeelnemers en het stroomlijnen van
de procedures (zoals de wijze van aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties).
-
• De verplichtingen voor importeurs en distributeurs zijn deels nieuw en betreffen in
hoofdzaak een medeverantwoordelijkheid voor de uitvoering van verplichtingen die op
fabrikanten rusten. Er is sprake van een expliciete verdeling van verantwoordelijkheid
voor deze inhoudelijke verplichtingen. Meer in detail gaat het om de volgende nieuwe
elementen: importeurs moeten controleren of de fabrikant de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure
heeft uitgevoerd en de voorgeschreven technische documentatie heeft opgesteld. Zij
moeten er ook bij de fabrikant op toezien dat deze technische documentatie op verzoek
aan de autoriteiten kan worden verstrekt. Bovendien moeten importeurs controleren
of de pyrotechnische artikelen de juiste markering dragen en van instructies en informatie
aangaande de veiligheid vergezeld gaan. Zij moeten een kopie van de conformiteitsverklaring
bewaren en hun naam en adres op het product aanbrengen, of, indien dit niet mogelijk
is, op de verpakking of in de begeleidende documentatie.
-
• Distributeurs moeten controleren of het pyrotechnische artikel van de CE-markering
en de naam van de fabrikant en, in voorkomend geval, van de importeur is voorzien
en of het van de vereiste documentatie en instructies vergezeld gaat.
-
• Marktdeelnemers (fabrikanten, importeurs en distributeurs) moeten met markttoezichtautoriteiten
samenwerken en passende maatregelen nemen wanneer zij niet-conforme pyrotechnische
artikelen hebben geleverd.
-
• Voor alle marktdeelnemers zijn aangescherpte traceerbaarheidsverplichtingen vastgelegd.
Op pyrotechnische artikelen moeten de naam en het adres van de fabrikant zijn aangebracht,
alsmede een nummer om vast te stellen om welk artikel het gaat en welke technische
documentatie erbij hoort. Wanneer een pyrotechnisch artikel wordt ingevoerd, moeten
ook de naam en het adres van de importeur op het artikel zijn aangebracht. Bovendien
moet iedere marktdeelnemer de autoriteiten kunnen meedelen van welke marktdeelnemer
hij een pyrotechnisch artikel heeft ontvangen of aan wie hij een artikel heeft geleverd.
-
• Aangemelde instanties dienen deel te nemen aan de Europese coördinatiegroep van aangemelde
instanties en dienen de besluiten van deze groep als richtsnoeren te gebruiken.
-
• Dochterondernemingen of onderaannemers dienen ook aan de aanmeldingseisen te voldoen.
Daarnaast dienen aangemelde instanties registratienummers aan pyrotechnische artikelen
toe te kennen en te registreren.
§ 3. De inhoud van de Pyrorichtlijn 2013
In het onderstaande zal met name worden ingegaan op de verschillen met en de aanvullingen
ten opzichte van de voorgaande Pyrorichtlijn uit 2007.
3.1 Doel en reikwijdte van de Pyrorichtlijn 2013
Net zoals de Pyrorichtlijn 2007 strekt de Pyrorichtlijn 2013 ertoe om een vrije Europese
markt voor het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen te realiseren en
aan pyrotechnische artikelen essentiële veiligheidseisen te stellen. De doelstelling
van de richtlijn is voorts om de veiligheid van pyrotechnische artikelen te vergroten
en het aantal ongelukken met pyrotechnische artikelen te verminderen. Daarnaast dient
milieubescherming in acht te worden genomen.
Artikel 5 van de Pyrorichtlijn 2013 verplicht de lidstaten de nodige maatregelen te
nemen om ervoor te zorgen dat pyrotechnische artikelen uitsluitend op de markt worden
aangeboden, indien zij aan de eisen van de richtlijn voldoen. De in artikel 5 bedoelde
eisen betreffen onder andere het voorzien van CE-markering en andere documentatie
en het laten verrichten van een conformiteitsbeoordeling.
De Pyrorichtlijn 2007 hanteerde enkel de term ‘in de handel brengen’. De Pyrorichtlijn
2013 maakt, in lijn met het NWK, onderscheid tussen ‘op de markt aanbieden’ en ‘in
de handel brengen’. In de handel brengen betekent: het voor de eerste keer in de Europese
Unie op de markt aanbieden van een pyrotechnisch artikel. Onder op de markt aanbieden
wordt verstaan het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling,
verstrekken van een pyrotechnisch artikel met het oog op distributie, consumptie of
gebruik op de markt van de Unie.
De reden voor dit onderscheid is dat hiermee een duidelijke scheiding is aangegeven
in verantwoordelijkheden rond de conformiteit van artikelen die voor het eerst binnen
de Unie op de markt worden aangeboden (‘in de handel worden gebracht’) en die vervolgens
binnen de Unie worden verhandeld (‘op de markt worden aangeboden’).
Pyrotechnische artikelen die vanuit derde landen voor het eerst in de Unie in de handel
worden gebracht, moeten aan de eisen van de richtlijn voldoen. Daarbij geldt met name
dat de fabrikanten adequate conformiteitsbeoordelingsprocedures met betrekking tot
deze pyrotechnische artikelen hebben laten uitvoeren. Voor importeurs geldt dat zij
erop moeten toezien dat de pyrotechnische artikelen die zij in de handel brengen aan
de eisen van deze richtlijn voldoen en dat zij geen pyrotechnische artikelen in de
handel brengen die niet aan deze eisen voldoen of een risico inhouden.
Betreffende het op de markt aanbieden geldt dat de distributeur een pyrotechnisch
artikel pas mag aanbieden op de markt, nadat het door de fabrikant of de importeur
in de handel is gebracht. Tevens moet hij de nodige zorgvuldigheid betrachten om ervoor
te zorgen dat de wijze waarop hij met het pyrotechnische artikel omgaat, geen negatieve
invloed heeft op de conformiteit van het artikel.
3.2 Verplichtingen voor marktdeelnemers en conformiteitseisen
In tegenstelling tot de Pyrorichtlijn 2007 zijn in de huidige richtlijn de verschillende
verplichtingen per marktdeelnemer apart uitgeschreven in de artikelen 8 tot en met
15. Zo geldt de documentatieplicht van in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen
die voorheen alleen voor fabrikanten in de conformiteitsbeoordelingsprocedure van
Bijlage II van de Pyrorichtlijn 2007 stond, nu volgens de Pyrorichtlijn 2013 voor
zowel fabrikant als importeur.
Alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toelevering en distributie moeten
passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend pyrotechnische artikelen
op de markt aanbieden die aan de richtlijn voldoen. Vanwege de verschillende rollen
en daaraan gekoppelde verplichtingen die de marktdeelnemers daarbij hebben, is ervoor
gekozen deze in de richtlijn per marktdeelnemer, dus fabrikant, importeur en distributeur,
uit te schrijven. Daarbij worden importeurs of distributeurs volgens de richtlijn
als fabrikanten beschouwd wanneer zij:
-
• onder eigen naam of merknaam pyrotechnische artikelen in de handel brengen, of
-
• reeds in de handel gebrachte artikelen zodanig wijzigen dat de conformiteit met de
eisen van de richtlijn in het gedrang kan komen.
Fabrikanten stellen een EU-conformiteitsverklaring op overeenkomstig bijlage III van
de richtlijn, wanneer met de conformiteitsbeoordelingsprocedure is aangetoond dat
het pyrotechnische artikel aan de toepasselijke eisen voldoet. Tevens brengen zij
daarbij de CE markering aan. Door de EU-conformiteitsverklaring op te stellen, neemt
de fabrikant de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van het pyrotechnische artikel
met de eisen van de richtlijn op zich, zo blijkt uit artikel 18, vierde lid, van de
Pyrorichtlijn 2013.
De CE markering wordt aangebracht voordat het pyrotechnisch artikel in de handel wordt
gebracht en wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie
die betrokken is bij de productiecontrolefase. In artikel 20, vierde lid, van de Pyrorichtlijn
2013 wordt de mogelijkheid geboden om de CE-markering en, indien van toepassing, het
identificatienummer van de aangemelde instantie, te laten volgen door een ander teken
dat een bijzonder risico of gebruik aanduidt.
Voor fabrikanten en importeurs zijn verder aanvullende bepalingen opgenomen over het
beheer van technische documenten en EU-conformititeitsverklaringen. Fabrikanten zijn
verplicht om de conformiteit van serieproducties met de richtlijn blijvend te waarborgen.
Deze verplichting gaat uiteraard over op de importeur of distributeur indien zij als
fabrikant worden beschouwd, zoals hierboven beschreven. Daarnaast zijn fabrikanten
en importeurs verplicht om naast hun naam en handels- of merknaam ook het postadres
te vermelden. Distributeurs dienen te controleren of pyrotechnische artikelen vergezeld
gaan van instructies en informatie aangaande de veiligheid in een taal die de consument
kan begrijpen. Fabrikanten en importeurs zijn verder verplicht om corrigerende maatregelen
te nemen ten aanzien van in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen die niet
in overeenstemming zijn met de richtlijn. Als zij van mening zijn dat er met deze
non-conformiteit een risico ontstaat voor de veiligheid en gezondheid van gebruikers,
dan moeten zij bovendien het bevoegde gezag hiervan op de hoogte stellen.
Om de traceerbaarheid van pyrotechnische artikelen te bevorderen zijn fabrikanten
verplicht om naast hun contactgegevens, deze te etiketteren met een registratienummer
dat wordt toegewezen door de aangemelde instantie die de artikelen onderwerpt aan
een conformiteitsbeoordelingsprocedure (zie paragraaf 3.3) Zowel fabrikanten als importeurs
houden een register bij van de registratienummers van pyrotechnische artikelen die
zij op de markt aanbieden.
Evenals fabrikanten zijn importeurs en distributeurs verplicht om de pyrotechnische
artikelen die zij op de markt aanbieden te controleren op conformiteit met de eisen
uit de richtlijn. In de artikelen betreffende de verplichtingen van importeurs en
distributeurs is dit, in vergelijking met de Pyrorichtlijn 2007, meer expliciet gemaakt.
Zo ziet de importeur erop toe dat de fabrikant de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedure
heeft doorlopen, dat de CE-markering op het product is aangebracht en dat het product
vergezeld gaat van technische documentatie. Een distributeur dient te controleren
of een product vergezeld gaat van de juiste documentatie. Wanneer het pyrotechnische
artikel volgens de importeur of distributeur niet voldoet aan de essentiële veiligheidseisen,
dan mag het pyrotechnische artikel niet op de markt worden aangeboden. Eerst dient
de conformiteit van het artikel met de eisen te worden gegarandeerd. Tevens informeert
de importeur of distributeur de fabrikant alsmede de markttoezichthouder (ambtenaren
van de Inspectie Leefomgeving en Transport) wanneer het pyrotechnische artikel een
risico vertoont.
3.3 Conformiteitsbeoordelingsinstanties (aangemelde instanties)
In hoofdstuk 4 van de Pyrorichtlijn 2013 zijn de eisen opgenomen ten aanzien van aanmelding
van de conformiteitsbeoordelingsinstantie (hierna: CBI) alsmede de eisen en de operationele
verplichtingen waaraan een CBI dient te voldoen.
Nogmaals wordt er hier op gewezen dat de term ‘aangemelde instanties’ wordt gebruikt
voor CBI’s die bij de Europese Commissie zijn aangemeld. Dit betreft dus niet alleen
Nederlandse instanties, maar ook instanties uit andere lidstaten. De term ‘aangewezen
instantie’ is gereserveerd voor een Nederlandse CBI, aangezien deze door de Minister
van Infrastructuur en Milieu wordt aangewezen.
Criteria en accreditatie
Na de vaststelling van de Pyrorichtlijn 2007 is gebleken dat de criteria waaraan CBI’s
moeten voldoen om bij de Commissie aangemeld te worden, ontoereikend waren om een
uniform, hoog prestatieniveau van aangemelde instanties in de hele EU te waarborgen.
Het is essentieel dat alle CBI’s hun functie op hetzelfde niveau en onder eerlijke
concurrentievoorwaarden uitoefenen. Daarom zijn de eisen voor aangemelde instanties
in de Pyrorichtlijn 2013 verduidelijkt en aangescherpt.
Voor de aanwijzing en aanmelding van CBI’s zal gebruik worden gemaakt van accreditatie.
Hiervoor is gekozen om een samenhangend kwaliteitsniveau van de conformiteitsbeoordeling
te waarborgen en de bekwaamheid van de CBI’s te controleren. Dit is in lijn met het
kabinetsstandpunt voor gebruik van accreditatie en certificatie in het kader van overheidsbeleid
(Tweede Kamer, 2003–2004, 29 304, nr. 1). Accreditatie zal plaatsvinden op basis van de van toepassing zijnde geharmoniseerde
accreditatienorm(en).
Er zijn echter situaties denkbaar waarin accreditatie niet automatisch zal leiden
tot aanwijzing of aanmelding, of tot de instandhouding van een aanwijzing of aanmelding.
Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als er gerichte aanwijzingen zijn dat de integriteit
of deskundigheid van de instantie in het geding is of wanneer er andere bezwaren bestaan
die niet zijn gedekt door de normen van accreditatie. De aanmeldende autoriteit (in
het geval van de Regeling overige pyrotechnische artikelen de Minister van Infrastructuur
en Milieu) moet over de bevoegdheid en deskundigheid beschikken om eigenstandig onderzoek
uit te voeren en moet oordelend vermogen hebben om op basis van dat onderzoek passende
maatregelen te treffen, waaronder weigering tot aanwijzing, aanwijzen onder voorwaarden,
schorsing of (tijdelijke) intrekking van een aanwijzing en afmelding in het Europese
Nando-systeem, waarin de CBI’s worden geregistreerd.
Ingevolge artikel 23 van de Pyrorichtlijn 2013 moet de aanmeldende autoriteit aan
bepaalde eisen voldoen. Deze eisen hebben met name betrekking op de deskundigheid
en onafhankelijkheid van de aanmeldende autoriteiten. Omdat deze eisen tot de overheid
zijn gericht, worden deze niet in de onderhavige regeling geïmplementeerd. Aangezien
de Minister van Infrastructuur en Milieu de aanmeldende instantie is (en daarbij een
beroep kan doen op kennis en kunde van onder andere de ILT), is gewaarborgd dat aan
deze eisen wordt voldaan.
Instanties besteden veelal een deel van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten
uit of maken gebruik van een ondergeschikte instantie. Om het beschermingsniveau te
kunnen garanderen dat nodig is voor pyrotechnische artikelen die in de Unie in de
handel worden gebracht, is het essentieel dat onderaannemers en dochterondernemingen
bij de uitvoering van conformiteitsbeoordelingstaken aan dezelfde eisen voldoen als
de aangemelde instanties. Daarom zullen ook de activiteiten die door onderaannemers
en dochterondernemingen worden verricht, worden betrokken bij de beoordeling van de
bekwaamheid en de prestaties van instanties die worden aangewezen en in bij het toezicht
op reeds aangemelde instanties.
Artikel 37 van de Pyrorichtlijn 2013 stelt dat de aangemelde instantie verplicht is
deel nemen aan het door de Commissie ingestelde forum van aangemelde instanties ten
behoeve van coördinatie en samenwerking tussen de aangemelde instanties. Deelname
van de aangemelde instanties aan dit forum moet bijdragen aan consistentie bij de
technische uitvoering van conformiteitsbeoordelingsprocedures, zodat de marktdeelnemers
gelijk worden behandeld. Dit kan het beste door passende coördinatie en samenwerking
tussen de aangemelde instanties in een dergelijk forum.
Beperking, schorsing of intrekking van de aanmelding
Ingevolge artikel 31 van de Pyrorichtlijn 2013 kan de aanmelding van een CBI worden
beperkt, geschorst of ingetrokken indien zij haar verplichtingen niet nakomt of niet
meer aan de eisen voldoet. Voor welke maatregel zal worden gekozen zal afhangen van
de ernst van de situatie.
Als een aanmelding wordt beperkt geschorst of ingetrokken, of de aangemelde instantie
haar activiteiten staakt, dan moeten de dossiers beschikbaar blijven. De Pyrorichtlijn
2013 schrijft voor dat hiertoe twee mogelijkheden zijn: de dossiers kunnen worden
overgedragen aan een andere aangemelde instantie, in dezelfde lidstaat of een andere
lidstaat, of de voormalige aangewezen instantie moet de dossiers ter beschikking houden
van de aanmeldende autoriteit en de markttoezichthouder (in het geval van Nederland
de Minister van Infrastructuur en Milieu respectievelijk de ILT). Als voor de laatste
optie wordt gekozen dan blijft er, ook na de intrekking van de aanwijzing, een verplichting
bestaan voor de voormalige aangemelde instantie om de dossiers ter beschikking van
de autoriteiten te houden. Dit zal in de intrekkingsbeschikking ook worden geëxpliciteerd.
Na intrekking van de aanwijzing van de CBI blijven de certificaten die voor de intrekking
door die CBI zijn afgegeven, geldig. In de Pyrorichtlijn 2007 werd de mogelijkheid
geboden om bij dreigend of rechtstreeks gevaar voor de gezondheid en veiligheid de
certificaten, afgegeven door de instantie wier aanwijzing was ingetrokken, ongeldig
te verklaren. Die bevoegdheid is in de Pyrorichtlijn 2013 komen te vervallen. De overweging
hierbij is dat de aangemelde instantie, indien er sprake is van niet-conforme artikelen,
maatregelen neemt conform artikel 33 van de Pyrorichtlijn 2013. Daarnaast heeft de
CBI ingevolge artikel 35 van de Pyrorichtlijn een informatieplicht richting de aanmeldende
autoriteit om melding te doen van onder andere weigering en intrekking van certificaten.
Daarnaast is de noodzaak tot een ongeldigverklaring van certificaten door de aanmeldende
autoriteit (in dit geval de Minister van Infrastructuur en Milieu), komen te vervallen
doordat de markttoezichthouders (in dit geval de ILT) kunnen optreden tegen situaties
waarin er sprake is van onveiligheid of niet-conformiteit van de producten. Dit blijkt
uit de artikelen 39 en 41 van de Pyrorichtlijn en is nader toegelicht in § 5.
Verplichtingen voor de aangemelde instantie
Artikel 33, vierde lid, stelt dat de aangemelde instantie geen certificaat verleent,
wanneer de fabrikant niet heeft voldaan aan de ter zakendoende eisen. Eerst zal de
fabrikant passende corrigerende maatregelen moeten treffen. Pas hierna kan certificering
plaatsvinden. Achtereenvolgens stelt artikel 33, vijfde en zesde lid, dat wanneer
de aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit constateert dat een pyrotechnisch
artikel waarvoor eerder een certificaat is afgegeven niet meer conform is, de fabrikant
eveneens corrigerende maatregelen treft. Indien deze maatregelen uitblijven of niet
het gewenste effect hebben, worden de certificaten door de aangemelde instantie naargelang
het geval beperkt, geschorst of ingetrokken.
Artikel 35 van de richtlijn regelt dat wanneer er sprake is van een beperking, schorsing
of intrekking van een certificaat door de aangemelde instantie, de aanmeldende instantie
(voor Nederland de Minster van Infrastructuur en Milieu) hiervan door de aangewezen
instantie op de hoogte wordt gesteld.
Zoals aangegeven in de toelichting bij de implementatie van de Pyrorichtlijn 2007
(Stcrt. 2010, 16164, p. 26) wordt de aangewezen instantie in Nederland beschouwd als een orgaan met enig
openbaar gezag bekleed (art. 1:1, eerste lid, onder b, Algemene wet bestuursrecht),
aangezien zij de bevoegdheid heeft om rechten en verplichtingen te bepalen. In zoverre
is er dus sprake van een bestuursorgaan en neemt deze besluiten in de zin van de Algemene
wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaan.
§ 4. Gevolgen
In de hierna volgende subparagrafen volgt per categorie een toelichting op de (financiële)
gevolgen voor bedrijven en overheid als gevolg van de implementatie van de Pyrorichtlijn
2013 en de uitvoeringsrichtlijn. Voor burgers zijn er geen financiële gevolgen of
regeldrukeffecten.
Alle kosten zijn hierbij als structureel aangemerkt, omdat ze zijn gerelateerd aan
het geheel van producten dat jaarlijks op de markt zijn of worden gebracht.
Hierbij is het volgende van belang: in 2011 heeft de Commissie een impact assessment
uitgevoerd ten aanzien van het NWK-pakket. Hierbij is aangegeven dat er geen significante
kostenstijgingen voor overheden (inclusief aangemelde instanties) en bedrijven worden
verwacht. Hieronder wordt een inschatting gegeven van hoe dit zich in de pyrotechnische
sector zal vertalen.
4.1 Regeldruk voor het bedrijfsleven
Een aantal onderdelen van het onderhavige wijzigingsbesluit heeft structurele gevolgen
voor de regeldruk voor de betrokken bedrijven en overheid, waarbij sprake is van zowel
effecten die de regeldruk (licht) doen stijgen, als effecten die zorgen voor een (lichte)
afname van de regeldruk.
De meeste verplichtingen van marktdeelnemers betreffen een herverdeling van of aanvulling
op bestaande verplichtingen die ook al bestonden onder de Pyrorichtlijn 2007. Ook
de eisen die voor CBI’s zijn opgenomen in de Pyrorichtlijn 2013 stemmen grotendeels
overeen met de eisen die ook al in de Pyrorichtlijn 2007 werden gesteld.
4.2 Administratieve lasten voor het bedrijfsleven
De Pyrorichtlijn 2013 heeft een effect op de administratieve lasten. Het betreft in
hoofdzaak een effect op structurele administratieve lasten.
In algemene zin zal de verduidelijking en aanscherping van verantwoordelijkheden van
marktdeelnemers en stroomlijning van procedures tot lagere administratieve lasten
leiden.
Uit zowel de Pyrorichtlijn 2013 als de uitvoeringsrichtlijn vloeien informatieverplichtingen
voort die de administratieve lasten zullen doen stijgen. Deze informatieverplichtingen
bestaan voor zowel marktdeelnemers als CBI’s.
4.3 Nalevingskosten voor het bedrijfsleven
Een aantal aspecten van de Pyrorichtlijn 2013 en de uitvoeringsrichtlijn zullen leiden
tot hogere nalevingskosten voor bedrijven. Dit geldt specifiek voor de eisen op het
gebied van traceerbaarheid, aangezien marktdeelnemers contact- en andere gegevens
omtrent productidentificatie aan producten moeten toevoegen. Voor fabrikanten bestaan
deze verplichtingen al grotendeels, voor importeurs en distributeurs zijn deze nieuw.
De omvang van deze kosten is naar verwachting beperkt. Uit de eergenoemde consultatie
van het NWK-pakket kwam naar voren dat 55% van de algemene marktdeelnemers en 30 tot
33% van de kleine en middelgrote bedrijven die hierop reageerden, denken dat de stroomlijning
van deze verplichtingen beperkte kostenstijgingen met zich zal brengen, terwijl respectievelijk
12% en 27% denken dat er door deze verplichtingen geen of geen significante kostenstijgingen
zullen zijn.1 Ook verplichtingen die van belang zijn in het kader van verkochte producten kunnen
administratieve lasten opleveren. Het gaat hier om bijvoorbeeld het bijhouden van
een register van klachten en defecte producten. Uit de consultatie komt naar voren
dat dit een relatief grotere rol speelt bij kleine en middelgrote bedrijven. De gemiddelde
opstartkosten hiervoor worden geschat op circa 10.000,– euro per ondernemer met jaarlijkse
onderhoudskosten van 2.500,– euro per ondernemer. Zoals eerder aangegeven, zijn de
meeste verplichtingen van marktdeelnemers een herverdeling van of aanvulling op bestaande
verplichtingen. Voor het overige geldt echter hetzelfde als vermeldt onder regeldruk:
het gaat bij de Pyrorichtlijn 2013 met name om het herverdelen van verantwoordelijkheden
en het stroomlijnen van verschillende procedures.
4.4 Bestuurlijke lasten
De Minister van Infrastructuur en Milieu is in het onderhavige besluit aangewezen
als aanmeldende instantie van CBI’s.
Er wordt een (beperkte) lastenstijging verwacht met betrekking tot het toezicht door
de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de activiteiten van de in Nederland
aangewezen instanties.
De gevolgen voor informatieverplichtingen van aangewezen instanties jegens de ILT
zijn beperkt; het gaat hier met name om situatie-afhankelijke informatiestromen. Voor
de ILT is relevant dat de informatieverplichtingen op het vlak van traceerbaarheid
de onderzoekskosten ten aanzien van mogelijk niet-conforme producten afnemen. Structureel
van aard is de verplichting voor de ILT om een jaarlijkse rapportage aan de Europese
Commissie over het toezicht. Deze rapportage moet informatie geven over het niveau
van naleving van de essentiële vereisten in de richtlijnen. De inspanning hiervoor
ligt in de orde van grootte van 25 uur per jaar.
4.5 Markteffecten
Naar verwachting heeft de implementatie van de Pyrorichtlijn 2013 positieve gevolgen
voor de marktverhoudingen. Dit komt omdat effectiever toezicht mogelijk wordt gemaakt
en als gevolg daarvan de desbetreffende verplichtingen beter zullen worden nageleefd.
Daardoor ontstaat een groter level playing field voor de desbetreffende bedrijven
en wordt concurrentie beter gestimuleerd.
§ 5. Uitvoering en handhaving
In hoofdstuk 5 van de Pyrorichtlijn 2013 staat een paragraaf omtrent markttoezicht.
Hiermee wordt het toezicht op de conformiteit van producten bedoeld, alsmede het toezicht
op eventueel risico van producten die wel conform zijn. Specifieke implementatie van
deze artikelen in de Regeling overige pyrotechnische artikelen is grotendeels niet
nodig. Er worden bevoegdheden in de paragraaf beschreven die de ILT, als autoriteit
die bevoegd is tot handhaving van de regeling, al heeft vanuit de Algemene wet bestuursrecht.
Indien een marktdeelnemer producten op de markt aanbiedt die niet aan de eisen van
de richtlijn voldoen, dan kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Wel is
in artikel 10j specifiek opgenomen dat marktdeelnemers verplicht zijn om maatregelen
te nemen indien de producten die zij op de markt aanbieden weliswaar aan de eisen
voldoen, maar toch risico’s met zich meebrengen. Indien zij deze maatregelen niet
nemen kan de markttoezichthouder (de ILT) ingrijpen met de bevoegdheden die hem vanuit
de Awb ter beschikking staan.
De verboden in de Regeling overige pyrotechnische artikelen betreffen gedragingen
die in strijd zijn met bepalingen die krachtens artikel 9.2.2.1, in verbinding met
artikel 21.6, zesde lid, in de onderhavige regeling zijn vastgesteld. Ingevolge artikel
1a van de Wet op de economische delicten zijn dergelijke overtredingen economische
delicten. Derhalve is strafrechtelijke handhaving nodig. Dit werd bij de implementatie
van de Pyrorichtlijn 2007 (Stcr. 2010, 16164) al aangegeven en hierin is geen verandering
gebracht.
§ 6. Voorbereiding van de regeling
De implementatie van Pyrorichtlijn 2013 is afgestemd met de branche. Dit heeft niet
geleid tot opmerkingen.
De procedure is gevolgd die is voorgeschreven in het zesde lid van artikel 21.6 van
de Wet milieubeheer. De ontwerpregeling is op 24 november 2015 voorgehangen bij de
Eerste en Tweede kamer der Staten-Generaal.
II Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
A
Artikel 1, eerste lid
In de begripsbepalingen in artikel 1, eerste lid is aangesloten bij de begripsbepalingen
uit richtlijn 2013/29/EU (hierna: Pyrorichtlijn 2013), waarin de begripsbepalingen
uit Pyrorichtlijn 2007 zijn opgenomen. Nieuwe begripsbepalingen zijn in de Pyrorichtlijn
2013, en dus ook in de Regeling overige pyrotechnische artikelen, opgenomen met het
oog op de toegevoegde bepalingen omtrent accreditatie en markttoezicht.
Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de begripsbepalingen behorende
bij het begrip Minister te actualiseren: dit is de Minister voor Infrastructuur en
Milieu.
In de Pyrorichtlijn 2013 wordt onderscheid gemaakt tussen ‘bevoegde autoriteit’ en
‘markttoezichtautoriteit’. Deze laatste autoriteit is specifiek belast met het beschermen
van consumenten tegen risico’s van producten die op de markt worden aangeboden. In
Nederland wordt het markttoezicht uitgevoerd door de toezichthouder, de ILT. Dit is
in de definitiebepalingen tot uitdrukking gebracht. Om uit de tekst van de Regeling
overige pyrotechnische artikelen te laten blijken dat het gaat om verschillende taken,
wordt er in de tekst onderscheid gemaakt tussen ‘bevoegde autoriteit’ en ‘markttoezichthouder’.
Hiermee wordt aangegeven dat het de toezichthouder is die tevens het markttoezicht
uitoefent.
Inzake de begripsbepaling bij ‘terugroepen’ dient te worden opgemerkt dat een pyrotechnisch
artikel kan worden teruggeroepen tot en met het moment dat het artikel de consument
(eindgebruiker) heeft bereikt.
B
Artikel 1, tweede lid
Bij de implementatie van Pyrorichtlijn 2007 is ervoor gekozen om statisch te verwijzen
naar bijlage I en een deel van bijlage II van die richtlijn. Dat betekent dat een
wijziging van deze bepalingen niet automatisch doorwerkt in Nederlandse regelgeving.
Op die keuze is bij de implementatie van Pyrorichtlijn 2013 niet teruggekomen. Bijlage
I bevat essentiële veiligheidseisen en bij een wijziging hiervan dient de Nederlandse
regelgeving uitdrukkelijk te worden herzien.
Wat betreft bijlage II wordt een onderscheid gemaakt tussen voorschriften die betrekking
hebben op de conformiteitsbeoordelingsprocedure en voorschriften die betrekking hebben
op de periode daarna.
De dynamische verwijzing geldt voor de onderdelen van bijlage II die betrekking hebben
op de conformiteitsbeoordelingsprocedure. Als deze onderdelen van Pyrorichtlijn 2013
worden gewijzigd, dan werkt dit automatisch door in de Regeling overige pyrotechnische
artikelen.
In artikel 1, tweede lid, is aangegeven naar welke onderdelen van bijlage II statisch
wordt verwezen. Net als bij de implementatie van de Pyrorichtlijn 2007 wordt verwezen
naar de onderdelen van bijlage II waarin de voorschriften zijn opgenomen die betrekking
hebben op de situatie na het succesvol doorlopen van de conformiteitsbeoordelingsprocedure.
Wat ten opzichte van de implementatie van de Pyrorichtlijn 2007 echter wel veranderd
is, is dat deze voorschriften niet langer zijn overgenomen in paragraaf 3 van de regeling,
zoals nader toegelicht bij de onderdelen R en T. Er wordt simpelweg verwezen naar
Bijlage II, waarbij uiteraard de situatie inzake statische en dynamische verwijzing
geldt zoals hierboven beschreven. Hiervoor is gekozen om de toegankelijkheid van de
tekst te vergroten, waarbij in ogenschouw moet worden genomen dat de marktdeelnemers
in de pyrotechnische branche over een grote kennis van zake inzake de EU-richtlijn
pyrotechnische artikelen beschikken. Daarnaast is een aantal verplichtingen uit bijlage
II, zoals de bewaarplicht van documenten, opgenomen in de artikelen betreffende verplichtingen
van marktdeelnemers.
C
Artikel 2
De verwijzing naar het Warenwetbesluit speelgoed is geactualiseerd, aangezien dit
besluit in 2011 is ingetrokken en het Warenwetbesluit speelgoed 2011 in werking is
getreden.
D, F en Q
Artikelen 3, 4 en 13
In deze artikelen zijn de verwijzingen naar de richtlijn geactualiseerd.
E
Artikel 4, eerste lid (nieuw)
In artikel 4 wordt een nieuwe verbodsbepaling geïntroduceerd. Dit betreft de implementatie
van een nieuwe bepaling in de Pyrorichtlijn 2013 ten opzichte van de Pyrorichtlijn
2007. Het betreft artikel 7, vierde lid, van de Pyrorichtlijn 2013.
G
Artikel 7a
De Pyrorichtlijn 2007 schreef voor dat geharmoniseerde normen moesten worden erkend
en overgenomen door de lidstaten. In artikel 16 van Pyrorichtlijn 2013 is de tussenstap
van erkenning en overname verdwenen: Referentienummers van geharmoniseerde normen
worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en gelden rechtstreeks.
H
Artikel 8
In dit artikel is aangesloten bij het vocabulaire van de richtlijn. De verplichtingen
van de fabrikant worden verder uitgewerkt in de artikelen 8a–8f.
In artikel 8, tweede lid (oud), was artikel 47, tweede lid van de Pyrorichtlijn 2013
geïmplementeerd middels de Tijdelijke regeling implementatie artikel 47, tweede lid,
Richtlijn 2013/29/EU inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen.
Ten gevolge hiervan diende de fabrikant (of de importeur) reeds aan punt 4 van bijlage
I bij de Pyrorichtlijn 2013 te voldoen. Nu Pyrorichtlijn 2013 volledig is geïmplementeerd
en bijlage I volledig in acht moet worden genomen, kan de specifieke verwijzing naar
punt 4 van die bijlage in artikel 8, tweede lid, vervallen.
I
Artikel 8a–8e
In artikel 8 van Pyrorichtlijn 2013 zijn, onder de titel ‘verplichtingen van fabrikanten’
bepalingen opgenomen die de fabrikant in acht moet nemen bij het in de handel brengen
van pyrotechnische artikelen. Voorheen was de verplichting voor de fabrikant opgenomen
in artikel 8 van de onderhavige regeling.
Elders in de regeling zijn in specifieke paragrafen ook verplichtingen van de fabrikant
opgenomen. Deze verplichtingen hebben onder andere betrekking op het categoriseren
van producten, het voldoen aan de eisen van bijlage II in het kader van conformiteitsbeoordelingsprocedures
en het opstellen van de EU-conformiteitsverklaring De artikelen 8a tot en met 8f bevatten
derhalve alleen de algemene verplichtingen aangaande het in de handel brengen van
pyrotechnische artikelen uit artikel 8 van de richtlijn.
Deze verplichtingen omvatten onder meer het waarborgen dat fabricageprocessen makkelijk
kunnen worden aangepast aan veranderende omstandigheden, het opstellen van technische
documentatie en het laten uitvoeren van een conformiteitsbeoordelingsprocedure. Daarnaast
dient een EU-conformiteitsverklaring te worden opgesteld waaruit blijkt dat de in
de handel te brengen artikelen voldoen aan de toepasselijke eisen en moet een CE-markering
worden aangebracht op de producten. Verder zijn er regels betreffende het bewaren
en verstrekken van documentatie en etikettering. De verplichte bewaartermijn van documenten
bedraagt tien jaar. Een fabrikant is verder verplicht om corrigerende maatregelen
te nemen indien blijkt dat in de handel gebrachte artikelen niet voldoen aan de essentiële
veiligheidseisen of andere eisen die de Regeling overige pyrotechnische artikelen
stelt, of om op verzoek van de bevoegde autoriteit controles op producten uit te voeren.
Zo nodig moeten producten uit de handel worden gehaald of worden teruggeroepen.
Artikel 8f
In artikel 8, negende lid, van de Pyrorichtlijn 2013 is opgenomen dat fabrikanten
op een met redenen omkleed verzoek informatie en documentatie betreffende de conformiteit
van een artikel moeten aanleveren. Daarnaast bestaat er een plicht om op verzoek medewerking
te verlenen aan maatregelen om de risico’s van door fabrikanten in de handel gebrachte
pyrotechnische artikelen uit te sluiten. In de richtlijn is niet gespecificeerd welke
bevoegde nationale autoriteiten dergelijke verzoeken kunnen doen. Aangenomen moet
worden dat ook buitenlandse bevoegde autoriteiten dergelijke verzoeken kunnen doen.
In de praktijk zullen dergelijke verzoeken echter veelal via de nationale bevoegde
autoriteit lopen.
Artikel 8g
In Pyrorichtlijn 2007 (geïmplementeerd in artikel 9 (oud)) werd bepaald dat, indien
de fabrikant niet in de Europese Unie was gevestigd, de importeur ervoor diende te
zorgen dat de fabrikant aan zijn verplichtingen had voldaan. Ook was het mogelijk
dat de importeur de verplichtingen van de fabrikant zou overnemen. In de Pyrorichtlijn
2013 is deze bepaling aangepast. De importeur of distributeur wordt als fabrikant
beschouwd en moet aan diens verplichtingen voldoen indien hij een pyrotechnisch artikel
onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt, of reeds in de handel gebrachte
artikelen zodanig wijzigt dat de conformiteit van die artikelen met de essentiële
veiligheidseisen in het gedrang komt. De importeur en de distributeur moeten controleren
of de fabrikant (en in het geval van de distributeur ook de importeur) hebben voldaan
aan hun verplichtingen, maar slechts in de bijzondere situatie zoals hierboven besproken
zullen de verplichtingen van de fabrikant overgaan op distributeur en importeur. Dit
wordt geregeld in artikel 8g. Het betreft hier zowel de algemene verplichtingen, zoals
opgenomen in de artikelen 8a–8f, als de overige verplichtingen van de fabrikant die
in de Regeling overige pyrotechnische artikelen zijn opgenomen.
J
Artikel 9
In dit artikel is aangesloten bij het vocabulaire van de richtlijn. De verplichtingen
van de importeur worden verder uitgewerkt in de artikelen 9a–9h.
K
Artikel 9a en 9b
De importeur mag alleen pyrotechnische artikelen in de handel brengen, indien deze
aan de eisen van deze regeling voldoen. Is dit niet het geval, dan moet de importeur
ervoor zorgen dat de pyrotechnische artikelen aan de gestelde eisen voldoen, alvorens
hij het in de handel brengt. Wanneer het artikel een risico vormt, dan dient de importeur
de markttoezichthouder en de fabrikant daarvan op de hoogte stellen.
De importeur, alvorens hij pyrotechnische artikelen in de handel brengt, moet controleren
of de fabrikant aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Zo moet hij er zorg voor dragen
dat de fabrikant de juiste EU-conformiteitsbeoordeling heeft uitgevoerd, de juiste
technische documentatie heeft opgesteld en de producten heeft voorzien van de juiste
etikettering en CE-markering.
Artikel 9c–h
Deze artikelen bevatten enkele zelfstandige plichten voor de importeur. Zo moet hij
de artikelen voorzien van zijn contactinformatie. Daarnaast moet hij zorgen voor goede
bewaar- en vervoercondities van de pyrotechnische artikelen. Verder komen zijn plichten
grotendeels overeen met de verplichtingen van fabrikanten.
In artikel 9f staat vermeld dat een importeur, indien een artikel niet aan de eisen
van de Regeling overige pyrotechnische artikelen voldoet, corrigerende maatregelen
moet nemen om dit artikel wel conform te maken. Bepaalde zaken, zoals bijvoorbeeld
etikettering, zal hij zelf kunnen aanpassen. Daar waar het gaat om afwijkingen aan
het product zelf zal hij de fabrikant moeten inschakelen.
In artikel 12, vijfde lid, van de Pyrorichtlijn 2013 is opgenomen dat importeurs op
een met redenen omkleed verzoek informatie en documentatie betreffende de conformiteit
van een artikel moeten aanleveren (geïmplementeerd in artikel 9d). Daarnaast bestaat
er een plicht om op verzoek medewerking te verlenen aan maatregelen om de risico’s
van door fabrikanten in de handel gebrachte pyrotechnische artikelen uit te sluiten.
In de richtlijn is niet gespecificeerd welke bevoegde nationale autoriteiten dergelijke
verzoeken kunnen doen. Aangenomen moet worden dat ook buitenlandse bevoegde autoriteiten
dergelijke verzoeken kunnen doen. In de praktijk zullen dergelijke verzoeken echter
veelal via de nationale bevoegde autoriteit lopen.
L
Artikel 10
In dit artikel is aangesloten bij het vocabulaire van de richtlijn. De verplichtingen
van de distributeur worden verder uitgewerkt in de artikelen 10a–10e.
M
Artikelen 10a–10b
De distributeur moet controleren of de pyrotechnische artikelen aan de essentiële
eisen voldoen. Indien een distributeur constateert dat producten niet aan de eisen
voldoen, dan moet hij zorgen dat dit wel het geval is, alvorens de producten op de
markt aan te bieden. Wanneer het artikel een risico vormt, dan dient de distributeur
de markttoezichthouder de importeur en de fabrikant daarvan op de hoogte stellen.
Artikel 10c–10e
Deze artikelen bevatten enkele zelfstandige plichten de distributeur, die grotendeels
overeenkomen met de plichten van de fabrikant en importeur. Ook hier geldt dat verzoeken
om informatie door nationale autoriteiten van alle lidstaten kunnen worden gedaan.
N
Artikel 10f
Op grond van dit artikel moeten marktdeelnemers in staat zijn om gedurende een periode
van tien jaar gegevens te verstrekken aan de markttoezichthouder over welke marktdeelnemer
pyrotechnische artikelen zijn geleverd en aan welke marktdeelnemer is geleverd.
Artikel 10g–10i
In deze artikelen zijn de verplichten opgenomen die voor de marktdeelnemers voortvloeien
uit de uitvoeringsrichtlijn en artikel 9 van de Pyrorichtlijn 2013. De verplichtingen
voor de aangewezen instantie zijn opgenomen in artikel 27a, derde tot en met zesde
lid.
In artikel 10h is bepaald dat fabrikanten en importeurs de gegevens over de registratienummers
van pyrotechnische artikelen die zij op de markt aanbieden moeten bijhouden en op
verzoek ter beschikking van de betrokken autoriteiten moeten stellen. Het kan hierbij
ook gaan om verzoeken van autoriteiten van andere lidstaten dan Nederland.
Artikel 10j
In dit artikel is de verplichting voor marktdeelnemers opgenomen om, indien de producten
die zij op de markt aanbieden wel voldoen aan de eisen, maar toch een risico met zich
meebrengen, alle passende maatregelen te nemen om die risico’s uit te sluiten. Tevens
bepaalt dit artikel dat, indien de marktdeelnemer corrigerende maatregelen neemt,
hij deze op alle producten die hij in de Europese Unie heeft aangeboden, dient toe
te passen.
O
Artikel 11
De enige inhoudelijke wijziging die zich hier punt heeft voorgedaan is de toevoeging
van een verbod om pyrotechnische artikelen in de handel te brengen zonder dat een
EU-conformiteitsverklaring is opgesteld. Dit verbod is opgenomen in het vierde lid.
Voorheen was in artikel 11, vierde lid, een verbod opgenomen om te handelen in strijd
met bepaalde handelingen die waren overgenomen uit bijlage II bij de Pyrorichtlijn
2007. Deze artikelen zijn in de onderhavige regeling vervallen, aangezien er in artikel
14 wordt verwezen naar bijlage II van de Pyrorichtlijn 2013, zoals beschreven in de
toelichting onder artikel 1, tweede lid. Derhalve is in het tweede lid een verbod
opgenomen om te handelen in strijd met de conformiteitsbeoordelingsprocedure, overeenkomstig
de artikelen 14 en 15. Voor alle duidelijkheid is specifiek voor fabrikanten opgenomen
dat het verboden is om in strijd te handelen met bijlage II van de Pyrorichtlijn 2013.
Een dergelijk verbod kan ook gelden voor distributeurs of importeurs, indien zij ingevolge
artikel 8g worden beschouwd als de fabrikant.
P
Artikel 12
Dit artikel is aangepast aan het vocabulaire van de richtlijn.
R, T
Artikelen 14 en 16–22
Zoals in de artikelsgewijze toelichting op artikel 1, tweede lid, is beschreven, is
ervoor gekozen om, deels statisch en deels dynamisch, te verwijzen naar Bijlage II,
daar waar het gaat om de eisen waaraan marktdeelnemers en aangewezen instantie moeten
voldoen bij de diverse conformiteitsbeoordelingsprocedures. Voorheen waren eisen voor
aangemelde instanties en fabrikanten betreffende de conformiteitsbeoordelingsinstantie
uitgeschreven in paragraaf 3. Deels zijn deze eisen overgenomen in de paragrafen betreffende
marktdeelnemers en de aangewezen instantie. Derhalve is besloten deze eisen niet meer
uit te schrijven, maar aan te geven dat fabrikanten (of, indien ingevolge dit besluit
andere marktdeelnemers als de fabrikant worden beschouwd, de importeur of distributeur)
en aangewezen instanties aan alle de eisen voldoen die aan hen gesteld worden in bijlage
II van de Pyrorichtlijn 2013.
S
Artikel 15
De fabrikant kan kiezen tussen dezelfde modules als voorheen, met dien verstande dat
de benaming van module C is gewijzigd in module C2.
De aanhef van artikel 9 van Pyrorichtlijn 2007 suggereerde dat de fabrikant de conformiteitsbeoordelingsprocedure
zelf uitvoert. Artikel 10 van de richtlijn suggereerde echter dat de aangemelde instantie
de beoordeling doet. Omdat de bewoordingen van Pyrorichtlijn 2013 op dit punt niet
anders zijn, wordt de procedure hieronder ter verduidelijking uiteengezet:
-
• De fabrikant kiest de procedure die voor de beoordeling zal worden gevolgd;
-
• Hij moet ook kunnen aantonen dat zijn initiële product aan de eisen voldoet, en dat
het productieproces zo in elkaar zit dat ook volgende producten aan die eisen voldoen;
-
• De aangemelde instantie doet de beoordeling;
-
• Na een positieve beoordeling brengt de fabrikant de CE-markering aan. Daarnaast eist
Pyrorichtlijn 2013 dat de fabrikant de EU-conformiteitsverklaring opstelt. Deze eis
was in Pyrorichtlijn 2007 nog niet opgenomen.
Om te kunnen aantonen dat een product continue aan de eisen voldoet, moet de fabrikant
de juiste procedure uitvoeren. Doet hij dit niet, dan is niet aan de eisen voldaan
en mag de CE-markering niet worden aangebracht.
U
Artikel 23
In Pyrorichtlijn 2013 staat expliciet aangegeven dat de CE-markering is onderworpen
aan de algemene beginselen van CE-markering zoals deze zijn vastgelegd in artikel
30 van de verordening nr. 765/2008. Deze verordening werkt rechtstreeks en deze bepaling
hoeft dan ook niet te worden geïmplementeerd. Artikel 23 schrijft, voor pyrotechnische
artikelen, voor wanneer, door wie en op welke wijze de markering dient te worden aangebracht.
Artikel 23a
Dit artikel geeft de eisen waaraan de EU-conformiteitsverklaring moet voldoen. De
verklaring moet volgens een vaste structuur worden opgesteld, gegeven in bijlage III
van Pyrorichtlijn 2013. De conformiteitsverklaring die betrekking heeft op pyrotechnische
artikelen die in Nederland in de handel worden gebracht, moeten zijn gesteld in het
Nederlands.
In het vierde lid is tot uitdrukking gebracht dat één conformiteitsverklaring volstaat,
indien er voor een pyrotechnisch artikel op grond van meerdere Europeesrechtelijke
voorschriften een dergelijke verklaring wordt vereist.
V en W
Artikelen 24 en 25
Artikelen 24 en 25 worden met name de desbetreffende bepalingen aangepast aan de bewoordingen
van Pyrorichtlijn 2013. Er zijn echter ook echter een aantal meer inhoudelijke wijzigingen.
Zo is in de richtlijn verduidelijkt welke gegevens op de etiketten moeten worden vermeld.
Daarnaast staat de richtlijn toe dat de gegevens van marktdeelnemers op een apart
document worden vermeld, dat bij een pyrotechnisch artikel is gevoegd. Deze mogelijkheid
wordt echter alleen geboden indien het artikel of de verpakking niet genoeg ruimte
biedt voor het vermelden van de gegevens.
X
Artikel 26
In artikel 26 wordt, evenals in het oude artikel 26, aan de Minister van Infrastructuur
en Milieu de bevoegdheid verleend om een instantie aan te wijzen voor het uitvoeren
van conformiteitsbeoordelingsprocedures. Het betreft hier een bevoegdheid; de Minister
is niet tot aanwijzing van een instantie verplicht. Overeenkomstig artikel 21 van
Pyrorichtlijn 2013 wordt een aangewezen instantie aangemeld bij de Commissie.
De Minister van Infrastructuur en Milieu is de aanmeldende autoriteit in de zin van
artikel 22 van Pyrorichtlijn 2013. De Minister voldoet aan de eisen voor aanmeldende
autoriteiten, zoals opgesomd in artikel 23 van Pyrorichtlijn 2013. De Minister van
Infrastructuur en Milieu zal de Europese Commissie inzicht geven in de procedures
van beoordeling en aanmelding van de conformiteitsbeoordelingsinstantie en aangeven
hoe op deze instanties toezicht zal worden gehouden.
Y
Artikel 26a
De Pyrorichtlijn 2013 bevat, in vergelijking met Pyrorichtlijn 2007, nieuwe bepalingen
aangaande het verzoek tot aanwijzing dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie indient
als zij wenst te worden aangewezen. Deze bepalingen zijn geïmplementeerd in artikel
26a. Bij een dergelijk verzoek moet een aantal gegevens worden overlegd, aan de hand
waarvan de Minister van Infrastructuur en Milieu kan beoordelen of de instantie kan
worden aangewezen. Zoals in het algemene deel is toegelicht, zal een instantie alleen
worden aangewezen als zij een accreditatiecertificaat kan overleggen.
Een instantie mag haar werkzaamheden als aangewezen instantie pas gaan verrichten,
nadat is gebleken dat de Europese Commissie en de andere EU-lidstaten geen bezwaar
maken tegen de aanwijzing. Dit zal in de aanwijzingsbeschikking ook tot uitdrukking
worden gebracht.
Artikel 26b–26i
In deze artikelen zijn de eisen weergegeven waaraan een instantie zal moeten voldoen
om aangewezen te worden. Het niet meer voldoen aan deze eisen kan leiden tot beperking,
schorsing of intrekking van de aanwijzing op grond van artikel 31. Deze eisen komen
grotendeels overeen met de eisen die waren opgenomen in bijlage III van Pyrorichtlijn
2007. De noodzaak van onafhankelijkheid van de aangewezen instantie is sterker benadrukt.
Daarnaast is expliciet beschreven dat de aangewezen instantie over voldoende personeel
en kennis moet beschikken. Voorts is een nieuwe verplichting ten aanzien van deelname
aan de coördinatiegroep van aangemelde instanties opgenomen. In artikel 27d is deze
verplichting voor reeds aangewezen instanties opgenomen.
Artikel 26j
Indien een instantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de relevante geharmoniseerde
normen, dan wordt zij geacht aan de criteria uit de artikelen 26b–i te hebben voldaan.
Ook hiervoor geldt dat de normen niet in Nederland bekendgemaakt hoeven te worden
om geldig te zijn: publicatie in het Publicatieblad van de EU is voldoende.
Artikel 26k
In dit artikel is geëxpliciteerd dat een aangewezen instantie moet waarborgen dat
een eventuele onderaannemer of dochteronderneming aan de eisen uit deze regeling voldoet.
Daarnaast dient zij de aanmeldende autoriteit, namelijk de Minister van Infrastructuur
en Milieu, op de hoogte te stellen van het feit dat taken worden uitbesteed en hier
documentatie van ter beschikking van de Minister van Infrastructuur en Milieu te houden.
Daarnaast is vastgelegd dat een klant met uitbesteding van conformiteitsbeoordelingsactiviteiten
moet instemmen.
Z en AA
Artikel 27 en artikel 27a–d
Deze artikelen bevatten de operationele verplichtingen van de aangewezen instantie.
Daarnaast is geëxpliciteerd hoe de aangewezen instantie haar taken dient te vervullen.
Zij moet voldoen aan de eisen die aan haar gesteld worden in bijlage II bij de Pyrorichtlijn.
Daarnaast betreft dit onder andere voorschriften over de omgang met pyrotechnische
artikelen die non-conform zijn. Als er voor een dergelijk product of dergelijke productreeks
nog geen certificaat is afgegeven, dan dient de fabrikant eerst het probleem te herstellen
naar tevredenheid van de aangewezen instantie alvorens het opnieuw voor een conformiteitsbeoordelingsprocedure
aan de aangewezen instantie wordt aangeboden. Als er wel reeds een certificaat is
afgegeven, dan verlangt de aangewezen instantie dat herstelmaatregelen door de fabrikant
worden genomen. In afwachting van de te nemen herstelmaatregelen, kan een certificaat
waar nodig worden geschorst of ingetrokken. Indien de fabrikant niet voldoende herstelmaatregelen
neemt, kan een certificaat worden geschorst, beperkt of ingetrokken.
In artikel 27a, derde tot en met zesde lid, zijn de verplichtingen voor de aangewezen
instantie geïmplementeerd die voortvloeien uit de uitvoeringsrichtlijn. Zij dienen
een register bij te houden volgens het model dat in bijlage I bij de Regeling overige
pyrotechnische artikelen is opgenomen. Zij dienen de nodige voorzieningen te treffen
om het register via internet bekend te maken. Aangemelde instanties zien erop toe
dat het register actueel blijft. Indien nodig wordt het register bijgewerkt.
Volgens het zesde lid zal bij intrekking van de aanwijzing van de conformiteitsbeoordelingsinstantie
het register van artikelen waarvoor zij een beoordeling heeft afgegeven, worden overgedragen
aan de Minister van Infrastructuur en Milieu. In de beschikking waarmee een aanwijzing
wordt ingetrokken zal tevens worden aangegeven hoe deze overdracht dient plaats te
vinden.
BB
Artikel 29
Zoals aangegeven bij de implementatie van Pyrorichtlijn 2007 houdt de Minister van
Infrastructuur en Milieu bestuurlijk toezicht op de aangewezen instantie. Dit is geregeld
in artikel 28. Derhalve moet de Minister van Infrastructuur en Milieu ook op de hoogte
zijn van de activiteiten van de aangewezen instantie. Artikel 29 voorziet in een dergelijke
informatieplicht, als ook in een informatieplicht jegens andere aangewezen instanties.
CC
Artikel 31
Dit artikel voorziet in de situatie dat de Minister van Infrastructuur en Milieu de
aanwijzing schorst, beperkt of intrekt. In dat geval wordt de Europese Commissie op
de hoogte gebracht. De administratie, genoemd in artikel 30, mag niet verloren gaan,
aangezien hier belangrijke informatie omtrent de conformiteit van producten in vermeld
staat. Derhalve kunnen de dossiers aan een nieuwe aangewezen instantie worden overgedragen,
of aan een aangemelde instantie uit een andere lidstaat. Ook kan ervoor worden gekozen
om te waarborgen dat de Minister van Infrastructuur en Milieu, als aanmeldende instantie,
en de markttoezichthouder toegang hebben tot de dossiers. Hierbij kan gedacht worden
aan een overdracht van de dossiers aan de markttoezichthouder, of aan een situatie
waarbij de dossiers in beheer van de voormalige aangewezen instantie blijven. In dat
laatste geval kan de Minister van Infrastructuur en Milieu te allen tijde inzage vorderen
in de dossiers.
Beperking, schorsing of intrekking van een aanwijzing kan ook het gevolg zijn van
een uitvoeringshandeling van de Europese Commissie, waarin een lidstaat ingevolge
artikel 32, vierde lid van de Pyrorichtlijn 2013 verzocht kan worden om corrigerende
maatregelen te treffen, en zo nodig de aanmelding in te trekken.
DD
Artikel 32 (oud)
Dit artikel vervalt en daarmee ook de bevoegdheid van de Minister van Infrastructuur
en Milieu om certificaten ongeldig te verklaren nadat de aanwijzing van een conformiteitsbeoordelingsinstantie
is ingetrokken. In de algemene toelichting is de reden hiertoe aangegeven in paragraaf
3.3.
EE
Artikel 34
Dit artikel is aangepast aan de bewoordingen van Pyrorichtlijn 2013. Daarnaast zijn
de overgangsbepalingen uit artikel 46 van Pyrorichtlijn 2013 in dit artikel geïmplementeerd.
Deze overgangsbepalingen komen deels overeen met de overgangsbepalingen uit Pyrorichtlijn
2007. Twee overgangsbepalingen zijn echter nieuw en zijn geïmplementeerd in het vierde
en vijfde lid van artikel 34. Deze bepalingen betreffen de geldigheid van de certificaten
die onder Pyrorichtlijn 2007 zijn afgegeven. Daarnaast is bepaald dat pyrotechnische
artikelen die voldoen aan het regime van Pyrorichtlijn 2007 en die voor de inwerkingtreding
van de onderhavige wijzigingsregeling in de handel zijn gebracht, ook na die tijd
op de markt mogen worden aangeboden. Er is voor gekozen om deze bepalingen op te nemen
in artikel 34, en niet in een overgangsbepaling bij deze wijzigingsregeling, omdat
het van belang blijft dat deze bepalingen ook na inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling
zichtbaar blijven.
FF
Bijlage I
De bijlage bij de uitvoeringsrichtlijn wordt toegevoegd aan de regeling overige pyrotechnische
artikelen.
Artikel II
Met inwerkingtreding met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin
deze regeling wordt geplaatst wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Dit is
echter gerechtvaardigd, omdat met dit besluit een bindende EU-rechtshandeling, namelijk
de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen, wordt geïmplementeerd. Derhalve wordt er
ook geen invoeringstermijn gehanteerd.
De artikelen waarin de uitvoeringsrichtlijn wordt geïmplementeerd zal, conform artikel
4 van de uitvoeringsrichtlijn, met ingang van 17 oktober 2016 in werking treden. Tot
die tijd dienen fabrikanten en importeurs echter wel te voldoen aan de eisen in artikel
10g, eerste lid en artikel 10h. De eisen die ten aanzien van het bijhouden van registratienummers
en het informeren van de bevoegde autoriteit worden gesteld, worden met ingang van
17 oktober 2016 uitgebreid met de inwerkingtreding van artikel 10g, tweede en derde
lid en artikel 10i. Vanaf dat moment kan artikel 10h dan ook vervallen.
Conform artikel 27a, eerste en tweede lid, moet een aangewezen instantie met ingang
van 1 juli 2015 registratienummers toekennen aan producten die door haar zijn gekeurd
en hiervan een register moet bijhouden. Pas met ingang van 17 oktober 2016 moet dit
register voldoen aan de eisen van bijlage 1 bij de onderhavige regeling en moet dit
register via internet bekend worden gemaakt. Dit blijkt uit artikel 27, derde tot
en met zesde lid.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma